Vraag nr. 76 van 4 januari 2000
van de heer JOACHIM COENS
Milieuwetgeving – Strafrechtelijke aansprakelijk-heid rechtspersonen
Sinds enige maanden zijn in België nu ook rechts-personen strafrechtelijk aansprakelijk.
Het ontbreken van de strafrechtelijke aansprake-lijkheid van rechtspersonen was tot voor kort een van de moeilijkheden in de totstandkoming van de m i l i e u w e t g e v i n g. Onder meer in de voorstellen van de commissie-Bocken werd van deze aansprake-lijkheid uitgegaan.
Het toewijzen van de strafrechtelijke aansprake-lijkheid aan natuurlijke personen leidt vaak tot in-gewikkelde procedures, waarbij het erg moeilijk is de werkelijk aansprakelijke aan te wijzen. De per-soonlijke aansprakelijkheid leidt evenzeer tot zware administratieve verplichtingen, zoals in het geval van de milieucoördinator. Persoonlijk aan-sprakelijken zijn, in tegenstelling tot bedrijven, meestal niet in staat de vaak hoge schadevergoe-dingen op te hoesten.
1. In hoeverre heeft de nieuwe wet onmiddellijke gevolgen voor het handhavingsbeleid inzake mi-lieu ?
2. Heeft de minister reeds initiatieven genomen om een integratie van de strafrechtelijke aan-sprakelijkheid van rechtspersonen in de milieu-wetgeving door te voeren ?
3. Welke beleidsdomeinen zijn hierbij prioritair ?
Antwoord
De wet van 4 mei 1999 (BS 22.06.1999) tot invoe-ring van de strafrechtelijke verantwoordelijkheid van rechtspersonen past in de strijd tegen de geor-ganiseerde criminaliteit, maar beoogt eveneens de beteugeling van milieudelicten.
In het verleden diende in geval van milieudelicten immers steeds een strafrechtelijk verantwoordelij-ke natuurlijverantwoordelij-ke persoon te worden gezocht, zoals de m i l i e u c o ö r d i n a t o r, of een beheerder of een direc-t e u r, waarbij de vraag rees of deze persoon wel de-gelijk specifiek belast was met het toezicht op de naleving van de milieuwetgeving. Het toerekenen in milieuzaken aan een natuurlijke persoon van de strafbare feiten gepleegd door een rechtspersoon
leidt in praktijk vaak tot vrijspraak, aangezien het vaak zeer moeilijk is om aan te wijzen welke indivi-duele persoon strafrechtelijk verantwoordelijk is, of tot dubieuze veroordelingen van personen wier schuld nauwelijks vaststaat. Door de vrijspraken ontstond bovendien vaak de indruk van straffe-loosheid inzake milieudelicten.
1. Deze wet heeft geen onmiddellijke gevolgen voor het handhavingsbeleid zoals dit wordt ge-voerd door de afdeling Milieu-inspectie.
De bepaling van de strafrechtelijke aansprake-lijkheid is, zoals de naam het zegt, een strafrech-telijke aangelegenheid en behoort als dusdanig tot de bevoegdheden van Ju s t i t i e. Het vervol-gingsbeleid behoort tot de bevoegdheid van de parketten en de federale minister van Justitie. 2. Overeenkomstig artikel 7bis van het
Strafwet-boek kunnen de misdrijven gepleegd door rechtspersonen worden bestraft met de volgen-de sancties : g e l d b o e t e, volgen-de bijzonvolgen-dere verbeurd-v e r k l a r i n g, de ontbinding, het tijdelijk of defini-tief verbod een werkzaamheid te verrichten die deel uitmaakt van het maatschappelijk doel, d e tijdelijke of definitieve sluiting van een of meer i n r i c h t i n g e n , en de bekendmaking of versprei-ding van de beslissing op kosten van de veroor-deelde.
Door de wet van 4 mei 1999 kunnen rechtsper-sonen die een milieudelict plegen, worden ge-sanctioneerd met een geldboete, een bijzondere verbeurdverklaring en, in veeleer uitzonderlijke g e v a l l e n , de ontbinding. Hiertoe zijn geen aan-passingen aan de milieuwetgeving nodig.
of definitief verbod tot werkzaamheid, t i j d e l i j k e of definitieve sluiting van een inrichting, of be-kendmaking of verspreiding van de beslissing op kosten van de veroordeelde.
Overeenkomstig het regeerakkoord zal het de-creet houdende algemene bepalingen inzake de milieubeleid (DABM) verder worden aange-vuld met een luik "handhaving". Hiertoe zal verder worden gebouwd op het voorstel van de Interuniversitaire Commissie tot Herziening van het Milieurecht, waarbij een integratie wordt beoogd van alle handhavingsbepalingen die van toepassing zijn op de verontreinigings-p r o b l e m a t i e k . In dit voorstel werd reeds uit-drukkelijk bepaald dat de opgenomen strafbare feiten zowel door natuurlijke personen als door rechtspersonen kunnen worden begaan, en dat de opgesomde straffen, met uitzondering van de g e v a n g e n i s s t r a f, aan de rechtspersonen kunnen worden opgelegd, z i j n d e : de geldboete, de ver-b e u r d v e r k l a r i n g, het verver-bod om een ver-bepaalde beroepsactiviteit uit te oefenen, de bedrijfsslui-ting, en de openbaarmaking van de uitspraak. Door de wet van 4 mei 1999 kunnen deze prin-cipes aldus behouden blijven, zonder enig b e-v o e g d h e i d s p r o b l e e m , zij het aangepast aan de principes en de tekst van de bepalingen van de wet van 4 mei 1999.