• No results found

Bauke van der Pol, De VOC in India. Een reis langs Nederlands erfgoed in Gujarat, Malabar, Coromandel en Bengalen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Bauke van der Pol, De VOC in India. Een reis langs Nederlands erfgoed in Gujarat, Malabar, Coromandel en Bengalen"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

© 2012 Royal Netherlands Historical Society | KNHG

Creative Commons Attribution 3.0 Unported License

URN:NBN:NL:UI:10-1-109897 | www.bmgn-lchr.nl | E-ISSN 2211-2898 | print ISSN 0615-0505

BMGN - Low Countries Historical Review | Volume 127-4 (2012) | review 92

Bauke van der Pol, De VOC in India. Een reis langs Nederlands erfgoed in Gujarat, Malabar,

Coromandel en Bengalen (Zutphen: Walburg Pers, 2011, 208 pp.,ISBN 978 90 5730 715 7).

Tot nu was er geen overzicht van het erfgoed van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC) in India voor het brede, geïnteresseerde publiek. Hierin heeft Bauke van der Pol nu voorzien. Hij deed in 1983 voor zijn studie antropologie veldonderzoek in het gehucht Cervathur in de noordpunt van de deelstaat Kerala. Pas later werd hij geboeid door de VOC en als Fries in het bijzonder door Friezen in India. Er verscheen van hem een studie over een franciscaan die daar in de vorige eeuw werkte, en een hertaling in modern Nederlands van de Malabaarse brieven van Jacobus Canter Visscher uit 1717-1723, die predikant in Cochin was. Beiden waren Friezen. Van der Pol is niet de eerste die de VOC-monumenten in India beschrijft. R. Barendsen deed in de jaren zestig van de vorige eeuw systematisch onderzoek en de Delftse architecten Ambagtsheer, Wevers en Witteveen schreven er in de jaren negentig deskundige rapporten over, die pas in bredere kring bekend werden, doordat Temminck Groll de sectie over India in zijn monumentale The Dutch Overseas: Architectural Survey (2002) door Wevers liet schrijven.

Van der Pol bouwde zijn overzicht op als een verslag van een reis in het voorjaar van 2009 van Agra naar Bihar en Bengalen, vervolgens langs de oostkust en tenslotte landinwaarts naar Hyderabad. Vandaar vloog hij naar Gujarat, de deelstaat ten noorden van Mumbai, waar de VOC in Surat zijn hoofdvestiging had. In het najaar van 2009 reisde hij van Pulicat aan de oostkust ten noorden van Chennai (Madras) naar het zuiden en langs de westkust naar het noorden tot Vengurla. Zo bezocht hij alle vestigingen van de VOC. Hiermee raken we aan de opzet van het boek. Het wringt om een beschrijving van VOC-erfgoed in India op te zetten als een vrij persoonlijk verslag van een rondreis. Het mag aanvankelijk wel aardig zijn in cursiefjes te lezen hoe Van der Pol van de ene plaats naar de andere ging, maar als hij beschrijft hoe hij ’s avonds laat bij zijn goede kennis, een weduwe, in Chennai ontvangen wordt en wat hij als ontbijt krijgt, dan vraag je je af, wat moet ik hier mee.

Het feit dat Van der Pol veel reizen in India heeft begeleid, drukt duidelijk een stempel op het verslag. Je hoort de reisleider praten, zijn verhaal is spontaan en associatief, maar aan een boek worden toch andere eisen gesteld. Zo ontbreekt in de inleiding een goed overzicht van de geschiedenis van de VOC in India. Die is te vinden in het boek van George D. Winius en Marcus P. M. Vink, The Merchant-warrior Pacified: The

(2)

VOC (The Dutch East India Company) and its Changing Political Economy in India (Delhi 1991). Het komt in de literatuurlijst niet voor. Nu is de historische informatie erg verspreid over de bezochte plaatsen en komen er veel herhalingen voor, die de lezer zullen verwarren. De beschrijving had aan kracht gewonnen als ze zakelijker was geweest. De Walburg Pers had er goed aan gedaan een editor in te schakelen.

Bij al deze kritiek op de stijl van zijn boek blijft Van der Pol de grootste kenner van de huidige staat van de VOC-monumenten in India. Hij heeft die kennis met een

ontembaar enthousiasme tijdens vele reizen opgebouwd. Bovendien bestudeerde hij reisverslagen, niet alleen uit de zeventiende en achttiende eeuw, maar ook minder bekende uit de negentiende en het begin van de twintigste eeuw. Die verwerkt hij mooi in zijn verslag. De illustraties passen bij de tekst. Naast kaarten en afbeeldingen uit de verzameling landkaarten in het Nationaal Archief, zijn er foto’s uit verslagen van vroegere reizigers en van de auteur zelf. Heden en verleden worden zo aaneen geregen. Helaas is de bronvermelding van de historische afbeeldingen niet consequent en niet precies.

Welke nieuwe informatie geeft Van der Pol nu vergeleken met die in het werk van Temminck Groll? Allereerst herontdekte hij het grafmonument van Jacob van Hoorn in Chhapra (Bihar). Bovendien maakt hij het zeer waarschijnlijk dat een monument op een begraafplaats in het gehucht Calcapoor bij Cossimbazar aan Tammerus Canter Visscher werd gewijd. De beschrijving van herinneringen aan de VOC in Bihar en Bengalen is vrij uitgebreid en geeft tot nu onbekende details. De behandeling van Fort Cochin en

Mattancheri op de kust van Malabar is het meest geslaagd. In een rondleiding volgt men het tracé van de vroegere vestingwerken en bezoekt men de plaatsen die herinneren aan de VOC. In Mattancheri wordt natuurlijk de synagoge bezocht en krijgt men veel

boeiende informatie over de vroeger politiek belangrijke Joodse gemeenschap daar. Samenvattend, Van der Pol stelde een goed overzicht van het VOC-erfgoed in India samen, mooi en doeltreffend geïllustreerd, maar wat de tekst aangaat weinig strak opgezet. Bij de voorbereiding van een reis langs dit erfgoed is het een goede gids. Wellicht kunnen de hoogtepunten in handzame brochures apart in het Engels uitgegeven worden, zodat de toerist betrouwbare informatie krijgt.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

waar Ge onder slaapt, en toch, en toch, en toch - Gij zijt niet dood, voor mij niet dood, mijn Lief. Zie, elken avond, in 't

Pol de Mont, Loreley.. Haar stappen hoor ik: wild springt gansch mijne ziel heur tegen.. Daar lacht heur oog reeds, warm

Haar echter nam zij bij de hand, geleidde met zoete woorden haar bij 't bleeke lijk, en liet haar 't voorhoofd kussen van wie sliep, om niet meer op te staan... Toen waschte zij

- Zij aleen voert hen, sinds jaren reeds, ter weide; zij aleen, al is zij maar een meisken, nauwliks vóór in de twintig, kan de wilde stieren bedwingen met een woord, ja, met een

Heer leet häör in alle rös gans oetvertèlle euver häöre maan dee eigelek hej mote thoes koume meh neet waor koumen opdaoge al twie weke, de stad in, en tot ze häöm noe pas gemis

onwaarheid zijn, want toen leefde en dichtte Guido Gezelle. Maar er lag geen verband tusschen de dichters en het volk, dat alle gevoel voor Poëzie verloren had. Men had geen gehoor

Naast het bestaande pedagogisch spreekuur van Kind en Gezin en het huidige aanbod van de opvoedingswinkel zouden medewerkers van het spel- en ontmoetingsinitiatief (en/of

De Kerk is voor mij een krachti- ge beweging van mensen die zich willen inzetten voor het evangelie, een groep van mensen waarin je je innerlijke drijfveer kunt voe- den, waar je