• No results found

MIe SIGNATUUR

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "MIe SIGNATUUR"

Copied!
78
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITL V, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITL V. Dit behoudt zich het recht voor een vergoeding te berekenen voor reproductie.

Indien op het originele materiaal auteursrecht rust, dient men voor reproductiedoeleinden eveneens toestemming te vragen aan de houders van dit auteursrecht.

Toestemming voor reproductie dient Incn schriftelijk aan te vragen.

This fibn is sllpplied by the KITLV only 011 conditioll that neither it nor part of it is flIrther reprollucet!

without first obtaining the pennissioll of the KITLJ which reserves the right to lnake a charge for ~lIC"

reprodllction. If the IItaterial ftlflled is itself in copyright, the pennission of the owners of that copyright will also be reqllired Jor sllch reproduction.

Applicatiol1 for pennissioll to reprotlllce shoultl be made in writing, giving details oJ the proposed reproduction.

SIGNATUUR

MIe OVORM:

SHELF NUMBER MIe OFORM:

MMETA 0467

(2)

M. A. M. RENE~BOLDINGH

(3)

Cc _

I • \. • • ...."

M. A. M.

RENES~BOLDINGH

~1111111111111 1~'llj[flmlil]

00209880

I I ]@ [IIIIII IIIII I I :II

NEERBOSCH

NEERBOSCH' BOEKHANDEL El' UITGE\.ERIJ 193

(4)

MINEKE'S KERKHOFGANG

Wederom is het my terie Mineke's kleine leven- tje binnengekomen, en ditmaal schijnt het zich met Grootvader te willen bemoeien.

Lang, lang geleden, toen Mineke nog maar even drie was, nu is ze natuurlijk al vijf, in dien ver voorbijen tijd dan, is hetzelfde mysterie ook een- maal de gast gewee t in Mineke's huis. 't I toen geëindigd met een verdwijning; met de verdwij- ning van Vader. Veel tranen, veel klachten, veel meewarig en veel zwart kwam er hij te pas ...

veel verwenningen ook, maar die konden toch de verdwijning van vader niet goed maken.

Weg, weg . . . Zóó i hij er nog, in de zij- kamer; wel ziek en bleek met vreemd.stille oogen, maar hij is er in ieder geval nog. Men kan nog eens, weggeloopen van het spelen in den tuin de deur openduwen en naar binnen stormen met een bloempje of een kever. Men kan, plot schuchter geworden, voor het bed gaan staan, en "papa"

zeggen. Dan wordt er voorzichtig een hand op de verwarde krullen gelegd, en een paar zachte woordjes wandelen van hart tot hart.

Men gaat natuurlijk d nken, dat dit nu altijd

:00 blijven zal, en dan opeens, i hij weg.

En terwijl het gebeurde wao; Mineke opgeborgen in de kinderkamer. Aaltje, uit de keuken, zat bij haar en hoewel :1.' rood.b huilde oogen had en steedo; nog oogen en neus af moest vegen, wilde ze wel alle spelletjes doen, waarin Klein.Mineke lust had.; "Mijn chapie," zoo noemde ze haar dien dag; en telkens, wanneer ze dat zei, snuffelde ze weer en werden haar oogen rooder. "Mijn arme schapie" was het soms, en ze gaf Mineke koekje en pepermuntjes te eten, zonder maat.

5

(5)

Maar er wa iets in die snoeperijen dien dag: ze smaakten niet woals ander'. Mi schien omdat ze aan het woord " chapie" verbonden waren i want waarom wa~ Mineke opeens een schaap geworden I Daarna. toen Mineke weer uit de kinderkamer mocht. was vader weg. Veel vreelT.de menschen waren er in huis. met zwarte kleeren en witte ge.

zichten. Moeder was er ook; die ,hreide, schreide omdat vade.r er niet meer was; ze hield Mineke een oogenblikje bij zich op de choot en de menschen zeiden "stakkertje". "Hemel" zeiden ze ook en anderen zeiden "dood". Maar al die woorden namen het my terie van vaders verdwijning niet weg uit Mineke's leventje.

En nu dus Grootvader I

Grootvader i de oude heer, die opeens in Mineke's huis ver chenen i . Eerst kwam er een brief, toen kwam hij zelf. Grootvader is lang en statig. Zijn haar ligt in zilveren krulletje langs zijn slapen en om zijn mond is een korte grijze baard gegroeid. Ook hooren er hij Grootvader nog een lange pijp en een zwartzijden kalotje.

Kalotje is eigenlijk een erg raar woord; Mineke is een beetje bang, dat het met dat woord niet heelemaal in de haak i maar moeder en groot.

vader gebruiken het allebei, dus is er verder niets tegen in te brengen; hoewel Mineke altijd het gevoel houdt, dat ze iet zegt, wat eigenlijk niet mag. Zoo'n leelijk woord. Kalotje I Grootvader heeft boeken en kranten; een kast en een tafel vol; en teed~ komen er meer bij. In sommige kran.

ten staan mooie plaatjes; als Mineke erg graag wil mag ze een poosje op grootvaders knie zitten en dan vertelt hij haar, wat de plaatjes voor. tellen.

Maar hij slaat ook wel eem een plaatje over. Die zijn te leelijk voor kleine ter:oogjes, zegt hij dan.

Na een poosje zegt grootvader: "zoo, nou

moest de kleine pop weer een naar Moeke toe gaan." Dan krijgt grootvader zijn eigen dikke boeken, en potlood, en pen, en dan kan Mineke gerust verdwijnen, want dan ziet hij haar toch niet meer.

Soms wandelen ze samen hand aan hand. Moeder kijkt ze na, op de stoep van het hui en er i iet zoo bijzonders in haar oogen, dat Mineke altijd nog eenmaal terugloopen moet, om een extra ku.jp te geven, Daarna wandelen ze samen weg.

"in 't zonnetje", zooals moeder dat noemt. Onder- weg koopt grootvader bonte suikerpepermuntjes in een grappig klein winkeltje, waar het naar aller.

lei vreemde dingen ruikt. Er woont een oud me~

neertje in den winkel, die krom en scheef is ge.

groeid en die een heel lang gezicht heeft, waar geen baard aan hangt. Grootvader en die meneer praten samen veel, in een vreemde taal. waarvan Mineke niets verstaan kan. Soms krijgt grootvader een toe 1 in den winkel, en dan zoekt Mineke m,,;\f wat op om mee te spelen ; de zwarte poes of een rol touw i want dan weet ze zeker, dat het lang kan duren, eer ze weg gaan. Maar einde- lijk gebeurt dat dan toch, en meteen wordt er ook weer gewoon gepraat. "Ken de liet e pop ook mooi dagsel!gen ?" i meestal de inleiding tot het einde. En het slot is, dat ze een handjevol pip.

perm int jes zelf uit de hooge topfle ch mag ne- men, waarop ze samen weg gaal'}. Grootvader en zij. samen naar Moeke toe.

En om dien Grootvader, diel al een slechts half begrepen schat in Mineken leventje opgenomen is. trekt zich nu het herhaalde mysterie samen.

\Veer is men aan iet gewend geraakt. en vermoedt men, dat het altijd zoo blijven zal- en weer komt h t my terie tusschen beiden. Hij was ziek - hij lag in bed - Mineke mocht hem een handje geven

(6)

- en sindsdie n niets meer. Zelf in zijn kamer is ze niet meer geweest; die is op lot en niemand kan er in.

En weer zijn er vreemde menschen in huis ge- komen - en zwarte kleeren - en meewarige gezich.

ten, met stille stemmen. En bij die allen is moe.

der, schreiend; chreiend, net als toen met vader.

Maar van Grootvader geen spoor. Er is een ge~ sloten deur in huis en de overgordijnen zijn dicht aan elkaar ge choven en Mineke weet zeker, dat dit aUes weer op een verdwijning zal uitloopen.

Ook net al toen.

Een paar dagen gaan voorbij in stilIe zwartheid en opeen zit ze in de kinderkamer, evenals lang geleden. AlIeen L nu niet Aaltje bij haar; die i in het dorp gebleven waar ze vroeger woonden en waar dat andere gebeurde. Nu is bij Mineke een buurdame, een lange groote dame. Een van de drie die samen in een huis wonen. De andere twee zijn in de kamer met de vele men chen, maar deze is bij haar. Moeder noemt haar \Xillie maar Mineke :egt juffrouw V;'ilJie en juffrouw \X iIIie gaat gewoonlijk naar een eh 001 voor groote kin.

deren, maar nu i ze hier in huis. En evenals in het ver verleden Aaltje, i nu juffrouw \Vil~

He'

bijzonder lief voor haar. Zelf heeft ze e n dik boek meegebracht en zij heeft Mineke op choot genomen om bij de plaatje te vertellen. 't Zou een feestdag zijn, wanneer niet het my terie achter al- le zat; maar het zit er, 't zit er zoo loerend en dreigend, dat zelf de mooiste vertelling 't niet maskeeren kan. En 't maakt Mineke zoo obstinaat, als een vijfjarige maar zijn kan en 't dwingt haar tot volkomen ongehoorde commentaren op ieder verhaal. Met haar commentaren gaat ze zoo ver, dat er een volledig offen<;ief ont-taat, zich groef peerend om de voor.eeuw che figuur van David, 8

die, in een smetteloos tabbertje gehuld, een even smetteloos lam tegen zich houdt aangedrukt. Ze staren amen in een afgrond met wi Ide doornstrui.

ken, waarvoor Mineke inwendig griezelt, en een groote vogel vliegt laag er boven. Ondanks dat alles weet men niet, wie lieflijker i : David of het lam. Maar juist die lieflijkheid schijnt Mineke te irriteeren, zooals meer het geval is met menschen, die met machtige vragen en gewaarwordingen ronJlflopen en niet den minsten amen klank bij hun omgeving ontmoeten. Ze i boo op David, omdat hij juist nu verschijnt nu ze hem niet gebruiken kan; en ze i boos op

J

uffrou w WiJlie , die na.

tuurlijk volkomen van alIe op de hoogte is en niettemin doet al of ze nergens van weet. Ze voelt zich ongelukkig, boo , uitgeschakeld en ach.

ter dat alles, droeve achtergrond van obstinaatheid en verzet, ligt het vermoeden van de verdwijning.

Laten ze nu Grootvader weer verdwijnen _ haar grootvader. - Gebeurt het weer, terwijl zij er niet bij i , Hebben ze haar daartoe weer expres opge loten' En moet ze nl1 zoet zijn, omdat de anderen des te beter hun gang kunnen gaan?

Minekes bruine pantoffel choentjes schoppen in de richting van de zwarte rok die juffrouw Willie draagt. Zie je wel? Zwart! Maar omdat ze de hevigheid van het offen ief niet op deze manier verder durft botvier n, krijgt David de achter tallige volle laag. Wat dat betreft, heeft Mineke nog wel een en ander in haar wapen.

arsenaal, voldoende voor een volledigen krijg.

Waar ze de woorden vandaan haalt? Juffrouw

\X'iJlie weet het niet; zeker aan komen waaien uit het een of ander achter traatje, via de keuken.

ie ze David I Stink David I Ik wil niet langer kijken I 't Is een leelijk boek. ik wil weg. Waarom mag ik niet weg gaan' Ik wil naar Mamma toe '"

(7)

Kleine blauwe oogjes steken van kwaadaardige dreiging, maar om het mondje beven overspannings.

zenuwen. Als Juffrouw Willie moeder geweest was, zou ze het kleine ding weerstrevend en wel, tegen zich aangedrukt hebben, in een paar be.

veiligende armen; nu houdt de be chroomdheid van het niet meer heel jonge meisje, dat zich in het diepst van haar wezen versmaad weet, haar van zoo'n behandeling terug.

"Nee, toe nou Mineke! Doe niet zoo stout.

Kom we zoeken een ander plaatje op, Hier, zoek zelf maar. Houdt het boek maar va t."

Een oogenblik van ontspanning volgt, want er zijn per slot van rekening vele dingen in het boek, die Mineke hevig interesseeren.

Dan worden er verderop in hui deuren geopend, gedempte voetstappen schuifelen door de gang, gesluierde temmen spreken. Een vleug van wee. moed doorwaait de geheeIe woning.

Nu worden Juffrouw Willy's gedachten wegge.

haald, bij Mineke vandaan. Nu kunnen ze niet ander doen, dan loslaten en wegglippen, de gang in, waar hij nu uitgedragen wordt die in zijn eenvoudige hoedheid de Vriend van de gan.

sche buurt geworden is. Al weer een, al weer een. Verleden jaar haar eigen vader - nu deze. - Het leven geeft, de dood eischt op. 't Begint droevig leeg te worden in de rij der ouden.

Maar spoedig keert ze terug en probeert on- danks haar ontroering 't kleine ding opnieuw vast te grijpen, haar veilig te dragen langs den don.

keren afgrond van dood en wegbrengen. Strak zal Jan je het van haar overnemen, wanneer ook zij haar plaat in de volgrijtuigen zal moeten in- nemen. Straks Jansje, nu zij nog.

"Kijk Mineke" -

Dan bemerkt ze dat ze een kleine furie naar

zieh toe trekt. Zoo een, die alle vlammetjes van boosheid in zich heeft laten vereenigen tot een gloed, gereed om te verderven. Kleine voetjes schoppen tegen haar zwarte kleed, raken daar achter haar scheenbeen in pijnenden stoot; kleine handjes smijten het boek weg, zoodat 't haastig voortkeilt over den grond en eindelijk, machteloos, tegen een tafelpoot blijft liggen, hopeloos gehavend.

"Ik wil nIet' Ik wil niet' Ik wil naar Mama toe. Ik wil hier niet blijven, ik wil naar Mama toe I Laat me er dan uit! Toe dan!"

"Mineke, hoor eens. Jij bent al zoo groot. Laten we nu eens al groote menschen met elkaar praten." _

"Ik wil niet praten. Ik wil naar Mama toe I Ik wil immers naar mijn Mama toe I Laat me er nou uit! "

"Ja, maar dat kan nu niet. Straks, over een poo je; dan komt mama weer bij je, Nu moe.

ten we nog een poo je hier amen wachten, dan komt mama werkelijk. Heusch."

"Nee, ik wil nou. En ik vind jou tout. Ik vind jou toch lekker stout."

Daarmee, en met het ver uitgestoken puntige tongetje, dat er bij behoort. heeft het offensief zijn breedsten omvang bCleikt, want de deur gaat open om Jan.je door te laten. Jan je, in zwart japonnetje en witte schort, die jui t gediend heeft in 't rouw vertrek, en die nu de Juffrouw af komt lossen.

"Is 't zoo ver?"

"Ja juffrouw, of u kwam. En mevrouw vraagt, of dat u bij mevrouw in 't rijtuig komt zitten.

Doet u 't maar, juffrouw, want 't arme men eh i er slech t an toe."

"Ja, dat is goed. Nou, jij blijft wel bij Mineke, hè Jans ?"

(8)

.. Laat u dat maar an mijn over. We hebben 't altijd nog al goed kennen vinden, waar Mien ? Kom je bij Jan ie op schoot? Kijk eens, wat ik hier in mijn zakken heb?"

Ondanks de prettige woorden dwalen ook haar gedachten echter weg uit de kinderkamer -- de gesloten deuren door - achter del) zwarten toet aan, waarin hij nu weggedragen wordt, de ouwe meneer, die in zijn slichte Friesche accent altijd een paar goede woorden voor haar over had. Niet van boven af, maar zoo heel gewoontjes; of ie je gelijke wa, om zoo te zeggen. Zoo waren ze niet allemaal van de deftigheid.

Rijtuigen zetten zich in beweging. In eentonige cadans tappen de paardenhoeven. Daar gaan ze -- 't laatste. --

Jan je zou Jan je niet zijn, wanneer ze nu niet noodzakelijk even kijken moest, Dit allerlaatste trekt haar met onweerstaanbaar geweld.

"Mineke moet even zoet zijn, hoor. Jans komt zoo terug."

Vreemd til opent zich het huis om haar heen In de voorkamer staan nog de leege bouillon.

koppen en wijnglazen - een weeë zoete geur zwerft er rond - vele droeve menschengedachten chijnen er te zijn achtergebleven. Ze lasten zwaar op de verschoven toelen. Een vergeten taschje plekt zwart en wit op 't tafelkleed. Op de teenen loopt Jansje en gluurt dan om den hoek van 't donkerende overgordijn. Dus, daar gaan ze. -- Makkelijk toch, dat ze hier geen luiken hebben - 6, 7, 8 volgrijtuigen. Jonge, jonge, geen klei- nigheid, En aan de ki,t alleen maar die eene palmtak.

-- Dat is zeker deftig tegenwoordig. Of moeder 't ook zien zou? Ze wóli gaan kijken. - Dat ze hem daar nou wegbrengen. \Vegbrengen, weg- brengen. - Een diep leed grijpt Jan jes een\'oudi~

12

ge ziel aan. 't Drijft tranen in haar oogen, die ze haa tig met den rug van haar ruwe werkhandje wegwischt. Niet huilen, meid. Straks komen de menschen weer terug, dan moet je weer dienen.

Terwijl Jansje op haar manier vecht met het mysterie, tranen van meelij, vermengd met een tikje belevingsvreugde, wordt Mineke steeds zeker.

der van de overwinning die ze ditmaal op het mysterie behalen zal. N u zal zij weten, wat al dat geschuifel in huis beteekent. Nu zal ze weten, hoe zoo'n plotselinge verdwijning in zijn werk pleegt te gaan,

Een duidelijk instinct vertelt haar, dat Jansje van de voorgenomen onderzoekingstocht niets bemerken mag, en daarom sluipt ze behoedzaam door de kierende deur, rukt haar roode alpino.

mutsje van den lagen kapstokarm en ontsnapt door de achterdeur het huis, door den achtertuin het erf, en langs het achterweggetje de buurt. Dat alles doet ze in één allesoverheerschenden impul , die haar echter, wanneer al het eigene verder en verder wijkt, even plotseling verlaat. Opeens is ze weer het kleine meisje, dat eigenlijk nog aan moeders hand moest gaan langs deze vreemde wegen, die ze ook inderdaad nooit anders dan aan moeders hand betreden heeft. De ploeterende vrouwen en gore kinderen kijken haar na al een zeer vreemd, kleurig vogeltje, dat in hun woud.

begroei el verdwaald is geraakt. Het blauw,zwarte plooirokje lIaddert om de reppende beentjes, het roode bloesje bolt er boven, het nog roodere mutsje gloeit in de zonnestralen van de vroege herfst. Een vage wetenschap vertelt haar, dat ze haast moet maken, wil ze op tijd zijn, en zie daar, juist voert een scherpbochtig paadje haar de hoofd.

laan in, wanneer ook reed~ de langzame beg ra.

feni stoet nadert. Van zeer nabij; en er is geen

(9)

twijfel aan of dit wel datgene is, dat ze ontmoe.

ten moet. Het is 't; de verdwijning, dat, waar alle groote menschen aan mee doen, in volle omvang.

Vreemde mannen, met witte tressen en witte ge- zichten, loopend met gedrukt gebaar. De lange wagen,. die zoo geheel omhuld is van het mysterie, dat Mlneke' oogen zich onnatuurlijk verwijden, dan weer zwarte mannen en daarachter de rijtui.

gen, langzaam - - langzaam. De paarde koppen gebogen, de portiervensters omhangen, geheelon.

zichtbaar, wie er inzitten. Mama zit er ook in maar in zoo eindeloo:!:e onbereikbaarheid, dat ,~

niet in Mineke opkomt, een poging te wagen, bij haar te komen. Ze staat maar stil en kijkt en werkt van binnen. u zijn ze vlak bij gekomen. Daar is de wagen - grootvauer wagen, zooals ze heel duidelijk wl!et - daar zijn de vele tilgaande man~

nen. PI tseling brengt een terk saamhoorigheid _ gevoel beweging in het ver trakte figuurtje. Het i h tzelfde gevoel, dat haar boos deed worden, toen ze zich uitgeschakeld wist; dat haar voort joeg lang de bochtige achterwegen. Later, over twintig jaar, zal het haar uitdrijven tot aL wat eenzaam en in pijnen is; dan zal het haar kracht geven tot verplegen en nachtwaken en tot het allerzwaar te, waarvoor al wat jong i terug wil deinzen. Saamhoorigheid met het lijden! Nu doet het haar haa tig zich 10 maken van de meewarigs wachtende menschen.lang ,den. weg en zet haar mid- den tu~schen de zwartgedoste dragers, waarvan ze er twee vertrouw~~ijk bij de slapneerhangende handschoenhand grtJpt. Als iemand, die na lange.

storm'lchtige omzwervingen een kalmen stroom mag volgen, zoo laat M ineke zich mee voeren door de traagsgaande toet.

Wat zal men doen, waltneer ::oo'n opgewonden rood vlindertje zich va t hecht aan een zwarten

begrafeni stoet? Een zwakke glimlach trekt over de matte officieeIe droefheidsgezichten. Zoo'n glimlach, die meteen om excuus schijnt te vragen voor het feit van zijn geboorte. Een bijna on. merkbaar oog. en rimpelbeweeg seint van man tot man: zie, dat je haar weg krijgt. Ze hoort hier niet, Wat doet ze hier. We loopen voor gek langs de straa t.

"Ga naar huis," zegt toonloos de eene zwarte man aan Mineke's zijde. "Gauw, naar huis gaan.

Naar je moeder. Die loopt naar je te zoeken."

.. Niete," werpt Mineke triomfeerend tegen.

"Mijn moeder zit in dat rijtuig, daar. En daar (met een hoofdknik in de richting van de zwart.

omhulde kist) en daar is mijn grootvader en ik ga toch lekker mee."

"Toe, wees nou een lieve meid. Er i toch wel iemand bij jullie thuis? Je hoort hier niet."

"Ik hoor hier wel. Ik ga lekker niet naar hui.

Ik ga toch lekker mee."

En de mannen zwijgen, omdat juist een drukke weg krui ing gepas eerd moet worden en omdat daarna de buitenste parkaanleg van den dooden_

akker reeds in het zicht komt. Nu pitst de zaak zi h echter zeer toe. Want het is geen kleinigheid voor de zwarte rouwdragers, om in hun ambt voor pot te loopen en nochtans met machteloos.

heid geslagen te zijn. De wachtenden lang den weg kijken verwonderd naar het roode vlindertje op 't zwarte mysterie, een enkele uitroep waagt het, de zware eerbied<stemming te doorkruisen.

De dragers halen de schouder op, ten antwoord op de vele onuitgesproken woorden, die van de straatzijde op hen aandringen. Ze zijn verward;

verlegen met hun geijkte figuur, beang t ook ter.

wille van het gemakkelijke en loonende bij~baantje.

DJt dit nou ook net gebeuren moet bij een van

(10)

de eer te klas, waar je een hoop volk bij ver- w.achten kunt. - Zoo vaak komt een deftig lijk niet voor; nou hehben ze er een, en nou gaat 't zoo I

Als laatste redmiddel snau wt er een van uit

zij~

bitterbooze radeloo heid: "ga je

we~,

stoute

meld I C:.f moeten we jou ook onder den grond stoppen.

Dan zijn ze juist bij den ingang van den kerk.

hof-oprit aangekomen. Groene struiken buigen heur twijgen over het pad en streelen zacht den doodenwagen met laatsten groet. Een laatbloeiende wygchelia laat een hand vol donkerroode trech.

t~rtjes valle.n, ~e wach!~nden wij ken eerbiedig uIteen. KlelO.Mmeke kIjkt er naar met oogje waarachter het in tinct bezig i , alle weedom dra.

den van verleden en heden en toekomst aan elkaar te knoopen. Ze weet - plotseling weet ze. -

Als een verwoe tende aardbeving vaart het door haar heen. ZÓÓ is het dus. Onder den grond toppen. Dat i het einddoel van deze rei'. at i de heele geheim~innigheid der verdwijningen.

Grootvader onder den grond. Vader ook onder den grond. "Nietes leelijkerd."

Da.t zegt ze alleen omdat ze een verdedigende houding aan moet nemen, tegen deze ver chrik.

king en tegen hem, die haar de verschrikking heeft gebracht. AI een furie gilt ze het en ze s~?mpt den .. zwarten man met zijn eigen h,lnd, die zIJ nog altlJd vast houdt, gevoelig tegen zijn dij aan. "Ongeluk I" scheldt die zacht, in vertwijfeling.

Maar de:::e uiting is de laat te, waarmee Mineke den gang van zaken in de war poogt te br-:ngen.

Want meteen ontwaardt ze terzijde van de hoofd- ingang grootvader ouden. kromgegroeiden vriend, Meneer Jou tra van het pippermintwinkeltje. Een glans van bekendheid en veiligheid is om hem en

16

naast dien glans voelt Mineke zich opeens heel moe en vereenzaamd en bedreigd. Heel haar krijgs.

haftige uitdaging schrompelt ineen tot een erbar- melijk niet je en als een gejaagd diertje springt ze op den ouden man af, klemt zich vast aan de kleine, misvormde ge talte, met opgeheven ge.

zicht je; één groote, bevende vraag om redding.

Langzaam schuift de zwarte stoet voorbij.

"Wat nou, wat nou, Mineke 1" probeert de oude man te su sen, terwijl hij een langgerekte bleeke hand op 't roode mutsje legt. Zijn fletse oogen kijken den doode na. Zijn gedachten jammeren even in teleurstelling. De laatste eer - hoe moet dat nu gaan met de laatste eer - die hij zijn Vriend toch had moeten bewijzen. -

Dan trekt een wonderlijke glimlach over het verouderde aangezicht. Hij is een filosoof, de oude Joustra ; zoo een die zich verheugen kan over zijn eigen choone gedachten. En de vond t van dit oogenblik is wel de aller choonste welke hij in langen tijd heeft mogen ontdekken. Hij knikt er tegen, blij gerustgesteld.

Zeker, zoo is het. Er :ijn eerbewijzen en eer.

bewijzen, maar de beste vorm van eerbewij:::en b staat in het uitvoeren van een verkregen opdracht.

Fn i' dit niet de laatste opdracht van hem, die daar voorbijgedragen wordt, om zijn 1ineke, zijn kleine oogappel, terug te voeren van zwarte kerk~

hofgedachten tot kinderlijker paden; waar't choon vertrouwen wonen mag, omdat God er woont, temidden van Hemelscllen Zonneschijn.

"Kom, mijn kleine pop; kom ga maar met Oome Joustra mee naar hui. De poe is er en de pippermintjes en oome Jou tra zal de kleine pop vertellen van den Hemel, waar Grova nou is.

Want dit is niet 't echte - nee, niet 't echte 1 Dit is het einde van jouw Grova niet, Mineke. Er is

17

(11)

een Troon in het Licht -.

Kom, nou gaan we samen naar huis en zoo meteen zal oome Jou tra de kleine pop weer naar d'r moeder brengen. Kom jij maar weer mee, hoor."

Door den schoon en herfstdag, waarop stroomen van goud neerdalen uit blauwe hemelbogen, wan.

delen de IW~t: stadwaarts. De wai1del tok tikt op de steenen van het wegkleed, Mineke voetje reppen zich. Een warme glimlach spint zich om beiden. "Er is immers een Troon in h t Licht."

T,1roeloeng. 0 f. 19JJ

VAN HEEL KLEINE DINGEN

Nu is de wereld het hartje van mijn kleinen vent binnen gekomen. De wereld heeft harde, grove voeten, waarmee ze ieder bloempje, dat op hemelsche manier argeloos en rein wil bloeien voor God, probeert te vertrappen. Ze i ook hui.

chelachtig, want ze beproeft als heldhaftige man_

nelijkheid voor te stellen, wat in werkelijkheid niets anders is dan grau we armoede, die slechts aalmoezen kent en geen groote glanzende schatten.

En ze is laf. Ze opent den strijd, wanneer de andere partij nog niet verder dan de kinderjaren is gekomen; ze heeft de blauwe ~teroogen van mijn Koki verschrikt gemaakt en in zijn stemmetje een angstige vraag geduwd: "Mama, dat is toch niet waar ?" Maar we hebben samen de booze, onechte wereld in het aangezicht gezien en met een blijde overwinniogslach van ons af geduwd. Wij amen .... Later zal hij het alleen moeten doen.

Wonderlijke gedachte, dat dat "later" komen zal 1 God geve, dat het eerst zijn m1g, wanneer hij zelf den moed zal hebben, om de 'Icho ne planten van Gods tuin te onderkennen en va t te houden, - al zou de wereld er haar vroolijkste lach om ten beste geven.

Zoo is 't gegaan. 't Voorspel ligt heel diep terug in de levensge<;chiedenis van onzen Ko. Twee jaar i immer een heele tijd, wanneer men nu vijf en een half is, en in stoute f"nta ieën over schoolgaan droomt - 't volgende jaar. -

Twee jaar terug dln, was er een bazar. Een bazar vo r de zending.in<oood, waaraan moeder en vele Indische "'ntes mede debet waren. Nu taat een "bazar" in het binnenland veel meer nog d.lI1 in bewoonde en bewinkelde streken, in

(12)

het teeken van "maak het zelf". \Vilt gekoekjes, taar- ten, jams of limonades leveren, bak en bereid ze zelf. De dicht tbijzijnde banketbakker woont 300 km. hier vandaan. Wilt ge kinderspeelgoed pen- deeren, teeken en ontwerp het zelf. Op den pas er zi.t wel een toekang, een inlandsch werkbaa~je,

die voor veel goede woorden en weinig geld de grondvormen in elkaar prutst. Zoo was er een

m~dewerk ter, die miniatuur.poppenledikantjes ont.

wierp. Zulke, als alle meisjes van 2 tot 12 jaar in hevige verlangens,actie brengen. En zulken, die moeder of grootmoeder zijn of het ruim choots konden zijn. er bij. "Ach, wie niedlich I" "Nein, guck doch mal, wie süs ;" "och, wat is dat aller- liefst 1" (U ziet, dat we onder de Babyloni che spraakverwarring van dit veel,talige land nog niet zoo heel erg te lijden hebben.)

Denk u een in: een zink!!n bakje op lage zin~

k.en yootjes, alles wit gelakt; een zinken armpje, IerlIJk omhoogbuigend om de onmisbare klam- boetulle aan vast te hechten. Een matra.je en een kussentje, een lakentje met open zoom en kant, een kleurig :tijden dek nt je , en tu. schen al die heerlijkheden te lapen gebed, een elfen,fijn pop- pen chepseltje, met echte blonde krullen. 't Gan.

sche prookje niet meer dan 15 cm. lang. Zoo had een van de bazarzuster het ontworpen en door den toekang belik. alidS blikslager. in elkaar laten. zetten . . Zelf had ze met geduldige han en den lnventan gemaakt, en het poppenkincje in een nieuw gewaadje gestoken. God alleen weet, met hoeveel tranen in oogen en hart ze dat alles geda<1n heeft .. I n eigen kamer had ze immer nog steed het wiegje staan, ook wit. ook met klam.

boe omhuld. waaruit haar kindeke wa heen ge- gaan tot Di n, die het riep. Maar er zijn immer gaven. lVaarover de Engelen in den Hemel een

zeer speciale vreugde hebben?

Drie ledikant jes waren er. Ze prijkten netjes op een rij. tus chen beertjes en hondjes en kralenwerk in. Drie ledikant jes. drie witte klamboehuifje, drie droomende poppenkinderen. Mijn jongens ontdekten ze onmiddellijk en bleven er hunkerend voor staan, dien eersten middag, toen de kinder.

schaar, al belooning voor hun zoet zijn de ge- wrochten van hun moeder mochten bewonderen, nog voor het groote geachte publiek arriveerde.

Och, het waren nog zulke aandoenlijke kereltjes, toen: in groen linnen apebroekje met wit kanten kraagje, met bloote bruine pootjes in witte pan- toffeltjes, en met kleine brutale vingertjes. die zonder eenige scrupule aanwezen, wat er naar hun meening aan 't geluk ontbrak. "Wat mama koo.

pen moet," wist Koki al. .. Wat mama wegpakken moet." meende Janbaas zeer ongecompliceerd .• ,Ma.

ma, dat willen wij hebben; er ligt een popje in, een klein babytje. hè mama ?" O. er waren ook massa's andere zaken, die de aandacht trokken, in dit speelgoedwinkel-arme rimboeland. Er waren zandvormpje en emmertjes, er was een schildpad.

die het bij eenige opwinding tot moeizaam krui. pen bracht, er was zelf een volledige kleine toko, met toonbank en weegschaal en koopwaar er in, maar alle die dingen zonken volkomen in het niet voor den witten droom: de poppenbedjes.

Misschien hebben ook anderen er op geloerd.

Misschien is er wel wat geheim kun t.en.vliegwerk aan te pas gekomen, zooal~ iedere bazarverkoop.

ster dat nu eenmaal tot haar beschikking heeft.

Zeker zijn ze wat extra duur betaald, maar dat kwam alleen doordat moeder zelve de droom zoo schoon meedroomde, dat geld geen rol meer spe.

len kon. Wat kan men ook niet over hebben voor een droom, die dichter bij de Gelukkige Werke-

21

(13)

ijk~eid ligt, dan de meeste zeer wezenlijke dingen I In leder geval, twee van de ledikantje verhuisden naar onze nederige woning en zijn, tegen vele vaderlijke v rwachtingen in, nog teeds in ons midden. Ontelbare dingen zijn sinds dien gekomen en gegaan en worden soms nog metstillen weemoed herdacht. Groote bonte ballen tijn opgeblazen en tot futlooze flarden getrapt door den voetballend en geest van den tijd. Kleinere ballen zijn in water.

?ooten spoorloo verdwenen; onze eenige troost

IS: dat een .. arm jongetje" ze bijtijd heeft opge- dIept en er nu heel gelukkig mee speelt. Kleur.

boeken zijn ver~lingerd. nadat gezichten zwart en poe e~ r~od zijn geverfd en prentenboeken zijn verkntpt. In een aan val van huisver ierkunst. Maar de .. ledikant jes zijn er nog, wit en wel. en nog altijd slapen de poppenkindertjes op 't kanten ku sent je, een tevreden glimlach om 't zoete prui.

menmondje. En toch zijn ze wel honderd keer wakker. gemaakt en gedwongen om rechtop te gaan zItten tegen een vaa je of theekopje aan.

Toch i de bed inventari wel honderd keer uit- g~hila.ld en grondig bewerkt door fijne, maar ste.

~Ige Jongenspootje '. Doch niettegentaande dat i t alles compleet gebleven en tot slot van iedere bewerking zijn altijd weer de babytjes te slapen gelegd en i'i 't geheel veilig weggezet in de onder-

te afdeeling van moeders boekenkast, die tijdelijk al slaapkamer moest worden ingericht.

Er mocht immer eens een poes bij komen'

~ij hebben wel geen poes. maar dat doet natuur;

ltJk niets ter zake. Er kan toch een gevaarlijke vre~mde p~~s komen, expre om naar de poppen- b.~dJe te kijken I En dan denkt die poes: 0, d t zIJn goeie babytjes voor mij, en dan neemt die poe .. ze mee: hè mama? En dan legt hij ze neer in zIJn nestje en dan hebben wij geen babytjes

:neer. hè mama ?" Ko's altijd gewillig gesticuleerende handjes maken bij die veronderstelling een duide- lijke beweging van radeloosheid. en Jannem,m echo't de laatste bewering trouw na.

Natuurlijk is het noodig om zoo'n schrikkelijke roof eens en vooral te voorkomen en daarom worden de schatten veilig opgeborgen en is de boekenka t tot kinderkamer gedegradeerd. Of bef vorderd? Of misschien geen van beide? Zou 't mi schien ook zoo zijn, dat mama's boeken en de schoone Kinderdroom en de witte poppenbedjes alle van hetzelfde geslacht zijn? We zingen im-

mers ook zoo graag:

.Alle die Schönheit Himmels und der Erden Ist verfasst in Ihm al1ein,"

En in dien choonen Droom. die mede in Hem va t ligt, wilde zich nu de wereld mengen. De wereld zag er uit als een blozend, bolwangig vrindje, dat zei: .. Speel jij met poppen? Hèèèè.

een jongen peelt met poppen I Sliep uit. je bent een mei je I"

Och, 't was slechts een heel kleine wereld, die :00

sprak. En zelf dIe kleine wereld praatte in alle argeloo h id nog slechts een grootere wereld na.

Maar dat neemt niet weg, dat 't toch wereld wa' : grof en verpletterend. Uitrukkend een heel mooi plantje in mijn God ·tuin. Koki kwam bii mij staan, toen hij zich d~arvan geraakt wi~t. "Mama. dat i'i toch niet waar?"

.. Wat. mijn kereltje ?"

.. Dat ik een mei je ben al ik met poppen speeL"

Dus de wereld zit er al. Vélnwaar ander die disqualificatie van 't begrip mei<,je? Doch dat L niet 't dringend te van het geval. Dat kan wachten.

We hopen immer nog heel veel tijd amen te hebben _ jaren - jaren. - We hopen immers toch

(14)

grootmoeder te worden van de kinderen, welke onze kinderen wederom geschonken zullen worden?

Opeens zie ik de wereld regelrecht in 't grim.

mig aangezicht. Zoo'n oude booswicht, om het nu reeds op mijn Koki voorzien te hebben I Moet dan alles een grime worden? Een grijns van den vrijen, open men ch, zooals God zich dien eenmaal gedacht heeft al de noodzakelijkste aanvulling van Zijn schepping? Maar dan zie ik midden in die wereld: vaders; vaders, die zich niet geneeren om een half uurtje met hun jongste in 't wagentje te rijden. Vaders, die 't kleintje, dat toch ook het hunne is, met trot op den arm dragen, hun prachtige twee-eenheid toonend aan al wie voor_

bij komt. Ik zie onzen eigen vader, die den Koki van veertien maanden in 't hoognoodige schoone broekje hee ch, terwijl de Janbaas van veertien dagen bij moeder zich te goed deed. Neen, oude booze wereld, 't gaat niet op, wat je zegt. 't Is leugen, verdraaiing, kortzichtige domheid en grau.

we armoede. En mijn Koki, mijn kereltje van al vijf jaar, met zijn fijne snoetje en zijn ragfijne gedachtenspinseitjes, zou die zich daardoor laten verschrikken?

.. Wel neen, Koki, die dat zegt, weet er he de.

maal niet van. Je weet toch wel, dat Pappa ook met jullie speelt? Pappa komt jullie toch ook een nachtku je geven en vaak nog toedekken ook , avonds, al het koud wordt? Je bent gee~

mei je, als je graag met popjes speelt, maar een klein vadertje, begrijp je? En 't is toch fijn, om een klein vadertje te wezen?"

"En word ik dan later een groote vader? Zoo groot 7" De smalle handjes gaan onbereikbaar verde hoogte in, en nog hooger spannen zich de gedachten.

"Ja, later, dan word je een echte vader, net al onze pappa."

24

"Veel. veel, veel later, hè?"

"Ja, veel later. Eerst moet ie groot zijn, natuur~

lijk, en zelf geld verdienen kunnen."

Daarmee is het blijkbaar in orde. De lijn, die dreigde afgebroken te worden, loopt nog recht en stevig door.

En 't popje wordt weer uit zijn bedje genomen en bewonderd. 't Wordt weer te slapen gelegd en stevig toegedekt en de klamboetulle wordt zorgvuldig toegeslagen.

En mij, die er bij zit, wil het voorkomen, dat 't me gelukt is, ook om mijn Kaki zelf de be-

chermende tulle nog dicht te houden. De scheur dreigde, de booze wereld loerde er door.

o

God. de scheuren blijven dreigen. Sluit gij ze zeer vast in de eeuwige veiligheid van Uw Koninkrijk I

25

(15)

SPINNETJES GELUKSDAG

Volle morgenzon in een ontbijtkamer. Is er iets denkbaar, dat vroolijker en meer bemoedigend is, na het duister van den langen nacht? Kleine spiegelvlakje beven op de reeds ingeschonken koppen thee en de grove ontbijtbordjes lijken in hun zijueachtigen glan__ wel uit het kostbaarst materiaal vervaardigd. De bloemen in de kleine vaa jes vangen nog eens een nieuw en vroolijk leven aan en de drukke arbeidsmensch, die in zoo'n kamer binnenkomt, kan niet anders doen, dan met liefde en toewijding denken aan de wachtende taak.

In de breede ven 'terbanken van de eetkamer

Zit en leunt en hangt een groep jonge zustertjes, proe fzustertjes nog, in effen blauw met breed.

witte schol'l; ze luisteren met glanzende instem.

ming, hoe een van haar vertelt van een pret.

av ndje, d,lt een reuzenfuif is geworden, maar juil>t als al ge tiCllleerende het hoogtepunt bereikt h, wordt de a:l tbcht afgeleid door het opengaan der zaaldeur, en ke rt zich Je volle intere e naar de binnentredende.

.. H.l11o' daar is de Spin I Daar is ze all"

.. Spin, kind, je hebt wat gemist, hoor I"

.. H 110 I kijk dat Spinnetje er eens vroolijk uitzien '"

.. Spin, heb jij een brief gehad, Van je allerliefsten. chat ?"

njmt er een, die nooit om haar woorden verlegen is, en doonlat niet zich :00 snel meester maakt van den troep, als de rijm::iekte, valt een ander onmiddelijk in: " pinnetje, mijn lieve kind,

I 't in orde met je vrind ?"

.. Klets '" zegt de Spin, met een treffende maar

absoluut onverdedigbaren krachtterm.

"Heelemaal niets klet , waarom kijk je dan zoo vroolijk? En bovendien, mag je niet zeggen kl~~ . Kind, pa op' Weet je niet, dat het op de ltJ t van verboden woorden staat ?"

"Spin heb ik dat goed gehoord, Zeg jij daar een leelijk woord ?"

begint er een zachtjes te neuriën.

.. Klets '" zegt nog een het Spinnetje, en stampt in opkomende boosheid met haar voet op den grond. Wat hebben die anderen zich met haar zaken te bemoeien I Wat kunnen zij er van welen, hoe graag ze iemand hebben zou, om bij te hooren voor het heele ernstig.blijde leven I Ze gooit het gesprek over een anderen boeg.

"Waarom eten we nog niet ?"

Zuster Tan is aan de telefoon geroepen. Nou

" " I

hehben we nog even uitstel van executie, ga mt het koor.

Daar staat ze dan: Mary van Dalen, z.uster Mary, die in 't groote huis den bijnaam van Spin ge- kregen he ft. Tenger, al te mager meisje i .. ze, dat in 't ouderwetsche blauw nog smaller hJkt, dan ze is; dat echter onbewust zoo iets stralends in haar heele wezen met zich omdraagt, dat men alle onschoone hoekigheid vergeet en aan niet meer denken kan, dan aan den warmen, levenden glimlach, waarmee 't heele Spinnetje lijkt samen· gegroeid en die haar mooier maakt, dan 't meest regelmatige en verzorgde gezichtje zijn kan.

"Spin, wat heb je ?"

"Mijn moeder is jarig," zegt de kleine Spin en stralender worden haar oogen.

"Je moeder? 0 I En wat doe ie nou?"

"Hier blij ven natuurlijk; 'k heb toch geen vrijen dag ?"

J

I"

.. ammer, zeg.

(16)

Dan gaat opnieuw de deur open en treedt de zaalzuster binnen. Zuster Tan, met de vrooliike oogen en de nog vroolijkcr blonde haren, die zich maar niet onder 't witte mutsje willen schikken en altijd in duizend kleine krulletjes opstaan om den stijven rand. Ze maken haar jonger dan ze wil zijn - in 't ziekenhuis althans. - Ze moet er toch wat streng en eerbiedwaardig uitzien, wil ze met Succes de orde bewaren onder de twee dozijn jonge dingen, wier eerste opleiding aan haar i toevertrouwd en die zich soms meer gedragen als uitgelaten ko tschoolmeisjes, dan als de ernstige werkende vrouwen, die ze moeten worden.

"Neen, dat vind ik ongehoord I Zitten jullie nu nog niet aan tafel? Zul je nu nooit eens leeren, hoeveel tijd hier waard is?"

"Ja, zuster Tan, maar u was er niet, en de Spin deed zoo raar, en . . . "

"Raar? Mary?" Een vragende blik zoekt het tengere mei je, dat achter en tusschen de anderen heftig "neen" schudt. Ze houdt van Mary; ze ziet dwars door 't brutale ma kertje heen; ze weet van haar toewijding en idealen, van haar hunke.

ring naar levensvervulling, en soms kost het haar moeite om het glanzende geluksspinnetje niet voor te trekken boven de anderen, die zooveel verder van haar af staan, Innerlijk. "Nou ja, raar - Zoo vroolijk bedoel ik. Haar moeder is vandaag jarig en nou wou ze vrij vragen, maar ze durft niet goed."

"Ki~d, je praat wartaal I Dat komt van je leege maag. t Is niet waar, Zuster Tan; ik wil niet vrij vragen, ik hcb er niets van gezegd; heelemaal nid !"

W1jselijk negeert Zuster Tanneke de woorden.

twist. "Kom mei jes," zegt ze kalm, "we moeten beginnen. 't Is meer dan tijd. Eerbiedig allen ?"

28

Zuster Tan bidt; een van de meisjes leest den morgentekst en onder prijzenswaardige kal::nte wordt het ontbijt gebruikt. Zuster Tan heeft er wel ontzag onder, al twijfelt ze er zelf ;-rel e~ns aan I Tersluiks kijkt ze nu en dan naar t kleme Spinnetje dat in glanzende verzonkenheid haar boterham' eet, en vele gedachten doorkruisen daar.

mee haar hoofd. " ? "

"Heb je nog broers of zusJes thUIS, .Mary ....

"Neen, zuster, geeneen. M'n broer is tn I~dl,~

en ik ben hier. We zijn maar met ons tweeen.

"En je vader is gestorven?"

"Ja, allang geleden; ik was nog een halve baby, toen vader stierf. Moeder woont nu al.l.ee~, op een bovenhuis, met een daghitje, natuurliJk . .

Ook een saaie beweging?" flapt een er Ult.

"Verboden woord I" constateerde ad rem een ander en zuster Tan zegt: "precies"

Dan zwijgen ze weer; 't ontbijtuurtje loopt ten einde en reeds beginnen de afdeelingen met hun zware dagtaak te roepen. Er wordt gedankt en gezongen; daarna stoelenge chuifel over den on.

bedekten vloer.

"Weet je allen, waar je zijn moet, mei jes ?"

Ja wel, zuster Tan."

"En les van dokter, vandaag?"

::Nee zuster, de les gaat niet door. Dokter heeft

consult in Haarlem." .

"Nou, dat tref je dan al weer. ~n nu kal.mpJcs aan hoor. Denk er om, 't is een hUI v?,or ZIeken, hier. Die vragen medegevoel van ons.

Dan tegen het Spinnetje, dat een der laatsten is: "Kom je straks even bij me, Mary? Zaal 8;

isoleerkamer."

Goed, zuster Tan."

Geen van de anderen merkt het op, d,1t T an.

neke's gedachten bezig zijn, va te vormen aan te

(17)

nemen. Zuster Tan heeft het eenzame, ouderen de moedertje zien zitten, met wie ze eenmaal gesproken heeft, toen ze Mary presenteeren kwam: vrien_

delijk, stil gezicht, waarop het leed zijn diepe voren getrokken heeft. Nu eenzaam, op haar ver_

jaardag! Och ja, wie ongetrouwd blijft, moet zoo iet leeren aanvaarden, hoe moeilijl< 't om' ook vallen kan. Maar als je getrouwd bent geweest en kinderen hebt en bovendien veel verdriet en zor.

gen hebt gekend . . . . Dan moet je toch eigenlijk

~een eenzamen verjaardag meer behoeven te vieren.

Ou , 't i klaar en duidelijk voor zu~ter Tanneke : Mary van Dalen moet vrij hebben vandaag; die moet naar haar moeder toe.

Dilar ·taan ze al amen in 't ongebruikte wit betegelde vertrekje, omhangen van scherpe lysol.

geuren ... ({ier ben ik, zuster."

"Spinneke, zou je gnag naar je moeder willen, vandaag?"

"Ik? na. r mijn moeder? 0, ontzettend graag, na tu u rl ij k.'·

"Dan mo.!:t je maar gaan, vind ik. Ander is ze ook wel erg ec lI:aam, hè? 't I niet druk m t de patiënten en dokter is er toevallig ook niet.

Als je IIU gauw vo rtmaakt. kun je den trein van half negen nog halen. 't 1 even voor acht.

En tien uur thui'i. 'k Haal je zelf van den trein; 'k heb een vrijen avond en ben daar dan toch in de buurt. In orde ?,

" 0 ! Zuster Tan I" Sprak loos staat een oogen~

blik de kleine Spin. Ze kan h.ur geluk niet ineens omvatten. "Heusch? Meent u 't ?" Een paar heete tr.men dringen geheel tegen haar wil, haar in de oogen ... lIeu~ch, zuster Tanneke 7"

"Natuurlijk. malle meid I Waarom zullen we nu meer eenzame mcnschen maken, dan noodig i, I En nou vlug 1 Anders mis je je trein nog en

een extra laat ik niet voor je loopen, hoor."

Dan komt er beweging in het smalle blauwtje en de Spin doet, wat geen voorproefje ooit nog gewaagd heeft: ze slaat ha r armen knellend om Tanneke's hals en geeft haar vol overtuiging een knallenden kus. "Lieverd," zegt ze, en holt dan zonder omkijken weg.

En Tanneke kijkt haar na, met een zeldzaam wijd geluk in de oogen. Ja, 't leven is toch mooi en choon, zelfs in deze vrijwillig gekozen zie- kenhtl istaak, die soms afmattender en zwaarder lijkt, dan een mensch vermag te dragen. Mits ~e maar oppast, een levend mensch te blijven, met een echt levend hart van binnen . .. en niet te verwor, den' tot een stuk raderwerk, zooals zoovelen . . .

Dan strijkt ze energiek haar krulletjes glad én ga.lt glimlachend aan haar taak beginnen, nu zon.

der verder oponthoud.

En 't Spinnetje tramt door de stad he morg~~"

drukte; plechtig in co tuum, omdat :e geen tiJd heeft durven nemen, zich te verkleeden. Zwarte mantel, zwart kapje, zwarte handschoenen - en in baar hand n draagt ze voorzichtig een s hat van voorjaar bloemen, die :.e nu en dan met blijde oogen omvangt. Daarvoor heeft zIj nog juist even tijd kunnen vinden, in den winkel om den hoek. Mooi ::ijn ze I Onbegrijpelijk. De menschen kijken er naar met benijdende blikken en zien d':l11 even benijden naar 't smalle gezichtje boven 't effen zwart, dat zoo zonnig stralen kan. "Wat voor een buitenkansje zou dat jonge zu~tertje hebben,"

VI'.' .

gen ze zich af.

't 1 druk op het perron; 't schi)llt een ge\\' ilue trein te wezen, die geheel v I loopt. Op de teen en wippend. gluurt Mary de overvolle wagons in.

Vol, v I, vol. Tot achteraan toe vol. AlIe derde klassen bezet; hè, wat vervelend I

(18)

.. Moet u mee, zuster?"

Gelukkig, de conducteur gaat helpen. Nu komt 't in orde en gehoorzaam trippelt ze achter den breeden uniformrug aan. Een leege tweede klas wordt geopend met 't breede gebaar van een, die te be lissen heeft. "Alstublieft, zuster." "Ja maar ..•

ik heb kaartje derde . . . "

"Stap er gerust in. De derde is heelemaal vol en hier ::it u best. Op mijn verantwoording hoor."

"Nou, graag dan. Dank u we!."

"Tot je dienst, zuster. Nu uw kaartje nog even."

En dan zet de trein zich in beweging en Mary geniet onuitsprekelijk van de ruimte om zich heen.

Naast haar liggen de bloemen, voorzichtig neer.

gevleid in hun blanke ritselpapier, en zelf sluit ze af en toe even de oogen. Moe is ze. Eigenlijk is ze altijd moe, sedert ze dit werk der barmhar.

tigheid gekozen heeft. Zoo ongelooflijk \'Cel komt er in ~et 'dekenhuis op haar aanstormen, dag in, dag Uit - :ooveel ellende van lichaam en ziel die ze mee moet leeren dragen, wil ze een

goed~

verpleegster worden. De anderen schijnen dat niet zoo te voelen. Die leven anders; minder moeilijk.

Soms .. wenschte Mary, dat ze ook luchthartiger k?n zIJn; dat ze in werkelijkheid 't vroolijke, grap~

Plg<brutale Spinnetje was, dat ze nu schijnt te zijn.

Of Tan het weet, hoe moeilijk ze 't leven soms vindt? Of Tan haar daarom dit buitenkansje heeft bezorgd? T an moest eens komen logeeren - in een v.acantie. Als ze dan tegelijk vacantie hadden, tenmmste.

Dan ziet Mary weer uit over de zon.beschenen voorjaarc;weide, waar jonge lammeren dartelen om hun kalme, bezadigde moeder, en waar de hoog- beenige veulens de dol te prongen maken, wanneer ze den .. neltrein hooren aandaveren. Langzamerhand worden de weiden minder, de beboschte stukken 32

meer - en eindelijk vertoonen zich de eerste denneboschjcs, vreemd grauwen overwinterd in den overmoedigen jongen zonneschijn .... Spin.

netje zucht van diep.innerlijk geluk. Geen vijf minuten meer, dan is ze er. In gedachten ziet ze haar moedel' reed, taan; voor het ven ter misschien.

Of boven aan de trap. l:.en verrassing zal 't zijn, zonder gelijke I Jammer t:igenlijk, dat ze niet nog even een feestclij ke jurk heeft kunnen aantrekken. r.la:tr enfin, dat kon nu eenmaal niet.

\Xlanneer de trem, na kort oponthoud, weer tot vertráken flUit, i~ Mary al 't lange smalle perron oHrgerend en stormt lenig de trappen op, die naar boven, naar den beganen grond voeren.

"Vrije dag, -::uster '?" De controleur kent haar al, en glimlacht onwillekeurig achter zijn brille- glazen om haar groote glanzende vreugde.

"Ja,

en onverwacht \"

"Nou, hoe IS t.ie?"

Buiten omv.lngt haar na de tochtige kilheid van de . tationshall opnieuw de zonneVl eelde en ve.:r rachtig :et ::.e den pas er in ,de bloemen voor.

zi htig voor zich uitdragend. In de vert~ wenkt reeds het groote woningblok m~t zijn erkertjes en gewerkte balconleuningen. Staat ze daar voor 't raam, de jarige? Neen, natuurlijk niet! Hoe zou ze ook. \X ien ::ou ze verwachten . . . . Maar des te grooter ::'.11 de verrassing ::'IJn, straks, als ze de voordeur opentrekt, in de mecning mi schien, dat 't Je kruidenier of de bakker i '. Nu dus maar hellen. Daar gailt de verras ing b ginnen. Feeste.

I jk luid rent ue eJ..:ctrisch. zing-zang 't huis door.

.. G.1UW! G uw I doe open! Ik ben Immers hier!

De 'erra ing!"

r

dali do Cl' niemand open. Inderdaad. Ook niet, w nneer het bel~'eluiu nog twee, drie keeren met dreigende sprongen naar binnen ·tormt I

"3 33

(19)

Niemand doet open, niet de jarige en niet de kleine daghit. . . . en langzamerhand dringt 't tot Mary's bewustzijn door, dat er ook niemand open kan doen, omdat er niemand thuis i .

Als een onverzettelijke zwarte mas a valt de teleurstelling op haar zonnige vreugde en, scherper nog dan in den trein, voelt ze, hoe moe ze is.

Moe I Moe I Om te schreien van mueheid en te- leurstelling.

Hulpeloos en half versuft kijkt ze een oogen.

blik om zich heen in de verduisterende wereld;

zonder doel, zonder thui .

Dan gaat de tweelingdeur open, die tot de benedenwoning toegang geeft. Een vreemd sproe.

tig dienstmeisje vertoont zich, nieuwsgierig en praatgraag.

"Had u de oude mevrouw willen opzoeken, zuster? Die is niet thuis hoor. Uitgegaan, van morgen al. Met een auto gehaald. Maar ze komt wel vanavond terug, en ik zou den sleutel zoo.

lang bewaren, voor 't geval. als er iemand kwam.

Dus als u er in wil?"

Ja, erin; dat zal h t beste zijn. Barmhartigheid lijkt dat, vergelek n bij 't armelijk hunkeren voor een gesloten deur. Gauw in 't ledige hui', om alle tcleur~

stelling en schaamte en bittere leegheid te verbergen I Open gaat de deur en weer dicht. 't pinnetje leept zich de trap op; akelig dringt de stilte om ha,r heen, V,1I1 't huis, waaruIt de levende ziel i weggegaan. Zelfs de tulpen in de voorkamer, prachtig in hun langstelige trotsch tegen 't don.

kerroode pluche van 't tafelkleed, lijken \'el af, levenloo . Mary vult een vaaS met water, zet haar bloemenschat er In en zoek teen voorJeelig plekje er voor. En al ze eenmaal staan. vallen een paar tranen er op.

Moeder uitgegaan I Op haar verjaardag nog weIl

Op den heel extra. vrijen verrassingsdag van Spin, netje I Weten ze dan zoo weinig meer van elkander af, dat zooiets mogelijk kan zijn? Stil duikt ze in elkaar in den diepen stoel bij 't venster, moe, verslagen. Ze huivert, wanneer ze daar zoo zit, zonder mantel, in 't strakke blauwe katoentje.

Wel is 't voorjaar, maar de voorjaarsmildheid is alleen in den onmiddellijken zonneschijn te vinden. En in Mary's hoekje valt geen zonneschijn - op geen enkele manier. Opeens huilt ze haar ellen dl' uit; snikkend krimpt ze in elkaar tot een hoopie diende en ze huilt, tot ze geen tranen meer over heeft, Dan gaat ze, nuchter geworden.

met zich zelf te rade, hoe ze den dag verder door.

brengen zal. Kachel aanmaken? Vervelend karwei.

Misschien ook niet noodig, wanneer ze een van moeder wolletjes aanschiet. Maar koffie zetten, dat kan. En dan verder op zoek naar eetbare waar. - Of anJers wat koopen. - Een picnic organi- seeren in je moeders huis, een picnic met de stilte tot eenigen kameraad I ' t Spinnetje glimlacht bitter.

Dat kan ze, bitt r glimlachen! Maar hoe bitterder ::e glimlacht, des te hooger zitten de tranen.

't \Vatcr in 't electrische keteltje begint juist te zingen, wanneer beneden een deur dicht slaat. Bij de buren zeker. Nee, 't komt hier de trap op- Dus toch? Ou toch de jarige moeder. - Gaat alle nu werkelijk nog goed worden?

.. Hallo! Mamsie I!" Ze zingt en jubelt 't en springt er mee naar de kamerdeur. -

De bloemen, gauw. waar zijn ze. - .. Pardon - zuster." -

Dat ie; voor de tweede maal bedrog I Er staat een vreemde jonge man voor haar, die nog buiten adem is, omdat hij het noodig vond, in 't ledige huis met drie treden tegelijk de ergerlijke trap te nemen.

(20)

"a,

ik dacht -" Wat ze dacht, ze~t Mary nie t en wat ze denkt, zegt ze evenmin. 't I in zijn rollenden cirkelloop ook niet onder menschen.

woorden te vangen.

"Ja,

ik dacht ook - daarvandaan dat ik maar

zoo binnen kom." - Dan opeens met e n nieuwe herkenning in de oogen: "Jij bent toch Mary niet? Ja, noltuurlijk I je bent 't. Maar mij ken je niet meer, i 't wel? Zeg, je moeder is bij on - Ravenberg - mijn ouwe lui wonen hier al een week of ze - ik zelf ben verleden week uit Amerika terug gekomen - krIjg hier een baan, waar chijnlijk. Dolf; Dolf Ravenberg. Weet je 't

?"

nu.

"Och, natuurlijk! Ja I" Nu weet Mary alles. Ze ziet 't weer oor zich, 't vroegere buurhuis, ver weg, in polderland. Het huis, met zijn troep wilde jongens, waarvoor ze als vet.! kleiner meisje altijd een heimelijk angst en (keer had. Dolf Ravenberg ! 1\: atuul'lijk - nu ziet ze 't duidelijk'

"Ja mai"r, ik begrijp niet, wat moet jij dan hier '"

"Je moeder bli1ft bij om logeeren. Hebben ze net samen b di 'dJ, thui , . ou kom ik wat halen, ja, wat zei ze ook we r. - Enfin, dat zoek jij nu wel bij elkaar. - Maar wat d 'ed jij eigenlijk hier '"

"M 'n jarige moeder opzoeken, natuurlijk. Fn voorts cen picnic in elkaar 1. 'tten."

"Nou, kleed

i

dan maar vlug aan cn ga mee.

Je moeder zal blij wezen, zeg. Ze zat van morgen in de vroegte al over je tc tobl-en. Samen met mijn moeder. 0, ze kunnen ~oo gezellig amw tobben die twee . . . "

Vederlicht, met HooliJ ke zingzang in heel haar wezen, doet Mary af, wat ze te doen heeft. 't Keteltje wordt uitge. chak ld met etn zucht van verlichting; de kast weer afge loten, de weinige 36

toiletbenoodigdheden van moeder bijeengegaard in haar laapkamer.

"Klaar? Gaan we?"

"Ja, klaar."

Dicht slaat de deur. Door het geopende erker.

ra~m van 't benedenhui kijkt een proetig mei • je~gezicht 't tweetal na. Groote, for ch.~ jongem~~, extra breed in de winterjas, die hIJ nog altijd draagt . . . en • t kleine zwarte persoontje er naa t, Jie zorgvuldig 't weer ingebonden boeket voor zich llÎt houdt.

Anderh"lve cent, hoor," meesmuilt het mei~je.

"Maar misschien wordt 't ook wel niks." Ze hoopt, dat 't niks wordt, want met haar eigen vrijage i 't eveneens mis gegaan; verleden week al.

"Is 't hier?" Ze staan stil voor een nieuwge.

bouwd landhuisje, dat str.ult van vriendelijkheid, midden op een groot, glad gazon.

"Ja, hier, Lollig hui je wel, hè ?'.

"Verboden woord," constateert Mary, die min of meer overmoedig wordt als reactie op de al te felle t leur_tellinf'.

"Hè? 1" met ~en verbaasll n blik.

"Lollig is een "erboden woord, zeg ik."

,,\Voon je dan in een klooster?"

"Nee, dat niet, maar we hebben wel een massa verboden woorden. \'(Te hebben ze uit 't hoofd geleerd, zeg. Lolli,.,. leuk, pan, mop, krijg op je kop."

Ze hoort niet meer 't andere, zeer verboden woord, dat Dolf nu prevelt aan 't adres van het ziekenhuis, want haar zoekende blik ontdekt in de zonnige ~erre een bekende ge talte en enkele vliegende seconden l<tter heeft er een begroeting plaat , zoo vreugdevol, al alleen na bittere droef.

heid en hard gemi , mogelijk kan zijn.

"Kindje. kindje, dat ik je nu toch bij me heh,

(21)

Wat is dat een overwacht geluk. En zooveel bloc.

men breng je mee."

Onmiddellijk verwijdt zich de goede gezinskring om ook Mary in zich op te nemen, en ze zit in de serre, zoo vertrouwd, alsof de jaren.van.lang geleden nooit hebben opgehouden te bestaan.

De oude .. tante"~naam wordt spoccJig weer terug- gevonden; de "oom"maam volgt spoedig, half lachend, half be chroomd, voor den ouden ge_

leerde met zijn zilvergrijze haren, en dui~end her~

inneringen duiken op, pringen lachend rond van den een op den ander, en maken den dag tot een feest, zooals Mary zelfs in den trein nict heeft kun.

nen droomen.

Zoo leeft het pinnetje pas! Iedere blik, iedere beweging van haar leeft, ieder woord van haar sprankelt van diep.in gehoed en zuiver leven, en 't Spinnetje is mooi, ::ooals ze daar zit. Mooi in 'tstrakke blauwkatoentje, mooiin 'tdonker fluweelen kleedje, achtt'rgelaten door de alweer van vacantie vertrokken dochter des huizes ... dat ze op alge.

meen verzoek voor de nami da~uren aantrekt.

.. Kind, kind, wat ben ik toch blij. Wat is dat een feest. dat jij er nu ook bij bent. Wic had dat kunnen denken,"

't Ontroert Spinnetje en maakt haar be chaamd.

Hoeveel eindelooze liefde chuilterachter die simpele woorden en hoeveel verhooring trilt er in door!

Mary denkt, dat op dien zeI fden toon haar moe.

dertje 't eenmaal in den hemel ook zal zeggen:

Heere, Heere, wat ben ik toch blij. \{'ie had dat kunnen denken, dat Gij voor mij, arme, zoo een verrassing hadt bewaard.

Heelemaal uit de verbazing komt Spinnetjt's moeder niet, dien dag. Ze zit maar stil op den achter~rond van het familieleven, naast den hoogen palm-m.bak en laat glimlachend toe, dat het leven

zich kristalliseert om de jongeren. Zoo is het leven nu immers eenmaal. Om al wat jong is, stuwt het zich te za men, en de ouden hebben 't toezien.

Die mogen zich laten omkoe teren door hun levens.

durf en er zich over verwonderen, dat de wereld toch altijd hetzelfde blijft. .. nu, zoo goed als der.

tig jaar geleden. Ouden en jongen; en wat jong is, zoekt elkaar .

.. peel je ook. Mary?" Zacht en beschaafd van intonatie dringt de stem der nieuwgevonden tante tot haar door, ondanks 't luide sprek n van Dolf met zijn vader over Amerika, 't land der groote afmetin.,en . . . het onderwerp, dat nog lang nict is uitgeput.

,.Ja, tante; piano."

"Zeg, Dolf, dan moesten jij en Mary eens wat ten beste geven ter cae van onze jarige. Toe jongen, rijs een' op en haal je .~ioo.l.·' .

Met moeite maakt een lang liJ f ZICh los Uit de veilige fauteuil=omarrning.

.. pelen? Maar moeder I We weten niet eens, of Mary er wel zin in he ft. U commandeert ook mailr, en 't kan best wezen, dat ze veel liever uitrusten wil,"

"Ik ben niet moe," :egt pinnetje verontwaar- digd, en daarmee is het spelen beslist.

't amen~pe1 wordt een lang ontbeerd genot.

w.larbij, tu schen 't luchtige woord. en vinger pel telkens de ernstig-schoone achtergrond van 't waar$

lijk muziekliefh bbcn te voor~chijn komt kijken.

Her ennen, louter herkennen en herkend wor- den, daaruit be taat eigenliik de heele choone dag. pinnetje ju elt en leeft haar blijdschap vrije.

lijk uit in dezen kring van veiligheid. Ze trekt geen paraleJlen meer tusschen het ziekenhuisleven en dit; ze denkt niet, ze leeft alleen en ontvangt alle schatten als een kind zoo blij. Daarmee schrijdt

(22)

de fee tdag voort, chnjdt hij naar zijn einde toe.

Tante Lida begint er, in haar kwaliteit van zor.

gende huismoeder, het eer~te over te praten, dat er een einde aan den feestdag komen moet.

"Hoe laat gaat je trein, Mary'tje ? Dan kunnen ze er in de keuken op rekenen, m t eten,"

"Acht uur 14. tante."

"Dan al? Maar kind I Zoo vroeg! Ja, dan moe- ten we vooral niet te laat ::.ijn met ten. AI j je daarna nog verkleeden moet! En een half uur loopen naar het statton moet er ook nog af."

"Nee, tante, 20 minuten op :ijn hoog t." Dolf geeft Spinnetjes moeder een ooIijk knipoogje.

"Kun je niet spij beien, 1ary, \'('at gebeurt er met je als je spij belt? In arrest? Of een week- lang geen toespijs ?"

,,'k Weet niet hoor, een ondervmding van.

Maar vermoedelijk niet veel goed ."

"Spijbelen de and'ren wel? Of durft niemand de strenge kloosterwetten te ontduiken?"

"Ja, sommigen doen het wel eens, maar ik na- tuurlijk niet."

.,Nee" zegt Dolf lang::. m en eIgenaardig ge- intoneerd. ,,'t Js ook niets voor ju,"

Nu staat opeen Sinnetje op !'cherp; voor en moment is ze werkelijk h t pinnetje, UJt haar naam niet ten onrechte draagt.

,,\Vaarom niet? D ar ::.al jij wat van weten I Vanmorgen zei je nog zuo;ler tegen me,"

Maar Dolf houdt den ernstigen toon van te "oren vast. ,,\Vel, ~pijbelen verraadt altijd gebrek aan noble e. Net als vroeger in chool het spieken, 'k Heb er nooit aan mee willen cl 1en, al hebb n ze me er om uitgedaverd en , ehaat. Vol lagen gebrek aan noble se; daarom kon ik het niet. rn jou zie ik er niet voor aan, dat je ook dat ge-

brek aan noblesse hebt,"

40

pinnetje is weer Mary, gegrepen door de eer- lIj ke klare woorden van Dolf.

"Nee, - eerder een teveel. Dan gaan ze je trot vinden en hoog in 't wapen en je weet zelf op 't laatst niet meer, of 't waar is, of niet,"

Stil luisteren de anderen toe. Ja, dit is het jonge geslacht, dat zoo criti ch zichzelf en anderen be- kijkt en in duidelijke bewoordingen po itie neemt in 't leven.

Maar brave kinderen zijn het; ze taan aan cl n rechten kant van het leven, de een zoo~ el als de ander. Mary' - moedertje straalt; zoo is h t

immer. Noblesse, het plantje, dat zeldzaam wordt in het jachtende leven, en dat toch zoo noodig b.

Dan zendt ze haar zegenende gedachten uit naar haar eigen jongen in het verre Indië, die ploetert om vooruit te komen en die vecht, om ook in J ndië aan den rechten, eer/ijken kant van het leven te blijven.

't Einde van den schoon en dag komt onver~

biddelijk, 't Schijnt al heen door de eenvou<

uige vreugde van het feestelijk diner'tje; 't dreigt in het strakke ziekenhuisjaponnetje, dat boa ven in de verwarmde logeerkamer te wachten hangt.

JO 10 t 't nu werkelijk wezen, lieveling?"

.. Ja, Mamsie, werkelijk. 'k Ga me verkleeden, "

Tiptop, fijn zwart nonneke, komt Mary weer be- neuen. "Zoo menschen, kijkt me aan! Nu ben ik weer de Spin."

JO pin ?"

"Ja, zoo noemen ze me in 't ziekenhui , de andere voorproef ,"

"Ze zijn niet wijs, kind," constateert de nieuwe oom. "Trek je er in ieder geval maar niets van aan."

"Doe ik ook niet oompje," telt Mary wij

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Rudy Scheper, boombeheerder bij de gemeente Dordrecht, is van mening dat een inspiratie- boom vooral het bomenvak interessant moet maken voor de jeugd: ‘Een notenboom laat

een verfijnde vleesschotel met rosbief, varkensgebraad, parma met meloen, beenham met asperges en een zalmschotel, verschillende gerookte vissoor- ten, een tomaat garnaal en

&#34;Hoe 't heerschap het maakte&#34; met 'n telegram naar het postkantoor. Het telegram was des nachts door den dok- ter en haar opgesteld en geadresseerd aan het

Deze film is beschikbaar gesteld door het KITLV , uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV.. Dit

Eens hebben wij fier de dag gegroet Vóór de sombere tocht naar beneden W ij hebben niet meer de levensmoed Om weer naar het licht te treden.. werd allereerst háár

Deze fIlm is beschikbaar gesteld door het KITLV, uitsluitend op voorwaarde dat noch het geheel noch delen worden gereproduceerd zonder toestemming van het KITLV.. Dit

lossen. Dc onmiddellijk afgege- ven • chotrn der schietvaardig l11archeerl'nde manschappen hadden klaarblijkelijk .1ICCC blijkcn d gevonden blo dspor n. Vol rens

Want door het plotselinge vertrek van Hendriks was de tijgerjager 'n beetje op den achtergrond geraakt Doch Bram begreep, dat bij een eerstvolgende ontmoeting de