• No results found

De personages nader bekeken

Hoofdstuk 2: De literair-historische context van de Drentse literatuur

3.2 De analyse van het onderzoekscorpus

3.2.4 De personages nader bekeken

3.2.4.1 Van Aaltje Edelveld tot Boele Zwiers

De personages in streekromans vertonen volgens Xandra Schutte typische kenmerken. ‘De personages zijn blond en blauwogig en dragen namen die zo Hollands zijn als het maar kan. Geertrui Zonneberg heten ze, of Auke Wieringa.’70 Deze oer-Hollandse namen zijn duidelijk terug te zien in het merendeel van de romans uit het onderzoekscorpus. In De zomer van ’59 bijvoorbeeld: Hilbrand Bos, Aaltje Edelveld, Fokke Booij en Riekie Pastoor. Of wat te denken van Lammert, Siert, Jochem, Simon, Rika (Door Drentse Venen), Roos Miedema, Anna Jansen, Harm Jager, Jantinus Jalvingh (Schoeltied) en Boele Zwiers en Maria (Zwiers

70

Mechanisatie). Allemaal oer-Hollandse namen en vaak typerend voor de streek. Miedema is bijvoorbeeld een typische Groningse achternaam, terwijl Jalvingh een veelvoorkomende Drentse naam is.71

Uitzondering is de roman Een kleine wereld van Marga Kool. In deze roman is de naam van de hoofdpersoon onbekend. Het enige wat de lezer weet, is dat de hoofdpersoon – een archeologe – momenteel in het westen van Nederland woont en terugkeert naar het dorp van haar ouders. De andere personages worden genoemd naar wat ze van het hoofdpersonage zijn: o.a. vader, moeder en opa en oma Zeeland. De namen die wel genoemd worden zijn Nederlands, maar niet typerend voor Drenthe – Bas, Peter, Doortje en Andreas. Ook de namen in Het verbörgen leven zijn geen typische Drentse namen; Eric, George, Alphons en Jentje. Volgens de Nederlandse Voornamen Databank van het Meertens Instituut komen Eric en George in heel Nederland voor, Alphons vooral in Limburg en Jentje in een deel van Drenthe, maar vooral in Overijssel.

Om te illustreren dat de namen van de personages veelzeggend kunnen zijn, worden de belangrijkste personages uit de roman Schoeltied van Lukas Koops besproken. Het verhaal in Schoeltied wordt vanuit meerdere personages verteld. De hoofdpersoon is Roos Miedema. Daarnaast zijn Anna Jansen (vriendin van Roos), enkele politici en journalist Grietje Nijeveen van Nieuwsblad van het Noorden aan het woord. De andere personages die voorbij komen zijn typetjes, zoals de cafébezoeker, de politicus en de actievoerder. De belangrijkste personages worden hier besproken zodat de verschillende opvattingen, over onder andere de schoolkwestie en de lesbische relatie tussen Anna en Roos, duidelijk worden.

Allereerst hoofdpersoon Roos Miedema. Roos is een vrijgevochten vrouw uit Groningen die haar onderwijskundige idealen hoopt waar te maken op een dorpsschooltje. Roos staat in de roman symbool voor vernieuwing, creativiteit en ontwikkeling. De naam Miedema komt veel voor in de gemeente Groningen en de provincie Friesland. De naam Miedema laat in de roman duidelijk zien dat Roos niet uit Drenthe komt, maar van buiten de provincie.

Vergelijkbaar met Roos is Anna Jansen. Anna is geboren en getogen in Rolderwold en een van de weinige inwoners die een moderne kijk op het leven heeft. De naam Anna is doorsnee en komt veelvuldig voor in Nederland, hetzelfde geldt voor haar achternaam; Jansen. Anna valt, net als Roos, buiten de gemeenschap, dit vanwege haar te linkse politieke idealen. ‘In het dorp waren der mèensen wast die tegen heur [Roos] zegd hadden dat ze maor beter niet al te veul met Anna Jansen optrekken kun. Die was te links, schreef lillijke stukken

71 Om de herkomst van namen te bepalen is de Nederlandse Familienamenbank geraadpleegd: http://www.meertens.knaw.nl/nfb/

in de kraant, allerdeegs over heur eigen dorp en ze zwöm ok nog in heur blote kont in een zaandafgraoving even boeten het dorp. As ze slaogen wol op schoel dan kun ze dit soort contacten maor beter niet al te intensief maoken.’72 Dit citaat laat de bekrompen houding van de dorpsbewoners zien. Roos en Anna staan qua opvattingen en levensvisie dan ook recht tegenover de inwoners van Rolderwold. Hun daadwerkelijke mening ventileren is daarom niet altijd verstandig. ‘Niet veur niks bint der van die momenten dat ze in heur [Anna] contacten met een belangriek diel van heur dörpsgenoten heur warkelijke opvattings veur zuch holdt in de wetenschap dat ze der gien enkel begrip veur ontvangen zal. Aj geregeld me de kop tegen de muur lopen bint dan word je vanzölf wel wat veurzichtiger in het ventileren van je overtuging in een umgeving waor de voedingsbodem veur ofwiekende standpunten slim dor is.’73 Dit voorbeeld geeft aan dat het in een dorp moeilijk is om jezelf te zijn. Iedereen heeft over alles een mening, maar deze mening wordt alleen geaccepteerd als het past binnen de eigen opvattingen.

Jantinus Jalvingh, die niet voor niets een typische Drentse voor- en achternaam heeft meegekregen, staat in de roman symbool voor de groep dorpsbewoners die bang zijn voor veranderingen. Alles moet bij het oude blijven. Mensen die er andere opvattingen op na houden, zoals Anna en Roos, worden niet geaccepteerd binnen de gemeenschap. Dit geldt ook voor ‘moderne zaken’ zoals een nieuwbouwwijk – want tast het karakter van het dorp aan, een lesbische relatie – want man en vrouw is de norm en een vrouw als directeur van een school kan ook niet – want vrouwen horen het huishouden te doen en met een baan valt dat niet te combineren.

Journalist Grietje Nijeveen van Nieuwsblad van het Noorden is een vasthoudend type en staat voor de democratie. Ze wil het echte verhaal over de schoolkwestie naar buiten brengen en wil daarvoor Roos aan de tand voelen. Nijeveen is overigens geen bestaande familienaam in Nederland – wel een plaats in Drenthe. Grietje is een veelvoorkomende naam in het noorden van Nederland.

De namen die de schrijvers aan de personages meegeven kunnen veelzeggend zijn voor het verhaal. Is er gekozen voor een typische Drentse naam of juist helemaal niet? De meeste schrijvers uit het onderzoekscorpus hebben ervoor gekozen om de personages Drentse namen te geven. De personages in de romans die niet uit Drenthe komen, hebben een andere passende naam meegekregen – zoals Miedema voor een personage afkomstig uit Groningen.

72 Lukas Koops, Schoeltied (Zuidwolde, Stichting Het Drentse Boek, 2003), 62.

73

Op deze manier draagt de naamskeuze bij aan het oproepen van een vertrouwd gevoel en een vorm van herkenning.

3.2.4.2 Van ‘christenmens’ naar atheïst

In de streekroman gaat het volgens Schutte over: ‘christenmensen’ in een ‘christenwereld’, die als het moeilijk wordt ‘steunen op Gods woord en voor wie de zondagse kerkgang het hoogtepunt is van de week.’74 De relatie met het geloof – en dus de ‘christenmensen’ – wordt in de eerste zin van In Paradisum meteen duidelijk: ‘In het begun was het woord en het woord was bij God en het woord was God. Ik stao an het begun. Beter: ik bin op weg hen het ende. Ik lig op bère. Ik gao dood’.75 In deze roman kijkt Engeltie Volken in zeven dagen terug op haar leven, elke dag in een apart hoofdstuk. In het laatste hoofdstuk ‘De zeuvende dag’ is Engeltie in de hemel en is ze in gesprek met God en Petrus. Gedurende het verhaal wordt duidelijk dat de huidige generaties minder kerkgezind zijn dan vroeger. Engeltie en haar voorouders geloven in God, de huidige generatie is veel minder met God bezig. ‘Pappe geleufde in God. Moeke geleufde in God. Henderk geleufde in God. Ik geleufde in God. […] de kinder geleuft niet in God. Jotse was de eerste die het hardop zee. Hij wol niet met hen de kerke veur God. Hij gung met veur de cultuur.’76

De mate waarin de personages in de andere romans ‘christenmensen’ zijn, is opvallend laag. Men zet zich juist in de romans af tegen het geloof en de gebruiken. In Zwiers Mechanisatie is de conservatieve vader van Boele van mening dat ‘het niet aan de mens is om de Schepping te verbeteren.’ Hij noemt het godslastering dat Boele met zijn moderne plannen voor het bedrijf het ‘eeuwige werk’ wil overtreffen. Hoofdpersonage Boele, die in een andere tijd is opgegroeid, is het hier niet mee eens en gelooft niet in een God. ‘Als het ons lukt om een eeuwigdurende beweging uit te vinden, zullen we eindelijk eens bewijzen dat die God van jullie helemaal niet bestaat. Het is een verzinsel en bovendien nog een slecht verzinsel ook.’77 In Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders wordt eveneens de nadruk gelegd op veranderingen, zoals blijkt uit de volgende twee fragmenten. In het eerste fragment legt het hoofdpersonage uit dat haar opa en oma zeer gelovig waren. Zelf staat ze echter verder van het geloof af, zoals duidelijk wordt in het andere fragment, waarin naar voren komt dat een latere generatie het zondagse kerkbezoek al minder als een noodzaak ervaart:

74 Schutte: http://www.groene.nl/1998/11/rozen-en-doornen

75 Gerard Stout, In paradisum. Drèents leven op eerde (Peize: Uitgeverij Ter Verpoozing, 2008), 7.

76 Ibid.,32.

77

Het waren goede, vrome mensen, de ouders van mijn moeder. Ouwelijk gekleed, met geen andere opsmuk dan op zondag de gouden horlogeketting in opa’s vestzakje en drie dunne gouden kettingen op oma’s zwarte jakje. De week was voor het werk, de zondag voor de Heere. Ze gingen twee keer naar de kerk; moeder ging als kind beide keren mee en daarna ook nog naar de zondagsschool, vertelde ze. Fietsen mocht niet op zondag.78

De mensen bij ons in de buurt waren vroeger bijna allemaal hervormd, Drents hervormd wel te verstaan, een bijzondere soort vrijzinnigheid die volgens onze dominee meer vrij dan zinnig was. […] Hervormd betekende bij ons in de buurt dat je zo nu en dan ’s zondags naar de kerk ging, maar een absolute noodzaak was dat niet.79

Het hoofdpersonage uit Een kleine wereld kan niet getypeerd worden als een typisch ‘christenmens’. Hetzelfde geldt voor de hoofdpersonages uit Door Drentse Venen en De Zomer van ’59. In de eerste roman speelt het geloof een belangrijke rol, maar eerder doordat het hoofdpersonage – de veertienjarige Jochem– vragen stelt bij het geloof. Hij is zelf atheïst en door veel te lezen gaat hij nadenken over het geloof. Ook hoofdpersoon Hilbrand in De zomer van ’59 stelt vragen bij het geloof en heeft een kritische blik bij hetgeen dat in de bijbel staat. ‘In de Bijbel kwam je de merkwaardigste dingen tegen. Vooral in het oude testament. Dingen waar geen dominee ooit over preekte. Zo werden de Israëlieten voor het minste of geringste gestenigd, maar mochten ze een meisje van de verslagen vijand – als het hen beviel – zomaar dwingen hun vrouw te worden.’80 Met bidden is Hilbrand als kind al gestopt, omdat dit volgens hem niet samen ging met zijn seksuele behoeftes. ‘Op zijn twaalfde had hij het bidden afgeschaft. Het leverde immers niet veel op. Maar ook omdat zijn handen destijds, bijna als vanzelf, in zijn pyjamabroek gleden en daar hoorde – uit respect voor God, niet uit schaamte – geen gebed bij […] maar om regen kon je gerust vragen. Daar hadden anderen ook nog wat aan.’81

Het geloof speelt in de romans een rol, maar er kan niet gesproken worden van echte ‘christenmensen’. De personages nemen in de romans te veel afstand van God. In de andere romans Schoeltied, Het verbörgen leven en De Ring komt het geloof weinig tot niet voor.

78 Marga Kool, Een kleine wereld. Terug naar het dorp van mijn ouders (Amsterdam: Ambo, 2006), 27.

79 Ibid., 147.

80 Veenstra, 90.

81

3.2.4.3 De rol van het moederpersonage

Een van de belangrijkste personages in streekromans is volgens Van Buuren de moederfiguur, omdat ze bijna net zo volmaakt is als de alwetende verteller. ‘Vanwege haar buitengewoon grote gevoeligheid, haar inlevingsvermogen en haar sterk ontwikkelde intuïtie kent zij haar kinderen en dorpsgenoten, met al hun liefdes- en huwelijksperikelen, beter dan enig ander personage.’82

Een moederfiguur komt in het merendeel van de romans uit het onderzoekscorpus niet voor. In Schoeltied, Zwiers Mechanisatie en Een kleine wereld komt geen – noemenswaardige – moederfiguur voor. In In Paradisum ligt de hoofdpersoon Engeltie, degene die gezien zou kunnen worden als de moederfiguur, op sterven. Engeltie is een wijze vrouw die veel van het leven afweet. Dit komt tot uiting in de manier waarop ze de veranderingen in het leven uitvoerig beschrijft. In Engeltie’s tijd trouwde je als maagd, kwam je niet verder dan je eigen dorp of stad en was men niet of nauwelijks opgeleid. Tegenwoordig zijn mensen goed opgeleid en ook Engelties kinderen zijn goed terechtgekomen. Daarnaast wordt duidelijk dat de huidige generaties minder kerksgezind zijn dan vroeger.

In Door Drentse venen en De Ring komt eveneens een moederfiguur voor, maar deze moederfiguren zijn niet op een zodanige manier aanwezig dat ze gezien kunnen worden als alwetende personages. In Het verbörgen leven komt de moederfiguur ook bijna niet aan bod, maar op het moment dat Eric’s moeder Grietje aan het woord is, wordt ze neergezet als een alwetend personage. Ze had altijd al aangevoeld dat haar zoon anders was en ze wist eigenlijk al dat Eric homo was. Grietje wordt in Het verbörgen leven neergezet als een typisch moederfiguur die instinctmatig weet wat er gaande is.

Een moederfiguur is in de meeste romans niet aanwezig. De enige romans waarin een moederfiguur voorkomt zijn In Paradisum, Door Drentse venen en Het verbörgen leven. Alleen is er in geen van de romans sprake van een alwetend personage.