• No results found

Vraag nr. 58 van 12 januari 2001 van mevrouw ISABEL VERTRIEST

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 58 van 12 januari 2001 van mevrouw ISABEL VERTRIEST"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 58 van 12 januari 2001

van mevrouw ISABEL VERTRIEST

Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen – Sociale huisvesting

De problematiek van het tekort aan sociale (huur)woningen staat hoog op de politieke agenda. De regering doet een maximale inspanning om in de huidige periode een groot aantal, minimaal vijf-t i e n d u i z e n d , sociale woningen vijf-te realiseren. Hevijf-t so-cialehuisvestingsbeleid is een bevoegdheid van mi-nister Sauwens. Het algemene (ruimtelijke) kader van het wonen, ook de prognoses, is gesitueerd bij de minister van Ruimtelijke Ordening.

De gemeentelijke woningbehoeftestudie vormt op gemeentelijk niveau het instrument bij uitstek om meer sturing te geven aan het lokaal woonbeleid. Ze wordt in twee gevallen opgesteld : in het kader van het gemeentelijk ruimtelijk structuurplan, e n ter motivatie van het aansnijden van een woonuit-breidingsgebied.

De problematiek van voldoende sociale huurningen op de juiste locatie komt in de meeste wo-ningbehoeftestudies maar mondjesmaat en vrijblij-vend aan bod.

De woningbehoeftestudie biedt een ideale gelegen-heid om ook op gemeentelijk niveau een beter in-zicht te krijgen in de lokale woonbehoeften m.b. t . het socialewoningenbestand. Bij de bepaling van de kwantitatieve woonbehoefte kan nader worden ingegaan op de kwantitatieve behoefte aan sociale w o n i n g e n . Bij de kwalitatieve behoeftebepaling kan duidelijker dan nu worden aangegeven welke locaties in het bijzonder geschikt zijn voor sociale h u u r w o n i n g e n , doordat ze gunstig zijn gesitueerd ten opzichte van de kern of van bepaalde voorzie-n i voorzie-n g e voorzie-n . Ivoorzie-n de beleidselemevoorzie-ntevoorzie-n kuvoorzie-nvoorzie-nevoorzie-n uitsprakevoorzie-n worden gedaan over het na te streven aantal bijko-mende socialehuurwoningen, de locatie ervan en de gemeentelijke financiële en materiële inspan-ningen die hiervoor nodig zijn.

1. Welk percentage woningen is al schriftelijk "toegewezen" aan gemeenten door middel van de goedgekeurde gemeentelijke woningbehoef-testudies ? In welke mate worden de streefcij-fers van het RSV (Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen) gehaald of overschreden ?

2. Welke aantallen bijkomende sociale woningen worden in deze studies genoemd ?

3. Wordt er in de gemeentelijke woonbehoeftestu-die wel voldoende aandacht besteed aan sociale huurwoningen ? Zo neen, op welke wijze denkt de minister de aandacht hiervoor te vergroten ?

Antwoord

1. In het Ruimtelijk Structuurplan V l a a n d e r e n worden geen behoefteberekeningen inzake so-ciale huisvesting opgenomen.

Sociale huisvesting wordt, net als bijvoorbeeld huisvesting voor bejaarden, a p p a r t e m e n t s b o u w, g e z i n s w o n i n g e n , e n z o v o o r t , gezien als een deel van een globale behoefte aan woningen. D i e globale behoefte is voor Vlaanderen geschat op 400.000 bijkomende woningen over de periode 1 9 9 2 - 2 0 0 7 , de planperiode van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen.

Volgens gegevens van de Vlaamse Huisvestings-maatschappij zouden er in de periode 1991 tot 2000 om en bij de 26.500 sociale woningen ge-bouwd zijn. Het gros daarvan, met name 70 %, betreft sociale huurwoningen.

Het komt mijn collega minister Sauwens toe om aan te geven in welke mate dit cijfer tegemoet-komt aan de doelstellingen van het sociaal woonbeleid.

Vanuit de ruimtelijke ordening is veeleer van belang waar de woningen terechtkomen, m e t name in de stedelijke gebieden of het buitenge-b i e d , dan wel het totale aantal woningen dat wordt gerealiseerd. Een bijkomend principe is dat steeds in een aanbod kan worden voorzien uit het oogpunt van de behoefte. Indien die be-hoefte vooral bestaat uit sociale huisvesting, d a n lijkt het me ook logisch dat gemeenten binnen hun woningbehoeftestudie of hun gemeentelijk ruimtelijk structuurplan hiermee rekening hou-den.

2. In die gemeentelijke woningbehoeftestudies of structuurplannen worden meestal schattingen gemaakt van het aandeel sociale huisvesting binnen de globale berekende behoefte aan wo-ningen.

(2)

ook niet elkeen die in theorie in aanmerking komt voor een sociale woning wegens een te laag inkomen, zich ook daadwerkelijk op de so-cialewoningmarkt aan.

In de gemeentelijke woningbehoeftestudies wordt daarom meestal vertrokken van globale studies voor V l a a n d e r e n , waarbij een inschat-ting wordt gegeven van de nood aan sociale h u i s v e s t i n g. Gemeentelijke aandelen in de be-staande woningvoorraad worden dan wel eens vergeleken met een Vlaams gemiddelde. A f h a n-kelijk van het aandeel worden dan voorstellen tot projecten opgenomen om het gemeentelijk aandeel op te trekken naar het Vlaams gemid-d e l gemid-d e. Het aantal ingeschrevenen op gemid-de lijsten van de socialehuisvestingsmaatschappijen die actief zijn in de gemeente, geeft ook zicht op de b e h o e f t e. Meestal worden cijfers van 10 tot soms 20 % sociale huisvesting vooropgesteld in de studies.

Tot slot speelt ook de rol van de huisvestings-maatschappijen mee. Sommige huisvestings-maatschappijen geven blijk van een veel actiever beleid dan an-d e r e. Niet elke maatschappij richt zich op an- de-zelfde doelgroep (huurwoningen, k o o p w o n i n-g e n , k a v e l s ) . Daarnaast zijn ook de inspannin-gen van de gemeenten en intercommunales doorslaggevend in het al dan niet realiseren van sociale huisvesting. Voor de eerder genoemde 26.500 sociale woningen voor Vlaanderen is hiermee trouwens geen rekening gehouden. 3. In vrijwel alle gemeentelijke

woningbehoefte-studies die totnogtoe aan mijn administratie werden voorgelegd, komt het aspect sociale huisvesting aan bod. Tot een aantal jaar geleden werd de woningbehoeftestudie bijna uitsluitend voorgelegd om sociale projecten in het woning-uitbreidingsgebied te verantwoorden.

Aangezien de meeste gemeenten ondertussen reeds gestart zijn met een gemeentelijk ruimte-lijk structuurplan, verschuift de aandacht meer naar globale benadering van de woonproble-matiek in de gemeenten, maar blijft sociale huisvesting nog steeds een belangrijk aan-d a c h t s p u n t . Dit naast aan-de aanaan-dacht aan-die ook gaat naar andere doelgroepen. Bovendien is met de omzendbrief uit 1997 al aangegeven welke as-pecten in een gemeentelijk woningbehoeftestu-die aan bod moeten komen. De geplande pro-jecten in de sociale sector zijn daar één van. Toch dien ik erop te wijzen dat binnen het do-mein van de ruimtelijke ordening niet alleen de

aantallen of de aard van de huisvestingsprojec-ten van belang zijn, maar zeker ook de locatie. Vanuit ruimtelijk oogpunt gaat daarom vooral de aandacht naar inbreidingsgerichte en kern-versterkende projecten.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In het antwoord hierop is het directoraat-gene- raal Leefmilieu van de diensten van de Europe- se Commissie van oordeel dat vangst uit de na- tuur niet verantwoord zou zijn onder

Er zijn voorstellen geformuleerd om in het nieuwe milieuconvenant acties voor te stellen die mee gericht zijn op het kwaliteitsvol behe- ren van bomen langs wegen en op

Op het einde van de vorige legislatuur keurde de Vlaamse regering op 29 juni 1999 een zwaar- dere administratieve procedure goed waarbij meer adviezen dienen te worden

Hoeveel beheersovereenkomsten zijn er afge- sloten in het kader van de ontheffing van nulbe- mesting op percelen met potentieel belangrijke graslanden in groengebieden2. Hoe is

In Vlaanderen zijn geen bevers uitgezet. ) waargenomen in de Dijlevallei, maar het is nog onduidelijk over hoeveel dieren het gaat, h o e groot de territoria zijn, wat

Wat is de rechtsgeldigheid van een vergunning waarvoor kan worden aangetoond dat de regel- geving inzake de minimale bekendmaking van het openbaar onderzoek niet werd

1. Het klopt inderdaad dat de productie van steen- fruit in ons land achteruitgaat, alhoewel er de laatste jaren weer een lichte toename blijkt te zijn van de productie van

Ook voor de meeste an- dere grootstedelijke en enkele regionaalstedelij- ke gebieden werden door de afdeling Bos en Groen lokalisatiestudies opgestart om de meest gunstige plaats