Vraag nr. 51 van 12 februari 1996
van de heer CARL DECALUWE
Provinciale en gewestelijke huisvestingssubsidies – Cumulatie
In het nieuwe provinciale huisvestingsreglement van de provincie West-Vlaanderen dat op 1 januari 1996 van kracht werd, voorziet men in een subsidie (50 % van de betoelaagde werken, met een maximum van 500.000 frank) voor publiekrechtelijke en privaatrechtelijke rechtspersonen die een woning verbouwen, saneren en/of aanpassen ten behoeve van kansarmen. Enkele vennootschappen kunnen ook in aanmerking komen voor deze provinciale subsidiëring.
1. Kunnen volgens de minister investeringen aan woningen, opgenomen in een investeringsprogram-ma van de Vlaamse Huisvestingsinvesteringsprogram-maatschappij (VHM) in het kader van een herwaarderingsgebied, woonnoodgebied, kansarme woningen, ... in aan-merking komen voor een provinciale toelage ? 2. Zo ja, waar wordt bepaald dat de overheidsbijdrage
(provincie en gewest) cumulatief niet meer dan 100 % mag bedragen ?
3. Hoe verloopt de coördinatie en de controle hierop en welke instructies heeft de minister hieromtrent gegeven ?
Antwoord
1. Dit kan wanneer geen wettelijke of reglementaire bepalingen de mogelijkheid uitsluiten dat huisves-tingsprojecten die door het Vlaams Gewest gedeel-telijk worden gesubsidieerd ten voordele van een door de VHM erkende sociale huisvestingsmaat-schappij, eveneens kunnen gesubsidieerd worden door de provinciale overheid, indien deze laatste binnen het kader van zijn eigen bevoegdheid han-delt. De provincieraad kan immers provinciale reglementen van intern bestuur maken die betrek-king hebben op de interne organisatie van de pro-vincies, zoals bijvoorbeeld subsidiereglementen en politieverordeningen, die geen betrekking mogen hebben op onderwerpen die reeds geregeld zijn door wetten, decreten of ordonnanties, of door ver-ordeningen van de federale overheid of van de gemeenschaps- of gewestregeringen. Deze provin-ciale reglementen zijn van rechtswege opgeheven indien dezelfde onderwerpen nadien door wetten, decreten of ordonnanties, of door verordeningen van de federale overheid of van de gemeenschaps-of gewestregeringen worden geregeld (art. 85, eer-ste, tweede en derde lid, Provinciewet).
2. Het kan vanzelfsprekend niet de bedoeling zijn dat de gezamenlijke overheidsbijdrage van Vlaams Gewest en provincie meer dan 100 % beloopt van de kostprijs der werken. De reglementen of beslui-ten ter zake bevatbeslui-ten trouwens in de regel, zij het niet altijd, de nodige bepalingen aangaande moge-lijkheid, verbod, aard of omvang van de subsidiecu-mulatie.
U it de analyse van het provinciaal reglement betreffende huisvesting van 17 oktober 1995 waarop in de vraag wordt gealludeerd, blijkt immers duide-lijk dat de provincie West-Vlaanderen dit aspect niet uit het oog heeft verloren. In de procedure voor het verkrijgen van de toelage volgens artikel 3 hoofdstuk 3, is immers bepaald dat de aanvraag dient te worden ingediend "voor de uitvoering van de betoelaagbare werken samen met een gedetail-leerd financieringsplan. Indien uit het financierings-plan af te leiden is dat overbetoelaging mogelijk is kan de bestendige deputatie beslissen geen tussen-komst te verlenen".
Dit reglement (artikel 3 hoofdstuk 4) onderwerpt de betoelaging bovendien aan duidelijke kwantita-tieve beperkingen, zowel qua bedrag als qua aantal woningen die per ingediend project in aanmerking komen voor subsidieverlening.
Wat het Vlaams Gewest betreft, is er bijvoorbeeld krachtens artikel 20 van het besluit van de Vlaamse regering van 1 april 1993 tot regeling van de tege-moetkoming van het Vlaams Gewest voor de uit-voering van stads- en dorpsherwaarderingsprojec-ten, een uitdrukkelijk cumulatieverbod m.b.t. subsi-diëring gestipuleerd.
3. Gelet op het koninklijk besluit van 26 april 1968 tot inrichting en coördinatie van de controles op de toe-kenning en op de aanwending van de toelagen, waaruit blijkt dat de diensten van het ministerieel departem ent dat een toelage heeft verleend, bevoegd zijn om de controle uit te oefenen, bedoeld bij het koninklijk besluit nr. 5 van 18 april 1967 (de huidige artikelen 55 tot en met 58 van de gecoördi-neerde wetten op de rijkscomptabiliteit), hebben de diensten van het minister ie van de Vlaam se Gemeenschap sowieso de bevoegdheid deze contro -le uit te oefenen.
Desalniettemin werd dit naar aanleiding van de vraag van de Vlaamse volksvertegenwoordiger nog eens onder de aandacht gebracht van de diensten van het ministerie van de Vlaamse Gemeenschap die inzake huisvesting onder mijn bevoegdheid val-len, en van de Vlaamse Huisvestingsmaatschappij.