• No results found

Naar de top

In document mv Hoofdredacteur[m/v] Adjunct (pagina 56-68)

Hoofdstuk III. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur anno 2010

2.2 Naar de top

Bij dit gespreksthema is besproken hoe de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur in haar leidinggevende positie terecht is gekomen en of haar vrouwzijn hierbij een rol heeft gespeeld, zo ja welke. Uit het gespreksthema zijn een aantal belangrijke bevingen naar voren gekomen. Deze worden samengevat onder de schuine kopjes: vrouwen worden minder snel gevraagd, vrouwen steken minder hun nek uit, ervaring en passie, gebrek aan ambitie en oog voor de menselijke maat.

Vrouwen worden minder snel gevraagd

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur is gevraagd voor haar functie. Zoals Breedeveld zegt: ‘Adjuncten worden altijd gevraagd. De hoofdredacteur stelt zijn eigen hoofdredactie samen. Het is geen open sollicitatieronde’. Relevant hierbij is de opmerking van Ruisch dat ‘er altijd een man moet zijn geweest die besloten heeft dat het goed is dat er een vrouw bijkwam’. Aangezien hoofdredacties overwegend uit mannen bestaan, is het vrijwel altijd een man die over de beslissing van een nieuwe (adjunct)hoofdredacteur gaat.

Dit speelt volgens een aantal vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren een rol in de ondervertegenwoordiging van vrouwen in hoofdredacties. Volgens een aantal vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren hebben mensen over het algemeen de neiging om iemand te vragen die op hen lijkt. Als er overwegend mannen in een hoofdredactie zitten, zullen ze de neiging hebben om aan een man te denken als er een functie vrijkomt. ‘Niet omdat ze geen vrouwen willen, maar omdat mensen een look-a-like zoeken’, aldus Besseling. ‘Dan ben je blond met alles erop en eraan toch iets minder geschikt’.

Vrouwen steken minder hun nek uit

Van de acht (adjunct)hoofdredacteuren is alleen Breedeveld niet gekozen door een man, maar door toenmalig NRC-hoofdredactrise Birgit Donker. Het heeft niet alleen aan haar vrouwzijn gelegen, maar Donker geeft in haar interview toe dat ze tijdens haar hoofdredacteurschap extra goed oplette of er ook vrouwelijk talent rondliep. ‘Het is geen doel op zich maar ik heb me voorgenomen om, als er een functie vrijkomt, goed te kijken naar wie mogelijke vrouwen zijn’, aldus Donker. Niet om ze voor te trekken, maar omdat ze zich volgens Donker meer verstopt houden dan mannen.

Dit komt in alle interviews terug. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren ervaren dat over het algemeen vrouwelijke redacteuren bescheiden zijn. Ze etaleren hun successen minder en steken minder hun nek uit dan mannen.

Ervaring en passie

Er zijn grofweg drie redenen te noemen waarom de acht geïnterviewde vrouwen voor het (adjunct)hoofdredacteurschap zijn gevraagd. Allereerst noemen de vrouwen in de interviews redenen die vallen onder het hebben van journalistieke ervaring en het hebben van een

journalistiek hart. Een derde reden, die opgaat voor drie van de geïnterviewde vrouwen, is hun vrouwzijn. Ruisch, Lammers en de Vries hebben gesolliciteerd voor een functie waarbij de eerste vereiste was dat je vrouw moest zijn. Vrouwzijn speelde in deze gevallen dus een

positieve rol bij het doorstromen van vrouwen naar hoge leidinggevende functies in de

dagbladjournalistiek.

Gebrek aan ambitie

Voor de functie van adjunct-hoofdredacteur bij de Volkskrant solliciteerden volgens De Vries ondanks dat de hoofdredactie expliciet aangaf een vrouw te willen, meer mannen dan

vrouwen. Volgens haar omdat mannen heel graag in de hoofdredactie willen. ‘Er zijn ook vrouwen die het ambiëren, maar in verhouding veel minder’. Dit komt in alle interviews terug. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren ervaren dat in het algemeen vrouwen een functie in de hoofdredactie minder ambiëren dan mannen.

Zelf hebben ze er ook nooit naar gestreefd om adjunct- of hoofdredacteur te worden, op Besseling na. Een functie in de hoofdredactie is de vrouwen ‘overkomen’ (de Vries) of ‘op hun weg gekomen’ (Ketelaar). Eenmaal gevraagd en geaccepteerd, blijkt dat de vrouwen het toch ontzettend leuk vinden om in de hoofdredactie te zitten. De Vries zegt: ‘Nu ik het ben gaan doen, vind ik het hartstikke leuk. Het is spannend om dicht bij het vuur te zitten’.

Bij het invullen van de tabellen (tabel 6) bleek al dat de vrouwen geen ambitie hebben om in de hiërarchie te stijgen. Hun ambitie is inhoudelijk, ze willen graag goed zijn in wat ze doen. Bij vrouwelijke redacteuren waaraan ze leiding geven, zien ze hetzelfde. De

(adjunct)hoofdredacteuren zien over het algemeen minder ambitie om hogerop te komen bij vrouwen, dan bij de mannen. Zo zegt Besseling dat meisjes sneller zeggen dat een functie niet uitkomt. ‘Ze hebben net kinderen, of iets anders. Vrouwen gaan liever leuke dingen doen’, aldus Besseling. Vrijwel alle (adjunct)hoofdredacteuren geven in hun interview dergelijke voorbeelden.

Oog voor de menselijke maat

Tot slot valt op dat personeelszaken blijkbaar iets is wat vrouwen past. Lammers, de Vries en Breedeveld noemen alledrie als reden waarom zij gekozen zijn ook het feit dat de post

personeelszaken beschikbaar kwam. ‘Ik ben niet bang om moeilijke gesprekken te voeren’, aldus De Vries. ‘Het zal voor een deel te maken hebben met het feit dat ik altijd

geïnteresseerd ben geweest in waar mensen het best tot hun recht kunnen komen’, zegt Breedeveld.

Aandacht voor redacteuren is een element dat op meerdere plaatsen in de interviews terugkomt. Over het geheel genomen kan gesteld worden dat de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur oog heeft voor de menselijke maat. Meer dan haar mannelijke collega’s - zeggen de vrouwen zelf - is ze gericht op mensen, heeft ze aandacht voor wat er speelt op de werkvloer en is ze in staat om de kwaliteiten van individuele redacteuren eruit te halen.

Zo zegt Ruisch: ‘We zitten in een bedrijvencultuur waarin naar rendement gekeken wordt en ik probeer altijd uit te leggen dat als je mensen een goed gevoel geeft in de organisatie, dat dat zich uiteindelijk ook in getallen uitdrukt’. Van Beukering: ‘Als iemand naar de tandarts is geweest zeg ik ‘hoe is het nu met je’. Ik vind de sfeer heel belangrijk en de menselijke aandacht en dat zie ik bij mannelijke leidinggevenden veel en veel minder’.

2.3 Taakopvatting

Bij dit gespreksthema is besproken wat volgens de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur kwaliteiten/ eigenschappen zijn die een leidinggevende in de dagbladjournalistiek moet hebben. Tevens is gevraagd of de vrouwen vinden dat de eisen die aan hun beroep gesteld worden meer zijn toegesneden op mannen of niet. Verder is de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur gevraagd naar verschillen/ overeenkomsten tussen haar en haar mannelijke collega’s. De bevindingen van dit gespreksthema worden samengevat onder de kopjes: meer vrouwelijke kwaliteiten/ eigenschappen, hard kunnen zijn, verschillen m/v en niet toegesneden op mannen.

Meer vrouwelijke kwaliteiten/ eigenschappen

Een (adjunct)hoofdredacteur moet over veel kwaliteiten beschikken. Zoals Ketelaar zegt: ‘Aan het beroep van hoofdredacteur worden eigenlijk bovenmenselijke eisen gesteld. Je moet een goede journalist zijn, een goede manager en een goede zakenman’. De kwaliteiten die de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren noemen in de interviews zijn talloos.

Toch is er een rode draad in te ontdekken. Goed kunnen communiceren, goed kunnen luisteren en sociaal vaardig zijn, zijn kwaliteiten die het meest worden genoemd door de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren. Vaak ook aangeduid als meest belangrijk. Volgens literatuur en onderzoek op het gebied van gender en leidinggeven (hoofdstuk I paragraaf 2,3,4) zitten deze kwaliteiten meer bij vrouwen dan bij mannen. Andere eigenschappen die genoemd worden in de interviews zijn strategisch overzicht hebben, goed kunnen organiseren, het hebben van een visie en doortastend zijn. Ook deze kwaliteiten worden in de literatuur eerder toegewezen aan vrouwen.

Vrouwelijk wil de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur haar kwaliteiten/

eigenschappen echter niet noemen. Zo zegt de Vries: ‘Dat hangt niet samen met of je man of vrouw bent’, Ketelaar: ‘Je hebt alle soorten en maten’ en Ruisch: ‘Dat zijn niet meteen meer vrouwelijke eigenschappen’.

Eén van de redenen waarom de vrouwen de eigenschappen niet vrouwelijk vinden, is omdat ze deze ook bij hun mannelijke collega’s zien. Zo zegt Breedeveld: ‘Mijn voorgangers waren beide mannen en die hebben dat volgens mij net zo gedaan’. Interessant is dat een aantal vrouwen deze mannelijke collega’s vervolgens typeert als ‘een vrouwelijke man’. Daarmee erkennen ze in principe dat het om meer vrouwelijke kwaliteiten/ eigenschappen gaat.

Hard kunnen zijn

Nog een reden waarom de vrouwen de kwaliteiten/ eigenschappen die ze bezitten niet vrouwelijk typeren, is omdat ze ook bepaalde mannelijke eigenschappen hebben. Zo zeggen de vrouwen dat je als (adjunct)hoofdredacteur de redactie in het gareel moet kunnen houden, je je mannetje moet kunnen staan en dat je respect moet kunnen afdwingen. Zoals van Beukering het verwoordt: ‘Je moet toch een beetje een mannelijke vrouw zijn’. De Vries: ‘Ik was de enige met ballen in de hoofdredactie’.

Een aantal vrouwen geeft uiteindelijk toe dat bepaalde eigenschappen inderdaad te maken heeft met hun vrouwzijn. ‘Sociaal vaardig en doortastendheid zit meer bij vrouwen’, zegt Lammers. ‘Mijn empatisch vermogen kan ik wel vrouwelijk noemen’, zegt Besseling.

Verschillen m/ v

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren noemen een aantal verschillen met hun mannelijke collega’s. Zoals: ‘Vrouwen zijn meer op de mensen gericht, hebben meer aandacht voor wat er speelt op de werkvloer en halen meer de kwaliteiten van de individuen eruit’ (Lammers),

‘Mannen trekken zich dingen minder snel aan, vrouwen denken sneller ‘o jee wat heb ik gedaan’ (van Beukering), ‘En wat echt een groot verschil is, vrouwen zijn attenter. In menselijk zin’. Tot slot zegt Donker: ‘Mannen etaleren hun successen makkelijker, mannen zijn meer gericht op scoren. Vrouwen zijn beter in stimuleren en motiveren’.

Wat blijkt uit de verschillen die de vrouwen noemen in de interviews is dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur vooral vindt dat ze empatischer is, meer op de mensen gericht, minder ambitie heeft in de zin van aanzien en status en voorzichtiger is dan haar mannelijke collega’s.

Niet toegesneden op mannen

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur vindt niet dat een leidinggevende functie in de

dagbladjournalistiek meer is toegesneden op mannen. Haar eerste reactie, die iets verdedigend overkomt, is dat een vrouw het net zo goed kan. Ketelaar: ‘Vrouwen kunnen het net zo goed hoor’. Besseling: ‘Vrouwen kunnen dat misschien wel beter want die kunnen vijf dingen tegelijk’.

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur vindt daarnaast ‘de eis van totale

beschikbaarheid’ geen eis die is toegesneden op mannen. Mannen vinden het volgens de vrouwen net zo lastig de werkdruk te combineren met een gezin. In paragraaf 2.6 over gezin/ privé volgt hierover meer.

Wat volgens de vrouwen wél een eis is die meer toegesneden is op mannen, is dat je hard moet kunnen zijn. Volgens van Beukering zijn alle leidinggevende beroepen in principe meer toegesneden op mannen: ‘Eén van de redenen waarom mannen makkelijker leiding geven in topposities is omdat zij hun emoties minder een rol laten spelen. Vrouwen hebben daar toch vaak last van en dat maakt het voor hen moeilijker om een zware leidinggevende baan te hebben’.

2.4 Taakuitvoering

2.4.1 Leidinggeven

Voor het gespreksthema ‘taakuitvoering’ zijn drie subthema’s onderscheiden. Het eerste subthema is ‘leidinggeven’. Aan de hand van zowel directe als indirecte vragen is bij dit gespreksthema achterhaald wat voor soort stijl van leidinggeven de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur heeft en in hoeverre deze vrouwelijk is. De resultaten worden samengevat onder de kopjes: betrokken en niet autoritair, verschillen m/v, meer vrouwelijke stijl van leidinggeven en evenwichtige (hoofd)redactie.

Betrokken en niet autoritair

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur ziet het veelal als haar belangrijkste taak om ervoor te zorgen dat de redacteuren opbloeien. Wat hierbij opvalt, is de grote betrokkenheid van de vrouwen. De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur wil niet alleen het beste uit de redacteuren halen, maar ziet het ook als haar taak ‘dat iedereen gelukkig is’ en ‘dat iedereen plezier heeft in zijn werk’ (Van Beukering). Enthousiasmeren, motiveren en betrokkenheid komen het meest terug in de definities van leidinggeven die de vrouwen geven. Een aantal vrouwen voegt hieraan toe dat dit een vrouwelijke inbreng is. ‘Vrouwen zijn daar beter in dan mannen’, zegt de Vries. ‘Vrouwen merken meer op wat er gebeurt dan mannen’, zegt Donker.

Verder valt op te maken dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur niet autoritair is. Ruisch zegt expliciet: ‘Ik houd niet van leidinggeven van boven naar beneden. Ik creëer liever draagvlak voor mijn beslissingen’. Indirect zijn indicatoren voor een niet autoritaire stijl van leidingeven uitspraken als: ‘Je moet jezelf onmisbaar kunnen maken als leider’ (Ketelaar) ‘Ik vind niet dat ik hier alleenheerser ben’ en ‘Je hebt hoofdredacteuren die de hele dag lopen te vertellen hoe het moet, dat doe ik niet’ (Besseling).

Uit de vraag wat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur als haar belangrijkste taak ziet en hoe zij leidinggeven definieert kan opgemaakt worden dat de vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur vooral aandacht heeft voor de redacteuren, niet autoritair is en begeestering heeft. Deze eerste twee eigenschappen worden in de literatuur als vrouwelijk getypeerd. Uit onderzoek blijkt dat vrouwelijke leidinggevenden meer belangstelling tonen voor ondergeschikten dan mannelijke leidinggevenden en dat vrouwelijke leiders minder autoritair zijn dan mannelijke (hoofdstuk I paragraaf 4).

Verschillen m/ v

Literatuur over verschillen tussen de mannelijke en vrouwelijke leidinggevende onderscheidt een aantal elementen waarop vrouwen in een leidinggevende functie zouden verschillen van mannen (hoofdstuk I paragraaf 4). Voor de interviews zijn vier van deze elementen uitgepikt namelijk het nemen van lastige beslissingen, de mate van autoriteit, de belangstelling voor ondergeschikten en emotie. Uit de interviews blijkt dat op het nemen van lastige beslissingen na, de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur op al deze vlakken meer vrouwelijk is.

Zoals hierboven al uiteengezet is, is de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur niet autoritair. Alleen Besseling antwoort ‘ja’ op de vraag of ze autoritair is. Uit haar antwoord kan echter opgemaakt worden dat ze dit niet is, maar hiermee bedoelt dat ze haar zin krijgt.

‘De vraag is, hoe bereik je dat? Niet door over de redactie te lopen om te vertellen hoe het wel of niet moet. Maar door ze te enthousiasmeren, ze zelf dingen te laten ontdekken’.

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur vindt zichzelf over het algemeen niet meer emotioneel of rationeel. Het gros van de vrouwen vindt dat ze beide zijn. Breedeveld: ‘Het een kan niet zonder het ander. Je moet overal wel een gedachte achter hebben. Zo heb ik een rode draad achter mijn beleid, dat is het rationele. Emotioneel is dat je rekening houdt met mensen’.

Van Beukering, Lammers en de Vries typeren zichzelf als rationeel. Het lijkt er echter op dat Van Beukering eerder vindt dat ze rationeel moet zijn, dan dat ze dit daadwerkelijk is. Dat impliceert de volgende uitspraak: ‘Mensen moeten denken dat ik een enorme steady

factor ben. Ik vind het belangrijk dat ze mij zien als een steady factor. ’s Avonds thuis komen

de emoties wel’. Het lijkt erop dat Van Beukering vooral niet emotioneel wil zijn. De vraag is, wanneer je je emoties ophoudt/ verbergt, of je dan niet alsnog meer emotioneel bent. Verder toont deze uitspraak van Van Beukering aan hoe belangrijk het in de organisatie wordt gevonden dat een (adjunct)hoofdredacteur rationeel is.

Alle vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren vinden beslissingen wat betreft het noodzakelijk ontslaan van mensen, nee zeggen tegen mensen en mensen teleurstellen, het lastigste. In de literatuur wordt dit niet als meer mannelijk of vrouwelijk getypeerd.

Meer vrouwelijke stijl van leidinggeven

De stijl van leidinggeven van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur kan al met al

omschreven worden als grote betrokkenheid bij de redacteuren aan de ene kant, deze vrijheid en verantwoordelijkheid te geven aan de andere kant. Er zijn ook minder typisch vrouwelijke eigenschappen als het hebben van passie en ervoor zorgen dat de krant een goede toekomst houdt, maar deze elementen voeren niet de boventoon. Betrokkenheid en een niet autoritaire stijl van leidinggeven wel. In de literatuur wordt dit ook wel mensgericht leidinggeven genoemd (hoofdstuk I paragraaf 4). Een stijl van leidinggeven die meer bij vrouwen zit.

Net als dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur haar kwaliteiten/ eigenschappen niet als vrouwelijke wil typeren, wil ze haar stijl van leidinggeven ook niet vrouwelijk

noemen. Alleen Lammers zegt dat ze ‘meer vrouwelijk dan mannelijk is’. Volgens haar omdat ze niet agressiefs is en niet de conflicten opzoekt. Breedeveld is iets minder stellig:

‘Misschien zijn er meer vrouwen die die persoonlijkheid hebben, maar zeker weten doe ik het niet’.

Argumenten om zichzelf niet een vrouwelijke leider te typeren zijn wederom dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur mannelijke collega’s heeft ‘die het net zo doen’ en dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur ook mannelijke eigenschappen heeft: ze heeft ballen. Uiteraard is het niet zwart/ wit: mannen kunnen vrouwelijke eigenschappen hebben en vrouwen kunnen mannelijke eigenschappen hebben. Over het geheel genomen blijkt uit de gehouden interviews echter dat de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteuren vooral over vrouwelijke eigenschappen bezitten: ze noemen vooral (volgens de besproken literatuur) vrouwelijke eigenschappen en kwaliteiten als ze over zichzelf praten. Daarbij kan hun stijl van leidinggeven aan de hand van literatuur en onderzoek op het gebied van gender en leidinggeven als meer vrouwelijk getypeerd worden.

Evenwichtige (hoofd)redactie

Volgens de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur bestaat de perfecte redactie uit een mix. Niet alleen van mannen en vrouwen, ook van jong en oud, ervaren en minder ervaren, enzovoorts. Een redactie moet een afspiegeling zijn van de samenleving.

Wat betreft redacties is het volgens de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur niet (meer) nodig ervoor te zorgen dat er meer vrouwen komen te werken. De vrouwelijke

(adjunct)hoofdredacteur geeft aan het evenwicht zelfs andersom te moeten bewaken: ervoor te zorgen dat er niet te veel meisjes komen. Zoals de Vries zegt: ‘Recent heb ik bij de

Plasterkplaatsen half-half gedaan, daarvoor hadden we alleen vrouwen aangenomen. Mannen moeten ook geen minderheid worden’. Ketelaar: ‘Ik heb juist geprobeerd om afgelopen jaar meer mannen aan te nemen’.

Wat betreft hoofdredacties is de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur over het

algemeen tegen positieve discriminatie. Je moet allereerst iemand krijgen die een toevoeging is bij het team dat je hebt. Breedeveld: ‘Niemand is erbij gebaat als een goede kandidaat opzij wordt gezet omdat er een vrouw in moet. Niet voor die kandidaat, zeker niet voor die vrouw. Die krijgt dan altijd de erfenis over haar heen van ‘jij was tweede keus’.

Bij het cliché van gelijke geschiktheid vinden de vrouwen echter dat het goed is om voor een vrouw te gaan. Breedeveld: ‘Je hebt een vrouwelijke kritische massa nodig. Vrouwen moeten zien dat een vrouw het ook kan’. Donker: ‘Ze is ook een rolmodel voor andere vrouwen. Vrouwen zijn uit zichzelf minder geneigd om hogere functies te ambiëren, geloven ook minder snel dat ze het kunnen en hebben er minder belangstelling voor. Als je ziet dat een vrouw het doet denk je sneller ‘o dat zou ik ook best kunnen of willen’ en dat is

belangrijk’. Toen Donker hoofdredacteur was probeerde ze het te stimuleren dat vrouwen leidinggevende posities nemen.

2.4.2 Vrouwzijn

Dit was het tweede subgespreksthema van het thema ‘taakuitvoering’. Bij dit gesprekthema is achterhaald wat voor rol het vrouwzijn van de vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur speelt. Zowel in positieve als negatieve zin. De resultaten worden samengevat onder twee kopjes: weinig voor- en nadelen en bescheiden over eigen prestaties en rol.

Weinig voor- en nadelen

De vrouwelijke (adjunct)hoofdredacteur ervaart niet dat ze het lastiger heeft als vrouwzijn om

In document mv Hoofdredacteur[m/v] Adjunct (pagina 56-68)