• No results found

Zomercursus Wiskunde A Week 3, les 3 Gerrit Oomens

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Zomercursus Wiskunde A Week 3, les 3 Gerrit Oomens"

Copied!
124
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Zomercursus Wiskunde A

Week 3, les 3

Gerrit Oomens

G.Oomens@uva.nl

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica

Universiteit van Amsterdam

28 juli 2011

(2)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is

, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus

P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(3)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele

: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus

P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(4)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft.

In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus

P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(5)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6}

en elke waarde met kans 16, dus

P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(6)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16

, dus

P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(7)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus

P(D = i ) = 16

voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}.

(1)

D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(8)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1)

D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(9)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet

: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(10)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes.

Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??). Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(11)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(12)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast

: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(13)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer.

Dan is N een stochast die waarden aanneemt in N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(14)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(15)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(16)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”.

In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(17)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i )

= 12i

.

(18)

Toevalsvariabelen

Als D het aantal ogen van een worp van een dobbelsteen is, is deze D een stochast of toevalsvariabele: het is een variabele die de uitkomst van een toevalsexperiment weergeeft. In dit geval neemt D waarden aan in {1, 2, 3, 4, 5, 6} en elke waarde met kans 16, dus P(D = i ) = 16 voor i in {1, 2, 3, 4, 5, 6}. (1) D is discreet: hij heeft een aftelbare (zelfs eindige) verzameling mogelijke waardes. Zijn kansverdeling wordt gegeven door (??).

Een ander voorbeeld van een discrete stochast: we gooien een munt net zolang totdat we kop krijgen en geven met N het aantal keer gooien weer. Dan is N een stochast die waarden aanneemt in

N = {1, 2, 3, 4, . . .},

wat een oneindige verzameling is, maar nog steeds “aftelbaar”. In dit geval wordt de kansverdeling gegeven door

P(N = i ) = 12i

.

(19)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment.

We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(20)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(21)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(22)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar.

We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(23)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje.

Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(24)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast

: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn. Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(25)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(26)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is

, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(27)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5)

= 12 en P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(28)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12

en P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(29)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6)

= 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(30)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(31)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 . Echter, wat is P(X = 0.5)?

Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(32)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul.

Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(33)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(34)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten

, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(35)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval.

Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(36)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Dit is een continue stochast: zijn waarde kan elk getal tussen 0 en 1 zijn.

Onder de aanname dat elke uitkomst even waarschijnlijk is, kunnen we kansen berekenen van de vorm P(X ≤ 0.5) = 12 en

P(0.5 ≤ X ≤ 0.6) = 101 .

Echter, wat is P(X = 0.5)? Antwoord: nul. Het pijltje zit nooit precies op positie 0.5.

Dus hoewel een discrete kansverdeling simpelweg bestaat uit de kansen op alle afzonderlijke uitkomsten, werkt dit niet in het continue geval. Hoe specificeren we hier een kansverdeling?

(37)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0

0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(38)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0

0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(39)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0

0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(40)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0

0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(41)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9

1 1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(42)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9

1 1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(43)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9

1 1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(44)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(45)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(46)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(47)

Continue stochasten

Beschouw het volgende experiment. We nemen een meetlint:

0.1 0.2 0.3 0.4 0.5 0.6 0.7 0.8 0.9

We spelden hem op een muur en gooien er een pijltje naar. We noteren de (horizontale) positie X van het pijltje. Hoe specificeren we een kansverdeling voor X ?

Een mogelijkheid is m.b.v. een dichtheidskromme, waar de oppervlakte onder de kromme de kans weergeeft.

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

1 1

0 0.2 0.9 1

1

0

P(0.2 ≤ X ≤ 0.9)

0.2 0.9

(48)

Dichtheidskrommen

Een dichtheid voor een continue stochast X is een kromme die altijd boven de x -as ligt zodat de totale oppervlakte onder de kromme gelijk aan 1 is.

We hebben P(a ≤ X ≤ b)

= oppervlakte onder de kromme tussen a en b.

Een voorbeeld van een dichtheid:

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

(49)

Dichtheidskrommen

Een dichtheid voor een continue stochast X is een kromme die altijd boven de x -as ligt zodat de totale oppervlakte onder de kromme gelijk aan 1 is. We hebben

P(a ≤ X ≤ b)

= oppervlakte onder de kromme tussen a en b. Een voorbeeld van een dichtheid:

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

(50)

Dichtheidskrommen

Een dichtheid voor een continue stochast X is een kromme die altijd boven de x -as ligt zodat de totale oppervlakte onder de kromme gelijk aan 1 is. We hebben

P(a ≤ X ≤ b) = oppervlakte onder de kromme tussen a en b.

Een voorbeeld van een dichtheid:

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

(51)

Dichtheidskrommen

Een dichtheid voor een continue stochast X is een kromme die altijd boven de x -as ligt zodat de totale oppervlakte onder de kromme gelijk aan 1 is. We hebben

P(a ≤ X ≤ b) = oppervlakte onder de kromme tussen a en b.

Een voorbeeld van een dichtheid:

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

(52)

Dichtheidskrommen

Een dichtheid voor een continue stochast X is een kromme die altijd boven de x -as ligt zodat de totale oppervlakte onder de kromme gelijk aan 1 is. We hebben

P(a ≤ X ≤ b) = oppervlakte onder de kromme tussen a en b.

Een voorbeeld van een dichtheid:

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

(53)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(54)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ).

Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(55)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is.

We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(56)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is.

We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(57)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is.

We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1) 0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(58)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is.

We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(59)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(60)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(61)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(62)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(63)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(64)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(65)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

-3 -2 -1 0 1 2 3

F (1)

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Grafiek van F (x )

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

(66)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Graph of F (x )

(67)

Verdelingsfuncties

Bekijk de functie F (x ) = P(X ≤ x ). Dus F (1) geeft bijvoorbeeld de kans dat X kleiner dan 1 is. We bekijken de grafiek van F (x ):

We noemen deze functie F de verdelingsfunctie van X .

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid van X

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

Graph of F (x )

(68)

Voorbeelden van verdelingsfuncties

1 1

0

Dichtheid

1 1

0

Verdelingsfunctie

1 2 3 4

1

0 1 2 3 4

1

0

(69)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0, eindigt in 1

, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(70)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie

begint in 0, eindigt in 1

, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(71)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0,

eindigt in 1

, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(72)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0,

eindigt in 1

, en

is altijd stijgend.

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(73)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0, eindigt in 1

, en is altijd stijgend.

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(74)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0, eindigt in 1, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(75)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0, eindigt in 1, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(76)

Eigenschappen van verdelingsfuncties

Verdelingsfuncties:

-3 -2 -1 1 2 3

1

0 0.5

1 1

0

Iedere verdelingsfunctie begint in 0, eindigt in 1, en

is altijd stijgend. -3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(77)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen.

Dan kunnen we kansen berekenen: P(X ≤ 1)

= F (1)

P(X < 1)

= P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!)

P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(78)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1)

= F (1)

P(X < 1)

= P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!)

P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(79)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1)

= F (1) P(X < 1)

= P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!)

P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(80)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1)

P(X < 1)

= P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!)

P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(81)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1) P(X < 1)

= P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!) P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(82)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1) P(X < 1) = P(X ≤ 1)

= F (1) (X moet continu zijn!) P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(83)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1)

P(X < 1) = P(X ≤ 1) = F (1)

(X moet continu zijn!) P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(84)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1)

P(X < 1) = P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!)

P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1)

P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(85)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1)

P(X < 1) = P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!) P(X > 1)

= 1 − P(X ≤ 1) = 1 − F (1) P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

(86)

Rekenen met verdelingsfuncties

Stel dat we de verdelingsfunctie F van een zekere continue stochast X kennen. Dan kunnen we kansen berekenen:

P(X ≤ 1) = F (1)

P(X < 1) = P(X ≤ 1) = F (1) (X moet continu zijn!) P(X > 1) = 1 − P(X ≤ 1)

= 1 − F (1) P(0 ≤ X ≤ 1)

= F (1) − F (0)

-3 -2 -1 0 1 2 3

0.2 0.4

Dichtheid

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica. Universiteit

We kunnen een kans toekennen aan elke uitkomst, maar er zijn ook andere gebeurtenissen waar we een kans aan kunnen verbinden.. Bijvoorbeeld, de kans dat we een even getal gooien

We kunnen een kans toekennen aan elke uitkomst, maar er zijn ook andere gebeurtenissen waar we een kans aan kunnen verbinden. Bijvoorbeeld, de kans dat we een even getal gooien

Stel we nemen een willekeurige steekproef van 8 dieren, waarvan elk dier met kans 0.34 een koe is en anders een varken.. Nog

Ordinaal: geordende labels, verschillen hebben geen betekenis. Voorbeeld:

We kunnen quartielen gebruiken: we delen de (geordende) data op in de observaties links van de mediaan en die rechts ervan, dan nemen we de mediaan van elk van de twee

Korteweg-de Vries Instituut voor Wiskunde Faculteit der Natuurwetenschappen, Wiskunde en Informatica.. Universiteit