• No results found

Vraag nr. 102 van 6 april 2000 van de heer JOACHIM COENS

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vraag nr. 102 van 6 april 2000 van de heer JOACHIM COENS"

Copied!
2
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vraag nr. 102 van 6 april 2000

van de heer JOACHIM COENS

Natuurrecreatieve voorzieningen – Voorschriften Natuurrecreatie en zachte recreatie in het alge-meen winnen steeds meer aan belang. Deze vorm van recreatie biedt de gelegenheid ontspanning te koppelen aan onder meer natuureducatie, en dit met volle respect voor het landschap en de aanwe-zige natuurwaarden. Het is bovendien ook een voorbeeld van verweving van verschillende func-ties waarbij het bijkomend ruimtebeslag ten voor-dele van de recreatie erg beperkt is.

In het nabije buitenland is het park De Hoge Ve l u-we hiervan het voorbeeld bij uitstek (combinatie van recreatie, natuur en cultuur), in Vlaanderen is L i m b u r g, met het zeer uitgebreide fietsroutenet-werk, hiervan de voorloper.

Erg vaak worden de initiatiefnemers in V l a a n d e r e n echter geconfronteerd met moeilijkheden om de noodzakelijke bouwvergunningen te verkrijgen. Zeker in natuurgebieden of landschappelijk waar-devolle gebieden doen er zich veel problemen voor.

Uiteraard moet het behoud van de aanwezige na-t u u r- en landschapswaarden vooropsna-taan, maar dina-t sluit mijns inziens recreatief en educatief medege-bruik geenszins uit. Artikel 34 van het natuurde-creet geeft ten andere aan dat deze bepalingen in het beheersplan moeten worden opgenomen. 1. Aan welke voorwaarden en criteria is de aanleg

van fietspaden en van natuurrecreatieve voor-zieningen in het algemeen in de verschillende kwetsbare gebieden gebonden ?

Welke instanties nemen hierin de beslissingen ? 2. Worden er terzake wijzigingen voorbereid naar

aanleiding van de nieuwe decreetsbepalingen en uitvoeringsbesluiten ?

Antwoord

De toegankelijkheid van natuurgebieden wordt niet geregeld in of beperkt door de wetgeving inza-ke de ruimtelijinza-ke ordening.

Artikel 13 van het koninklijk besluit van 28 decem-ber 1972 betreffende de inrichting en de toepassing

van de ontwerpgewestplannen en de gewestplan-nen luidt :

" 4 . 3 . De groengebieden zijn bestemd voor het be-h o u d , de bescbe-herming en be-het be-herstel van be-het na-tuurlijk milieu.

4 . 3 . 1 . De natuurgebieden omvatten de bossen, w o u d e n , v e n e n ,h e i d e n , m o e r a s s e n ,d u i n e n , r o t s e n , a a n s l i b b i n g e n , stranden en andere dergelijke ge-bieden.

In deze gebieden mogen jagers- en vissershutten worden gebouwd voor zover deze niet kunnen ge-bruikt worden als woonverblijf, al ware het maar tijdelijk.

4 . 3 . 2 . De natuurgebieden met wetenschappelijke waarde of natuurreservaten zijn de gebieden die in hun staat bewaard moeten worden wegens hun we-tenschappelijke of pedagogische waarde. In deze gebieden zijn enkel de handelingen en werken toe-g e s t a a n , welke noditoe-g zijn voor de actieve of passie-ve bescherming van het gebied. "

In principe zijn de aanleg van (natuur)recreatieve v o e t- of fietswegen, observatiehutten en bezoe-kerscentra in natuurgebied strijdig met deze voor-schriften.

Dit wordt trouwens bevestigd in de reeds twintig jaar bestaande toelichting bij het koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerpgewestplannen en de g e w e s t p l a n n e n , waarvan de officiële coördinatie verscheen in het Belgisch Staatsblad van 23 augus-tus 1997.

Nochtans dien ik de Vlaamse volksvertegenwoor-diger ook te wijzen op artikel 20 van hetzelfde ko-ninklijk besluit, dat luidt :

"Bouwwerken voor openbare diensten en gemeen-schapsvoorzieningen kunnen ook buiten de daar-voor speciaal bestemde gebieden worden toege-staan voor zover ze verenigbaar zijn met de alge-mene bestemming en met het architectonisch ka-rakter van het betrokken gebied. "

Mij lijkt dit artikel mogelijkheden te bieden om in-frastructuur die noodzakelijk is voor de ontsluiting van het natuurgebied effectief te vergunnen. H i e r-bij moet evenwel aan de voorwaarden van het arti-kel voldaan zijn :

(2)

afge-stemd moeten zijn op de bestemming natuurge-b i e d . Met verharde fietspaden moet men dus voorzichtig zijn : natuurgebied is nu eenmaal geen recreatiegebied ;

b) de werken moeten verenigbaar zijn met het ar-chitectonisch karakter van het gebied.

Dit betekent dat gebouwen met enige omvang in een natuurgebied uit den boze zijn. Het zou immers strijdig zijn met het open en onbebouw-de karakter van het gebied.

Een bezoekerscentrum wordt dus best in een zone die voor bebouwing in aanmerking komt en aan de rand van het natuurgebied opgetrok-k e n . In sommige natuurgebieden zijn oude ge-bouwen aanwezig (bijvoorbeeld oude boerderij-e n ) . Eboerderij-en omschakboerderij-eling van diboerderij-e gboerderij-ebouwboerderij-en naar (niet-commercieel en niet-recreatief) bezoe-kerscentrum op grond van artikel 20 kan uiter-aard ook in overweging worden genomen. Het is de vergunningverlenende overheid die deze afweging moet maken. Het advies van de afdeling Natuur zal hierbij uiteraard zeer belangrijk zijn, mede gelet op de eisen die het natuurbehoudde-creet stelt. Vastgesteld wordt evenwel dat in be-paalde gevallen waarbij door de afdeling Natuur een ongunstig advies wordt geformuleerd, het voor de betrokken gemachtigde ambtenaren niet altijd even eenvoudig is de afweging te maken tussen de ruimtelijke opportuniteit van de geviseerde voor-zieningen en het desbetreffende sectoraal belang (in casu natuurbehoud).

Wat de gevolgen van het nieuwe decreet betreft, kan ik meedelen dat zolang de gewestplannen blij-ven bestaan boblij-venvermeld artikel 20 van toepas-sing blijft. Zodra een ruimtelijk uitvoeringsplan (op één van de drie niveaus) de gewestplanwijziging doet verdwijnen, geldt dit artikel niet meer, m a a r geldt de regeling van artikel 103 van het decreet van 18 mei 1999 houdende organisatie van de ruimtelijke ordening ; dit wil zeggen dat enkel klei-ne werken van algemeen belang kunklei-nen worden vergund in afwijking van de voorschriften van de plannen.

Het is dus uiterst belangrijk om bij de totstandko-ming van de nieuwe uitvoeringsplannen (ter uit-voering van de structuurplannen) voldoende aan-dacht voor het recreatieve medegebruik te heb-b e n .

Aangezien de toeristisch-recreatieve infrastructuur in belangrijke mate op provinciaal niveau wordt

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Het plan voorziet in de aanleg van een haven nabij het centrum in de Mariapolder (achter het Wa l- p l e i n ) , het graven van een verbindingskanaal in de oude bedding van Het

Voor de stand van zaken van het onderzoek dat momenteel door de Internationale Zwincommissie wordt uitgevoerd over de problematiek van de ver- zanding van het Zwin, en de

Er kan bijgevolg worden besloten dat deze zaak grondig wordt onderzocht en dat naargelang de conclusies van het rapport zo nodig de gepaste maatregelen zullen

De vorige minister van Leefmilieu startte hierom in het kader van de ge- meentelijke milieuconvenants de actie "Vlaande- ren Proper" op.. Welke initiatieven zijn er nog

Na de ad- viesverlening conform artikel 18 heeft het gemeen- tebestuur immers meerdere opties, namelijk het voorontwerp aanpassen met nieuwe adviesvraag, het voorontwerp

Daarbij moet de verlichting dermate geconcipieerd zijn dat niet-functionele lichto- verdracht naar de omgeving maximaal wordt beperkt.. Het begrip "functioneel" is in de

De nieuwe regelgeving inzake private arbeids- bemiddeling in het Vlaamse gewest in uitvoe- ring van het decreet van 13 april 1999 bepaalt echter uitdrukkelijk dat "bureaus

Wanneer ontbossing als beheersmaatregel voor specifieke percelen in het beheersplan van een natuurreservaat is opgenomen en dit beheers- plan naar aanleiding van de erkenning of