• No results found

Hoofdstuk 2: De literair-historische context van de Drentse literatuur

3.2 De analyse van het onderzoekscorpus

3.2.6 Thematiek

Veelvoorkomende thema’s in de streekroman zijn volgens Schutte en Van Buuren de beschrijving van een liefdesgeschiedenis, een zwangerschap voor het huwelijk, de steun op God, het standsverschil, de sociale controle van de dorpsgemeenschap en ‘moderne’ problemen in een oude wereld – zoals homoseksualiteit en euthanasie. Enkele van deze thema’s zijn reeds aan bod gekomen en zullen hieronder opnieuw kort besproken worden.

De liefdesgeschiedenis

Na analyse van de romans op de aanwezigheid van een romantische verhaallijn en een happy end, kon geconcludeerd worden dat dit kenmerk terug te vinden was in Zwiers Mechanisatie, Door Drentse venen en Het verbörgen leven. In Schoeltied en De zomer van ’59 was ook sprake van een romantische verhaallijn. In de andere drie romans – In Paradisum, Een kleine wereld en De Ring – wordt geen liefdesgeschiedenis beschreven.

Ongehuwde zwangerschappen

Bij de bespreking van de romantische verhaallijnen werd duidelijk dat in Zwiers Mechanisatie en Door Drentse venen de liefde bekroond werd met de geboorte van een baby. Volgens Schutte zou het in streekromans vaak gaan om zwangerschappen voor het huwelijk. Hiervan is in beide romans sprake, maar dit wordt in deze romans niet als issue neergezet. Hiermee voldoen de beide romans niet aan de wijze waarop dit thema vaak wordt uitgewerkt in streekromans. In De zomer van ’59 komt daarentegen wel een ongehuwde zwangerschap voor en dit wordt als schande gezien, zoals te lezen is in dit fragment:

En nu was ze in verwachting. Van wie wist ze niet. Of wilde ze niet zeggen. Dat was de vraag. Één en al kopzorg voor moe. Een moetje zonder vader. Vlak na de oorlog kon je nog zeggen dat het van een Canadees was. Met de bevrijder het hooi in. Daar had men stiekem wel een beetje waardering voor. Maar dit was een schande voor de

hele familie. Zeker voor de Pastoors, die zich een degelijke familie waanden. Opoe Pastoor kon het dan ook niet meer aan.106

De status van Riekie – de tante van Hilbrand – wordt nog net op tijd gered wanneer ze in verwachting blijkt te zijn. Fokke, die nooit seks met Riekie heeft gehad, kiest ervoor om te zeggen dat hij de vader is.

De steun op God

De steun op God – wat volgens Van Buuren en Schutte een veelvoorkomend thema is in streekromans – komt in de onderzochte romans minder expliciet naar voren dan verwacht. In een aantal romans – Schoeltied, Het verbörgen leven en De Ring – komt het geloof weinig tot niet voor. In de romans waarin het geloof wel een thema is, gaat het vaak over de veranderende houding tegenover het geloof ten opzichte van vroeger. De wijze waarop het thema ‘geloof’ beschreven wordt in de romans, gaat dus met de tijd mee. Meer afstand in plaats van de steun op God.

Rijk versus arm

Zoals bij de beschrijvingen van de verhaallijnen te zien was, krijgt het hoofdpersonage in een streekroman vaak een relatie met iemand uit een ander milieu. De zoon van de huisarts krijgt bijvoorbeeld een relatie met een boerenmeid waarna veel hindernissen overwonnen moeten worden. In de romans uit het onderzoekscorpus zijn over het algemeen dergelijke relaties niet aanwezig. Toch wordt in het merendeel van de romans stilgestaan bij verschillen tussen de milieus.

In Door Drentse venen wordt de tegenstelling die in Drenthe bestaat tussen mensen van het veen en het zand beschreven. ‘Het volk in ’t veen is aans as bij oes. Bij oes op ’t zaand hölpen de naobers mekaar altied. In het veen is het meer van “ik veur mij en ’n aander veur zukzölf”.’107 De mensen van het zand – de boeren – zijn vaak rijker dan de mensen die van het veen komen, dit in verband met de vruchtbaarheid van de grond. Jochem, die zelf in het veen opgroeit, krijgt de discussies over de verschillen tussen de mensen van het ’t veen en ’t zand dan ook regelmatig te horen. Er wordt daarnaast ook een verschil gemaakt tussen arbeiders en de eigenaren van de grond. Dit verschil wordt duidelijk wanneer gekeken wordt naar de algemene ontwikkeling en de vrijetijdsbesteding. Dievertje, vrouw van de vervener

106 Veenstra, 34.

107

voor wie Jochem werkt, is een vrouw die veel leest. Lezen is een bezigheid waaruit Jochem ook veel plezier haalt, maar waar hij vaak over te horen krijgt: ‘Zie ij al weer met ’n boek? […] ij verleest je hiele verstaand nog!’.108 Door de arbeiders wordt lezen anders gezien dan door de welvarendere mens. Jochems broer vindt de wijsheden die Jochem in de boeken opdoet, het leven dan ook onnodig ingewikkeld maken. ‘Nadenken veranderde op die manier gemakkelijk in piekeren en daar werd je niet vrolijk van.’109

In Zwiers Mechanisatie worden de verschillende milieus benadrukt in de relatie tussen Boele en Maria. Boele behoort tot het clubje boeren en Maria hoort tot de bloemenkinderen. ‘Hippe vogels waarvan de hipste exemplaren af en toe uitvlogen naar verre oorden als Assen, Groningen en Zwolle.’110 En Maria uiteindelijk naar Afrika. De vader van Maria wil niet dat zij met Boele omgaat omdat hij tot het huttenvolk behoort. Hij is zelfs blij dat Boele’s vader overleden is. ‘Die jongen z’n vader is doodgegaan, nu z’n moeder nog. Want: opgeruimd… staat… netjes!’111 Opmerkelijk is echter dat hij Maria en haar zus in een dronken bui ook tot het huttenvolk rekent. De verschillen tussen de familie van Boele en die van Maria worden verder niet uitgewerkt in de roman. De verschillen worden dus benoemd, maar staan niet centraal in de novelle. In de andere romans komt eveneens niet een duidelijk verschil tussen arm en rijk naar voren. Het blijft vooral beperkt tot minieme beschrijvingen van verschillen ten opzichte van het ‘andere volk’.

De sociale controle van de dorpsgemeenschap

Aangezien in streekromans het leven in een dorpsgemeenschap centraal staat, is logischerwijs een veelvoorkomend thema de sociale controle van die dorpsgemeenschap. Iedereen kent elkaar en is op de hoogte van andermans leven. Het roddelgehalte onder dorpsbewoners is dan ook hoog. Het hebben van een andere mening dan die van de publieke opinie, kan ervoor zorgen dat een persoon tot de outcast gaat behoren. Wanneer dat eenmaal is gebeurd, dan is het lastig om weer bij het dorp te horen.

In Een kleine wereld probeert de vader het hoofdpersonage iedereen tevreden te houden. Zaden werden bij beide leveranciers uit het dorp besteld, waardoor de bestelprocedure van zaad een onnodig tijdrovende klus werd. ‘Die avond was hij ingespannen bezig om de

108 Hoppenbrouwers, 44.

109 Ibid., 165.

110 Timmer & Harteveld, 8.

111

bestellingen eerlijk over de beide firma’s te verdelen. De groene bonen bij Simon, de bruine bij Jantinus.’112

In Schoeltied staat de beperktheid van een dorpse samenleving centraal en voeren conservatieve opvattingen de boventoon. Onder andere met betrekking tot de schoolkwestie en de lesbische relatie van Roos en Anna, maar ook wanneer niet geleefd wordt volgens de maatstaven van het dorp. ‘Het is toeglieks zo daj nogal gauw deur de dörpelingen oetkotst wordt aj niet leeft zoas de meerderheid leeft.’113 De naaktrecreatie van Dirk en Anna bij de zandafgraving iets buiten het dorp vinden andere inwoners bijvoorbeeld niet kunnen:

Jullie weten wel dat bij die zaandofgraoving even boeten het dorp geregeld een koppel mèensen naokt recreëert. Anna en ik bezundigt oes daor ok wel ies an. Het is gewoon lekker um in je blote kont in de zun te liggen. Nou, dat is het volk hier oet de buurt een doorn in het oog. Dat sprek daor schaande van.114

Daar staat echter tegenover dat mensen snel voor elkaar klaar staan, zoals te lezen is in het volgende fragment:

Mèensen die in de stad al lang in een tehoes underbracht wezen zuld, umdat ze ’t ien of aander gebrek hebt wordt in een dorp as dit op een geweldige menier deur de gemienschap opvangen. Ze bint overal welkom en doet volop metan an het sociale leven. Zu’n vangnet vind je niet in de stad.115

In Een kleine wereld wordt dit vangnet duidelijk wanneer de moeder van het hoofdpersonage hoogzwanger is en van de dokter op bed moet blijven. De buurvrouwen schrobben en koken, alles wordt voor elkaar gedaan. ‘“Burenplichten”, zeiden ze opgewekt als moeder zo nu en dan schuldbewust protesteerde dat het te gek was, dat ze dat niet van de buurvrouwen kon vragen, dat het afgelopen moest zijn. “Waar heb je anders buren voor?” zeiden ze. “Wie weet wat je nog eens voor ons terug moet doen.”116

De sociale controle van de dorpsgemeenschap, inclusief enkele burenplichten, wordt in bijna alle romans aangekaart. De nadelen van de sociale controle komen vaker aan de orde dan de 112 Kool (2006), 170. 113 Koops, 17. 114 Ibid., 70. 115 Ibid., 17. 116 Kool (2006), 58.

voordelen. In dit opzicht verschillen de romans uit het onderzoekscorpus van de streekroman. Bij de streekroman komen vooral kwaadaardige dorpsroddels naar voren, terwijl in de romans uit het onderzoekscorpus de nadelen van de dorpsgemeenschap worden benadrukt. Hiermee wijken de onderzochte romans dus af van de streekromans.

‘Moderne’ problemen

Het onderzoekscorpus bevat weinig romans waarin thema’s beschreven worden die onder de noemer ‘moderne’ problemen geplaatst kunnen worden. Het thema abortus speelt nergens een rol en de mogelijkheid tot euthanasie wordt alleen in In Paradisum in één zin beschreven. ‘De deus met pillen kreeg ik niet. Het spuitie kreeg ik niet. Ok niet as particulier. Niks heb ie an dokters aj ze van neud hebt.’117 Twee thema’s die in het onderzoekscorpus voorkomen en onder de noemer ‘moderne problemen’ beschreven kunnen worden zijn: de rol van de vrouw in de huidige maatschappij en homoseksualiteit. Er wordt bekeken op welke manier de omgeving reageert op de geaardheid van enkele personages en wat de meningen zijn over de veranderende rol van de vrouw in de maatschappij.

Allereerst de opvattingen in de romans over homoseksualiteit. In twee romans uit het onderzoekscorpus wordt een homoseksuele relatie beschreven, namelijk Schoeltied en Het verbörgen leven. In de eerstgenoemde roman staat de relatie tussen Roos en Anna centraal. De twee komen nader tot elkaar wanneer ze de problemen van Roos met betrekking tot de schoolkwestie met elkaar bespreken. Langzaamaan ontdekken ze dat ze gevoelens voor elkaar hebben. ‘In de intimiteit van die duustere auto kreeg ze [Roos] iniens een bijna onbedwingbaore behoefte heur haand op heur bien te leggen, maor toeglieks schrök ze van dat geveul. Wat was dat? Waarom vuulde ze zuch zo antrökken tot dizze vrouw [Anna]?’118 En: ‘Heur blonde haoren kriebelt in heur gezicht en der giet een vrumde siddering deur heur lief as ze Roos rök. Ze rök lekker. Anna dèenkt iniens an het gevuul dat ze kreeg toen ze met Dirk bij Roos en Lukas an taofel zat te eten en Roos met heur voet langs heur bien streek. Ok nou kreg ze het op een vrumde wieze warm en ze wet even niet wat ze doen mot.’119 Wanneer de twee vervolgens zoenend zijn gezien in de sauna, zijn de roddels snel de wereld in geholpen en blijkt hoe over een lesbische relatie wordt gedacht:

117 Stout, 8.

118 Koops, 63.

119

In kringen rond de schoel wordt beweerd dat Roos en Anna een lesbische relatie met mekaor hebt. Ik dacht eerst dat dat niks aans wezen kun as weer zu’n misselijke roddel um Roos Miedema in diskrediet te brengen, maor laoter heurde ik dat een vroeggere buurman van een Rolderwolder beide vrouwen in een nogal intieme situatie zien har argens in een sauna. […] Bij alles wat er gebeurd is, is ’t vanzölf volstrekt ongepast en onacceptaobel dat zu’n vrouwelijke directeur van die schoel ok nog iets met de moeder van een paor kinder van diezölfde schoel in berre te rommeln lig. Dèenk ies an de veurbeeldfunctie van zu’n vrouw in die positie in zu’n kleine dörpsgemienschap. Ik vund al dat ze niet te handhaven is, maor nou ik dit heur is elke twiefel bij mij vort. Ze liekt wel niet wies. Wat dèenkt zu’n vrouw wel niet! Ik wil beslist gien lesbische directeur op een schoel in de gemiente waoras ik wetholder bin en zeker niet op die schoel in Rolderwold.120

Ook wanneer Dirk Lukas en Roos vertelt over een zandafgraving waar veel naaktrecreatie plaatsvindt en die tevens dienst doet als ontmoetingsplek voor homo’s, blijkt hoe het merendeel van de inwoners van het dorp over homo’s denkt. ‘En het is niet allènt die naoktrecreatie, maor het bos rond die plas is ok een ontmoetingspunt veur op seksuele contacten beluste homo’s. Kiek dat is veur de mieste mèensen hier nou net even teveul.’121 Koops laat in zijn roman – dat zich begin jaren negentig afspeelt – zien dat homoseksualiteit in dorpen getolereerd wordt, zolang dit niet op openbare plekken tot uiting komt – anders wordt het als ‘problematisch’ ervaren.

In de roman van Nijenhuis – die zich afspeelt na de millenniumwisseling – komt een ander beeld naar voren. De inwoners van het dorp kijken hooguit nieuwsgierig op wanneer Eric en Alphons samen met hun weekendtassen langslopen en op bezoek gaan bij Alphons moeder. Homoseksualiteit is in deze roman beter geaccepteerd. Wanneer Eric aan zijn moeder vertelt dat hij op mannen valt, is haar eerste reactie ‘geschokt’, maar al vrij snel blijkt dat ze het eigenlijk altijd al geweten heeft en ze accepteert Erics geaardheid:

Grietje was gien gewone vrouw, in die zin, dat zij ’t dörpse hebben zul van angst veur wat de buren – vrouw Winter veurop – zeggen zullen van heur Eric, maor ’t ongewone meuk heur onzeker. […] Eric stun op en gaf zien mam ’n smok. Zij reerde niet. Ze zee: Ik heb altieding wel veuild dastoe aans wast as de aandern. Zo bezunder.122

120 Koops, 155-156.

121 Ibid., 70.

122

En ook Erics vader zal van Erics geaardheid geen problemen maken. ‘En zien pap, daor e de leste tied geregeld Lammert tegen zee, nam alles zoas ’t kwam. Die zul niet raor opkieken van zien geaordheid. Al weur ’t woord “homo” nooit neumd bij heur thoes, der weurden ok niet, zoas bij aandern, valse grappies over maokt.’123

De reacties op de homoseksuele relaties worden in beide romans op een verschillende manier beschreven. In Schoeltied hebben de personages een conservatievere houding dan de personages in Het verbörgen leven. Beide auteurs laten in elk geval zien dat uitkomen voor de geaardheid tegenwoordig geen taboeonderwerp meer hoeft te zijn.

Een ander ‘modern probleem’ dat eveneens in Schoeltied aangekaart wordt, is de emancipatie van de vrouw. De onderzochte romans waarvan de verhalen in de jaren vijftig of eerder spelen, laten de vrouw vooral zien als de persoon die voor de kinderen zorgt en het huishouden regelt. En wanneer de vrouwen werken dan is dit lichte arbeid – zoals in een eerder gegeven voorbeeld uit Door Drentse venen blijkt. Kool en Koops laten in hun romans zien dat de maatschappij veranderd is. Het hoofdpersonage – een vrouw – in Een kleine wereld is werkzaam als archeologe en in Schoeltied wordt Roos directrice van een basisschool. In de laatstgenoemde roman is dit voor een deel van de dorpsbewoners echter een probleem. Zij zijn van mening dat de huidige directeur opgevolgd moet worden door de mannelijke leraar die al vijfentwintig jaar voor de klas staat. Tijdens de sollicitatieprocedure heeft Roos het dan ook zwaarder te verduren dan de mannelijke sollicitanten:

Of ze ok van plan bint um an alle activiteiten in het dorp metan te doen? En of ze ok trouwd bint en zo ja of heur echtgenoten dan ok van zins bint um een rol van betiekenis te speule in het sociale leven van ’t dorp? En ze bint toch zeker wel van plan um zuch vortdaolijk in Rolderwold te vestigen, want je kunt daor beslist niet van schoel verbunden wezen zunder der te wonen. Mienst argeniswekkend is zien steevaste vraog hoe ze een volledige baon an schoel dèenks te kunnen combineren met de hoesholdelijke verplichtings die ze as vrouwlu toch zeker hebt.124

De vrouw kan in de ogen van de conservatieven wel op een school werken, maar dan voor de klas. Ze hoort in de eerste plaats aan haar huishoudelijke verplichtingen te voldoen.

De auteurs die ‘moderne’ problemen beschrijven in hun romans, laten hiermee veranderingen in de maatschappij zien. Specifieker gezegd: wat veranderingen in een maatschappij

123 Nijenhuis (2004), 177.

124

betekenen voor een dorpsgemeenschap. Opvallend is dan ook dat een deel van de auteurs – zoals Kool, Veenstra en Hoppenbrouwers – een historische setting hebben gekozen voor hun romans. Verschillen van de huidige maatschappij ten opzichte van vroeger worden hierdoor direct zichtbaar. Een ongehuwde zwangerschap zoals in De zomer van ‘59 beschreven wordt, wordt tegenwoordig minder als problematisch ervaren dan in de jaren vijftig.

Overige thematiek: de stad versus het platteland en een zoektocht naar identiteit

Hierboven werd duidelijk welke thema’s in de romans uit het onderzoekscorpus zitten. De thematiek waarnaar gekeken werd, was afkomstig van een overzicht samengesteld aan de hand van een artikel van Schutte en het proefschrift van Van Buuren. Na grondige analyses van de romans valt op dat nog twee thema’s in het onderzoekscorpus opvallend vaak beschreven worden, namelijk: het platteland versus de stad en de zoektocht naar de eigen identiteit.

Wat opvalt, is dat in de romans waarbij het platteland wordt afgezet tegenover de stad, het platteland vaak wordt neergezet als suf en de stad als dynamisch. Een voorbeeld is te vinden in Zwiers Mechanisatie. Hoofdpersoon Boele vergelijkt in deze novelle zijn eigen omgeving – Gieten – met Assen. Hij komt tot de conclusie dat de stad voor vernieuwing staat en het platteland voor oud en verleden tijd:

De geur van frisse verf en nieuw cement maakte buiten de stad dadelijk plaats voor de muffe geur van het platteland. Het platteland was iets voor oude mensen, het platteland was om in dood te gaan. Met de klamme rieten daken, de modder op het erf, de karrensporen, de tochtige kozijnen, de kerkhoven met beukenhagen, waar eeuwenoude, mossige bomen de klinkers uit de straat duwden.125

In De Ring en Het verbörgen leven wordt door de hoofdpersonages Amsterdam als ideaal gezien. Johan uit De Ring vertrekt eerst naar Zwolle om daar bouwkunde te studeren en vertrekt na twee jaar naar Amsterdam om daar de opleiding tot architect te volgen:

In Zwolle was ik al vrij van mien verleden maor […] Amsterdam was de grote wereld! Amsterdam was de volle bevrijding. De eerste dreei maond heb ik zowat niks daon. De stad met zien overdondernde, gevarieerde leven heul mij dag en nacht gangs. Ik was in

125

levenservaring zoveul in ’t achter, ik was zoveul tekört kommen an levensruumte, dat ik niet an studeren toekwam.126