• No results found

Een typisch streekproduct? Drents proza van de 21

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een typisch streekproduct? Drents proza van de 21"

Copied!
74
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Een typisch streekproduct?

Drents proza van de 21e eeuw nader onderzocht

Maaike de Boer

(2)

Een typisch streekproduct?

Drents proza van de 21e eeuw nader onderzocht

Masterscriptie Kunsten, Cultuur & Media, Rijksuniversiteit Groningen Afstudeerrichting: Master Literatuurwetenschap, Analyse & Kritiek

Door: Maaike de Boer

Scriptiebegeleider: Dr. S. van Voorst

Tweede lezer: Dr. E.C.S. Jongeneel

Vakcode: LWX999M20

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 4

Hoofdstuk 1: De Drentse streekroman ... 9

1.1 Definities en opvattingen over de ‘streekroman’ ... 9

1.2 Drentse literatuur ... 10

1.3 Kenmerken van de streekroman ... 12

Hoofdstuk 2: De literair-historische context van de Drentse literatuur ... 13

2.1 De ontwikkeling van de Drentse literatuur ... 13

2.2 Drents proza in de 21e eeuw ... 17

Hoofdstuk 3: Kenmerken van de streekroman ... 20

3.1 Het analyseschema ... 20

3.2 De analyse van het onderzoekscorpus ... 21

3.2.1 De boekomslagen ... 21

3.2.2 Algemene gegevens ... 23

3.2.3 Een romantische verhaallijn en een ‘happy end’ ... 25

3.2.4 De personages nader bekeken ... 31

3.2.4.1Van Aaltje Edelveld tot Boele Zwiers ... 31

3.2.4.2 Van ‘christenmens’ naar atheïst ... 34

3.2.4.3 De rol van het moederpersonage ... 36

3.2.5 Een sfeerschets van Drenthe ... 36

3.2.5.1 Een schets van het landschap ... 37

3.2.5.2 Een beschrijving van folkloristische eigenaardigheden ... 40

3.2.6 Thematiek ... 44

3.2.7 Stijl ... 53

3.2.7.1 Drents versus Nederlands ... 53

3.2.7.2 Beeldspraak ... 55

Hoofdstuk 4: Een typisch 21e eeuws streekproduct? ... 59

Conclusie ... 65

Bibliografie ... 68

(4)

Inleiding

Het papier is overal gewillig, de taal even weerbarstig, uitstel van schrijven ligt overal voorhanden. Hetzelfde ambacht, waar je ook woont: strepen, corrigeren, opnieuw beginnen.

Woede, teleurstelling en soms heel even tien regels extase. Wat is er bijzonder in Drenthe?1

Deze woorden zijn afkomstig van Marga Kool, een van de bekendste schrijvers uit Drenthe. Kool schrijft zowel in het Drents als in het Nederlands en zet zich in voor het behoud van de streektaal. De meeste schrijvers in Drenthe schrijven in hun moedertaal, het Drents. Volgens Kool is dit goed voor het behoud van de taal, maar ook tragisch omdat veel mensen niet meer de moeite nemen om in de streektaal te lezen. Vooral een literair werk vraagt volgens Kool veel van de lezer.2

Daarbij komt ook nog de negatieve connotatie die de streektaalliteratuur over het algemeen oproept. Bij het vallen van het begrip ‘streekroman’3 komen de associaties met een ‘typische vrouwenroman’ en met ‘ouderwetse folklore’ nu eenmaal snel naar voren. De streekroman – die overigens geen eenduidige benaming kent en eveneens bekend staat onder de noemer streektaalliteratuur, Heimatliteratuur, dialectliteratuur en als regionale literatuur4 – is een genre binnen de literaire wereld dat gezien kan worden als een ondergeschoven kindje. Literaire kritieken over streekromans zijn amper te vinden en landelijke erkenning voor streekromanschrijvers is ver te zoeken.

Ondanks dat de streekroman binnen literaire kringen lager op de spreekwoordelijke culturele ladder staat, kent de streekroman een grote populariteit onder lezers – een lezerspubliek is er dus wel. Uit onderzoek van Annemarie van Buuren blijkt namelijk dat de meest geleende romans in Nederland in de Openbare Bibliotheken streekromans zijn.5 De geliefdheid van deze romans, onder meer de werken van Henny Thijssing-Boer, heeft volgens Van Buuren waarschijnlijk te maken met de beschrijvingen van het alledaagse leven, het taboedoorbrekende karakter6 van de romans en de binding met de streek. Dit zijn nog maar

1

Marga Kool, “Schrijven in Drenthe,” in: Het land der letteren. Nederland door schrijvers & dichters in kaart gebracht, Adriaan van Dis en Tilly Hermans (Amsterdam: Meulenhoff, 1982), 194.

2 Ibid., 194.

3 In hoofdstuk 1 zal verder worden ingegaan op de verschillende definities betreffende het begrip streekroman. 4

Annemarie van Buuren, De taal van het hart. Retorica en receptie van de hedendaagse streekroman (Groningen: University Library Groningen, 2005), 31.

5 Ibid., 1.

6 Streekromans lijken vaak traditioneel, maar vaak worden taboeonderwerpen besproken. Hierbij kan gedacht

(5)

een paar van de vele kenmerken van de streekroman, verderop in dit onderzoek zal hier uitgebreider op in worden gegaan.

De streekroman kende gedurende zijn bestaansgeschiedenis verschillende gradaties van populariteit. In de negentiende eeuw speelde volgens Van Buuren het sentiment een rol.7 Emoties werden gemakkelijker uitgedrukt in het dialect, iets wat terug te zien was in de populariteit van de dorpsnovelle, waarin personages in hun eigen dialect spraken.8 Volgens Henk Nijkeuter – auteur van het in 2003 verschenen Geschiedenis van de Drentse literatuur, 1816-1956 – was dit aan het begin van de twintigste eeuw eveneens het geval en werden in Drenthe nog veel streekromans geproduceerd en gelezen.9 Tijdens het interbellum was de verbondenheid met de eigen streek – door nationalistische gevoelens – extra aanwezig. Van Buuren geeft aan dat de streekroman in deze periode dan ook een grote populariteit kende.10 Freddy de Schutter schreef in Het verhaal van de Nederlandse literatuur dat hier na de Tweede Wereldoorlog verandering in kwam. Nationalistische gevoelens werden – in tegenstelling tot de houding tijdens het interbellum – zoveel mogelijk onderdrukt en de nieuwe generatie schrijvers richtte zich minder op het genre streekroman.11 De Drentse auteur Gerard Nijenhuis schreef in een themanummer over dialectliteratuur van de Driemaandelijkse Bladen, dat schrijvers die voorheen in het dialect schreven het moeilijk hadden: ‘het koesteren van de eigen waarden was verdacht geworden’.12 Het duurde volgens Nijenhuis lang voordat het schrijven in het eigen dialect hervat werd en het schrijven in het Drents zich verder ontwikkelde, zodat er weer gesproken kon worden van een ontwikkeling richting een ‘Drentse literatuur’.

Schrijvers die ervoor gezorgd hebben dat de Drentse literatuur in aanzien steeg, zijn onder meer Anne de Vries (1904-1964), Jan Fabricus (1871-1964) en Ben van Eysselsteijn (1898-1973).13 De Vries is onder andere de auteur van Bartje, Fabricus is bekend van het gedicht ‘Moej warken!’ en het toneelstuk Unner Ien Dak en Van Eysselsteijn schreef enkele romans

7 Van Buuren, 34.

8De dorpsnovelle wordt in de Van Dale Groot woordenboek Nederlandse taal (14) omschreven als een

streekroman. De dorpsnovelle geeft een bondige schets uit het plattelandsleven, veelal in de streektaal.

9 Lukas Koops, “Henk Nijkeuter: ‘Ik heb u lief, mijn heerlijk landje.’” Noorderbreedte, no. 2 (2002):

http://www.noorderbreedte.nl/onder.php3?artikel=398

10 Van Buuren, 38. 11

Freddy de Schutter, Het verhaal van de Nederlandse literatuur. Band 3: De beweging van Tachtig Van Nu en Straks Interbellum (Kapellen: Uitgeverij Pelckmans, 2000), 311.

12 Gerard Nijenhuis, “Het voorportaal van schrijverij tot literatuur in Drenthe,” in Driemaandelijkse Bladen 42,

no. 1-4 (1990): 33.

13

(6)

die zich afspeelden in Drenthe. Dankzij hem waren onder andere schrijvers als Hubert Lampo en Karel Jonckheere te gast in Drenthe.14

In de jaren vijftig zorgde de oprichting van de Drentse Schrieverskring (1953) en het tijdschrift Oeze Volk – opgericht in 1956 door Hans Heyting, Gerard Nijenhuis en Gerrit Kuipers – voor erkenning van de Drentse streektaalliteratuur. Tot dat moment bestond er geen tijdschrift dat alleen teksten in de streektaal publiceerde. Volgens Henk Bloemhoff en Henk Nijkeuter heeft de komst van Oeze Volk een bijdrage geleverd aan het Drents als cultuurtaal.15 Tien jaar eerder zorgde het zogeheten ‘Drents kwartier’ van de Regionale Omroep Noord (RON) al voor meer naamsbekendheid van Drentse schrijvers bij het publiek. Cultuur stond hoog in het vaandel en het uitzenden van Drentse hoorspelen, verhalen en gedichten deed de vraag naar werk van de auteurs in gedrukte vorm stijgen.16 In 1979 werd door Martin Koster en Ton Kolkman een nieuw tijdschrift opgericht, het Drents letterkundig Tiedschrift Roet. In Roet boden Koster en Kolkman ruimte aan literatuur die naar hun mening niet goed terecht kon in het traditionelere tijdschrift Oeze Volk.17 Veel Drentse schrijvers, onder meer Lukas Koops, Gerard Stout, Suze Sanders en Erik Harteveld, sloten zich bij Roet aan.

De komst van Roet heeft bijgedragen aan een verandering in de thematiek van de streekromans. Waar eerst vooral geschreven werd over bijvoorbeeld het dorpse leven, werden volgens Nijkeuter nu universelere thema’s beschreven.18 Deze thema’s expliceert Nijkeuter niet, maar het gaat om thema’s zoals ouder worden, de liefde, de dood, wanhoop, eenzaamheid en angst.

De vraag is, nu de nuljaren van de eenentwintigste eeuw voorbij zijn, of de Drentse literatuur zich inmiddels verder heeft ontwikkeld. Een eerste zoektocht naar ‘Drentse literatuur’ uit de eenentwintigste eeuw laat zien dat het Drentse proza onderhevig is geweest aan veranderingen. Bloemhoff en Nijkeuter schrijven dat in 2003 voor het eerst een Drentstalige sleutelroman, Schoeltied van Lukas Koops,19 verscheen en dat de roman Het verbörgen leven van Gerard Nijenhuis omschreven kan worden als een eerste moderne streektaalroman.20 Waarom de roman van Nijenhuis als modern kan worden gezien, wordt

14 Nijenhuis, 33. 15

Henk Bloemhoff en Henk Nijkeuter, Drents (Den Haag: Sdu Uitgevers, 2004), 97.

16 Henk Nijkeuter, Proefschrift: De pen gewijd aan Drenthes dierbren grond. Literaire bedrijvigheid in de Olde

Lantschap 1816-1956 (Groningen: Dissertaties - Rijksuniversiteit Groningen, 2001), 656: http://irs.ub.rug.nl/ppn/224242644

17

Bloemhoff en Nijkeuter, 98.

18 Koops, http://www.noorderbreedte.nl/onder.php3?artikel=398 19 Bloemhoff en Nijkeuter, 98.

20 Henk Bloemhoff e.a., Handboek Nedersaksische Taal -en Letterkunde (Assen: Koninklijke Van Gorcum BV,

(7)

door Bloemhoff en Nijkeuter niet aangegeven. Een ander voorbeeld is de in 2009 verschenen novelle In Paradisum. Drèents leven op eerde van Gerard Stout. Dit boek wordt door Joep van Ruiten – recensent bij Dagblad van het Noorden – omschreven als een ‘literair hoogtepunt in de Drentstalige literatuur’.21 Stout ontving voor In Paradisum de Dagblad van het Noorden Streektaalprijs in de categorie boeken & verhalend.

Aan de hand van deze drie voorbeelden zou voorzichtig geconcludeerd kunnen worden dat de Drentse literatuur zich in de afgelopen tien jaar verder heeft ontwikkeld en er sprake is van een verandering binnen de Drentse literatuur. In deze scriptie wordt onderzocht of deze vooronderstelling klopt. De hoofdvraag die in deze scriptie centraal staat luidt als volgt:

De Drentse literatuur – zowel Drentstalig proza als Nederlands proza van

Drentse auteurs over Drenthe – van de 20e eeuw bestaat vooral uit

traditionele streekromans. Is dit in de 21e eeuw eveneens het geval of is er

(daarnaast) een andere literaire ontwikkeling te zien?

Aan de hand van de volgende deelvragen zal de hoofdvraag beantwoord worden:

- Welke Drentse – zowel Drentstalige als Nederlandstalige – romans zijn er in de afgelopen

tien jaar verschenen?

- Wat zijn de kenmerken van de traditionele Drentse streekroman?

- Komen deze kenmerken terug in het te onderzoeken corpus? Zo nee: van welke literaire

eigenschappen kan er dan gesproken worden?

Voordat begonnen kan worden met de beantwoording van de onderzoeksvragen, is het belangrijk om duidelijkheid te hebben over de gebruikte termen. In het eerste hoofdstuk zal daarom beschreven worden wat in dit onderzoek onder ‘streekroman’ wordt verstaan. Daarnaast zal worden in gegaan op de gebruikte onderzoeksmethode en het opgestelde analyseschema.

In hoofdstuk 2 ‘De literair-historische context van de Drentse literatuur’, wordt een beeld geschetst van de ontwikkelingen die de Drentse literatuur heeft doorgemaakt in de periode voorafgaande aan de onderzoeksperiode – de eenentwintigste eeuw – die in deze scriptie

21 Joep van Ruiten, “Gratis ‘In Paradisum’ voor Drentse literatuurclubs.” Woest en Ledig, 29 september 2009,

(8)

centraal staat. Aan de hand van de Drentse literatuurgeschiedenis kan de hedendaagse Drentse literatuur beter beoordeeld worden.

In hoofdstuk 3 ‘Kenmerken van de streekroman’, worden de kenmerken van de streekroman besproken. Deze kenmerken zijn samengesteld aan de hand van het proefschrift De taal van het hart. Retorica en receptie van de hedendaagse streekroman (2005) van Annemarie van Buuren.

(9)

Het café in de grote stad, dat is de scheerwinkel op het dorp. De goede gesprekken die in literaire romans in cafés en koffiehuizen gevoerd worden, zijn in streekromans de

uitwisselingen van dagelijkse roddels.22

Hoofdstuk 1: De Drentse streekroman

1.1 Definities en opvattingen over de ‘streekroman’

Wanneer behoort een roman tot het genre streekroman? Simpel gezegd behoren alle romans die over een bepaalde streek gaan – vaak een landelijke omgeving23 – tot het genre. Werken van Thomas Rosenboom die zich afspelen in Groningen of Drenthe zouden ingedeeld kunnen worden bij de categorie streekromans net als de in 2006 verschenen roman Dis van Marcel Möring over de nacht van Assen en de in 2009 verschenen roman Dorsvloer vol confetti van Franca Treur over een orthodoxe boerengemeenschap in Zeeland. Het genre streekroman is op deze manier gedefinieerd toepasbaar op bijna alle romans, aangezien in veel boeken een bepaalde omgeving voorkomt. Het genre streekroman dient daarom duidelijker omschreven te worden.

Een belangrijk kenmerk van de streekroman, is dat over het algemeen gebruik gemaakt wordt van dialect of dialectisch getint Nederlands.24 De aanwezigheid van dialect draagt bij aan de authentieke sfeer van de omgeving die de auteur wil oproepen. Het ‘Ik bid niet veur brune boon’n’ van Bartje spreekt meer tot de verbeelding, dan wanneer Bartje in keurig Nederlands zou zeggen: ‘Ik bid niet voor bruine bonen’. De ‘streekroman’ staat daarom ook wel bekend als ‘dialectliteratuur’ en ‘streektaalliteratuur’. Niet alleen het taalgebruik is kenmerkend voor de streekroman, ook de ‘beschrijving van folkloristische eigenaardigheden om de couleur locale te versterken’25 speelt een belangrijke rol. Een ander kenmerk van de streekroman is de beschrijving van de omgeving – het landschap. Wanneer alleen de omgeving besproken wordt, wordt doorgaans gesproken van ‘regionale literatuur’.

In het Lexicon van literaire termen worden deze begrippen – met uitzondering van de ‘dialectliteratuur’ – gezamenlijk beschreven onder de term ‘streekliteratuur’. Het begrip wordt in het Lexicon als volgt gedefinieerd:

22 Aukje Holtrop, “Over het nut van de streekroman voor de literatuur,” Tirade 47 (2003): 104-105,

http://www.dbnl.org/tekst/_tir001200301_01/_tir001200301_01_0038.php

23 Herman Lodewick, Literaire kunst (Den Bosch: Malmberg, 1975; DBNL, 2008), 31:

http://www.dbnl.nl/tekst/lode004lite01_01/lode004lite01_01_0003.php

24 Ibid. 25

(10)

Een verhaalkunst die gekenmerkt wordt door een opvallende en gewoonlijk schilderachtige beschrijving van het landelijke leven. De klemtoon wordt gelegd op de eigen aard van een volk of een land en op de geconditioneerdheid van de mens door de streek waarin hij leeft. Het dialect speelt er wegens de couleur locale een belangrijke rol. Bepaalde motieven, eigen aan een landelijk of kleinsteeds milieu, keren steeds terug: generatieconflicten, de ondergang van een oud boerengeslacht, de bedreiging van het platteland door de stad, enzovoorts.26

De begrippen ‘regionale literatuur’, ‘streektaalliteratuur’ en ‘dialectliteratuur’ worden veelvuldig door elkaar gebruikt. Toch roepen deze begrippen verschillende connotaties op in de verscheidene handboeken. De Schutter vindt bijvoorbeeld het begrip ‘heimatschrijver’ de gevoelswaarde hebben van een verkapt scheldwoord en vindt ‘streekroman’ daarentegen een stuk vriendelijker klinken, maar de suggestie opwekken van oubolligheid en van een zekere kinderlijkheid.27 Wat betreft De Schutter kan de streekroman tot de literatuur gerekend worden, tot het tegendeel bewezen is.28 Ook Van Gorp geeft aan dat de verschillende begrippen andere gevoelens kunnen opwekken. De Engelse benaming ‘regional novel’ vindt hij beter klinken dan ‘streekroman’ en ‘heimatliteratuur’, die volgens hem eerder een negatieve connotatie hebben.29 In de jaren tachtig schreef Riemersma eveneens al het begrip ‘regionale literatuur’ te prefereren boven het begrip ‘streekliteratuur’. Laatste zou volgens hem gedachten oproepen aan ‘naoorlogse pretentieloze clichéverhalen die in een geantiquiseerd plattelandsmilieu zijn gesitueerd. De vooroorlogse boerenromans stonden in verhouding dichter bij de realiteit, waren minder oppervlakkig en triviaal en kunnen om die reden niet met de denigrerende term “streekliteratuur” worden aangeduid.’30

De opvattingen over het genre streekroman verschillen dus. Om toch een eenduidige lijn aan te houden, zal in dit onderzoek gebruik gemaakt worden van het begrip ‘streekroman’. De kenmerken van de streekroman zullen in hoofdstuk 3 besproken worden.

1.2 Drentse literatuur

Een ander begrip dat afgebakend dient te worden is ‘Drentse literatuur’. De Drentse schrijver Hendrik Entjes gaf in 1964 de volgende definitie: ‘Drentse literatuur is wat op z’n Drents in

26 Hendrik van Gorp, Dirk Delabastita en Rita Ghesquiere, Lexicon van literaire termen (Groningen:

Wolters-Noordhoff, 2007), 445.

27

De Schutter, 305.

28 Ibid., 306.

29 Van Gorp, Delabastita en Ghesquiere, 445.

30 Trienus Riemersma, Proza van het platteland. Een onderzoek naar de normen en waarden in het grotere

(11)

het Drents geschreven wordt.’31 Deze definitie doet de Drentse literatuur echter te kort doordat in het Nederlands schrijvende Drenten hierdoor niet tot de Drentse literatuur gerekend kunnen worden. Nijkeuter geeft in De geschiedenis van de Drentse literatuur een gedetailleerdere beschrijving van de ‘Drentse literatuur’. In dit onderzoek wordt zijn beschrijving gebruikt, die als volgt luidt:

1. Literaire teksten die geschreven zijn binnen of buiten de ruimte Drenthe in een van de vele varianten van het Drents.

2. Nederlandstalige literatuur met een regionaal karakter, geschreven door Drenten.

3. Werken die de geest van de regio ademen, maar die niet door geboren Drenten geschreven zijn.32

In dit onderzoek wordt dus literatuur onderzocht die over Drenthe gaat en zowel in het Drents als in het Nederlands geschreven kan zijn. Hiervoor is gekozen omdat het taalgebruik in romans die over Drenthe gaan en geschreven zijn in het Nederlands vaak gebruik maken van het Drents enerzijds en het Nederlands anderzijds. Dialogen worden bijvoorbeeld in het Drents weergegeven.

Tijdens de samenstelling van het onderzoekscorpus is rekening gehouden met de drie hierboven genoemde kwalificaties. Daarnaast is getracht om een zo representatief mogelijk beeld te geven van de onderzoeksperiode, door romans op het jaar van verschijnen – tussen 2000 en 2010 – te selecteren. Het onderzoekscorpus is een selectie van de romans die de afgelopen tien jaar verschenen zijn en is niet een totaaloverzicht van de Drentse literatuur die verschenen is in de afgelopen tien jaar. Tot slot dient opgemerkt te worden dat alle vormen van het Drents meegenomen worden in dit onderzoek en dat er geen onderscheid gemaakt wordt tussen de verschillende varianten die het Drents rijk is. Het onderzoekscorpus bestaat uit de volgende romans (in volgorde van verschijnen): Lukas Koop: Schoeltied (2003), Gerard Nijenhuis: Het verbörgen leven (2004), Jans Polling: De Ring (2005), Marga Kool: Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders (2006), Jan Veenstra: De zomer van ’59 (2007), Cor Hoppenbrouwers: Door Drentse venen (2008), Gerard Stout: In Paradisum, Drèents leven op eerde (2008), en Erik Harteveld & Sophie Timmer: Zwiers Mechanisatie (2009).33

31 Henk Nijkeuter, Geschiedenis van de Drentse literatuur, 1816-1956 (Assen: Koninklijke van Gorcum, 2003),

14.

(12)

1.3 Kenmerken van de streekroman

Om te kunnen bepalen of in de 21e eeuw gesproken kan worden van een literaire ontwikkeling in de Drentse literatuur, is het allereerst belangrijk om te vast te stellen tot welk genre de romans uit het onderzoekscorpus behoren. Aangezien de Drentse literatuur uit de 20e eeuw vooral bestaat uit traditionele streekromans, is ervoor gekozen om eerst te bepalen in hoeverre de geselecteerde romans ook tot het genre ‘streekroman’ behoren. Hiervoor is een analyseschema opgesteld. Dit analyseschema is opgebouwd aan de hand van de analysepunten van de roman, zoals vorm (o.a. personages, stijl) en inhoud (thematiek). Dit schema is vervolgens verder ingevuld met kenmerken van de streekroman en thema’s die veelvuldig voorkomen in streekromans. Het overzicht van kenmerken van de streekroman is samengesteld aan de hand van het proefschrift De taal van het hart. Retorica en receptie van de hedendaagse streekroman (2005) van Annemarie van Buuren. In dit proefschrift omschrijft Van Buuren enkele kenmerken van de streekroman. Deze kenmerken zijn echter niet in een overzicht weergegeven en dient de lezer zelf op een rijtje te zetten. Het overzicht van thema’s is afkomstig van Xandra Schutte. In het artikel ‘De streekroman: Rozen en Doornen’, verschenen in 1998 in De Groene Amsterdammer, benoemt Schutte enkele thema’s die vaak aan bod komen in de streekroman. Na de analyse zal blijken of deze kenmerken en thema’s terug te vinden zijn in het onderzoekscorpus.

(13)

“Ik bid niet veur brune boon’n”

Hoofdstuk 2: De literair-historische context van de Drentse literatuur

2.1 De ontwikkeling van de Drentse literatuur

De eerste Drentse literatuur in druk verscheen in de negentiende eeuw gedurende de Romantiek. Een veel beoefend genre in deze tijd was het reisverhaal. Auteurs beschreven onder andere het landschap, de mensen, bestaansmiddelen en de geschiedenis van de streek die tijdens de reis werd aangedaan. Dit genre heeft bijgedragen aan het ontstaan van de Drentse literatuur, ‘waarbij de aandacht al spoedig bijna uitsluitend uitging naar het verleden, in het bijzonder de oude zeden en gewoonten’.34 Het gebruik van het Drents was in eerste instantie sporadisch, maar doordat schrijvers zich verder gingen verdiepen in de karakteristieken van een bepaalde plaats, werd de streektaal steeds vaker gebruikt in literaire werken.

Een voorbeeld van een bekend Drents reisverhaal zijn de eerste twee afleveringen van het boek Drenthe in vlugtige en losse omtrekken geschetst door drie Podagristen, verschenen in 1842. De drie auteurs zijn uitgever D.H. van der Scheer, journalist Harm Boom en predikant Alexander Lodewijk Lesturgeon. Het trio beschreef hun reiservaringen – vergelijkbaar met het werk van de Nederlanders E.J. Potgieter en J. van Lennep – die ze opdeden tijdens een voettocht van Bad Bentheim naar Assen. Onderweg verzamelde het trio onder andere volksverhalen.35 De drie kunnen gezien worden als ‘ruimdenkende kosmopolieten, die vanuit de toenmalige tijdgeest, de Romantiek, en de brede internationale oriëntatie, erkenning zochten voor het streekeigene, waaronder de streektaal en streekliteratuur’.36 De Drentse literatuur kwam onder andere door de drie op gang. Boom schreef veel verhalen – vaak feuilletons – in het Drents en bereikte door zijn positie als journalist bij onder andere de Provinciale Drentsche en Asser Courant een groot publiek en Van der Scheer gaf tussen 1836 en 1851 de Drentsche Volksalmanak uit.37

In dezelfde periode verscheen het werk van predikant Cornelis van Schaick (1808-1874). Van Schaick kan gezien worden als pionier van de dorpsnovelle in Nederland. In 1847 verscheen zijn roman Geert en in 1848 verscheen in twee delen de roman Tafereelen uit

Drentsch Dorpsleven.38 Van Schaick introduceerde dit genre in Drenthe nadat hij geïnspireerd

34 Bloemhoff en Nijkeuter, 86. 35

Ibid.

36 Rouke Broersma, Scheupers van de taol bloemlezing van de Drèentse Schrieverij 1837-2003 (Zuidwolde:

Stichting Het Drentse Boek, 2003), 17.

37 Nijkeuter (2003), 42-72. 38

(14)

was geraakt door het werk van de Zwitser Jeremias Gotthelf (1797-1854).39 In andere landen in Europa was de dorpsnovelle – ook wel bekend als ‘boerenroman’ – al populair. In vergelijking met de rest van Nederland is de dorpsnovelle in Drenthe lang geliefd geweest. De verhalen van onder meer Harm Tiesing, Jan Poortman en Lukas Jonker, verschenen vaak eerst als feuilleton om later in boekvorm uit te komen. Jonker was de eerste auteur die een geheel Drentstalig boek schreef – in 1929 werd zijn feuilleton Harm Boer’nlèv’n an de Riest in boekvorm uitgegeven.40 In de jaren twintig en dertig van de twintigste eeuw zorgde de verschijning van Drentstalige romans voor een grotere populariteit van de regionale roman.41

Het bekendste voorbeeld uit de Drentse literatuur is het werk van Anne de Vries (1904-1964). In 1935 verscheen van zijn hand de roman Bartje. Bartje gaat over een jongen, Bartje, die opgroeit in een boerenfamilie en die niet van plan is om later het werk van zijn vader over te nemen. Het lot beslist echter anders wanneer zijn moeder komt te overlijden en hij wordt geacht voor zijn jongere broertjes en zusjes te zorgen. Het romanpersonage was zo populair dat in de jaren zeventig een televisieserie rondom Bartje is gemaakt. Het tv-personage werd bekend om zijn uitspraak “ik bid niet veur brune boon’n” 42. Ondertussen is de creatie van De Vries uitgegroeid tot het boegbeeld van de hoofdstad van Drenthe.

Aan het begin van de twintigste eeuw neemt het gebruik van de streektaal in literaire geschriften dus toe, zoals in de net aangehaalde roman Bartje, waarin alle dialogen in het Drents zijn weergegeven. Tot de jaren vijftig was het schrijven in de streektaal vooral een vorm van neo-romantiek. In de neo-romantische literatuur lag de nadruk onder andere op de historie, het eigene, het kleine en typische van een bepaalde omgeving.43 En daar hoort eveneens het streekeigene van een taal bij.Het verlangen naar vroeger werd veroorzaakt door de beide wereldoorlogen en de crisisjaren. In de literatuur kwam dit tot uitdrukking in dorpsnovellen, feuilletons en streekromans. Een vorm van literatuur waarin vooral informatie werd gegeven en niet zozeer vragen werden gesteld.44

Publicatiemogelijkheden voor schrijvers waren gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw schaars – anders dan tegenwoordig nu veel Drentse literatuur wordt uitgegeven bij Stichting Het Drentse Boek. De oprichting van het Drentstalige tijdschrift Oeze Volk door Gerrit Kuipers, Hans Heyting en Gerard Nijenhuis in 1956, bracht hier verandering in.

39 Henk Nijkeuter, “Streektaal in de Drentse literatuur,” in Handboek Nedersaksische Taal – en Letterkunde, red.

Jurjen van der Kooi (Assen: Koninklijke van Gorcum b.v., 2008), 368.

40 Broersma, 36. 41

Nijkeuter (2008), 373.

42 Op het moment dat Bartjes moeder weer bruine bonen opschept, en vader oproept tot gebed, trekt Bartje zijn

bord onder de opscheplepel vandaan en roept: “Ik bid niet veur brune boon’n”.

43 Nijenhuis, 33-34. 44

(15)

Auteurs kregen in dit tijdschrift de kans om verhalen die geheel in de streektaal geschreven waren te publiceren. Tien jaar eerder in 1946 zorgde de komst van de Regionale Omroep Noord (RON) er met het Drentse cultuurprogramma ‘Drents kwartier’ al voor dat Drentse auteurs de mogelijkheid kregen om Drentse hoorspelen, verhalen en gedichten op de radio voor te dragen.45 Het voordragen van werk op de radio leidde ertoe dat deze vorm van literatuur onder de aandacht kwam van het grote publiek en de vraag naar de voorgedragen werken toe nam. Meer schrijvers lieten daarom hun werk in drukvorm verschijnen en dit resulteerde vervolgens in een verandering van het dorpsverhaal. Het dorpsverhaal werd minder nostalgisch, kreeg meer humor en er werd gebruik gemaakt van eigentijdser taalgebruik.46

In de jaren vijftig was er dus sprake van een opleving binnen de Drentse literatuur, met schrijvers als Hans Heyting, Jan Naarding en Gerard Nijenhuis.47 Daarna volgde een lange periode waarin weinig vernieuwende initiatieven merkbaar waren. Pas in 1979 was er sprake van een andere koers binnen de Drentse literaire wereld. Het Drents letterkundig Tiedschrift Roet, opgericht door de studenten Martin Koster en Ton Kolkman, zorgde ervoor dat andere onderwerpen aan bod kwamen binnen de Drentse literatuur. Hierdoor werd vrijmoediger over seks, psychosen en sociaal onrecht geschreven.48 De oudere schrijver Jan Zantinge (1927-1996), die over zijn ervaringen als soldaat in Nederlands-Indië schreef, was een opvallende vertegenwoordiger van de groep schrijvers die zich bij Roet aansloot. Enkele jonge Drentse schrijvers die zich rondom het tijdschrift verzamelden waren onder meer Jannie Boerema (1946), Klaas Kleine (1940-2000), Gerard Stout (1950), Jan Veenstra (1951), Miny Hofsteenge (1946), Rieks Siebering (1941), Lukas Koops (1952), Suze Sanders (1953), Egbert Hovenkamp II (1953), Erik Harteveld (1955) en Grietje IJken (1962).49

Behalve veranderingen in thematiek, gingen prozaschrijvers moderne verhaalvormen toepassen, zoals de monoloog interieur en flashbacks om meer psychologische diepgang en zelfanalyse te creëren.50 In de poëzie werd de verandering van koers binnen de Drentse literaire wereld zichtbaar doordat dichters een vrijere versvorm gingen hanteren. Een toonaangevend voorbeeld is de dichter Hans Heyting, die als één van de eersten de neo-romantische poëzie met haar vaste versvorm verliet.51

(16)

Eind jaren zeventig en begin jaren tachtig ging men, mede door de komst van het tijdschrift Roet, anders denken over het schrijven in en over het Drents. Het schrijven in de streektaal kreeg een positieve connotatie en de belangstelling voor de streektaal nam opnieuw toe.52 Het was overigens niet zo dat alle werken in het Drents verschenen. Het schrijven in de streektaal kan daarom niet gezien worden als een vereiste om tot de Drentse literatuur te behoren, maar is vaak een kenmerk. Een voorbeeld van een Nederlandstalige Drentse roman is de roman Het jaar van de ooievaar (1979) van de Drentse schrijver Gerard Nijenhuis. In deze taboedoorbrekende roman wordt ingegaan op de rol van de NSB in Drentse dorpen. Volgens schrijfster Marga Kool was dit uniek voor het Drentse schrijverschap. Kool is namelijk van mening dat vooral in de periode tot aan de jaren tachtig de onderwerpskeuze van Drentse schrijvers werd beheerst door de angst om lezers te ontgrieven en daardoor de gemeenschap tegen zich in het harnas te jagen. ‘Auteurs zijn meer gericht op het noteren van gebeurtenissen dan op het aan de kaak stellen van misstanden en ongerechtigheid in de samenleving. Immers: normen en gewoonten van het milieu waarin je opgroeit zitten in je verankerd, die laat je alleen vallen als je kunt kiezen weg te gaan.’53

In de jaren tachtig – na de komst van het tijdschrift Roet – veranderde dit beeld dankzij de nieuwe generatie schrijvers. Broersma noemt in zijn bloemlezing Scheupers van de taol enkele gemeenschappelijke trekken van deze generatie schrijvers. Er is sprake van een uitgesproken afkeer van folklorisme en chauvinisme in de streektaalbeweging en de streektaalliteratuur; een brede oriëntatie, voorbij taal-, provincie-, lands-, en cultuurgrenzen; de literaire kwaliteit telt zwaarder dan de bewondering van zoveel mogelijk mede-Drenten – daarom is sprake van meer psychologische diepgang in het proza en gedurfdere vormgeving in de poëzie; alles is even belangrijk en kan onderwerp zijn: sex, drugs, rock ’n roll, God, spaarzegeltjes et cetera; en tot slot: niets is heilig, zeker het Drents niet, en daarom veel ironie, parodieën en satire.54 De veranderende thematiek in de jaren tachtig was dan ook van groot belang voor de Drentse literatuur.

In de jaren negentig zijn volgens Nijkeuter de novellen van Jan Veenstra (Zangeres van Zulver, 1989), Gerard Stout (Zwak ies, 1992) en wijlen Klaas Kleine (Een feestelijk starfgeval, 1991) toonaangevend te noemen. Hij vindt deze novellen inhoudelijk, stilistisch en vooral in de verhaalopbouw modern. Stout is wat betreft Nijkeuter vanaf de jaren negentig de

52 Nijenhuis, 37- 38. 53 Kool, 195. 54

(17)

meest productieve en meest veelzijdige moderne auteur.55 In de volgende paragraaf volgt een impressie van de huidige Drentse literatuur.

2.2 Drents proza in de 21e eeuw

De meeste Drentse romans die verschenen in de afgelopen tien jaar zijn uitgegeven bij Stichting het Drentse Boek. Deze organisatie is de grootste speler binnen het Drentse literaire veld. Andere uitgeverijen die enkele Drentse romans in hun fonds hebben, zijn onder andere: Uitgeverij Passage, Uitgeverij Ter Verpoozing – opgericht door auteur Gerard Stout, Uitgeverij Noordboek, Uitgeverij kleine Uil en Ambo. Bij de laatstgenoemde uitgeverij is het werk van Marga Kool verschenen. Deze uitgeverij is opvallend in dit rijtje omdat ze als enige, van de hiergenoemde uitgeverijen, niet in Noord-Nederland is gevestigd en een algemenere uitgeverij is dan de andere uitgeverijen. De acht romans uit het onderzoekscorpus zijn alle bij een van de bovengenoemde uitgeverijen verschenen. Omdat het onmogelijk is om een totaaloverzicht te geven van alle romans die gerekend zouden kunnen worden tot de Drentse literatuur – het gaat hierbij om zowel Drentstalige als Nederlandstalige romans – worden hieronder, in alfabetische volgorde, alleen de werken van schrijvers uit het onderzoekscorpus besproken.

Erik Harteveld & Sophie Timmer

In 2009 verscheen de plattelandsnovelle Zwiers Mechanisatie bij Uitgeverij kleine Uil. Deze novelle, die gaat over belangrijke gebeurtenissen in het leven, is geschreven door Erik Harteveld (1955) en Sophie Timmer (1968). Harteveld – schrijver, bluesmuzikant en acteur van beroep – schrijft voornamelijk gedichten en werd in 2005 verkozen tot stadsdichter van Assen. Timmer schreef als historicus enkele geschiedkundige boeken – o.a. De geschiedenis van Assen (2000) en De geschiedenis van de Lichte Muziek in Drenthe (2005) – en een boek over kunstenares Maya Wildevuur. Daarnaast is ze programmamaakster bij RTV Drenthe. Cor Hoppenbrouwers

Cor Hoppenbrouwers (1936) was tot aan zijn pensionering als taalkundige verbonden aan de Rijksuniversiteit Groningen. Tot die tijd schreef hij voornamelijk informatieve werken, zoals het wetenschappelijke boek De indeling van de Nederlandse streektalen. Na zijn pensionering schreef hij een trilogie over de familie Trip, die werkte als veenarbeiders. In 2008 verscheen bij Uitgeverij Noordboek het eerste deel Door Drentse Venen. De andere twee delen Naar het nieuwe licht en Een ander geluid verschenen in 2009 en 2010.

55

(18)

Marga Kool

Marga Kool (1949) is vooral bekend als dichteres en is ondertussen uitgegroeid tot een van de bekendste Drentse streektaalactivisten. Ze was onder andere betrokken bij de oprichting van Stichting Het Drentse Boek, schreef enkele cursussen Drents en hield vaak lezingen. In 1981 ontving ze voor haar literaire werk binnen het Nedersaksische taalgebied de Johanna van Buren-prijs.56 Andere prijzen die Kool voor haar literaire werk heeft ontvangen zijn de Culturele prijs van de provincie Drenthe en de Zilveren Anjer van het Prins Bernhard Cultuurfonds. In 2003 schreef ze het Drentse Boekenweekgeschenk De mooiste kus. Drie jaar later verscheen haar eerste Nederlandstalige roman: Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders (2006). Momenteel werkt ze aan een nieuwe roman en schrijft ze wekelijks een column voor Dagblad van het Noorden. Naast het schrijverschap werkt ze als dijkgraaf. Lukas Koops

Lukas Koops (1952) – programmamaker en presentator bij RTV Drenthe - schreef onder andere Dood spoor (dichtbundel, 1993) en Scholders ophaolen (columns, 2001). Daarnaast schreef hij Altijd in de buurt – Zestig jaar regionale omroep in Drenthe (2006) en in 2009 het boek Drenthe verdeeld, over de gemeentelijke herindeling van Drenthe. In 2003 verscheen van zijn hand de sleutelroman Schoeltied. Momenteel is hij bestuurslid van het Huus van de Taol en werkt hij als redacteur bij het online tijdschrift Noorderbreedte en als eindredacteur van het Drents Letterkundig Tijdschrift Roet.

Gerard Nijenhuis

Gerard Nijenhuis (1932) schrijft zowel proza als poëzie. Tijdens zijn studie was hij betrokken bij de oprichting van de Drentse Schrieverskring en richtte samen met Hans Heijting en Gerrit Kuipers het Drentse literaire tijdschrift Oeze Volk op. Nijenhuis ontving in 1987 de Culturele prijs van Drenthe. In 2004 schreef Nijenhuis zijn eerste Drentse roman: Het verbörgen leven, een roman over ontluikende homoseksuele gevoelens. Daarvoor schreef hij Nederlandstalige romans: Het jaar van de ooievaar (1979), Onteigening (1989) en Het portaal (1997). In 2007 schreef Nijenhuis het Drents Boekenweekgeschenk – Een plek om te blieven (2007) en een jaar later werd hij aangesteld als gemeentedichter van Borger.

56 Bertus Boivon en Henk Nijkeuter, Literaire reisgids Drenthe: verhalen en gedichten voor onderweg

(19)

Jans Polling

Jans Polling (1946) is radiomaker, presentator, schrijver, zanger en vooral verhalenverteller. Vanaf 1987 vormde hij samen met André Damming twaalf jaar lang het Duo Dampo. In 2005 schreef hij het Drentse Boekenweekgeschenk De Ring. In deze novelle gaat een man die zonder zijn vader is opgegroeid, uitzoeken welke sporen zijn vader heeft achtergelaten. Gerard Stout

Gerard Stout (1950), werkzaam bij de NHL Hogeschool in Leeuwarden, kan gezien worden als de meest productieve schrijver in Drenthe. Stout schrijft onder andere verhalen, novellen en romans, zowel in het Drents als in het Nederlands. In 1999 ontving hij de SNS Bank Prijs voor zijn hele werk en in 2009 de Streektaalprijs van Dagblad van het Noorden voor zijn novelle In Paradisum. Drèents leven op eerde (2008). In november 2011 verschijnt zijn nieuwe roman Ningtien. Een schelmenroman over het tijdsbeeld van Drenthe in de laatste helft van de twintigste eeuw. Stout heeft een eigen uitgeverij: Uitgeverij Ter Verpoozing. Jan Veenstra

(20)

Toen schoten ze, als op een geheim teken, naar voren en buitelden opgetogen om elkaar heen

als jonge boerenzwaluwen op hun eerste vlucht’57

Hoofdstuk 3: Kenmerken van de streekroman

3.1 Het analyseschema

In de vorige hoofdstukken is, door in te gaan op de geschiedenis, geprobeerd om een indruk te geven van de Drentse literatuur. In dit hoofdstuk wordt duidelijk hoe de Drentse literatuur van de afgelopen tien jaar zich ontwikkeld heeft. Om een ontwikkeling in kaart te kunnen brengen, is aan de hand van het proefschrift De taal van het hart van Annemarie van Buuren en het artikel ‘Rozen en doornen’ van Xandra Schutte, een analyseschema opgesteld. Door middel van dit schema wordt bepaald in hoeverre de geselecteerde romans overeenkomen met kenmerken van de streekroman. De genoemde kenmerken zullen tijdens de analyses opbouwend gebruikt worden en niet uitsluitend, aangezien niet iedere streekroman aan alle kenmerken van de streekroman voldoet. Hieronder volgt nu eerst het analyseschema. Ieder analysepunt is afzonderlijk toegelicht.

Analyseschema

1. Auteursgegevens: naam en voornaam van de schrijver, geboorte – en (eventueel)

sterfdatum, overig werk. Eventuele bijzonderheden met betrekking tot de auteur. Geslacht auteur – 90% van de streekromans wordt door vrouwen geschreven.

2. Romangegevens: (sub)titel, aantal pagina’s, eventueel motto, jaar van verschijnen,

uitgever, welke druk, eventueel opgedragen aan. Deze algemene gegevens zeggen veel over de roman. Het is interessant om te zien of een roman bijvoorbeeld verschenen is bij Het Drentse Boek of bij een uitgeverij in Amsterdam.

3. Omslag: veel streekromans hebben een getekende kaft waarop een vrouw staat afgebeeld.

Vorm

4. Personage(s): kenmerken, zijn de personages representatief voor de streek? Hebben ze bijvoorbeeld Drentse namen? Is er sprake van een moederfiguur?

5. Ruimte: waar speelt het verhaal zich af? Om tot het genre streekroman te behoren, is het

noodzakelijk dat een bepaalde streek zeer uitgebreid beschreven wordt.

57

(21)

6. Stijl: aan de hand van het taalgebruik kan veel gezegd worden over de roman. Worden er bijvoorbeeld korte of lange zinnen gebruikt? Vooral spreektaal, ouderwets en/of zakelijk taalgebruik? Wordt er dialect gesproken of niet? Is er sprake van overmatig figuurlijk taalgebruik?

Inhoud

7. Thematiek: veel voorkomende thema’s in streekromans zijn: de beschrijving van een

liefdesgeschiedenis, de steun op God, het standsverschil, zwangerschap voor het huwelijk, de sociale controle van de dorpsgemeenschap en andere ‘moderne’ problemen in een oude wereld.

8. Verhaallijn: is er sprake van een romantische verhaallijn? En heeft de roman een happy

end? Bij streekromans is vaak sprake van beide.

9. Omgeving: representatie van het platteland. Echtheid en levensgetrouwe weergave?

Beschrijving van huiselijke routines? Speelt de dorpsgemeenschap een belangrijke rol? Is het beeld over Drenthe positief of negatief?

3.2 De analyse van het onderzoekscorpus

Voor de bespreking van de analyse van het onderzoekscorpus is niet de volgorde van het analyseschema aangehouden. Er is voor gekozen om met de analyse van de boekomslagen en de algemene gegevens te beginnen, omdat de lezer deze informatie als eerste onder ogen krijgt. Daarna wordt naar de verhaallijn gekeken, zodat daarna de personages gemakkelijker in hun context te plaatsen zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de beschrijving van de omgeving, de thematiek en ten slotte de stijl. Na elk analysepunt zal direct een conclusie worden gegeven. Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de romans per kenmerk geclusterd zijn, uitzondering hierop is de bespreking van de verhaallijn, waar de romans op jaar van verschijnen besproken worden.

3.2.1 De boekomslagen

(22)

een tekening van een jonge, blozende boerin voor een rustieke hoeve’.58 Xandra Schutte beschrijft dit uitgebreider in het artikel “De streekroman: Rozen en Doornen”:

Meestal zie je een ouderwets soort boerderij in een weids landschap staan. Soms zie je koeien grazen, soms staat een paard achter een hek. Graag priemt op de achtergrond een kerktoren de lucht in. Op de voorgrond staat een boer met een emmer tussen de koeien, of een landarbeider die in blauwe werkkleren met een schep in de weer is. Altijd wordt je aandacht het eerst getrokken door een jonge vrouw, die dan wel vaak boerenkleding draagt – een de benen bedekkende rokkenvacht, een schort, een omslagdoek om de schouders –, maar er verder uitziet als een pin-up. Mysterieuze donkere ogen die je aanstaren, lang bruin golvend haar, en een rank nekje dat duidelijk maakt dat onder al die kleren heus het lichaam van een mannequin schuilt.59

Boekomslagen van streekromans zijn over het algemeen te herkennen aan de realistische tekeningen van een mooie vrouw met op de achtergrond een pittoresk boerderijtje en een idyllische omgeving. De romans uit het onderzoekscorpus voldoen na een eerste oogopslag niet aan de omschrijving van dit kenmerk van de streekroman.60 Het meest recent verschenen boek, Zwiers Mechanisatie (2009) lijkt met het afbeelden van een naakte, jonge vrouw staande in een weiland met een motorblok onder de arm juist eerder de draak te steken met de streekroman door een moderne – wellicht provocerende – kaft te laten zien. Toch zou deze kaft gezien kunnen worden als de kaft van een streekroman. Alle elementen die Schutte omschrijft in haar artikel zijn aanwezig: de vrouw met het lange, donkere golvende haar, het typische beeld van het platteland met een veld vol graan, alleen de boer in blauwe werkkleding ontbreekt. Het boekomslag van Zwiers Mechanisatie kan gezien worden als cynische variant van de typische boekomslagen van streekromans.

Voor de andere romans uit het onderzoekscorpus gaat deze bewering niet op. De zomer van ’59 (2007) en Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders (2006) tonen een vrouw, maar deze vrouwen zijn dusdanig afgebeeld dat niet de indruk wordt gewekt dat het om een streekroman zou kunnen gaan. Op het boekomslag van De zomer van ‘59 staat een schilderij van Gerard van de Weerd afgedrukt. Het is een schildering van een vrouw met rood haar – zij refereert waarschijnlijk naar Aaltje Edelveld, het meisje waar de hoofdpersoon Hilbrand Bos verliefd op is. De vrouw lijkt eerder iets treurigs te hebben, dan dat ze gezien

58 Van Buuren, 1.

59 Xandra Schutte, “De streekroman: Rozen en Doornen,” De Groene Amsterdammer, (11-3-1998):

http://www.groene.nl/1998/11/rozen-en-doornen

60

(23)

kan worden als mannequin. Op de omslag van Een kleine wereld staat een zwart-wit foto van een onschuldig meisje liggend in het hooi, dit beeld brengt eveneens niet de associatie met de typische streekroman teweeg. Het plattelandsgevoel komt door het vers gedroogde hooi overigens wel naar voren.

Het plattelandsgevoel is ook aanwezig, na het zien van de kaften van Door Drentse Venen (2008) en Het verbörgen leven (2005). Op de kaft van de laatstgenoemde roman is een schilderij van het Noord Hegenbos te zien, geschilderd door Simeon Nijenhuis – zoon van Gerard Nijenhuis. Op de omslag van Door Drentse Venen is een zwart-wit foto afgebeeld van twee jonge mannen die aan het turfsteken zijn. Beelden die refereren aan het platteland.

Tot slot de romans Schoeltied (2003), De Ring (2005) en In Paradisum. Drèents leven op eerde (2008). Alle drie vertonen geen link met de kenmerken van de omslag van een streekroman. Ze tonen respectievelijk een fietsenstalling – in een blauwtint weergegeven –, een gouden ring in de vorm van een slang met op de achtergrond een slangenhuid en een beeldje van een engel.

Aan de hand van de boekomslagen kan geconcludeerd worden dat ironisch genoeg alleen Zwiers Mechanisatie – waarvan de titel niet het gevoel oproept te maken te hebben met een streekroman – voldoet aan bijna alle punten van het kenmerkende uiterlijk van de streekroman. Het plattelandsgevoel komt bij de helft van de boekomslagen naar voren: Door Drentse venen, Het verbörgen leven en Een kleine wereld. De andere romans – Schoeltied, In Paradisum en De zomer van ’59 – hebben niet de uitstraling van de traditionele streekroman.

3.2.2 Algemene gegevens

Wanneer gekeken wordt naar de algemene gegevens – zoals uitgeverij, geslacht en leeftijd auteur – dan valt allereerst op dat bijna alle romans verschenen zijn bij uitgeverijen die in het noorden van Nederland zijn gevestigd: Het Drentse Boek, Uitgeverij kleine Uil, Uitgeverij Noordboek en Uitgeverij Passage. Uitzondering is de roman Een kleine wereld van Marga Kool. Deze roman is verschenen bij Uitgeverij Ambo te Amsterdam.

Daarnaast valt op dat deze romans niet verschenen zijn bij landelijke uitgeverijen als Gottmer, Zomer & Keuning, Kok en Kallenbach, door wie volgens Van Buuren streekromans ‘traditioneel op de markt gebracht worden’.61 Een verklaring hiervoor is snel gegeven; de romans uit het onderzoekscorpus gaan allemaal over Drenthe en zijn streekgebonden romans. De streekromans van auteurs als Henny Thijssing-Boer – zij werd gezien als de ‘koningin van

61

(24)

de streekroman’62 – zijn over het algemeen namelijk minder streekgebonden en kunnen zich overal op het platteland in Nederland afspelen.63

Een ander opvallend element is dat van de onderzochte romans bijna alle romans geschreven zijn door mannen. Uitzonderingen hierop zijn Een kleine wereld en Zwiers Mechanisatie. Laatstgenoemde roman is geschreven door een man en een vrouw – Erik Harteveld en Sophie Timmer. De prominente aanwezigheid van mannelijke auteurs in het onderzoekscorpus is opvallend, gezien de door Van Buuren gedane constatering dat streekromans vooral worden geschreven en gelezen door vrouwen en dat ‘negentig procent van de streekromanauteurs vrouwen zijn’.64 Sinds de jaren tachtig wordt het onderscheid gemaakt tussen streekromans – geschreven door vrouwen en van ‘kleiner formaat’ – en streekliteratuur; de ‘klassieke, monumentale streekromans, geschreven door veelal mannelijke schrijvers als Streuvels en Timmermans’.65 Wanneer in dit onderzoek deze onderscheiding gehanteerd zou worden, dan zou dat betekenen dat de romans uit het onderzoekscorpus behoren tot de laatste groep.66

Het geboortejaar van de auteurs kan ten slotte veelbetekenend zijn voor de stijl en thematiek in de romans. Veel auteurs van voor de jaren vijftig sloten zich aan bij het tijdschrift Oeze Volk, terwijl auteurs die geboren zijn rond de jaren vijftig zich veelal aansloten bij het vooruitstrevendere Roet. Kijkend naar het geboortejaar van de auteurs uit het onderzoekscorpus, valt op dat de meeste auteurs geboren zijn rond de jaren vijftig. Respectievelijk: Polling ‘46, Kool ’49, Stout ’50, Veenstra ‘51, Koops ‘52, Harteveld ’55 en Timmer ’68. Uitzonderingen zijn Hoppenbrouwers ‘36 en Nijenhuis ‘32. De meeste auteurs zijn dus van dezelfde generatie. De verwachting is dat de onderwerpskeuze hiermee samenhangt.

Na bestudering van de algemene gegevens valt op dat de auteurs veelal geboren zijn rond de jaren vijftig en zich hebben aangesloten bij het vernieuwende tijdschrift Roet. Daarnaast blijkt dat bijna alle romans uit het corpus geschreven zijn door mannen en dat zo goed als alle romans zijn uitgegeven bij uitgeverijen in Noord-Nederland.

62 Van Buuren, 1. 63

Het werk van Henny Thijssing-Boer werd uitgegeven bij uitgeverij Kok.

64 Ibid., 2-3. 65 Ibid., 38.

66 Deze constatering zal in het onderzoek verder niet worden meegenomen, aangezien een conclusie op basis van

(25)

3.2.3 Een romantische verhaallijn en een ‘happy end’

Volgens Van Buuren ligt in streekromans de nadruk op de romantische verhaallijn. ‘Elke streekroman eindigt met een scène waarin de hoofdpersonen elkaar in de armen sluiten en waaruit blijkt dat ze voor de rest van hun leven gelukkig zullen zijn.’67 Iets uitgebreider omschreven ziet de verhaallijn van een streekroman er over het algemeen zo uit:

Een rijke boerendochter wordt verliefd op een arme arbeidersknecht (andersom kan ook). Een van de ouders is op de verbintenis tegen en maakt het jonge stel het leven zuur. Er worden velerlei beproevingen doorstaan en misverstanden uit de weg geruimd, maar leed loutert en uiteindelijk overwint de liefde. Het boek eindigt met een scène waarin de geliefden elkaar eeuwige trouw beloven, of waarin het prille geluk wordt bekroond in de vorm van de geboorte van een ‘stamhouder’. Er zijn natuurlijk talloze variaties mogelijk, maar het valt niet te ontkennen dat streekromans een vaste opbouw en thematiek hebben, er wordt in deze boeken een schematische wereld geschetst, waarin het kwaad wordt gestraft, de deugd beloond en boontje om zijn loontje komt.68

De liefde tussen man en vrouw staat in de streekroman centraal. In dit gedeelte van de analyse wordt naar de verhaallijn van de romans gekeken om te bepalen of deze romantisch is. De romans worden op volgorde van verschijnen besproken.

‘Schoeltied’ (auteur: Lukas Koops) vertelt het verhaal van Roos Miedema, een jonge

vrouw uit de stad Groningen die besluit om te gaan werken op een dorpsschool in Rolderwold. Vrij snel na haar aanstelling blijkt dat de huidige directeur van de Meester Weggemansschool met pensioen gaat. Roos besluit te solliciteren op de open gekomen vacature en wordt uiteindelijk aangesteld. Vanaf dat moment wordt ze door het grootste deel van het personeel ‘uitgekotst’ en ook een deel van de bewoners van het Drentse dorp zijn het niet eens met deze beslissing. Zij vinden dat Jantinus Jalvingh, de leraar die al 25 jaar les geeft op de Weggemansschool, het recht had om de nieuwe directeur te worden. Een slopend proces volgt, waarbij zelfs de opvattingen van de politieke partijen binnen de gemeente over de schoolkwestie van doorslaggevende rol zijn tijdens de gemeenteraadsverkiezingen. Roos krijgt een hoop ellende te verduren en krijgt thuis bij haar man Lukas niet de steun en het begrip waar ze op hoopt. Hierdoor lucht ze haar hart bij mededorpsbewoner Anna Jansen, die getrouwd is met Dirk en moeder van de kinderen Lotte en Tobias. Tussen Anna en Roos ontstaat een liefdesrelatie.

67 Van Buuren, 71. 68

(26)

In Schoeltied speelt de liefdesrelatie tussen Roos en Anna een belangrijke rol, het is echter niet zo dat deze liefdesrelatie de belangrijkste verhaallijn is in de roman. De schoolkwestie en de verhoudingen in het dorp die hierdoor op het spel komen te staan, zijn van groter belang in de roman. Schoeltied is dan ook vooral een roman over de beperkingen van een dorpse samenleving. In deze roman geen rijke boerendochter of zoon die verliefd wordt op iemand uit een lager sociaal milieu. De liefdesrelatie tussen Roos en Anna eindigt ook niet met een scène waarin de twee elkaar eeuwige trouw beloven. Bij het bespreken van de thematiek zal dieper worden ingegaan op deze lesbische relatie.

‘Het verbörgen leven’ (auteur: Gerard Nijenhuis) is een roman over ontluikende

homoseksuele gevoelens. Hoofdpersoon Eric Wenting woont in een Drents dorp, hij weet van jongs af aan al dat hij anders is dan anderen en heeft altijd het gevoel gehad weg te willen, naar Londen of New York en als dat niet lukt naar Amsterdam. Op zijn vijftiende heeft hij steeds meer twijfels over zijn geaardheid. Wanneer op een zomerse dag – Eric is dan zeventien – de Amsterdammer George in de bakkerij komt waar hij werkt, weet Eric het zeker, hij is homo. Een eerste seksuele ervaring in het bos volgt. Na intens mailcontact gaat Eric bij George, die gewoon een gezin met kinderen heeft, in zijn antiquariaat werken. In Amsterdam woont ook de eveneens uit hetzelfde Drentse dorp afkomstige, Alphons. Deze dertiger is net als Eric op zoek naar zijn geaardheid; met vrouwen heeft hij weinig contact en ook met mannen lijkt hij niet veel op te hebben. Totdat hij Eric ontmoet. Door een lopende kwestie in het dorp, namelijk het overlijden van Alphons’ vader (die flinke schulden gemaakt blijkt te hebben) dreigt een faillissement voor Alphons’ moeder Femmie. Na de verkoop van het statige huis en de hele inboedel blijft er nog een kleine restschuld over. Alphons hoopt dit door de verkoop van achtergehouden schilderijen op te kunnen lossen. Met de vondst van een zeer vroege Van Gogh lijkt dit te lukken, de opbrengst valt echter tegen, maar het is genoeg om schuldenvrij door het leven te gaan. Eric steunt Alphons gedurende deze moeilijke periode, wat uiteindelijk resulteert in een relatie tussen beiden.

(27)

vaoker gebeurde.’69 Na het overwinnen van enkele beproevingen – het dreigende faillissement voor Alphons moeder met de daarbij behorende problemen en Alphons die worstelt met zijn geaardheid – vinden Alphons en Eric elkaar aan het einde van het boek; een happy-end.

De andere punten die Van Buuren als kenmerk beschrijft zijn niet aan de orde in Het verbörgen leven. Er zijn geen mensen tegen de homoseksuele relatie – hooguit enkele dorpsbewoners die zich nieuwsgierig afvragen of de twee mannen een relatie hebben – en ondanks dat er verschil in status is tussen Alphons en Eric kan er niet direct van een standsverschil gesproken worden. Eric groeit op in een modaal gezin en Alphons heeft door het faillissement van zijn moeder ook te maken met schulden in plaats van alleen een luxe leventje.

‘De Ring’ (auteur: Jans Polling) gaat over de perfectionist Johan Schultingh. Johan

wordt geboren tijdens de Tweede Wereldoorlog en is de zoon van een Nederlandse vrouw en een Duitse soldaat, Wolfgang Steinhauser. Hij groeit in eenzaamheid op doordat zijn dorpsgenoten hem buitensluiten, ze zien hem als ‘uitschot’ aangezien zijn moeder Elizabeth omging met de vijand. Wanneer hij op zijn achttiende buiten het Drentse dorp gaat wonen – eerst in Zwolle en later in Amsterdam – ontdekt hij zijn vrijheid en ziet in dat hij er wel degelijk mag zijn. Toch blijft hij een sociaal analfabeet. Op zijn zestigste gaat Johan met pensioen en besluit hij om eindelijk toe te geven aan het altijd al knagende gevoel om uit te zoeken wat zijn afkomst is en vooral wie zijn vader was. Na een lange zoektocht vindt hij – bij toeval – in Kroatië het graf van zijn vader én het andere deel van de slangenring – de verlovingsring van zijn ouders Elizabeth en Wolfgang.

Een romantische verhaallijn is in De Ring niet aanwezig. Ook de andere kenmerken die Van Buuren noemt – dat één van de hoofdpersonages van boerenafkomst is en dat er vele beproevingen zijn – zijn niet aanwezig. Er wordt echter wel een relatie beschreven, namelijk die tussen een ouder en een kind. In de roman gaat het vooral om de afwezigheid van een vaderfiguur in het leven van Johan. Met de zoektocht naar sporen van zijn vader – en het uiteindelijk vinden van het graf van zijn vader – heeft Johan iets ‘tastbaars’ gevonden. De Ring kan vooral gezien worden als een roman over de zoektocht

(28)

naar een eigen identiteit – meer hierover volgt bij de bespreking van de thematiek. Een happy-end bevat de roman wel. De zoektocht van Johan naar sporen van zijn vader wordt niet alleen geïllustreerd met het vinden van zijn graf, maar ook met de vondst van de andere helft van de slangenring. Dit staat symbool voor het samen zijn van zijn ouders.

‘Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders’ (auteur: Marga Kool) gaat

over een archeologe die terugkeert naar het dorp waar ze is opgegroeid op het moment dat haar vader in het ziekenhuis komt te liggen nadat hij van de trap is gevallen. Tijdens zijn ziekbed kijkt ze terug op haar leven in het Drentse dorp. Veel herinneringen worden opgehaald, maar er wordt tevens nadruk gelegd op het tijdsverschil. Het leven in de jaren vijftig kende veel geborgenheid, maar ook de nadelen – zoals de hardheid en de altijd aanwezige sociale controle van een dorpse samenleving – worden besproken. In de roman komen de normen en waarden horende bij de betreffende tijd naar voren en wordt aan de hand van onder andere technologische ontwikkelingen – van wasmachine tot mobiele telefonie – en de veranderingen in het geloof duidelijk welke

generatieverschillen er zijn.

Net als De Ring bevat Een kleine wereld geen romantische verhaallijn. De typische personages, de beproevingen en het happy-end zijn eveneens niet aanwezig. In Een kleine wereld wordt beschreven hoe het was om in de jaren vijftig op te groeien in een klein Drents dorp. Deze terugblik is de belangrijkste verhaallijn van de roman. Daarnaast speelt – evenals in De Ring – de ouder-kindrelatie een belangrijke rol. De waardering voor de eigen ouders is van groot belang om de eigen identiteit vast te kunnen stellen.

‘De zomer van ‘59’ (auteur: Jan Veenstra) gaat over de journalist Hilbrand Bos.

(29)

Fokke heeft kinderverlamming gehad en hier een slecht been aan over gehouden, hierdoor voelt hij zich minder dan anderen en heeft hij geen oog voor vrouwen. Op het moment dat Riekie – de jonge tante van Hilbrand – zwanger raakt, maar niet weet van wie, biedt Fokke aan met haar te trouwen om haar ‘eer’ te redden. Naar de buitenwereld wordt Frederik als hun zoon gepresenteerd. Wanneer Fokke er echter achterkomt dat Riekie is vreemdgegaan, pleegt hij zelfmoord.

In ‘De zomer van ‘59’ spelen relaties een belangrijke rol; man-vrouw, maar ook die tussen vrienden. Desondanks valt de verhaallijn van deze roman niet te omschrijven als romantisch, omdat de beschrijvingen van het leven in de jaren ’50 in Drenthe een prominentere rol spelen – zoals eveneens in Een kleine wereld van Kool het geval is. De relatie tussen Hilbrand en Aaltje is vooral een beschrijving van een eerste liefde en bevat ook geen happy-end (door het verongelukken van Aaltje). Ook de relatie tussen Fokke en Riekie eindigt dramatisch (wanneer Fokke zelfmoord pleegt). De romantiek is dus aanwezig, maar de roman eindigt in een tragedie waardoor er niet gesproken kan worden van een happy-end.

‘In Paradisum. Drèents leven op eerde’ (auteur: Gerard Stout) gaat over Engeltie

Volken. Engeltie ligt op haar sterfbed en blikt in zeven dagen terug op haar leven. Ze heeft eigenlijk genoeg van haar leven, maar de dokter wil voorlopig nog geen euthanasie toepassen. Een beschrijving van haar leven volgt. Hierbij speelt de veranderende relatie ten opzichtte van het geloof een belangrijke rol. Waar Engeltie nog volop in God gelooft, doen haar kinderen dit al niet meer.

De kenmerken met betrekking tot de verhaallijn die Van Buuren noemt, komen in In Paradisum niet naar voren. Engeltie kijkt terug op de relatie tussen haar en haar man Henderk – die al op zeer jonge leeftijd is overleden – sporadisch. In deze novelle gaat het vooral over generatieverschillen, zoals de veranderende houding ten opzichte van het geloof. Deze verschillen worden duidelijk doordat Engeltie haar leven overdenkt en dit vergelijkt met het leven van haar inmiddels volwassen kinderen.

‘Door Drentse venen’ (auteur: Cor Hoppenbrouwers) is het eerste deel van een trilogie.

(30)

Jochem is een zeer belezen jongen en leest veel over de geschiedenis van Drenthe. Hij leent geregeld boeken van de 34-jarige Dievertje Eijkman, de vrouw van de vervener voor wie de familie Trip werkt. De geleende boeken worden uitgebreid besproken en de twee krijgen een relatie. Wanneer Dievertje aan een longontsteking overlijdt, weet Jochem geen raad met zijn gevoelens. Niemand wist immers van hun relatie. Na een poosje komt Jochem in aanraking met een ander zeer belezen meisje uit Amersfoort, Marieke. Dievertje blijft echter in zijn hoofd en Jochem kan zich niet volledig geven. Hij wijdt dit aan het feit dat ze een Roomse achtergrond heeft en dat hij atheïst is. Het contact tussen de twee verwaarloost. Uiteindelijk komt het toch nog goed met Jochem wanneer hij Annechien ontmoet. De twee zijn direct stapelverliefd en krijgen vrij snel daarna een dochtertje, Jantien.

Door Drentse venen is op de eerste plaats een roman die veel leerzame informatie bevat. De auteur wil de lezer duidelijk iets meegeven over de geschiedenis van Drenthe, zowel over het landschap en de ontwikkelingen, maar ook op taalkundig vlak. De verhaallijn van Jochem is belangrijk om op een boeiende wijze iets over de geschiedenis te kunnen vertellen. De verhaallijn van Jochem kan zeker als romantisch omschreven worden, inclusief beproevingen. Eerst een liefdevolle relatie met Dievertje, daarna volgt voor Jochem een moeilijke periode na haar overlijden en uiteindelijk ontmoet hij Annechien – een vrouw waar hij direct stapelverliefd op is en de liefde tussen Annechien en Jochem wordt zelfs ‘bekroond’ met de geboorte van een dochter.

Het standsverschil dat vaak aanwezig is in streekromans, komt aan bod in de relatie tussen Jochem en Dievertje. Jochem is een veenarbeider en Dievertje is de vrouw van de vervener voor wie Jochem werkt. Niemand weet echter van de liefdesrelatie tussen Dievertje en Jochem en daarom zijn er ook geen personages in de roman die tegen de verbintenis zijn en het stel het leven zuur maken. Of hier op een later moment in hun leven wel sprake van was geweest valt niet te beoordelen door het overlijden van Dievertje. Door Drentse venen bevat dus alle kenmerken van de streekroman die Van Buuren benoemt met betrekking tot de romantische verhaallijn en het happy-end.

‘Zwiers Mechanisatie’ (auteurs: Erik Harteveld en Sophie Timmer) gaat over Boele

(31)

als belangrijkste doel het mechanisatiebedijf van zijn vader te moderniseren. Maria, die veel vrijer is opgevoed, wil juist mensen in Afrika gaan helpen. Uiteindelijk komen beiden, nadat Maria in Afrika is geweest, bij elkaar. De twee gaan samenwonen en krijgen een kindje.

In Zwiers Mechanisatie komen alle aspecten die Van Buuren beschrijft aan bod. Een boerenjongen wordt verliefd op een meisje van een andere stand, de relatie wankelt, maar uiteindelijk komt toch alles goed. Er wordt een baby geboren, maar de grote vraag – voor de lezer – blijft of dit kindje van Boele is of toch van een Afrikaan. De roman eindigt in elk geval positief doordat de twee een relatie krijgen en gaan samenwonen. Daarnaast is Zwiers Mechanisatie een novelle over het benauwende van een kleine gemeenschap en worden grote veranderingen in het leven, zoals volwassen worden, besproken.

Aan de hand van de analyses van de verhaallijn kan geconcludeerd worden dat ongeveer de helft van de romans uit het onderzoekscorpus een romantische verhaallijn bevat. Vooral Zwiers Mechanisatie kan, op basis van de verhaallijn, gezien worden als streekroman. Door Drentse venen en Het verbörgen leven bevatten eveneens een romantische verhaallijn en ‘happy-end’. In Schoeltied wordt een liefdesrelatie beschreven, maar van beproevingen en misstanden met betrekking tot deze relatie, is geen sprake. In De zomer van ’59 speelt de liefde tussen Hilbrand en Aaltje een rol, maar is ook de vriendschap tussen Hilbrand en Fokke van groot belang. Van een happy-end kan echter niet gesproken worden: Aaltje verongelukt en Fokke pleegt zelfmoord. In Paradisum, Een kleine wereld en De Ring bevatten alle drie geen romantische verhaallijn.

3.2.4 De personages nader bekeken

3.2.4.1 Van Aaltje Edelveld tot Boele Zwiers

De personages in streekromans vertonen volgens Xandra Schutte typische kenmerken. ‘De personages zijn blond en blauwogig en dragen namen die zo Hollands zijn als het maar kan. Geertrui Zonneberg heten ze, of Auke Wieringa.’70 Deze oer-Hollandse namen zijn duidelijk terug te zien in het merendeel van de romans uit het onderzoekscorpus. In De zomer van ’59 bijvoorbeeld: Hilbrand Bos, Aaltje Edelveld, Fokke Booij en Riekie Pastoor. Of wat te denken van Lammert, Siert, Jochem, Simon, Rika (Door Drentse Venen), Roos Miedema, Anna Jansen, Harm Jager, Jantinus Jalvingh (Schoeltied) en Boele Zwiers en Maria (Zwiers

70

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Dit project over de enige Drentse zeeheld bestaat uit verschillende onderdelen zoals een biografie tentoonstelling, educatief programma, documentaire en dus digitale routes voor

\Â/MD-deelnemingen, niet heefr bijgedragen aan een helder beeld. De rol van de directeur van WMD als secretaris van de SWOI was evenmin duidelijk. Risico's die

Indien het probleem niet binnen de eigen organisatie kan worden opgelost wordt in het gesprek met ouders/verzorgers overeengekomen dat contact met het CJG wenselijk is.. Met de

Het Drents Plateau heeft ervoor gekozen om een ervaren kracht aan te trekken die veel ervaring heeft opgedaan op het gebied van welstandadvisering, als vennoot bij

Door samen te blijven verbeteren en te investeren zorgen we voor uitstekend Drents drinkwater en een uitmuntende dienstverlening voor onze klanten.. Deze visie vormt de basis voor

In het jaar dat SportDrenthe haar 50ste jaar viert, is meewerken aan een Provinciale Sport Toekomst Verkenning Drenthe en een Drents Provinciaal Sportakkoord een

Doel Uitbreiding omvang en/of verbetering kwaliteit leefgebied met een draagkracht voor een populatie van ten minste 5 paren. Toelichting Dit gebied bevat één van de

Je vraagt aan hen wat zij typisch Nederlands en typisch Duits (dus typisch voor hun eigen land) vinden. Voor deze opdracht werk je in tweetallen. Voor het bezoek aan de Duitse