• No results found

MIe OVORM: SIGNATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe OVORM: SIGNATUUR"

Copied!
29
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient men schriftelijk aan te vragen.

This film is supplied by the KlTL V only Oll conditioll that neither it nor part of it is flirther reprodllcell without first obtaining the pennission of the KITL V which reserves the right to Inake a charge for sl/ch reproduction. If the Inaterial fillned is itself in copyright, the permissioll of tlle o

Wil

ers of th at copyright .. vill also be requiredfor sllch reproduction.

Application for pennission to reprodllce should be made in writing, giving details of tlle proposetl reprodllction.

SIGNATUUR

MIe OVORM:

SHELF NUMBER MICROFORM:

MMETA 1090

(2)
(3)

!l111111~11 1 ~ll!~ljli lflll ll l ll, 1

.I L

(4)

...

Corry v.d. Berg Jan Brandt Corstius Henk Eikeboom S. Franke

T .

de Groot Jac. v. Hattum

Pag.

Werkloozen . • . 30

Voor all~ .. , ! . 18

1 Mei 1932 . . . , 1

Liederen der overwonnenen I 25 Liederen der overwonnenen 11 25

Bezuiniging . 29

't Getij is goed... . 19 Het is genoeg... . . 31

Wij . . . 13

Jij. socialistisch meisje 15 Willem v. Iependaal Terwille van den vrede. 20

Celbrief . . 34

David de Jong Jr.

Emest Kan

J.

Krul

G. v. Oorschot

Jac.

v.d. Ster

Dikke Dinges R. 1. P,. . . 13

Strijdlied . . , 16

Des~l . . , . 32 Aan het Leger des Heils . 11

Koempels 6

Stempellokaal . i6

Loopgraaf . 21

Soldaat . . 23

Flarden . . 35

Toen zwaaide ik mijn vlag. 17

In Boskoop . 12

Rationalisatie . . 12

Het oude huis . 5

Het hart is dood! . . 28 De Fabriek. . . 11 Reinier P. Sterkenburg Het meisje aan den loopenden

band . . . . . . . 10 Het loon der armen . 11

Kreet. . . 37

Duitschland 1932 . 10

De Moeder. . . 22

Garmt Stuiveling

Lou Tieman Wij allen! . . . 38

(5)

.. Mei "93~

1.

De aarde drinkt.

Vandaag vierden de arbeiders een bitter feest, nooit is een dag zó licht, zó zwart gE'weest als deze.

N u is het avond en de regen valt over de stad, over het land en in de zee een zacht, eindeloos schreien om het wee dat van de mensen is.

De aarde drinkt.

2,

Ze trokken in stoeten. Maar wie als met 'n vliegmasjien zou zijn gestegen uit de straten op tot boven deze stad hoog in de blauwe, prille lucht, hij zou gezien

hebben hoe overal, daár en daár, zich had

één stoet bewogen, ver van d'anderen, er niet mee samen.

En hoe, als zij toevallig, al lopend, tot elkander

kwamen er geen verbroedering was, geen blij gejuich, maar

vijandschap en hoon in hunne ogen - alle arbeidersogen - en hoe hun stap was star gestapt langs elkaar, zoals langs zij de wind

vijandelike schepen doen voordat de strijd begint. 2 3 3.

In elke stoet

liep de werker van het kleine loon

de gedrukte. Was 't omdat de ochtend zo schoon en warm straalde en omdat hem hadden gegroet al vroeg de blijde, rode vlaggen in de straten, dat hij opnieuw - nog eens - zich rekte op uit z'n kleine angst en die verlaten heeft en ging tot waar de strijdroep wiekte?

In elke stoet

liep de werkloze van de stempellokalen

de geslagene. Was 't omdat eén ogenblik het vale verdofte dode van de dagen wel moet

afgeno~en zijn, de eerste Mei. die bracht herinnering aan een ge dag van feest, dat hij die noch te hopen noch te vertwijfelen wist - , niet langer morrend ging in onverschilligheid, maar tot z'n makkers lopen?

In elke stoet

liep de vrouw van de dagelikse zorg

de versloofde. Maar was 't omdat de lichte ochtend borg zoveel verwachting van jong leven, nu vermoed in ~e stenen onvruchtbare stad, buiten te zijn geboren nu t Meidag is, dat een blijder wij sprong

uit hare moeheid op en haar nog eens deed horen de roepstem van de strijd, zij ging en zong?

(6)

-4.

Eén leed één wanhoop één moeheid.

En één oorzaak.

Maar vele stoeten

van alle arbeiders. Hun voeten

lopen zo ver van elkaar, zo vreemd, als van vijanden de voeten, die toch broeders zouden moeten

zijn en elkaar vasthouden met hun handen.

Maar ze kunnen het nog niet.

Daarom vierden de arbeiders vandaag een bitter feest Daarom waait de regen zo schreiend over de stad, waar dit droeve feest gevierd werd, dat is geweest eens een feest van prachtige strijd-in-eenheid. maar dat zal helemaal doodgaan wanneer niet ontwaakt een onder hen, die alle arbeiders zijn, alle I

Nog is het niet zover. De regen zinkt op de stad, in de zee en op de aarde waar

nieuwe geest

de mensen toch alle broeders zijn, alle van elkaar.

En daarom komt het tocb.

De aarde drinkt.

4 5

Het oaJe Luis

Ik las een lied van een bedroefde dichter, dat zachtjes klaagde om verloren tuis, waar vele bloemen van geluk vertelden en bomen zongen met een teer geruis.

Toen moest ik - moeder - even bitter denken:

ons huis - een kamer in een stinkend krot;

een nauwe bedstee - en een keukenhokje ...

vergulde spreuk: 0 mens, vertrouw op God!

Vijf wassen tuis - gesteven en gestreken en toen - toen ben je zachtjes doodgegaan.

Je had de spreuk al van de muur getrokken En voor het eerst je wasjes laten staan.

De ?ic.hter zingt z~jn lied van droef verlangen.

Ik zIe JOUW waskUlp en je zorggelaat ...

Als ik zal zingen, moeder, zal het wezen een lied van opstand - en een lied van haat!

(7)

(Voor de mijnwerkers ter overdenking als de revolutie komt).

Met de pikhouweelen En de Davy's lamp

In de damp

Van den morgen En 't gestamp

Van de hakken Die klakken

Op de keien-

Een groet hier en daar Met een kort gebaar

Van de pikhouweelen En uit de kelen

De grom Rondom:

,.GlÜck - Glück Auf '"

Zoo gaan ze

Koempels Polen Tsjechen Duitsehers Belgen Holländer Ausländer Van Maastricht Van Heerlen Kerkerade - Koempels'

Koewnpels

6 7

Langs de huizen Langs de krotten Langs de stank Langs het vuil En 't gehuil

Van de kinderen .. .

"GJück - GIÜck .. . Auf !"

Langs de vrom en Langs de meisjes Langs de smaak En de geur Van hun haar En hun lijf. ..

Een kort gebaar Met de pikhouweelen En uit de kelen De grom Rondom:

"GJü k - glück

Auf !"

Lange; de Christus Die gebogen.

Gestrekt En verr~kt

Met 't arme karkas Van z'n lijf

Fel naar voren Krimpt aan het kruis;

.

~ --, .

(8)

En de boog Van z'n borst

En 't gat van z'n buik En z'n bloederig oog Zijn gericht

Tot 't gezicht Van den nacht In den schacht:

.. GlÜck - glück Auf !"

Naar de mijn Met z'n torens Z'n liften

Z'n gas en vergiften

Z'n bagger van goud en van bloed Uit mijnwerkerszweet

En de geilige spot Van titel en naam Als een schot In den rug

Van de zwoegers ...

Oranje-nassau - koningin Emma -

J

uliana-mijnen Torens

Steenkool

.. GlÜck - glück Auf !"

8 9

Koempels!

Kameraden, Gesmaden, Verraden

Sleep steenen aan : Balken,

Puin, Emmers,

Plaveisel • Asphalt.

Steenkool.

Scherven!

En 't zwarte cadaver Van 't doode mijnpaard Met z'n neus vol haver, Z' n blinde oogen Z'n kwijlbek En z'n gek- geworden haat!

Kameraad

Koempel. Koempel!

De sirene fluit,

De .. Schicht" trekt uit, De kooi is naar beneden Gegleden ...

De staaldraad zoemt : Weg ... weg!

Maar jij

Koempel. koempel Omhoog

Zurück

Glück - Glück !. ..

(9)

.. Wir haben 's herrlich weit gebracht !"

Al wat ons eigen was aan macht.

het is in één onzaalge nacht uit onze hand gegleden:

na veertien jaar van republiek dikteert een generalenkli k

de hele duitse politiek :

de grondwet wordt vertreden ...

Dit is dus 't eind, het resultaat

van de taktiek van 't kleinste kwaad, van dulden zonder ooit een daad : spiegelt u aan zo'n voorbeeld!

Nog kunt gij 't hier, nog is het tijd, léér door hun jammerlik beleid,

schudt af uw twist. waagt saam de strijd.

eer ook de tijd u oordeelt!

Geen oogst is anders dan 't zaad: het is de vloek van ieder kwaad dat steeds een groter kwaad ontstaat en nooit iets goeds zal dijen:

ach, onze vlaggen zijn gescheurd.

met smaad bevlekt, met bloed besmeurd ... Brengt ze weer samen, maats! en beurt Ze hoog bove' onze rijen!

Nog is het tijd! Vergeet, vergeet wat ons gescheiden hield, en weet weet slechts, dat wij, trots haat en leed, allen toch samen horen!

Spiegelt u dan, weest niet meer traag, maakt weer uw klasse sterk en staag:

verbroedert u, vandaag I vandaag ! !

Morge' is 't misschien verloren ... 10 11

Hel

lOOD

.Ier

arDlen!

De politie heeft van hogerhand opdracht gekre-gen de sabels. die anders altijd bot zijn. te slijpen.

Er is honger in Nederland, ellende rijst zienderhand : Slijpt de sabels!

Er is honger in Nederland, wanhoop grijnst 't allen kant : Slijpt de sabels!

Er is honger in Nederland, schenkt met een milde hand:

Slijpt de sabel !

Er is honger in Nederland, hoedt 't toevertrouwde pand : Slijpt de sabels!

Er is honger in Nederland, houdt 't krapuul in de band : Slijpt de sabels!

Er is honger in Nederland. slaapt, rijken. rustig. want : Slijpt de sabels!

Er is honger in Nederland, Straks laait de gloed tot brand: Grijpt de sabels !

(10)

In Boskoop slaan ze de muiters neer. Eén dode en twintig gewonden -

Wie dood is. vraagt om geen senten meer.

wrijft in zijn handen minister de Geer.

o -

dat we ze allemaal konden ...

In Boskoop heeft men een aanvang gemaakt - Eén dode en twintig gewonden -

De politie heeft ze weer dapper geraakt en heimelik de verzuchting geslaakt:

O. dat we ze allemaal konden ...

De Arbeiderspers geeft eerlik bericht:

Eén dode en twintig gewonden - wie heeft nu alweer dit onheil gesticht.

de kommunisten meldt het bericht O. dat we ze allemaal konden ...

Het hoofd der politie: de kristen Cohjn : eén dode en twintig gewonden -

Het bloed van de arbeiders fonkelt als wijn.

Wij moeten vooral niet zachtmoedig zijn;

O. dat we ze al1emaal konden ...

De arbeider. slaaf nog. geboren: proleet.

eén dode en twintig gewonden - balt de vuisten en duidelik weet:

de strijd met de heersende klasse wordt heet.

O. dat we ze allemaal konden ...

12

. ...~--

13

Onze hereditaire lankmoedigheid!

Wij. belast met het Eeuwig Dulden ! Van den feudalen tijd

loopen onze schulden.

Lankmoedig ingeboet

hebben wij Eeuwen~aan~Leven.

berustend: .. Het moet! Het moet !"

en wij deden niets dan geven .. . geven ... en dulden ... en lijden .. . Soms riep er een stem: .. Verraad !"

dan sloegen de domme handen dien makker in 't gelaat.

Hoevelen zijn uitgestoten

en gestompt naar den kwaden kant; nog boven de vlam van den mutsaard wenkte vergeefs hun hand.

Onze hereditaire domheid!

- Konden we niets verstaan! - We zjjn als een kudde zwoegers der Eeuwen weg gegaan.

Bezitters - ik ken Uw lachen-, Uw goed; Uw arsenaal;

Ik weet: .. Wij zjjn de letters.

die Gij zet tot Uw rijk verhaal;

wij zijn de tapijten der wanden;

de craquelures in 't porcelein;

de ringen aan Uwe handen;

de weelden van Uwen schrijn;

(11)

wij zijn de gelaten pionnen.

op het bord, waar Gij Koningen zijt!

wij maakten U tot de zonnen over een eigen ellendigheid."

Hoe zult Ge ons diep verachten om ons eeuwig gebrek aan moed. om al ons wanhopig wachten en dat stom-gelaten: "Het moet !"

.I

14 I 15

.

-~.-

.

Jij. socialistisch Meisje.

Jij bent als een radijsje:

van buiten rood. van binnen blank.

't radijsje van de zoete Mei en ik. ik ben het zout daarbij;

heb dank.

heb dank.

heb dank Jij. socialistisch Meisje .

Jij. Meisje van de nieuwe Lent.

Piver verdient aan jou geen cent:

de paden van Lassalle.

die ruiken niet naar DralIe. die ruiken niet naar Houbigant.

die geuren van natuur-élan.

o. Meisje. met jouw oolijk snuit.

Jij bent als een radijsje.

Jij. socialistisch Meisje.

van buiten rood. van binnen blank ...

Ik ben het zout ...

Heb dank!

Heb dank!

(12)

Er is een nieuwe wereld in de maak - vandaag, vandaag, vandaag - een elk heeft aan dat werk zijn taak - vandaag, vandaag, vandaag- Vanmorgen vroeg, voor dag en dauw, de vlaggen woeien hoog in touw op 't geschal: ontwaak, ontwaak!

er is een nieuwe wereld in de maak, voor jou - maats voor jou - voor jou!

Een deur ging open en een stap op straat - vandaag, vandaag, vandaag! -

een elk zei tot z'n kameraad:

- vandaag, vandaag, vandaag! - Vanmorgen vroeg de wapenschouw, de eed: het roode vaandel trouw op 't signaal: ontwaak, ontwaak, er is een nieuwe wereld in de maak voor jou - maats voor jou - voor jou!

Een meisje, een jongen; een vrouw, een man - vandaag, vandaag, vandaag -

die vingen samen den optocht an - - vandaag, vandaag, vandaag -

Vanmorgen vroeg, voor dag en dauw, de aarde rood, de hemel blauw

op 't signaal: ontwaak, ontwaak, er is een nieuwe wereld in de maak, voor jou, maats voor jou, voor jou!

16 17

- -'

Toen zwaaide ik mijn vlag in het zonlicht omhoog.

het zonlicht. dat de aarde deed branden.

de wind was zo hevig. dat mijn vlaggestok boog.

toch hield ik hem sterk in mijn handen, want ik voelde mij dapper en onbevreesd.

om mij heen was geen schemer van zorgen, in dagen was ik zo blij niet geweest.

mijn hart was de glanzende morgen.

Toen zwaaide ik mijn vlag in het zonlicht omhoog.

blijde moed zong haar lied aan mijn oren.

hoe zwaarder de wind op mijn vlaggedoek woog.

hoe meer ik mijn kracht wist herboren. Want sterker was ik dan alles dien dag, niet langer meer één der geknechten.

de lucht was vervuld van mijn luide lach.

om 't hoogste geluk te bevechten.

, '

(13)

Voor allen!

De aarde is voor allen !

Wint dan de oogst uit de wachtende landen!

Treedt uit Uw huizen tot ver aan de stranden der aarde I Zij is voor allen!

De hemel is voor allen!

Heft tot zijn wijdheid Uw aarz'len de oogen!

Omvat met Uw blikken de breede bogen des hemels I Hij is voor allen !

Het leven is voor allen!

Komt, komt uit Uw eigen kleinheid getreden!

Schaart U in rijen! Komt dapper geschreden door 't leven I Het is voor allen!

18 19

'1

GetiJ

i~

goeJ ....

't Getij is goed, 't getij is goed:

De visschers trekken naar den vloed;

Een wiI'ge wind bolt geur'ge zeilen Gegroet! trek zware, volle treilen!

't Getij is goed, 't getij is goed:

De vrucht bloost in den zonnegloed, En hangt van sap en rijpheid zwaar, Gereed voor pluk, tot oogsten klaar.

't Getij is goed, 't getij is goed:

Door 't koren zingt de wind: gegroet.

En rappe kerels snellen aan-

Spijt hitte en brand - om het te slaan.

't Getij is goed, 't getij is goed:

De proletaar lijdt zwaar en bloedt.

Geschouderd makkers naast elkaar De tijd gaat van uw opstand zwaar.

't Getij is goed, 't getij is goed

Geschouderd makkers, moed, houdt moed!

Uw oogst ligt in uw leed te rijpen

Houdt moed: ge zult uw vruchten grijpen!

(14)

Ze noemen oorlog een schandaal, Ze roepen 't van de daken,

Ze eischen in verheven taal Den broedermoord te staken, Maar geven grif d'r laatste duit Voor leger en marine uit ...

Dat doen ze, makkers, mede, Terwille van den Vrede.

Ze noemen vlotenbouw fataal, Ze willen niet meer vechten, Ze gruwen van het wapenstaal.

Van knevelen en knechten, Maar ze beleggen graag d'r geld In het courante krijgsgeweld ...

Dat doen ze, makkers, mede, Terwille van den Vrede.

Ze spreken over perk en paal, En van den Heere, Heere.

Ze willen Internationaal Ontwapenen. bekeeren ...

Maar zenden uit den legerstaf

Den Krijgsman met een mandaat af Dat doen ze, makkers. mede

Terwille van den Vrede.

Ze zijn voor Vrede ... allemaal Ze preeken ft in de kerken, Ze snoeven op een zegepraaL En schreien bij de zerken.

Ze geven hunne kind'ren af

En schrijven straks op ft massagraf:

.. Zij die hier liggen streden En vielen voor den ... Vrede."

21 20

De loopgraaf

De tocht is uit. Toen de trompetten riepen Eisend ons leven voor het vaderland

Werden dromen gewekt die diep in ons sliepen Wij kenden ons nooit bewust verband

Wij werden ijzer in ijzeren stroom

Die fier zich een weg baant tussen de rotsen In schuimende vaart en drieste drang

Te verplettren waartegen wij botsen.

Zoals een rievier op zijn tocht vergaat Die de zeekreet heeft gehoord

En die tegen geen bergen te pletter slaat Maar in zandwoesternij wordt gesmoord:

Zó heeft de grond onze tocht gestuit - Met duistere schachten doorsneden - De verte lag roepende voor ons uit Maar de dood gromde donker. beneden.

Wij wisten dat er geen keren was Nu onze kracht was ontbrand

Vóór dat haar drift had de poort gebeukt Van de wijkende overkant

En toen ons de strijd riep onder de aard Hebben wij het licht gegroet

En groeven ons in de vijandige grond In de razernij van ons bloed

Maar het leven is toornende opgestaan Sinds wij de aarde schonden

En de heldendroom. die in ons was gewekt Werd de ontwaakten een zonde

Eens hebben wij fier de dag gegroet Vóór de sombere tocht naar beneden W ij hebben niet meer de levensmoed Om weer naar het licht te treden .

(15)

Toen - met Gods hulp - men . t kleine dorp beschoot.

werd allereerst háár jonge zoon gedood.

Toen ieder vluchtte in een wilde schrik.

greep haar de angst geen enkel ogenblik.

Stil. met verstard gezicht en strakke mond.

ging zij door haar nog hele huisje rond.

dekte een bed met lakens. wit en schoon.

en droeg het lichaam van haar jonge zoon.

- aan hoofd en borst wonden van purper bloed - zó teder. als alleen een moeder doet.

naar deze baar. Een kaars. die zij nog had.

ontstak ze. En ze knielde. En ze bad.

Wat zij gebeden heeft. heeft geen gehoord.

Donderend gromden de kanonnen voort.

Zij hield zijn hand heel stil in hare hand.

Brandbommen schoten . t dorp in laaie brand.

Er was een vreemde rust op haar gelaat.

Dicht bij haar huis ontplofte een granaat.

Zij kuste ééns nog zacht zijn bleke mond.

Een bom viel neer. juist waar haar woning stond.

En, na dit plotse eind van haar gebed. is - met Gods hulp - het kleine dorp bezet.

22 23

één

alle linkerbeenen twee

alle rechterbeenen soldaat

mechaniek automaat mijn repeteergeweer kent vriend noch maat ha

de schoten knallen reeds ik veeg de straat

godzijgeloofd

de muiters vallen ik stut den staat

één

alle linkerbeenen twee

alle rechterbeenen in den aanslag geweer

ik dank u voor het lint van eer als er te weinig dood zijn nog ik zorg voor meer

want doodsgerochel is muziek

(16)

ha dronken ben ik gek op bloed

mijn wil is ziek

maar zoo blijf ik een braaf gewillig slaaf

soldàat mechaniek

automaat ik dank u heer

om het bloed op mijn handen om den grijns van mijn tanden om het schoon van mijn werk om het recht van mijn kerk om het goddelijk gevecht dat ik niet ben als hen

die ik heb neergelegd

24 25

l.eJeren Jer o.e ... onnenen

Ik loop in de luchtkooi En denk aan huis.

(Buiten. - het schemert al - .

Werpen de lantarens een vreemd licht Op kale boomen

En kille huizen.

Grauwe lucht.)

Ik denk aan het licht thuis.

Goud. warm en vertrouwd.

Aan twee kleine handen.

Die stille bewegingen doen En. roerig toch. rap.

Huislijkheid toovren.

Ik denk aan een mond. Die spreekt en kust.

Maar die nu zwijgt En vreemd vertrekt. -

Twee oogen. die klaar open voor mij waren.

Maar nu in verre verten staren. -

En mijn gedachten vliegen óp tegen de tralies.

Maar vallen als verfladderde vlinders terug.

Geschonden.

Gehavend.

Met doodstrillende vlerken. - Ik vang ze op,

Leg ze neer

En weet geen weg met mijn ziel Die in zichzelf verweent. ...

(17)

2.

Deze vloer was zwart geschilderd.

N u is er een breede baan Van de deur tot het raam Weer wit geworden.

De ondergrond is weer bloot gekomen.

De lichte ondergrond Van hard en grauw beton.

Dit deden de stappen der honderden.

De honderdduizenden stappen der honderden.

Ongetelden.

Die op en neer schreden.

Op en neer,

Van deur tot raam.

Van raam tot deur.

Al de jaren. dat dit huis bestaat.

Zeven stappen heen - Zeven stappen terug - Zeven stappen heen - Zeven stappen terug - - - En als één zijn wandeling afbrak Zette een volgende die voort: Zeven stappen heen -

Zeven stappen terug - Dag in. dag uit

En door de jaren heen - - - Wie zai berekenen

Den weg. hier afgelegd, Den lijdensweg,

Smartenweg,

26 27

Van de reeksen verworpenen? - - - Via dolorosa - -

Indien die bestaat

Is het deze uitgesleten baan van wit Op mijn zwarten cel vloer !

Dien ga ik

Van deur tot raam, Van raam tot deur;

Zeven stappen heen -

Zeven stappen terug - - -

(18)

Er is een tijd geweest, dat ik een nuttig mens was, dat is allang geleden, kameraad.

Dat was de tijd, dat ik mijn hamer zwaaide ...

Het lijkt een ver geluk - een wondermooie daad!

Ik voer geen hamer meer; ik stempel slechts .. ik stempel en ik bekijk de winkels in de stad

en tel de huizen van de vele straten ...

Toch heb ik éénmaal - vroeger - werk gehad ...

Ik ben mijn eigen baas: ik wandel alle dagen over de boulevard in slome slenterpas, wat zoals ieder weet, tot dusver 't privilegie van dames-met-veel-bont en pekingeesjes was I En bij het hek waarachter de fabriek staat, leun ik - zo moe - tegen de vuile muur.

Mijn hart is dood - wat heeft een hart voor waarde als je niet eens genoeg hebt voor de huur-

28

29

Grijze, wijze economen,

ook die pas van school af komen, dames uit de hoog 're standen, heeren met beringde handen, kruidenieren,

rentenieren,

dokters, meesters, professoren, ingedutte senatoren;

al wat geld heeft in de lande, al wat eerbied heeft voor standen, al wat winst perst uit de arbeid en in luxe-auto's rondrijdt;

woont in huizen als paleizen leeft van uitgezochte spijzen, eerste rang zit in 't theater, wel wat anders drinkt dan water;

Spoorwegvorsten die verloren maar geen vakbond willen hooren over beet' re exploi ta tie ;

liever spreken van inflatie;

formateurs van kabinetten, dapp' re burgerwachtcornetten, oliemannen en consorten alles spreekt nu van tekorten, alles spreekt van sober leven;

toch vooral geen geld uitgeven ;

't loon wat lager; langer werken;

je behoeften wat beperken jij verwende proletaar;

de malaise ... met elkaar

moet 't gedragen; leer één ding:

.. Bezuiniging I Bezuiniging '"

(19)

WerLloozen Op de dagen volgen nachten -

Mèt ons staat het koppig wachten, mèt ons gaan de stille klachten, maar mijn God! - wij willen lèven ! En de dagen worden weken,

en wij wáchten bij 't verbleeken van de hoop op 't eindelijk teeken - want mijn God! - wij willen lèven I Als de weken maanden worden, zwijgen nog wij; stugge horden.

Nutt'loos waar het, of we morden - maar 0 God! - wij willen lèven ! Nu zijn reeds de maanden, jaren ...

Zullen wij nóg langer sparen hen, die niets doen dan vergaren, van óns leed de oorzaak waren, Neen, mijn God I wij willen lèven !

30 31

Hel is genoeg . . . .

Het is genoeg geloopen en ik kan

den brand der keien langer niet verdragen;

weer zijn mij honderd deuren toegeslagen;

men vreest den vreemden, fanatieken man.

Van zeep en veters, schuur~ en postpapier ga 'k mank, alsof ze een centenaar mij wogen;

en ieder uur brandt achter mijne oog en het vuur, de haat van het getreiterd dier.

Ahásverus ... de wandelende Jood ...

ik deel mijn wijk met vele lotgenooten;

ons worden eend're deuren toegesloten;

wij zijn de broeders van denzelfden nood.

0, veilig volk, dat achter veilig slot

ons afwijst, Gij kent niet dien gloed der steenen, den brand der voetzool en het wicht der beenen, waar kleed en schoeisel van het lichaam rot.

0, veilig volk in Uw gezapigheid,

wel zijt Gij nog in Abraham' s schoot gezeten;

eens wordt Uw deur ons niet meer toegesmeten, wanneer de haat Uw botte koppen splijt.

Het is genoeg - het evenbeeld van God kan noo den brand der keien meer verdragen;

weer zijn mij honderd deuren toegeslagen, door 't veilig volk, trotsch achter veilig slot.

(20)

De sial

Boer B. had een knecht die 11 jaar voor kost enz. bij hem in dienst was. Ge- storven zijnde. werd het lichaam van dezen knecht in den stal geplaatst en was na -t dagen nog niet begraven.

(Krantenbericht)

Den stal, waar Gij geboren zijt, heeft men tot stervensbed bereid den knecht, die veertien jaren lang zijn arbeid deed met nijvren gang.

in huis en hof

voor kost en ... lof ...

Den stal, waar Gij geboren zijt, had men tot woonste hem bereid - dat duurde veertien jaren zoo,

een knecht heeft weinig meer van noo- en "werk en bid I"

was zijn bezit ...

De stal, waar Gij geboren zijt - het heiligdom der christenheid - hoe zalig goed, hoe groot van geest is deze boer zijn knecht geweest - hij gaf hem meer

da n ... ZIjnen .. H eer, .

32 133

Nu ligt hij neer bij vee en stroo, geen mensch ter wereld mist hem zoo.

vier dagen en vier nachten ~til

wie of hem nu beaarden wil - want Christus gaf

men ook een graf ...

Den stal. waar Gij geboren zijt

heeft men den dooden knecht gewijd - en. vreesden zij dat Gij opstond.

als Drager van Gods liefst verbond - ; aanschouw hun recht

voor heer en ... knecht!

Hoelang, bij stal en kruis en kroon.

duldt gij, millioenen, zulk een hoon? ! - Nóg staat uw broeder boven aard -

0, zoo gij één uur makkers waart!- . d" . d' ,

Ja, an. - Ja, an .... Maar ... niemand kán ! ...

(21)

Ik vraag je niet mij trouw te wezen Waar 't jou, als hier, aan uitweg schort, Mija. kommer heeft jouw nood gelezen;

't Is wel dat één verbeterd wordt.

Ik vraag je niet, me vrij te pleiten Als straks de buurt je zwanger heet.

Je moet het niet je broodheer wijten:

Het is al wel, dat één het deed.

Ik vraag je niet aan mij te denken:

Het is al wel dat één zich kwelt.

Slijt me maar op met de geschenken, Die het fatsoen den bastaard stelt.

Ik vraag je niet mij te behoren Als straks de zon mij grijzend vindt.

Ik, reeds vervloekt voor 'k was geboren Ik vraag alleen: Heb lief je kind.

34 35

De kunst vandaag wordt duivelsch kras.

Ziet hoe al brave predikanten

Op schildwacht staan aan alle kanten, naaktheid bedekkend met hun jas.

De schoonste vreugde vindt men steeds bij zwervers door de levenslanden.

De weg is altijd beter dan de herberg, dit wist Cervantes reeds.

Een stukje ziel ligt in de goot

maar het fatsoen verbiedt het bukken.

De wereld zit vol ongelukken die netjes blijven tot hun dood.

De zotste leus schiet het weligst op als onkruid tusschen rijpend koren.

Er wordt geen demagoog geboren of machtswaan stijgt hem naar den kop.

De wild geworden burgerman gooit ook royaal zijn duit in 't zakje en in zijn nieuwe zondags pakje kijkt hij parmant de wereld an.

(22)

Er is vandaag weer flink geslacht;

de lijken bengelen aan de ra, de daders zijn vol ethica

en hebben god hun lof gebracht.

Aan gene, zij van goed en kwaad ligt het terrein van de volmaking.

Daar is geen plicht, noch plichtsverzaking, maar ieder woord is dan een daad.

Soldaten en arbeiders staakt als de oorlog wordt uitgeroepen.

Dan pas zijt ge de heldentroepen.

de armee die haar plicht niet verzaakt.

De boot is lek. de zeilen stuk.

Maar liever de dood in 'n orkaan, liever met man en muis vergaan dan ' n tocht onder smadelijk juk.

Wie 't al begrijpt kan veel vergeven wat naast hem struikelde of viel.

Te gauw versleten is de kiel

waar ieder zich mee tooit in 't leven.

36 37

Kreet

Ik heb nooit honger gekend.

en armoede kwelde nimmer mijn lichaam.

Maar ik heb gezworven door de sloppen van Sankt Pauli.

en ik zag de krotten der paupers "achter de werven"

in Chicago.

Ik heb nimmer ontbering geleden.

en gebrek knaagde nooit aan mijn ingewand.

Maar ik heb de stank geroken der kelders van

Whi techa pel.

en in Barcelona gehuiverd voor de kranke glimlach van het schimmelend Montjuich.

Ik ken de ellende slechts bij name.

en de wanhoop uit de gelaten der geslagenen.

Maar ik heb gestaan bij de slapers onder de

Seine-bruggen.

en ik hoorde het moede flemen der vreugde-vrouwen Unter den Linden.

Ik ben een voorspoedig burger gebleven.

met een vast inkomen. en een gevestigd bestaan.

Maar 0, makkers der armoede. makkers der ellende, En ik wil mèt u gaan! ik willéven !

(23)

jij en ik en jij en jij.

wij. met ons allen. wij I

wij klagen niet; wij dragen. dragen de stage. trage lasten voort.

geen scherpe klacht; geen bitter woord werd van ons allen nog gehoord I wij torsen moeizaam en zeggen niets ...

maar onze botten klagen! ... . jij en ik; en jij; en jij.

wij allen! wij ! wij willen niet

de opstand hooren in ons lied;

wij willen rustig. eenzaam dragen en nimmer roepen. nimmer vragen om arbeidsrechten. arbeidseischen;

wij deinzen slechts en zeggen niets ...

maar onze botten klagen I ...

jij en ik en jij en jij, wij allen; wij I

wij zijn verdoolden, die nooit vinden de weg. die tot bevrijding leidt;

omdat wij, ziende. steeds nog blind zijn;

omdat wij. hoorend, toch nog doof zijn;

omdat wij. sprekend. toch nog stom zijn;

omdat wij niets en nimmer iets zijn;

wij sloven slechts en zeggen niets ...

maar onze botten klagen! ... .

38 39

jij en ik ; en jij ; en jij ; wij allen I wij!

wij gaan tenonder

wanneer wij niet het mooie wonder van kameraadschap smeden.

van slaaf tot slaaf.

van boer tot boer, van knecht tot knecht.

groeit uit het nietszijn: plicht en recht!

staat in de traagheid van de dag de fiere. roode opstandsvlag en roept: "staat op en vecht '"

jij en ik en jij en jij.

wij allen. wij !

wij willen niet meer slavernij;

wij willen strijden zij aan zij ; zoo breken wij de menschheid vrij en bouwen-óp een maatschappij voor ons; voor jou en jou en mij!

jij en ik ; en jij; en jij;

wij; met ons allen! wij!

(24)

Hel lIDeisje aan Je loopenJe

Lan"

"Zij legt aanhoudend door een vierkant papiertje op de voor haar heen schuiven- de band, 52 per minuut."

Zij zit, en legt, en zit, en legt:

één eindeloos gebaar!

(Krantenbericht)

Haar hand schijnt aan de band gehecht, en weet geen hoe of waar.

De morgen wijkt, de middag wendt, die hand beweegt maar door.

De band, die geen erbarmen kent, schuift immer 't zelfde voor.

En verder. verder glijdt de band.

en keert toch ewig weer.

En immer, immer vlijt de hand mechanies 't zelfde neer,

Zij heeft haar ziel kapot gelegd, haar hart gleed met die band;

e-n geen heeft haar het woord gezegd, dat scheurt de dode wand

die daags haar geest gevangen houdt in doffe eentonigheid,

en 's avonds blinkt van 't klatergoud der vreugd die niet bevrijdt.

Maar wie haar deugdloos noemen zal.

die richt het eigen hart,

dat aan geen band verdoemen zal,

en kil ontkent háár smart. 40 41

De raderen zingen het lied

van het smartelik kreunende leven.

De raad'ren zijn dood - doden denken niet en kunnen geen vreugde meer geven.

Ze doden de lach en het licht:

op Werk is hun dreunen gericht!

En komt nog wat zon door de ruiten - rood als bloed.

De raderen grijpen een mens

en werpen een vleesklomp ter zijde, De mens is geboren - de mens is dood!

De mens, die hun lied begeleidde.

De raderen grommend en groot Ze hebben een mens gedood!

Er komt nog wat zon door de ruiten - rood als bloed.

De mens in de grote fabriek,

- de poort draait - weer open - weer dicht - de hulploze mens schreeuwt zijn klachten niet uit:

hij weent slechts - en doet zijn plicht ...

De raderen geven hem brood en hebben zijn ziel gedood.

Er komt nog wat zon door de ruiten - rood als bloed.

(25)

Nu ben ik oud en versleten, als een afgedankte masjien -

Straks word ik de straat opgesmeten.

Hoe kom ik aan kleren en eten?

De baas zegt: dat mot je maar zien 1 Ik werkte bij avond en morgen,

Vreugde hebben wij nooit gekend - wij zijn doorvreten van zorgen, die wij nog angstvallig verborgen, omdat je niet graag wordt gekend.

Gestaakt heb ik nooit en van heibel, daar hield ik niet van. De patroon, die zweerde bij God en de bijbel.

en duldde van stakers geen heibel 1 En nu - wat is nu mijn loon?

Straks word ik de straat opgesmeten, als een afgedankte masjien -

mijn krachten zijn opgesleten.

Hoe kom ik aan kleeren en eten ? De baas zegt: dat mot je maar zien 1

42 43

DILle Dinges R.I.P.

Dikke Dinges was verscheiden, in zijn Heer en litjemaux, de professor kwam en zeide I .. Hum, hum. hum, ... en liet het zoo.

Doodkist werd besteld, gemeten afgebiest met plint en lat, die. met zillever besmeten.

krap, fataal en poenig zat.

Zeven bidders wiegewankten in d'rgrafgezanten vlijt met de kostbaar ingeplankte vieze dikke dooigheid.

Van de traphal naar den wagen, van den wagen naar het graf ...

trapten in plechtstatig dragen voor mans hak en hielen af.

Heel de Dingespermetasie vomden om den kuil een 0 dominee hield predekasie Over Christenheil en zoo.

Over dood en over leven, zoo kortstondig als het gras treurend snoten al de neven, om den duur van het gewas.

Hier ligt in z'n Heer ontslapen (oogen toe en zonder weet) de geliefde, zeer rechtschapen makelaar in kinderleed.

Spekulant in graan en krotten, zwaar geschut en menschenwee God z'n ziel!. .. Het graf z'n botten!

Dikke Dinges R.I.P.

(26)

Aan

Lel Leger Jes Deals en anJere sleuncoDÜlé' S

Het Leger des Heils haalt met een trom- melslager van de padvinders voorop. oud huisraad. kleeren enz. af. Direct gevolg:

de opkoopers worden benadeeld en ge- broodroofd. en een deel der armen zoet gehouden. -

Al gaat uw trommel vragend om.

al roept gij luid uw wellekom

en klinkt uw troost op straat en plein en balsemt gij veel leed en pijn - al waart gij duizendmaal zoo groot, wat zijt gij bij den grooten nood wat bij dien heerscher van den tijd Brigade van Barmhartigheid ? Al doet gij boven uwe kracht al arbeidt gij ook dag en nacht,

hier helpt geen gaaf. hier helpt geen woord al roept uw trommel altijd voort

al volgt uw vaan een machtig heir gij dempt die kreten niet om meer wat zijt gij klein in dezen tijd Brigade van Barmhartigheid!

44 45

Noch bloed noch vuur verzoent den hoon dier gave van het beedlaarsloon -

aan al uw giften blijft verkleefd de overvloed dien rijkdom heeft dat deel van 't loon, dat steeds gekort den arbeiders ... gegeven" wordt in naam van uw Barmhartigheid.

tot hoon van de Gerechtigheid!

AI slaan uw trommels allen op.

al steekt gij heilge vaandels op en noemt uw gaven als een daad in naam. tot heil van Christus' staat - een vaan wordt boven u gericht de roode vaan der broederplicht:

in naam van de Gerechtigheid.

melaatsch is uw Barmhartigheid.

(27)

Bij het stempellokaal Wij - allemaal- - ' n schandaal! - In den regen ...

Ste ... peDoL •• 1

De deur is gesloten en nors eh in haar zwijgen En snikt in haar hengsels -

Ze zwikt heen en weer Maar is voor een keer

Uit haar plooi niet te krijgen - Die deur heeft een lach -

En een spot, en een grijns en een scheur Zoo zat en zoo zot

Als cen souteneur - In den regen ...

Wij allemaal - Een schandaal, Voor 't stempellokaal In den regen ...

Bij God!-

Die deur met haar spot - Ze maakt je kapot - En de regen

Valt maar gestaag op je kraag Dat sist op je krant

En bijt in je hand

In den kuil van je hongrende vingers Vandaar op je schoen

Precies in het gat

Dat je vanmorgen geen eens in de gaten had. 46 47

Het geroes van de stad in je ooren En 't gesoes in je kop

Dat daar ginds in de vert Bij 't lage gezoem der Centrale 't Gestamp en gesnor

En 't gehijg misschien Van een machien Kan zijn

W aar jij-

J'.

IJ I .

Bij moet zijn - Dat maakt je kapot

Bij god, gaat die deur nog niet open - Die deur, die daar staat, kameraad - Zoo vast. zoo barseh, zoo gesloten Zoo log en kantig

En traag in haar hengsels Dat is zij:

Maatschappij -

Die jou slaat, pardoes, op de keien - Een schandaal -

Wij, allemaal! - Met een por- Wat gesjor -

Is dat ding toch wel open te krijgen.

Van 't stempellokaal Allemaal! -

Hei - hei - hei! - 1932.

(28)
(29)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Lucie meende eindelijk Delpont in het vertrouwen te nemen. Maar daar kwam die met alweder een nieuw plan. een zoo groot dat hij voor niets anders meer oog of oor.

\'oor het viool. dween denzelfden dag. Sientje stopte kou en.. avond, mijn igaren rooken. Daarom ben ik zoo lang opgebleven. waremdel, uit Frankrijk ... Met zijn

stoel beroepen zijn; nu was hij bezig het nieuwe te bewerken. Had het aan hem gelegen. dan zou Piet terstond kamerlid of desnoods minister- president geworden zijn. Na

"We hebben er al vaker met mekaar over gesproken, maats, maar ik ge- loof, dat we op de terugkeer van de Wakende Boey niet meer behoeven te rekenen,; wanneer we ons nog bij

This fil1n is supplied hy fhe KlTLV only 011 conditioll that neither it nor part of it is further reproducel l without firsf obtaining the perlIlission of the KIT L J

ders ru tte een groot hoofd met terk ontwikkelde kaken. Zijn gezi ht wa glad geschoren n vertoonde l'ondom de kleine, zeer heldere oogen en menigte traal ge ij toeloopend

Eerst zag Henk in 't donker niets, maar toen ontdekte hij beneden zich een sloep en meteen een paar mannen, die langs de valreep aan boord klauterden.. Een der

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV.. Dit