• No results found

Vrijheidsstrijder of racist?

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Vrijheidsstrijder of racist?"

Copied!
101
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Vrijheidsstrijder of racist?

Een krantenonderzoek naar de framing van Geert Wilders in de Volkskrant, De Telegraaf en Trouw.

Lisa Rosing S1476963

Drs. R. van der Hoeven Drs. H.J. Wedman

Master Journalistiek Rijksuniversiteit Groningen Studiepad dagbladjournalistiek

(2)

Bronvermelding cartoons voorpagina Links: Faith Freedom. <geraadpleegd op

http://www.dutch.faithfreedom.org/forum/viewtopic.php?p=121876&sid=a2de16bac8c bfe416d25e06cc7c7fdc1> (geraadpleegd op 24 oktober 2010).

(3)

Inhoudsopgave

Inleiding 3

Hoofdstuk 1 - De kranten 5

§ 1.1 Geschiedenis van de Nederlandse dagbladpers vanaf de verzuiling 5

§ 1.2 de Volkskrant 7

§ 1.3 De Telegraaf 9

§ 1.4 Trouw 12

§ 1.5 Verantwoording 14

Hoofdstuk 2 - Medialogica in de toeschouwersdemocratie 16

§ 2.1 Wat is medialogica? 16

§ 2.2 Het ontstaan van medialogica 19

§ 2.3 De toeschouwersdemocratie 21

Hoofdstuk 3 - Het populisme 25

§ 3.1 Opkomst van het populisme in Nederland 25

§ 3.2 Kenmerken van het populisme 27

§ 3.3 In hoeverre is Geert Wilders te typeren als populist? 29

§ 3.3 Jeugd, leven en standpunten van Geert Wilders 30

Hoofdstuk 4 - Theoretisch kader: framing 36

§ 4.1 Wat is framing? 36

§ 4.2 Een frame herkennen in een tekst 40

§ 4.3 Framing in de retoriek van Geert Wilders 42

Hoofdstuk 5 - Onderzoeksmethode en verantwoording 44

(4)

Inleiding

Op de website van de PVV noemt Geert Wilders zichzelf een ‘freedom fighter’. Toch zullen er genoeg mensen zijn die hem helemaal niet zo zien, en die hem bijvoorbeeld eerder een racist of misschien een provocateur zouden noemen. Dit voorbeeld maakt duidelijk hoe belangrijk het is op welke wijze iets wordt omschreven, of onder welke noemer bepaalde informatie wordt geschaard.

De media maken elke dag keuzes over hoe bepaalde gebeurtenissen en personen het beste kunnen worden gepresenteerd. De manier waarop de media berichten over de politiek is van grote invloed op de wijze waarop mensen kijken naar en denken over de politiek. Dit heeft vervolgens gevolgen voor, onder meer, hun stemgedrag. Mensen halen informatie over wat er gebeurt in de wereld uit nieuwsberichten. Want maar weinig mensen zijn daadwerkelijk aanwezig bij de gebeurtenissen die aan bod komen in de krant en op televisie. Hoewel het de bedoeling is dat het nieuws de feitelijke

ontwikkelingen weerspiegelt, is dat meestal niet het geval. 1 De opvatting dat het nieuws gezien moet worden als een weerspiegeling van de werkelijkheid, heeft de laatste tijd onder wetenschappers dan ook aan invloed verloren. De meeste theoretici stellen tegenwoordig dat het onvermijdelijk is dat de invulling van het nieuws wordt beïnvloed door de journalisten en de context waarin zij werken.

De laatste jaren zijn er grote veranderingen opgetreden in het medialandschap, onder meer door de komst van gratis kranten en internet. Maar ook in de politiek hebben veel verschuivingen plaatsgevonden, wat van invloed is geweest op de berichtgeving erover. Sommige politici profiteerden van de veranderingen, anderen niet. Geert Wilders is één van de politici die met zijn populistische politiek wist en weet te profiteren van de nieuwe, door de televisie gedomineerde, politieke journalistiek. Ook daar gaat deze

1

(5)

scriptie over. De laatste jaren zijn er aanzienlijk meer zwevende kiezers bijgekomen, en de uitslagen vertonen grote verschillen van verkiezing tot verkiezing.2

Het doel van deze scriptie is om uit te zoeken hoe in drie uiteenlopende landelijke kranten werd bericht over Geert Wilders. Dit gebeurt door middel van onderzoek van artikelen in die kranten naar een aantal belangrijke gebeurtenissen in de carrière van de politicus, met behulp van de theorie over framing. Aan de hand van deze theorie kan worden bekeken in hoeverre de berichtgeving in bepaalde hokjes of kaders werd geduwd.

Hoofdvraag

In hoeverre is er sprake van framing in de berichtgeving ten aanzien van Geert Wilders in De Telegraaf, de Volkskrant en Trouw in de periode vanaf de oprichting van de Partij voor de Vrijheid (PVV) op 22 februari 2006 tot en met de gemeenteraadsverkiezingen op 3 maart 2010?

2

(6)

Hoofdstuk 1 – De kranten

Eerst wordt kort de algemene geschiedenis van de Nederlandse dagbladpers vanaf de verzuiling besproken, zodat daarna de ontwikkeling van de drie afzonderlijke kranten in dat licht aan bod kan komen. De geschiedenis van de kranten wordt in grote lijnen beschreven, in zoverre dat relevant is voor de rest van het onderzoek.

§ 1.1 Geschiedenis van de Nederlandse dagbladpers vanaf de verzuiling

Tijdens de verzuiling, vanaf ruwweg het einde van de negentiende tot het einde van de twintigste eeuw, was de Nederlandse dagbladpers ingedeeld in zuilen op basis van de levensbeschouwelijke en/ of politieke opvattingen van de bevolking. Er bestonden rooms-katholieke, protestants-christelijke, liberale, socialistische en neutrale kranten.3

Vanaf de jaren zestig onderging de Nederlandse samenleving een proces van

secularisering, met vanzelfsprekend gevolgen voor de kranten. De verbintenissen met de zuilen vervaagden, en tegelijkertijd werden de kranten professioneler en autonomer. Maar ook de commercie was bezig aan een opmars, wat sommige journalisten zorgen baarde. Zo ging steeds meer aandacht uit naar entertainment. De concurrentie tussen kranten onderling en tussen kranten en omroepmedia nam toe, wat zorgde voor een harde strijd om lezers en kijkers.4

De professionalisering van de kranten zette nog sterker door vanaf de jaren zestig. Individuele journalisten lieten steeds duidelijker van zich horen. Er ontstonden nieuwe vormen van journalistiek, zoals onderzoeksjournalistiek, waarbij journalisten zelf actief naar nieuws op zoek gingen. Het mondige individu kwam centraal te staan binnen een samenleving waarin alles wat voorheen vanzelfsprekend was in de samenleving, werd bekritiseerd. Mensen wilden zélf nadenken en dat uitte zich in een sterke daling van het

3

(7)

publieke vertrouwen in gevestigde instituties.5 Dit stond in verband met het in heel Nederland stijgende welvaartsniveau, waardoor ook de kwaliteit van de scholing steeg.

In de jaren tachtig en vooral in de jaren negentig veranderde het dagbladlandschap ingrijpend door een golf dagbladfusies en doordat de omvang van het journalistieke veld sterk toenam: er kwamen steeds meer journalisten bij. Sommigen vreesden dat deze ontwikkelingen negatieve gevolgen zouden hebben voor de kwaliteit van de

journalistiek. Maar het pakte goed uit: er konden juist meer grote investeringen worden gedaan en adverteerders werden beter bediend. Ook konden redacties groeien, en ze gingen zich meer specialiseren. De keerzijde van deze groei en de opkomende

commercie was het ontstaan van mediahypes. Het publiek ging zich vooral op de tv richten, en liet de kranten steeds meer links liggen.6 Veel kranten kregen het daardoor moeilijk: ze worstelden met de spanning tussen hun oorspronkelijke, religieuze

identiteit en een nieuw te vormen, onduidelijke identiteit.7

Vanaf het einde van de jaren negentig kwamen de meeste dagbladen in zwaar weer terecht, onder invloed van nieuwe ontwikkelingen zoals de opkomst van het internet, gratis kranten en meer recent de economische crisis. Daarnaast kwamen sommige media sinds de moord op Pim Fortuyn in 2002 onder vuur te liggen: ze zouden zich hebben afgesloten voor wat er écht aan de hand was in de samenleving. Ze zouden te elitair zijn, zich veel te veel richten op het ‘linkse’ gedachtegoed en daardoor de groeiende onvrede in de samenleving niet hebben opgemerkt. In de jaren daarna bezonnen veel titels zich dan ook op hun manier van werken.8 Inmiddels hebben alle kranten en tijdschriften een internetpagina. Ze proberen overeind te blijven in een tijdperk waarin de alsmaar doorrazende technologische veranderingen en een

samenleving in beweging het moeilijk maken om te anticiperen op wat er komen gaat.

4

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850-2000, 329-331. 5 Ibid., 331-338. 6 Ibid., 419-438. 7 Ibid., 452. 8

(8)

Kwaliteitskrant versus populaire krant

Omdat deze begrippen hierna vaker aan bod zullen komen, volgt een korte uitleg. Over het algemeen worden NRC Handelsblad, de Volkskrant en Trouw beschouwd als

kwaliteitskranten. De Telegraaf en Algemeen Dagblad daarentegen, worden getypeerd als populaire dagbladen. Dit onderscheid is vooral gebaseerd op de hoeveelheid (politieke) informatie versus amusement: bij een kwaliteitskrant ligt de nadruk op politiek, terwijl bij een populaire krant de nadruk ligt op amusement. Een ander verschil tussen beide soorten kranten is te vinden in de lezerskring. De lezers van De Telegraaf en Algemeen Dagblad lijken meer op een dwarsdoorsnede van de Nederlandse bevolking, terwijl de lezerskringen van NRC Handelsblad, de Volkskrant en in mindere mate Trouw voor het grootste gedeelte bestaan uit de hogere inkomens- en

opleidingscategorieën.9

§ 1.2 de Volkskrant

De Volkskrant wordt beschouwd als een kwaliteitskrant. De Volkskrant is een

‘progressieve, veranderingsgezinde krant’, zo wordt vermeld op de eigen website. Ook is de krant ‘eigenzinnig en onconventioneel, houdt zijn zelfbewuste lezers betrokken en daagt ze uit, zodat zij het beste uit zichzelf en anderen halen.’10 Oud-hoofdredacteur Pieter Broertjes schreef in 2006 ter gelegenheid van het uitkomen van de 25.000e editie van de krant: ‘De redactie wil een spannende, dwarse krant maken, een krant waarin veel gebeurt. Niet voorspelbaar zijn, ook niet wat betreft onze politieke voorkeur.’11

Korte geschiedenis van de Volkskrant

In 1919 werd het weekblad de Volkskrant opgericht als orgaan van de roomse

vakbeweging, en groeide vervolgens in twee jaar tijd uit tot dagblad. De krant had een grote en volgzame katholieke achterban. Vanaf het einde van 1941 verscheen de krant tijdelijk niet meer: de nazi’s wilden dat de Volkskrant een belangrijke rol zou spelen in

9

Bakker en Scholten, Communicatiekaart van Nederland, 6. 10

www.volkskrant.nl 11

(9)

het onder Duitse invloed brengen van de confessionele pers. Daar waren zowel

redacteuren, abonnees als andere medewerkers het niet mee eens, en ze vertrokken en masse bij de krant.12

In 1944 ontstonden er geluiden om de krant opnieuw te laten verschijnen. Het initiatief kwam van een groepje mensen dat de katholieke pers wilde reorganiseren. Onder hen was de leider van de toentertijd verboden katholieke vakbeweging, A.C. de Bruijn. Hij had nieuwe plannen met het katholieke arbeidersblad: de krant moest groter en

professioneler worden, en meer gaan functioneren ter ondersteuning van het vergroten van de macht van de werknemers. Het katholieke werkliedenverbond dat werd

omgedoopt tot de Katholieke Arbeiders Beweging (KAB), kreeg een actievere rol toebedeeld en werd volledig eigenaar van de krant. Daarnaast was er de voormalige minister van Sociale Zaken en de latere fractievoorzitter van de Katholieke Volkspartij (KVP), C.P.M. Romme, die de krant wilde omvormen van arbeiderskrant tot een brede krant voor de hele katholieke zuil. Romme werd de nieuwe hoofdredacteur, maar wilde de functie niet in zijn eentje vervullen. Als tweede hoofdredacteur werd de onbekende Telegraaf-journalist J.M. Lücker gevraagd. De jonge maar ambitieuze journalist had gestudeerd en journalistieke ervaring opgedaan in Engeland. Lücker bracht dan ook een vernieuwende journalistieke werkwijze mee naar de Volkskrant: één vanuit

Angelsaksische traditie. Dat uitte zich onder meer in een lichte, toegankelijke toon, opvallende vormgeving en veel aandacht voor sport. De nieuwe krant was een groot succes, want de abonnees stroomden toe met duizenden tegelijk. De krant groeide na de Tweede Wereldoorlog dan ook uit tot het grootste katholieke dagblad.13

Toen in de jaren zestig de ontzuiling en ontkerkelijking begonnen, was de Volkskrant één van de aanjagers van dit proces.14 In 1965 schafte de krant de onderkop ‘Katholiek Dagblad voor Nederland’ af, wat misschien wel het duidelijkste teken was van de

12

Van Vree, De metamorfose van een dagblad, 15 – 18. 13

Ibid., 18 – 28. 14

(10)

ontzuiling bij de Volkskrant.15 De krant vreesde dat de onderkop haar groei zou kunnen belemmeren.16 Wel werd duidelijk gemaakt dat de krant nog steeds een katholieke identiteit zou behouden. In de jaren die volgden ging de Volkskrant zich kritischer opstellen tegenover de katholieke kerk. De plaats en de betekenis van het geloof binnen de krant veranderden: het werd eerder een bijzaak dan een hoofdzaak.17 Ook

professionaliseerde de krant, werd ze dikker en kreeg veel nieuwe, vooral jongere, abonnees.18 De Volkskrant wist zich als één van de weinige kranten staande te houden in het snel veranderende medialandschap. De krant wist uit te groeien tot het op twee na grootste dagblad van Nederland.19

In de jaren negentig onderging het dagblad een identiteitsverandering, onder invloed van de nieuwe hoofdredacteur Pieter Broertjes, die was aangetreden in 1995. Broertjes wilde een lichtere toon voor de krant, minder ‘vakbondsnieuws’ - dat de krant van oudsher bracht als orgaan van de KAB - , meer aandacht voor populaire cultuur en een professionelere werkwijze.20 Ook probeerde de krant het linkse karakter steeds meer van zich af te schudden. Een lichte oplagestijging was het gevolg.21 Vanaf het einde van de jaren negentig kreeg de Volkskrant, net als de andere betaalde dagbladen, het zwaar. Advertentie- en abonnementsinkomsten daalden. In 1999 verscheen voor het eerst Volkskrant magazine in het weekend als los tijdschrift bij de krant. In de jaren daarna werden onder meer stijl, inhoud en vormgeving van de krant grondig aangepast in een poging het tij te keren.

§ 1.3 De Telegraaf

De Telegraaf is een populaire krant, en van oudsher onafhankelijk. De krant is in ieder geval nooit verbonden geweest aan één van de zuilen. Toch stak de krant haar mening

15

Van de Plasse, Kroniek van de Nederlandse dagblad- en opiniepers, 36. 16

Van Vree, De metamorfose van een dagblad, 63. 17

Ibid., 72. 18

www.volkskrant.nl 19

Van Vree, De metamorfose van een dagblad, 8. 20

Ybema, De koers van de krant, 24. 21

(11)

nooit onder stoelen of banken en maakte ze altijd duidelijk als ze het ergens wel of niet mee eens was. De Telegraaf staat voor ‘een helder conservatief en neoliberaal

stemgeluid’. In de nieuwsselectie is in de loop der jaren weinig veranderd: de meeste aandacht wordt besteed aan misdaad, sport, entertainment en financieel-economisch nieuws. Het onderscheid tussen feit en mening bestaat in de krant niet erg duidelijk, en emotie speelt altijd een belangrijke rol in de artikelen.22

Korte geschiedenis van De Telegraaf

Het ochtendblad De Telegraaf werd in 1893 opgericht door de voormalige legerkapitein Henry Tindal. Hij wilde een tegenhanger maken voor het liberale en chique Algemeen Handelsblad. De nieuwe krant ging zich richten op dezelfde lezerskring als die van het Handelsblad, alleen dan als ‘neutraal ochtendblad’, en met een grote belangstelling voor handel en nijverheid. Haar politieke voorkeur verhulde de krant niet: de koers zou hervormingsgezind en vooruitstrevend van aard zijn. De journalistieke stijl van de krant verschilde van de andere kranten: gebaseerd op de vanuit Engeland overgewaaide Angelsaksische traditie, onderscheidde De Telegraaf zich door een levendige schrijfstijl, reportages van de straat en met veel oog voor het menselijk perspectief. Daarnaast verscheen er ook het zogenaamde ‘kopblad’ De Courant, dat zich ging richten op het mindervermogende volk door onder meer een zeer lage verkoopprijs.23

Tegen het einde van de negentiende eeuw ging het slecht met De Telegraaf. De krant verloor de prijzenoorlog van concurrenten NRC en Handelsblad, en bovendien zorgden doorgaande bezuinigingen en interne conflicten ervoor dat de kwaliteit van de artikelen laag was. De krant was niet veel meer waard, en werd in de uitverkoop gedaan door de drukkerij. Als koper diende zich de jonge ondernemer H.M.C. (Hak) Holdert aan, die net een succesvolle drukkerij had opgericht en klaar was voor een nieuw avontuur. Holdert voerde een succesvolle spectaculaire prijsverlaging door, maar voor de lezers

veranderde er ogenschijnlijk niets. De onafhankelijkheid van de krant bleef gewaarborgd,

22

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850-2000, 475-476. 23

(12)

zowel op politiek als op kerkelijk gebied. Toch veranderde er al snel een aantal dingen: de krant werd gevarieerder en toegankelijker door nieuwsjagende jonge journalisten die geen blad voor de mond namen. Ook was de krant begaan met het lot van stakende arbeiders.24 Enkele jaren later maakte De Telegraaf op belangrijke momenten

wisselende keuzes op politiek gebied: in de Eerste Wereldoorlog nam de krant een anti-Duitse en pro-geallieerde houding in, terwijl in de Tweede Wereldoorlog eerder werd gecollaboreerd met de Duitsers, onder meer door pro-Duitse berichten in de krant te plaatsen. Wel probeerde De Telegraaf ‘tussen de regels door’ verzet te plegen, en deed het dagblad haar best om nazi-propaganda uit de krant te houden.25

Sinds 1966 is De Telegraaf (weer) de grootste krant van Nederland. Na de

herverschijning in 1949 voerde de krant een politiek behoudende, antisocialistische koers.26 De Telegraaf moest vechten om haar positie binnen de krantenwereld, want veel mensen stond het oorlogsverleden van de krant nog scherp voor de geest. Enkele jaren later profileerde De Telegraaf zich naar buiten toe weer steeds meer als een krant die het onrecht aanpakte en overal een mening over had.27 In de jaren zestig en

zeventig steeg de krant in oplage van 291.000 naar 717.000 in 1975: een spectaculaire groei.28

Tijdens de ontzuiling trokken onafhankelijke kranten zoals De Telegraaf en Algemeen Dagblad veel ‘zwevende kiezers’ aan, door juist in deze periode hun onafhankelijke ideologie te benadrukken. De stijging der welvaart en het toenemende belang van het individu hielden verband met het ontstaan van de moderne consumptiecultuur. Mensen gingen steeds meer waarde hechten aan zaken als luxegoederen, lifestyle en

vrijetijdsbesteding. De Telegraaf kon hier, als onafhankelijke krant, gemakkelijk op

24

Wolf, Het geheim van De Telegraaf, 66-70. 25 Ibid., 124-293. 26 Ibid., 343. 27 Ibid., 377. 28

(13)

inspelen.29 In de jaren zestig werd de inhoud luchtiger en toegankelijker, en De Telegraaf ontwikkelde zich tot een echte massakrant. 30

Begin jaren tachtig was het benadrukken van tegenstellingen in de politiek, de

polarisatie, grotendeels voorbij. Dat had zijn weerslag op De Telegraaf, die een rustigere koers ging varen. Dit had als gevolg dat De Telegraaf in de jaren negentig niet langer werd verketterd. Ook werd het dagblad steeds minder een buitenstaander in de krantenwereld, een rol die ze sinds de Tweede Wereldoorlog had bekleed.31Van 2004 tot 2009 verscheen de krant ook op zondag, op tabloid-formaat. Vanwege

tegenvallende advertentie- en abonnementsinkomsten was de krant echter genoodzaakt met de zondagkrant te stoppen.32

§ 1.4 Trouw

Trouw wordt gezien als een kwaliteitskrant. Het redactionele uitgangspunt van de krant, zo staat in het eerste artikel van het Redactiestatuut vermeld, wordt bepaald ‘door het streven de samenleving, nationaal en internationaal, journalistiek te benaderen vanuit de overtuiging dat deze fundamentele kritiek behoeft, in zoverre ze de verwerkelijking belemmert van de oproep van de Bijbel tot gerechtigheid, vrede, vrijheid en

naastenliefde’.

De focus bij de berichtgeving ligt op sociale, ethische en religieuze thema’s, maar ook levensbeschouwing neemt een prominente rol in. Als de krant stelling inneemt, is dat meestal vanuit een sociaal-christelijk perspectief. Trouw wil meegaan met de tijd, maar tegelijkertijd loyaal blijven aan de oorspronkelijke waarden. Dit doet zij sinds de jaren negentig onder meer met het dagelijkse tweede katern ‘de Verdieping’.33

29

Wolf, Het geheim van De Telegraaf, 414-416. 30

Ibid., 424. 31

Wijfjes, Journalistiek in Nederland, 1850-2000, 455. 32

“De Telegraaf stopt met zondagkrant”, De Telegraaf, 9 oktober 2009, 1. 33

(14)

Korte geschiedenis van Trouw

Na de Tweede Wereldoorlog verscheen Trouw voor het eerst als dagblad. De krant had nauwe banden met de Antirevolutionaire Partij (ARP) en liet dan ook een duidelijk christelijk-nationaal geluid horen. De eerste hoofdredacteur (en één van de vier oprichters), Sieuwert Bruins Slot, had zelfs een dubbelfunctie: naast zijn werk bij de krant was hij Kamerlid voor de ARP en later ook fractievoorzitter.34

Net zoals bij veel andere kranten vond ook bij Trouw in de jaren zestig een omslag plaats. Dat was onder meer te merken doordat de krant in die periode voor het eerst steeds meer afstand nam van de politieke en sociale erfenis van ARP-oprichter Abraham Kuyper.35 De koers van de krant werd steeds meer geïnspireerd door de opkomende links-progressieve beweging, en er kwamen enkele jonge redacteuren bij.36

Zuilgebonden, voorheen vanzelfsprekende opvattingen werden ter discussie gesteld.37 De wereld van de gereformeerden, waarmee Trouw nauw was verbonden, veranderde ingrijpend. Veel zekerheden op het gebied van de politiek, het geloof, het gezin en de maatschappij verdwenen. Trouw bevond zich in een lastige positie: enerzijds moest de krant vernieuwen, om aansluiting te vinden bij de veranderende maatschappij.

Anderzijds moest het dagblad er daarbij voor zorgen niet de gereformeerde, vaak oudere achterban van zich te vervreemden. Een lastige taak: zowel oude als nieuwe lezers tevreden stellen, en tegelijkertijd de identiteit afvlakken en aanscherpen.38 Door de maatschappelijke ontwikkelingen raakte de krant in financiële problemen, want het aantal lezers daalde gestaag.

Vier jaar later probeerde de krant het tij te keren door te fuseren met de Kwartetbladen, vier christelijke kranten in Zuid-Holland. Maar lang niet alle, vaak orthodoxe, lezers van deze zogeheten Kwartetbladen waren het eens met de nieuwe progressieve koers van

34

Bak, Een ‘meneer’ van een krant, 290-292. 35

RMO, Medialogica, 75. 36

www.trouw.nl 37

Ybema, De koers van de krant, 51. 38

(15)

de gefuseerde krant. Trouw ontwikkelde zich in de jaren zeventig en tachtig tot een gerespecteerde kwaliteitskrant, met een trouwe en dus stabiele, maar ook langzaam ouder en kleiner wordende kring van lezers.39 Er vonden vernieuwingen plaats, maar wel steeds in lijn met de traditie van Trouw.

In de jaren negentig kwam bij veel redactieleden de vraag op in hoeverre de krant eigenlijk nog christelijk te noemen was.40 In deze periode werd de basis gelegd voor een ‘nieuwe krant’: het dagelijkse achtergrondkatern ‘de Verdieping’. Dit katern werd onder meer op basis van de christelijke tradities samengesteld. Hierdoor probeerde de krant verbinding te houden met de oorspronkelijke ideologieën. 41 Deze vernieuwingspoging aan het einde van de jaren negentig leverde een lichte oplagestijging op.42 In 2005 volgde de meest recente vernieuwing: als één van de eerste Nederlandse kranten maakte Trouw de overstap naar tabloid.

§ 1.5 Verantwoording

Zoals hiervoor werd beschreven zijn De Telegraaf, Trouw en de Volkskrant drie heel verschillende landelijke kranten, want het is voor dit onderzoek naar frames in de berichtgeving belangrijk dat er een zo breed mogelijk beeld wordt gevormd. De

Telegraaf wordt over het algemeen beschouwd als een populaire, entertainende krant, terwijl de Volkskrant en Trouw als serieuze kwaliteitskranten worden gezien. Het is zeer waarschijnlijk dat de drie kranten verschillende frames gebruiken, waarschijnlijk zelfs onbewust. Dit komt door de ideologieën en standpunten die de kranten (van oorsprong) hanteren.

Trouw hecht nog steeds veel waarde aan haar christelijke wortels. Thema’s waar de krant veel over bericht zijn levensbeschouwing, spiritualiteit en milieu. De Volkskrant is van oorsprong rooms-katholiek, maar is daar later vanaf gestapt en vaart nu een

39

Ybema, De koers van de krant, 55. 40

Bak, Een ‘meneer’ van een krant, 350-351. 41

(16)

progressieve koers met de nadruk op economische en politieke onderwerpen. De Telegraaf is van oudsher juist onafhankelijk, maar heeft meer dan eens duidelijk gemaakt te staan voor een ‘conservatief’ geluid.

Ook in de onderwerpkeuze verschilt De Telegraaf van de andere twee kranten. De nadruk ligt op sport, misdaad en entertainment. De Volkskrant en Trouw focussen op ‘serieuze’ onderwerpen zoals politiek, onderwijs, gezondheidszorg en

levensbeschouwing. De opvattingen van de verschillende kranten lopen dus uiteen, en dit kunnen ze naar buiten brengen door sommige delen van de werkelijkheid uit te lichten of weg te laten. Daarmee ondersteunen de kranten (onbewust) bepaalde frames.

42

(17)

Hoofdstuk 2 – Medialogica in de toeschouwersdemocratie

§ 2.1 Wat is medialogica?

Medialogica is het verschijnsel dat de specifieke eigenschappen van de media, in plaats van de inhoud van het nieuws, steeds meer bepalen hoe het nieuws wordt gebracht.43 Andere veelvoorkomende termen zijn mediacratie, mediatisering en

televisiedemocratie.44 Het invloedrijkste medium hierbij is televisie, en in mindere mate kranten en nieuwe media, zoals internet. Medialogica heeft niet alleen gevolgen voor de inhoud van het nieuws, maar daardoor ook voor het beeld dat mensen hebben van de samenleving en de manier waarop zij over de samenleving praten.45 Want de media staan tegenwoordig zo centraal in het leven van de meeste mensen, dat ze de

constructie van hun wereldbeeld sterk beïnvloeden.46 De media ‘bepalen de beelden in ons hoofd’ (Lippmann 1922) en dragen interpretaties aan van de politieke

werkelijkheid.47

In het rapport Medialogica van de Raad Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) worden acht belangrijke kenmerken van medialogica genoemd: framing, snelheid,

personalisering, meutevorming & hypes, kracht van herhaling, anchormen &

interpretators, burger in beeld en nieuwswaarde als criterium.48 De belangrijkste van deze kenmerken worden hierna besproken. Framing komt in hoofdstuk 4 uitgebreid aan bod.

Ten eerste verandert door medialogica de manier van politiek bedrijven. Er vindt een zogenaamde personalisering van de politiek plaats: de aandacht focust zich meer en meer op personen in plaats van op de inhoud. Politici worden belangrijker ten opzichte

43

RMO, Medialogica, 33. 44

Snels & Thijssen (red.), De grote kloof, 179. 45

RMO, Medialogica, 33. 46

Ibid., 15. 47

Snels & Thijssen (red.), De grote kloof, 164. 48

(18)

van politieke partijen: de lijsttrekker belichaamt een partij. Politici moeten vertrouwen uitstralen en charismatisch overkomen op televisie. Ze moeten weten hoe ze zich het beste kunnen presenteren.49 Ook staan personen steeds vaker centraal in het nieuws, want daar kunnen tv-kijkers zich beter mee identificeren. Dit kunnen ‘gewone’ burgers zijn, maar bijvoorbeeld ook ruziënde politici. Door de toenemende focus op schandalen, sensatie en scoren komen emoties meer centraal te staan en raakt de informatiefunctie van de media ondergesneeuwd. 50 Het publiek wordt steeds minder als burger, en meer als consument aangesproken: de politiek moet worden uitgelegd in zo simpel mogelijke termen.51

De macht van de media neemt toe, want zij hebben de keuze om bepaalde politici meer aandacht te geven dan anderen. Sommige partijen kunnen hierdoor bevoor- of

benadeeld worden. Vooral in een door de televisie gedomineerd medialandschap is dit belangrijk, want hierin gaat het om beeldvorming: politici willen en moeten gezien worden als daadkrachtig en empathisch.52 Een mooie illustratie hiervan is een uitspraak van Rita Verdonk na de Tweede Kamerverkiezingen van dit jaar. Ze gaf de media de schuld van het verlies van haar zetel: “Wij leven in een mediadictatuur. De media bepalen welke partij interessant is voor de kiezer en welke niet.”53

Een ander kenmerk van medialogica zijn mediahypes of nieuwscascades: ‘mediabrede, snel piekende nieuwsgolven die een gebeurtenis als startpunt hebben en die blijven voortduren door middel van een zichzelf versterkend proces’, volgens Peter

Vasterman.54 Omdat ze bang zijn belangrijk nieuws te missen, nemen media elkaars primeurs over. Het gevolg is een sterke gelijkschakeling in de berichtgeving, én een

49

Brants & Van Praag (red.), Politiek en media in verwarring, 12. 50

RMO, Medialogica, 34. 51

Snels & Thijssen (red.), De grote kloof, 179. 52

Ibid., 178. 53

Nederlandse Nieuwsmonitor, Het Mediapodium van Wilders, 1. 54

(19)

gelijkschakeling in het perspectief op een gebeurtenis.55 In de krant kan een mediahype worden herkend aan de aard van de berichtgeving: na verloop van tijd verschijnen er alleen nog maar achtergrond- en opinieartikelen over een onderwerp, die niet meer op gang worden gehouden door nieuwsfeiten. Hoewel er dus geen sprake meer is van ‘nieuws’, blijft de stroom artikelen wel op gang, want het is een zichzelf versterkend proces. Ook de ‘actie-reactie keten’ zorgt ervoor dat de berichten blijven komen: na een uitspraak of daad van een politicus volgen reacties van medepolitici, regeringsleiders en andere betrokkenen. De berichtenstroom blijft ook dan doorgaan, terwijl er feitelijk niks nieuws meer gebeurt. 56

Een vaak aangehaald voorbeeld om de macht van de media te illustreren, is het feit dat Kamerleden hun schriftelijke vragen massaal baseren op berichten in de media,

waardoor de rollen van media en politiek omgedraaid lijken te zijn. Uit onderzoek van de Nederlandse Nieuwsmonitor en opinieweekblad Vrij Nederland bleek dat dit percentage in het parlementaire jaar 2008-2009 bijna 37% bedroeg.57

De hiervoor genoemde kenmerken van medialogica kunnen zowel op een positieve als op een negatieve manier worden geïnterpreteerd. Positief is bijvoorbeeld dat mensen niet alleen veel uitgebreider, maar ook op een toegankelijker manier geïnformeerd worden over de inhoud van de politiek.58 Daardoor voelen ze zich er meer bij betrokken. De kwaliteit van de informatieverschaffing is gegroeid, en meer aangepast aan de wensen van de ‘gewone’ mensen. Ook krijgen burgers gemakkelijk toegang tot een veel grotere hoeveelheid informatie dan voorheen, bijvoorbeeld via internet.59

Maar het feit dat het nieuws zo toegankelijk en begrijpelijk mogelijk moet zijn, kan ook als een negatieve ontwikkeling worden gezien. Want het nieuws wordt op een bepaalde

55

RMO, Medialogica, 35. 56

Nederlandse Nieuwsmonitor, Fitna en de media, 5. 57

Nederlandse Nieuwsmonitor. Homepage. 58

Brants & Van Praag (red.), Politiek en media in verwarring, 1. 59

(20)

manier ingedeeld en in kaders geplaatst, om het zo overzichtelijk mogelijk te maken. Conflictgeoriënteerd nieuws, wedstrijdnieuws en emoties zijn dan ook op de voorgrond gekomen ten koste van inhoudelijk nieuws.60 Ook het strategieframe wordt vaak ingezet. Politici worden dan op een negatieve manier geportretteerd als mensen die alleen maar uit zijn op het binnenhalen van zoveel mogelijk stemmen.61 Volgens de zogenaamde theorie van de ‘mediamalaise’ beïnvloedt dit de manier waarop burgers naar politici kijken: ze verliezen hun vertrouwen in de politiek. Daardoor wordt de ‘kloof’ tussen burgers en politiek steeds groter: de politici luisteren te weinig naar de burgers en de burgers wantrouwen de politici.62 Vooral in de VS heeft de theorie van de mediamalaise aanhang onder wetenschappers. In Europa daarentegen bestaat over het algemeen een genuanceerder beeld, met name omdat de nadruk op strategisch nieuws hier minder aanwezig is dan in de VS. Ook in de VS krijgt dit Europese beeld langzamerhand meer steun.63

§ 2.2 Het ontstaan van medialogica

Tijdens de verzuiling bepaalden de politieke partijen zowel de beleidsagenda als de agenda van de media. De journalistiek had een volgzame rol, die ook wel wordt omschreven met de metafoor ‘schoothond’. Binnen de zogenaamde

‘pacificatiedemocratie’64 zorgden onderlinge afspraken ervoor dat zich zo weinig mogelijk tegenstellingen openbaarden. Door onder meer de vele dubbelfuncties - zoals Sieuwert Bruins Slot, die op een gegeven moment zowel lijsttrekker van de ARP als hoofdredacteur van Trouw was - en daardoor dubbele loyaliteiten, waren de meeste journalisten bij voorbaat al bevooroordeeld.65

60 RMO, Medialogica, 203-204. 61 Ibid., 40. 62

Snels & Thijssen (red.), De grote kloof, 7-8. 63

Ibid., 182-183. 64

De politicoloog Lijphart introduceerde deze term. 65

(21)

In de jaren zestig en zeventig vielen de zuilen om en transformeerde de pers zich tot een ‘waakhond’ van de politiek. Journalisten werden kritischer en gingen zich identificeren met de samenleving, in plaats van met een politieke partij.66 Journalisten gingen nu vaak zelfs openlijk de confrontatie aan met politici. De journalistiek werd professioneler en zelfstandiger: redacties breidden uit, kranten kregen meer katernen, journalisten specialiseerden zich, en er werd meer geïnvesteerd in onderzoeksjournalistiek.

Journalisten waren soms zelfs zo betrokken dat ze de politiek beïnvloedden en daardoor bijna een medespeler op het politieke toneel genoemd konden worden. Door de

toegenomen kritische houding van de politieke journalistiek verschoof de stijl van beschrijvend naar duidend of interpreterend.67 Er ontstond één groot mediaveld, een zogenaamd ‘publiek-publicitair complex’, dat ook wel ‘de Haagse kaasstolp’ of een ‘Haags huwelijk’ wordt genoemd. Daarin moesten politici, met steeds meer

professionele middelen, proberen om kiezers voor zich te winnen.68 Binnen dit veld nam ook de concurrentie tussen de verschillende media sterk toe: ze konden niet meer rekenen op een vanzelfsprekende achterban zoals tijdens de verzuiling. 69

Ook in de politiek vonden, door de weggevallen zekerheden, veranderingen plaats. De achterban van de politieke partijen hergroepeerde zich: er was interne groepsvorming en er waren afsplitsingen. Nieuwe politieke partijen ontstonden, waaronder D66. In de zogenaamde ‘polarisatiepolitiek’ die vervolgens ontstond, was de behoefte sterk om de politieke tegenstellingen te benadrukken. Het kabinet-Den Uyl (1973-1977) was het treffendste voorbeeld van deze ‘vechtpolitiek’.70 Tegelijkertijd werd de keuzevrijheid van kiezers groter, onder meer door de oprichting van een aantal nieuwe partijen. In combinatie met hun nieuw verworven politieke vrijheid, zorgde dat voor snel

66

RMO, Medialogica, 90. 67

Wansink, De erfenis van Fortuyn, 226. 68

RMO, Medialogica, 89-91. 69

Schutte, “Twee handen op een onderbuik”. 70

(22)

wisselende keuzes op het gebied van media en politiek: de zwevende kiezer was geboren.71

Enkele jaren later werden de tegenstellingen in de politiek weer afgezwakt, als regenreactie op de polarisatie. Dat bleek vooral onder de kabinetten-Lubbers tussen 1982 en 1994.72 Deze ontideologisering was ook een gevolg van de ineenstorting van het communisme, gesymboliseerd door de val van de Berlijnse Muur. Politieke partijen schoven op naar het midden van het politieke veld, en gingen steeds meer op elkaar lijken. Het werden zogenaamde catch-all parties. Dit maakte de Paarse coalitie mogelijk, waarin de VVD en PvdA met elkaar samenwerkten, wat tijdens de polarisatie onmogelijk was geweest.73

§ 2.3 De toeschouwersdemocratie

Onder meer het proces van personalisering in de politiek heeft ervoor gezorgd dat verschillende auteurs een overgang zien in de democratische structuur, van een partijendemocratie naar een toeschouwersdemocratie of zelfs een dramademocratie.

De Franse professor Bernard Manin was de eerste die zo’n overgang van de politieke representatie signaleerde en hij bedacht voor de nieuwe democratische structuur de term ‘toeschouwersdemocratie’. Hij stelt dat er altijd sprake was - en nog steeds is - van een representatieve democratie, waarin een elite over de burgers regeert. Beide

groepen staan ver uit elkaar wat betreft opleiding, levenswijze en sociale status. 74 Momenteel is de opkomst van een nieuwe elite aan de gang, namelijk die van charismatische leiders die kiezers moeten trekken via de media. De nieuwe leiders moeten hun boodschap zo kort, algemeen en begrijpelijk mogelijk presenteren en ze komen aan de macht door hun talent om zich te presenteren in de media, niet omdat ze dichtbij hun kiezers staan. Het gevaar schuilt dan ook in hun politieke handelen, dat wordt ingegeven door het belang om te scoren bij het publiek, in plaats van gedegen

71

Brants & Van Praag (red.), Politiek en media in verwarring, 18. 72

RMO, Medialogica, 89-91. 73

(23)

onderzoek naar de haalbaarheid van mogelijke maatregelen.75 Het electoraat valt het beste te vergelijken met een ‘publiek’, dat reageert op maatregelen die worden aangekondigd op het ‘politieke podium’. Daarnaast wordt het openbare leven steeds meer gedomineerd door tussenpersonen zoals mediaspecialisten, opiniepeilers en journalisten.76

Er is sprake van een crisis in de politieke representatie, stelt Manin. Lange tijd leek de representatie gebaseerd te zijn op een krachtige en stabiele wederzijdse relatie van vertrouwen tussen kiezers en politieke partijen, waarbij de meerderheid van de kiezers loyaal bleef aan een bepaalde partij. Het was de gewoonte dat elke partij aan het electoraat een gedetailleerd programma met beleidsmaatregelen voorstelde, die ze beloofde uit te voeren als ze weer aan de macht zou komen.77 Maar nu worden politici gekozen op basis van relatief vage verkiezingsbeloftes, waardoor ze na hun verkiezing een grotere mate van vrijheid genieten. Dit is een ander kenmerk van de

toeschouwersdemocratie: de gedeeltelijke autonomie van politici. Kiezers maken hun keuzes tegenwoordig vooral op basis van beeldvorming van kandidaten in de media. Ook blijken ze veelal retrospectief te stemmen op basis van de recente (beleids)daden van politici, waardoor toekomstgerichte verkiezingsprogramma’s minder belangrijk worden.78

Daarnaast is een cruciaal onderdeel van de toeschouwersdemocratie dat de

communicatiekanalen, zoals kranten, televisie en internet, grotendeels neutraal zijn. Dit betekent alleen niet dat ze altijd een objectief beeld van de werkelijkheid oproepen. Media kunnen zelfs een politieke voorkeur hebben, maar ze zijn niet officieel gelieerd

74

Manin, The principles of representative government, 232-233. 75

RMO, Medialogica, 30-34. 76

Ibid., 193. 77

Manin, The principles of representative government, 193. 78

(24)

aan een partij. Het gaat er in ieder geval om dat elke burger in principe dezelfde informatie tot zich neemt, op basis waarvan hij zijn eigen mening kan vormen.79

In de toeschouwersdemocratie ontstaat er een roep naar een nieuw soort leiderschap: één die gebaseerd is op vertrouwen en charisma. Politici werken in een steeds

onoverzichtelijker en chaotischer wordende wereld. Kiezers weten dat de regering zal moeten omgaan met onverwachte omstandigheden. Daarom is, vanuit hun gezichtspunt, het persoonlijke vertrouwen dat van de kandidaten uitgaat een meer adequate basis van selectie dan de evaluatie van hun toekomstige plannen.80

Het idee van de ‘dramademocratie’, bedacht door de Belgische hoogleraar sociologie Mark Elchardus, gaat nog een stap verder dan de toeschouwersdemocratie. Elchardus schetst een somber beeld van de staat van de democratie als gevolg van de invloed van de media. Hij stelt dat vanaf de jaren zestig bij de burgers al wantrouwen bestond tegenover de politiek.81 De media zwengelen die zorgen, angsten en conflicten alleen maar aan: tegenwoordig presenteren politici en burgers zich via de media, vormen zij zich een mening via de commentaren in de media en nemen zij de meeste informatie tot zich via de media. De huidige samenleving kan dan ook niet langer worden

omschreven als een vertegenwoordigende democratie, waarin het parlement het volk vertegenwoordigt. Het is nu een politiek systeem waarin grote macht uitgaat van een door de media gedragen ‘voorstelling’ en waar legitimiteit wordt ontleend aan de wijze waarop personen, groepen en organisaties in die mediavoorstelling verschijnen: een ‘dramademocratie’.82

Tegenwoordig bestaat er volgens Elchardus een spanning tussen vertegenwoordiging en voorstelling: oorspronkelijk werden burgers vertegenwoordigd door de politici. Maar

79

(25)

tegenwoordig kunnen media ook de emoties, belangen en opvattingen van de burgers presenteren. Op die manier verliest het parlement zijn legitimiteit als

vertegenwoordiger. Een vertegenwoordiger is immers niet meer echt nodig als het volk al wordt gerepresenteerd.83

83

(26)

Hoofdstuk 3 - Het populisme

Populisten kunnen perfect uit de voeten met de medialogica. Hun succes hangt in hoge mate samen met de televisie. Dit bleek al bij de mediagenieke Pim Fortuyn. Maar ook Geert Wilders weet goed hoe hij moet omgaan met de camera’s. Historicus Maarten van Rossem stelt: ‘de medialogica vraagt theater en drama, alles is goed wat de dagelijkse routine overstijgt en de kijker emotioneert. De charismatische leiders van de populisten zijn hier precies op hun plaats, ze weten hoe je de media moet bespelen. Hun

kenmerkende stijl levert precies waar de media om vragen. Zij zijn meesters van de verbale provocatie, van de schaamteloze overdrijving, de goed georganiseerde pseudo-gebeurtenis, die veel belooft maar weinig geeft, en van het politieke theater’.84

Populisten maken daarnaast gebruik van het wantrouwen tussen publiek, media en politiek. De achterdocht van de burgers jegens politici sluit goed aan bij de achterdocht van de populisten jegens de gevestigde orde.85

§ 3.1 Opkomst van het populisme in Nederland

Het borrelde al een tijdje in de Nederlandse politiek: tijdens de twee Paarse kabinetten leek er niks aan de hand te zijn, terwijl de ontevredenheid onder een gedeelte van de kiezers groeide. Vooral onder Paars II werden er vele verschillende

aanjaagmechanismen in gang gezet die de opkomst van de populist Pim Fortuyn mogelijk maakten. De ontevredenheid van veel mensen over het toenmalige beleid ten opzichte van immigratie en veiligheid werd bijvoorbeeld steeds duidelijker, en daarnaast bestond er onrust in de samenleving naar aanleiding van al langer sluimerende

problemen met allochtonen in de vier grote steden.86 De regeringspartijen merkten de groeiende onvrede niet op, evenals de - volgens sommigen met de politiek vergroeide - journalisten. De populist Fortuyn merkte het wel, en maakte er gebruik van. Daarom

84

Van Rossem, Waarom is de burger boos?, 32. 85

Schutte, “Twee handen op een onderbuik”. 86

(27)

profileerde hij zich zo duidelijk als tegenstander van de politieke elite; alles moest anders.87

De populist Pim Fortuyn was het symbool van de doorbraak van het ‘celebritysyndroom’ in de Nederlandse politiek. Hij was een sterk individualistisch ingestelde politicus, die perfect leek te passen bij de groeiende aandacht voor personen en emoties in de media en in de politiek.88 Fortuyn wist precies hoe hij zich moest presenteren in de media. Bovendien wist hij op welke media hij zich moest richten; hij maakte daarin een scherpe selectie.89 De ‘linkse’ en progressieve media, die voor een groot gedeelte waren

verweven met de Paarse regering, vermeed hij. In plaats daarvan koos hij voor de commerciële omroepen en met name de jongerenzenders, waar geen enkel onderwerp onbesproken bleef.90

Fortuyn werd vermoord op 6 mei 2002, maar zijn partij, de Lijst Pim Fortuyn (LPF), wist alsnog een overwinning te behalen bij de Tweede Kamerverkiezingen in diezelfde

maand. In dat jaar kwam eveneens een einde aan de Paarse coalitie (PvdA, VVD en D66). De LPF ging samen met het CDA en de VVD regeren, maar dit kabinet was geen lang leven beschoren. Door onder meer onderlinge onenigheid viel het kabinet op 16 oktober 2002.91

In de campagne voor de verkiezingen van 2002 wist Fortuyn het raamwerk van de campagne te bepalen, ofwel het algemene beeld dat er bestond over de verkiezingen. Ook dit kan worden gezien als een soort framing, maar dat zal in hoofdstuk 4 aan bod komen. De ‘puinhopen van Paars’ was de dominante metafoor waarbinnen alle andere politici moesten werken. De media, in het bijzonder de televisie, hielpen hem daarbij.

87

De Vries & Van der Lubben, Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse politiek, 54. 88

Ibid., 142-145. 89

Pels, “Mediacratie en politiek populisme”. 90

De Vries & Van der Lubben, Een onderbroken evenwicht in de Nederlandse politiek, 70. 91

(28)

Zowel verschillende media als politici namen een deel van zijn kenmerkende en populistische taalgebruik over.92

In Nederland had het populisme zich voor Fortuyn ook al laten zien. In 1963 was er Boer Koekoek, die met zijn Boerenpartij met drie zetels in de Tweede Kamer kwam. Een jaar daarna verscheen Hans Janmaat op het toneel, de eerste Nederlandse politicus die probeerde de immigratiekwestie op de politieke agenda te zetten. In 1998 verdween hij definitief uit de Kamer. Hij ontbeerde vooral het politieke talent en het charisma om zijn boodschap overtuigend over te brengen.93 Maar ook de huidige politieke partij SP had in het begin populistische kenmerken. Jan Marijnissen van de SP profileerde zich duidelijk als buitenstaander, als iemand die de gevestigde politiek aanviel.

Na de succesvolle doorbraak van Pim Fortuyn in de politiek, probeerde ook ex-VVD’er Rita Verdonk het. Zij begon op 17 oktober 2007 een eigen beweging, Trots op Nederland. In die naam schuilde gelijk al een aanwijzing voor de populistische koers van de partij. Niet lang na de oprichting stond de partij in de peilingen op 26 zetels. Daaruit bleek dat de kiezers in Nederland nog steeds op zoek waren naar een ‘zeer rechtse’ partij. Ook bij Verdonk waren verschillende populistische kenmerken terug te vinden. Ze opende haar toespraken altijd met systeemkritiek. Ze presenteerde zich als een buitenstaander, terwijl ze jarenlang ambtenaar, minister en Kamerlid was geweest. Opvallend verschil met Fortuyn was het ontbreken van de islamofobie in de standpunten van Verdonk.94

§ 3.2 Kenmerken van het populisme

Het onderscheidende kenmerk van populistische bewegingen is dat ze de gevestigde orde aanvallen. Hun centrale boodschap is dat de politiek niet meer luistert naar de ‘wil van het volk’. Populistische leiders spreken dan ook in zo begrijpelijk en toegankelijk mogelijke taal, om zich nog sterker te identificeren met de ‘verwaarloosde burgers’ en

92

Van Rossem, Waarom is de burger boos?, 80-83. 93

Ibid., 26. 94

(29)

zich af te zetten tegen het stijve, vage taalgebruik van de zittende politici. De politieke strategie is vervolgens om sterk bij het volk levende vraagstukken, die door de

bestaande machthebbers worden genegeerd, op de politieke agenda te zetten.95 De typische populistische leider is een charismatische persoonlijkheid die een bijna mythische band heeft met zijn volgelingen. Hij beseft beter dan iemand anders dat de identiteit van het volk wordt bedreigd door ‘anderen’.96

De opkomst van een populistische partij is meestal ongewoon snel, net als de neergang. Want als populisten eenmaal aan de macht zijn, ontstaan er vaak moeilijkheden: zij profileren zich immers als anti-establishment, waardoor ze in de problemen komen als ze eenmaal de grootste, of één van de grootste partijen zijn geworden. Ze raken van hun achterban vervreemd, omdat die niet begrijpt waarom compromissen moeten worden gesloten. 97 Omdat populisten met behulp van de media in eerste instantie vaak spectaculair electoraal scoren, nemen de andere politici hun politieke stijl over. Zij zetten zich ook af tegen de gangbare politiek, beloven aanhoudend naar de burgers te gaan luisteren en nemen een deel van het populistische taalgebruik over.98

Populisten claimen vaak te weten wat goed is voor ‘het volk’. Het volk is soeverein, een eenheid. Tegenover het volk staat de elite, die erop uit is om het volk te manipuleren en uit te buiten. Ook zweren de elites samen.99 Daarnaast is het populisme een politieke beweging met een sterk crisisbesef: ‘als we nu geen radicale maatregelen tegen de islamisering nemen, is het binnen enkele decennia met ons afgelopen.’100 Denk aan Geert Wilders, die waarschuwde voor een toekomstig ‘Eurabië’.

95

Wansink, De erfenis van Fortuyn, 28. 96

Van Rossem, Waarom is de burger boos?, 30. 97

Wansink, De erfenis van Fortuyn, 42. 98

Van Rossem, Waarom is de burger boos?, 37. 99

Ibid., 32. 100

(30)

§ 3.3 In hoeverre is Geert Wilders te typeren als populist?

Wilders weet maar al te goed hoe hij, met behulp van de media, de aandacht moet trekken. Of hij op een positieve of een negatieve manier in het nieuws komt, maakt eigenlijk niet zoveel uit. Met provocatieve plannen en uitspraken weet Wilders steeds opnieuw aandacht, en daarmee stemmen, te genereren. Ook weet hij welke media hij kan gebruiken, en welke hij moet mijden. Wilders geeft zelden interviews en verschijnt niet vaak in televisieprogramma’s. Dit is allemaal onderdeel van een uitgekiende mediastrategie, net zoals Fortuyn die had.101

Veel typische populistische kenmerken zijn terug te vinden bij Wilders. Hij presenteerde zichzelf vooral in het begin als buitenstaander, als iemand die vecht tegen de gevestigde orde. Als iemand die wil strijden voor ‘meer democratie’, door het democratische stelsel transparanter te maken. Dit terwijl hij al jaren actief was in Den Haag, onder meer als beleidsmedewerker voor de VVD. Daarnaast ís Wilders de PVV; zonder hem zou er geen PVV zijn. Net zoals er geen LPF mogelijk was zonder Pim Fortuyn. Wilders waarschuwt voor een mogelijk toekomstig rampscenario: hij stelt dat onze ‘Nederlandse identiteit’ bedreigd wordt door krachten van buitenaf, namelijk de islam. Als we niet snel wat doen, leven we binnenkort in Eurabië en doen we boodschappen bij El Hema, is zijn

boodschap.

In het taalgebruik van Wilders (zoals bovenstaande voorbeeld van ‘Eurabië’ en ‘El Hema’) zijn verscheidene populistische kenmerken te ontdekken. Hij gebruikt bijvoorbeeld bewust zo eenvoudig mogelijk taalgebruik. Medewerkers van de PVV krijgen dan ook de opdrachten om de teksten te ‘ver-pvv’en’, ofwel omzetten in alledaags Nederlands. Wilders wil de ‘gewone mensen’ aanspreken.102 Ook speelt de politicus in op de emotie in plaats van op de ratio. Het is een strategie die in het verleden al vaker succesvol werd ingezet door onder meer de Republikeinen in de strijd om het Amerikaanse

presidentschap: een negatief beeld van de tegenkandidaat neerzetten, dat niet

101

(31)

gebaseerd hoeft te zijn op feiten. Het overkwam ook Wouter Bos, die tijdens de Tweede Kamerverkiezingen van 2006 door het CDA werd neergezet als ‘draaikont’. De

taalkundige George Lakoff zei hierover: ‘People don’t vote their interest, they vote their identity.’103 En Wilders weet dat. Een andere manier om in te spelen op de emotie is door middel van herhaling. Wilders gebruikt begrippen die aanslaan eindeloos opnieuw, zoals ‘linkse hobby’s’, ‘tsunami van islamisering’ of ‘kopvoddentaks’.104

Ook uit een onderzoek dat de Nederlandse Nieuwsmonitor uitvoerde, blijkt nog eens dat het Wilders lukt om steeds opnieuw de aandacht van de nieuwsmedia te trekken. Opvallend genoeg besteedden de vier onderzochte kranten (NRC Handelsblad, de Volkskrant, Trouw en De Telegraaf) in de onderzoeksperiode steeds op dezelfde momenten aandacht aan een Wilders-gerelateerde gebeurtenis. Als Wilders wat zei of deed, vonden de vier dagbladen het blijkbaar allemaal interessant genoeg om erover te schrijven. Een andere reden is dat ze bang waren om nieuws te missen als ze er niet over zouden schrijven.105

§ 3.4 Jeugd, leven en standpunten van Geert Wilders

Om een beter inzicht te krijgen in de handelswijze en motieven van de politicus, volgt hieronder een overzicht van zijn leven.

Jeugd

Geert Wilders werd geboren op 6 september 1963 in Venlo. Hij was een ‘nakomertje’ in een rooms-katholiek gezin, dat naast vader en moeder bestond uit twee zussen en een broer. Zijn vader was adjunct-directeur van het internationale concern Océ NV, en zijn moeder zorgde thuis voor de kinderen.106

102

Kuitenbrouwer, De woorden van Wilders & hoe ze werken, 25. 103

Ibid., 73. 104

Ibid., 54 – 58. 105

Nederlandse Nieuwsmonitor, Het Mediapodium van Wilders, 3. 106

(32)

Wilders omschrijft zichzelf als ‘niet de braafste tiener’ in zijn jeugd. Na de havo besloot hij op zijn achttiende dat hij meer van de wereld wilde gaan zien. Hij wilde graag naar Australië, maar besloot om persoonlijke en financiële redenen naar Israël te gaan, om er te wonen en te werken.107 Ook reisde hij door Egypte, Cyprus en Turkije. Uit interesse, avontuur en om iets van de wereld te zien.108

In 1983 keerde hij terug naar Nederland om zijn militaire dienst te vervullen. Ook al had Wilders altijd de ambitie om journalist te worden, hij begon zijn carrière in 1984 als medewerker op de afdeling Verdragen van de Ziekenfondsraad. Voor zijn werk deed hij een opleiding over sociale verzekeringen. Daarna werd hij ‘wetstechnisch medewerker’ van de Sociale Dienst, wat hij bleef hij tot 1990.109

De VVD

In 1990 begon Wilders bij de VVD als beleidsmedewerker sociale zaken en sociaal-economisch beleid. Door zijn werk bij de Sociale Verzekeringsraad kreeg hij steeds meer het idee dat hij dingen moest veranderen die niet klopten, zoals ‘hoe sociale partners elkaar de hand boven het hoofd houden’. Wilders schrijft zelf: ‘mijn grote ergernis en mijn besef dat het zo niet langer kon resulteerden uiteindelijk in een sollicitatie als medewerker bij de Tweede Kamerfractie van de VVD’.110 Hij werd aangenomen, en werd later ook ingezet als speech- en tekstschrijver voor Tweede Kamerleden van de partij. Daarnaast werkte hij op het internationaal secretariaat van de VVD.

Op 31 juli 1992 trouwde Wilders met de Hongaarse Krisztina. Het was zijn tweede huwelijk. Het stel koos er bewust voor geen kinderen op de wereld te zetten. Zijn vrouw, die net als zijn familie het liefst uit de publiciteit blijft, werkt voor een Amerikaanse multinational.111

107

Blok & Van Melle, Veel gekker kan het niet worden, 53-55. 108

Wilders, Kies voor vrijheid, 13. 109

Blok & Van Melle, Veel gekker kan het niet worden, 58-60. 110

Wilders, Kies voor vrijheid, 16-17. 111

(33)

In oktober 1997 begon Wilders’ politieke carrière toen hij voor de VVD werd gekozen in de gemeenteraad in Utrecht, waar hij toen woonde.112 Op 25 augustus 1998 trad Wilders op 35-jarige leeftijd toe tot de Tweede Kamer. Hij ontwikkelde zich tot een actief Kamerlid en promootte een uiterst rechts beleid binnen de partij. Toen de liberalen na 1998 steeds meer opschoven richting het midden van de politieke arena, liet Wilders duidelijk blijken dat hij het daar niet mee eens was. Hij uitte felle kritiek op fractieleider Hans Dijkstal, waarna zijn populariteit binnen de fractie daalde.113

Op eigen benen

Op 2 september 2004 stapte Wilders uit de VVD. De problemen begonnen toen de politicus was gevraagd om in Limburg te komen spreken. Het idee was dat hij tien punten zou aandragen om een discussie op gang te brengen. Het lijstje stelde hij samen met een partijgenoot op. De tien punten vielen slecht bij zijn partijgenoten, die ze te rechts vonden. Toenmalig VVD-lijsttrekker Jozias van Aartsen was woedend. Al snel doken er berichten in de media op over dat Wilders mogelijk uit de partij zou worden gezet. In de daaropvolgende dagen overlegde Wilders veel met partijgenoten. Toch kwamen ze er uiteindelijk niet uit.114

Het was voor Wilders een principekwestie. Hij wilde als volksvertegenwoordiger vrijuit kunnen spreken, maar mocht van zijn partijgenoten bij de VVD niet alles zeggen wat hij wilde: ‘ik laat me mijn vrijheid van meningsuiting niet afpakken en laat mij de mond door niets en niemand snoeren. Hij ging mij erom dat ik mijn eigen verhaal in het land zou mogen laten horen en volledig de ruimte kreeg te luisteren naar de kiezer.’115

Wilders besloot verder te gaan als eenmansfractie, onder de naam Groep Wilders. Hij hield vast aan zijn zetel, waarna veel oud-partijgenoten spraken van ‘zetelroof’. Zij

112

Blok & Van Melle, Veel gekker kan het niet worden, 82-87. 113

Ibid., 88-96. 114

Wilders, Kies voor vrijheid, 34-38. 115

(34)

vonden dat hij zijn zetel terug moest geven aan de VVD. Als onafhankelijk Kamerlid was Wilders een politicus die gevoelige punten over de islam in Nederland voortdurend op de politieke agenda wist te zetten. Hierdoor kreeg hij veel aandacht in de media.116

Op 2 november 2004 werd Theo van Gogh vermoord door Mohammed B. Op 4 november, twee dagen na de moord, kreeg Wilders het hoogste niveau beveiliging. Naast het feit dat Van Gogh was vermoord, waren er andere aanwijzingen dat zijn veiligheid in gevaar was. Er was een open brief gericht aan Wilders gevonden. Ook andere doodsbedreigingen namen vanaf toen toe.117 Wilders en zijn vrouw Krisztina verbleven een tijdje in het geheim in Kamp Vught. Als er aanwijzingen waren dat iemand wist waar ze verbleven, moesten ze vaak meerdere keren per week weer naar een andere schuilplaats. Wilders moest zich soms vermommen. De politicus kon zich vanaf toen niet meer buitenshuis voortbewegen zonder begeleid te worden door meerdere beveiligers.118

De PVV

In 2005 en 2006 werkte Wilders aan de oprichting van een nieuwe politieke partij, de Partij voor de Vrijheid (PVV), waarmee hij aan de eerstvolgende verkiezingen wilde meedoen. Op 22 februari 2006 werd de partij officieel opgericht. Wilders wilde ervoor zorgen dat de PVV geen tweede LPF zou worden, daarom besteedde hij veel aandacht en zorg aan de selectie van kandidaten.119 Bij de Kamerverkiezingen van 22 november 2006 kreeg de kort daarvoor opgerichte PVV de steun van veel kiezers. De focuspunten in zijn campagne waren onder meer een lagere belasting, betere scholen en een immigratiestop. De PVV kwam met negen zetels in de Kamer en werd direct de vijfde partij van het land. Wilders werd fractievoorzitter.120

116

Blok & Van Melle, Veel gekker kan het niet worden, 110-121. 117

Wilders, Kies voor vrijheid, 44. 118

Ibid., 44-50. 119

Ibid., 58. 120

(35)

De belangrijkste gebeurtenissen uit de politieke carrière van Wilders in de periode vanaf de oprichting van de PVV tot de gemeenteraadsverkiezingen in maart 2010 zijn te vinden onder het kopje ‘de geselecteerde gebeurtenissen’ in hoofdstuk 5.

Wilders probeerde duidelijk te maken dat zijn partij geen ‘one-issue’-partij is, maar dat hij genuanceerd denkt over uiteenlopende onderwerpen. Hij schrijft hierover in het pamflet Kies voor vrijheid: ‘de islam is een belangrijk thema, en integratie ook, maar er is veel meer aan de hand in Nederland. De rode draad is Nederland teruggeven aan de burger. De elite moet weg, en hoe gaan we dat doen? Hoe gaan we proberen Nederland te verbeteren? Er weer een land van te maken om trots op te zijn, met eigen waarden en normen, en veiligheid in de publieke ruimte en respect voor ouderen en zwakkeren in onze samenleving.’121

Onafhankelijkheidsverklaring

Om enigszins een beeld te krijgen van de politieke opvattingen van Geert Wilders worden hieronder kort de belangrijkste punten uit zijn Onafhankelijkheidsverklaring besproken. Dit is een manifest uit maart 2005, waarin Wilders zijn politieke programma uiteenzet.

Het centrale thema in het politieke programma van Wilders is vrijheid. Hij wil met zijn politieke beweging de politieke, culturele en economische vrijheid en onafhankelijkheid van de Nederlandse burgers terugwinnen. De vrijheid van meningsuiting is volgens Wilders het allergrootste goed. Het voortbestaan van Nederland als onafhankelijke natie staat op het spel, met haar eeuwenoude geschiedenis. De vrijheid van Nederlandse burgers wordt bedreigd op verschillende manieren: door multiculturalisme,

cultuurrelativisme, Europa en een uitdijende overheid.122

121

Wilders, Kies voor vrijheid, 59-60. 122

(36)

De Europese Grondwet moet worden verworpen, anders wordt Nederland straks een klein radertje in een grote Europese machine, zonder enige macht om als land iets te mogen beslissen. Ook wordt de autonomie van Nederland bedreigd door grote groepen moslims die misbruik maken van de vrijheden van de rechtsstaat in Nederland. Die radicalen moeten hun grondrechten kunnen worden ontnomen. Nederland is vol; in de regel worden er geen politieke vluchtelingen meer toegelaten.123

De rol van de overheid moet worden verkleind. De overheid is zich met steeds meer taken gaan bemoeien waarbij dat niet hoeft, en is steeds hogere belastingen gaan heffen om al deze taken uit te voeren. Ook staat de overheid veel te ver van de burgers af; er moet een kiessysteem komen waarin gekozenen zich directer moeten kunnen verantwoorden voor de kiezers. Daarnaast heeft de overheid de veiligheid van burgers verwaarloosd. Waar nodig moet het leger worden ingezet om de openbare orde te handhaven.124

123

Wilders, Kies voor vrijheid, 103-132. 124

(37)

Hoofdstuk 4 – Theoretisch kader: framing

§ 4.1 Wat is framing?

Een veel geciteerde definitie van framing komt van de Amerikaanse politicoloog en communicatiedeskundige Robert Entman. Hij omschrijft het als: ‘A frame operates to select and highlight some features of reality and obscures others in a way that tells a consistent story about problems, their causes, moral implications, and remedies.’125 Het gaat hierbij om saliency (‘opvallendheid’), het uitlichten van bepaalde aspecten van de werkelijkheid. Dit verhoogt de mogelijkheid dat lezers de informatie opmerken, er betekenis aan hechten, en het opslaan in hun geheugen.126

De communicatieonderzoeker Claes De Vreese omschrijft een frame als het

benadrukken van bepaalde aspecten van een onderwerp. Agendasetting lijkt op framing, maar gaat erom dat de media bepalen waar de mensen over nadenken, en waarover gepraat wordt. Bij framing gaat het erom hoe mensen ergens over denken: het

raamwerk waarbinnen de informatie geplaatst wordt. Politieke, economische en sociale frames presenteren verschillende mogelijke karakteriseringen van een bepaalde

gebeurtenis. Een frame is een geheel dat bestaat uit analyses, perspectieven, mogelijke oplossingen en voorbeelden. Ook beelden zijn belangrijk: bepaalde foto’s of filmpjes kunnen ‘iconisch’ worden voor een frame.127 Daarnaast zijn frames onzichtbaar. Ze zijn onderdeel van ons onderbewuste, structuren in onze hersenen die we alleen maar kennen door wat we ervan merken: de manier waarop we nadenken en wat we beschouwen als ‘gezond verstand’. En we kennen frames door taal. Elk woord is verbonden aan een frame.128

Een voorbeeld: het politieke thema ‘olieboringen’ kan op verschillende manieren worden gepresenteerd aan het publiek: aan de hand van de kosten van gas,

125

Entman, “Toward Clarification of a Fractured Paradigm”, 52. 126

Ibid., 53. 127

(38)

werkloosheid, het milieu, of Amerikaanse afhankelijkheid van buitenlandse energiebronnen. Dit beïnvloedt hoe mensen naar het probleem kijken, en welke

mogelijke oplossingen zich in hun hoofd vormen.129 Frames liggen daardoor aan de basis van het begrip van mensen voor, en hun interpretatie van, gebeurtenissen.

In teksten kan bepaalde informatie zichtbaarder of opvallender worden gemaakt door gegevens te herhalen, ze op een bepaalde plek neer te zetten, of door ze te associëren met cultureel herkenbare symbolen. Het is ook afhankelijk van de aanwezige ‘schemata’ bij de ontvanger of bepaalde informatie wordt opgemerkt. Schemata zijn categorieën of stereotypen die mensen in hun hoofd hebben, die het verwerken van informatie

begeleiden. Je zou ze ook vooroordelen kunnen noemen.130 Ze zijn vaak afhankelijk van sociale en culturele kenmerken, die door de jaren heen bij mensen zijn ‘ingesleten’.

Een belangrijke implicatie van de theorie van framing is dat de journalistiek en de media nooit een correcte afspiegeling van de werkelijkheid kunnen afleveren. Zij plaatsen gebeurtenissen altijd in een bepaald kader. Meestal doen zij dit echter onbewust. De eerder ook al genoemde Belgische hoogleraar sociologie Mark Elchardusstelt dat framing een onvermijdelijke eigenschap van de berichtgeving is in een samenleving die wordt gekenmerkt door ‘symbolische productie via massacommunicatie’. Nieuws valt niet te herleiden tot een eenvoudige weerspiegeling van wat er gebeurt. Nieuws produceren is een scheppende bezigheid waarbij onvermijdelijk selectie plaatsvindt, en waarbij vertrouwde interpretatiekaders worden gehanteerd die door dat gebruik weer worden bevestigd. Daarbij worden ook zienswijzen, opvattingen en waarden verspreid. Dat hoeft overigens volgens Elchardus, die eerder ook aan bod kwam, niet te worden beschouwd als een falen of een gebrek van de berichtgeving.131

128

Kuitenbrouwer, De woorden van Wilders & hoe ze werken, 71. 129

De Vreese, “News Framing”, 52. 130

Entman, “Toward Clarification of a Fractured Paradigm”, 53. 131

(39)

Journalisten hebben zelden de mogelijkheid om na te gaan of het beeld van een

gebeurtenis of van een groep mensen dat via de media wordt verspreid, klopt of niet. Ze hebben vaak niet de tijd voor een zorgvuldig onderzoek naar gebeurtenissen, laat staan naar trends of gedragspatronen van groepen. Zij moéten zich wel laten leiden door al bestaande beelden, en zij moeten specifieke gebeurtenissen in het licht van die

opvattingen beschrijven.Vaak zijn journalisten dan aangewezen op interpretatiekaders waarmee het publiek al vertrouwd is.132

Ook in Medialogica, het rapport van de Raad voor de Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO), wordt framing gezien als een mogelijkheid voor journalisten om de ingewikkelde werkelijkheid op een begrijpelijke manier over te brengen. Daarvoor gebruiken ze vaste interpretatieschema’s. In het rapport wordt framing gezien als één van de acht

onderdelen van medialogica. 133

Een andere manier om framing te omschrijven is als het vertellen van een verhaal, waarbij journalisten de verhalenvertellers zijn. Ze ‘verslaan’ niet simpelweg

gebeurtenissen, ze maken ze interessant door ze te transformeren in vertellingen met een plot en actoren. Het nieuws moet iets betekenen voor de lezers en kijkers, en daarom wordt het geplaatst binnen het frame van een verhaal. Het gaat erom, de lezers ervan te overtuigen dat iets is gebeurd.134

Politici kunnen dus ook bewust of onbewust bezig zijn met framing. Zij proberen via bijvoorbeeld televisieoptredens en persberichten om hun ‘versie van de werkelijkheid’ te promoten. Dit proces staat in verband met de medialogica. De reden voor

journalisten om informatie te framen is daarentegen vooral tijdsgebrek en gemakzucht. Zij moeten proberen om ingewikkelde verhalen op een simpele, overzichtelijke manier over te brengen aan het publiek. Dan is het gemakkelijk om die verhalen in, vaak al 132 Elchardus, De dramademocratie, 38-39. 133 RMO, Medialogica, 33. 134

(40)

bestaande, frames te gieten. Toch gebeurt dit meestal onbewust, en hebben

journalisten niet eens door dat ze informatie binnen een bepaald kader plaatsen. Maar ook op een ander, complexer niveau kan framing bestaan: politici kunnen bijvoorbeeld proberen om een bepaald probleem via de media op zo’n manier naar buiten te brengen, dat de door hen geprefereerde oplossingen en perspectieven worden benadrukt. Op een gedetailleerder niveau kunnen deze frames herkenbaar zijn in teksten, in dit geval veelal krantenberichten.

De definitie van framing die in dit onderzoek wordt gehanteerd is een combinatie van Entman, De Vreese en Elchardus: een frame kan aanwezig zijn in een tekst door onder meer het benadrukken of weglaten van bepaalde informatie. Het is een raamwerk van informatie waarbinnen gegevens – bijna altijd onbewust – geplaatst worden door onder anderen journalisten en politici. Ook bij het brengen van nieuws vindt framing plaats, wat beïnvloedt hoe mensen kijken naar en denken over bepaalde gebeurtenissen.

Soorten frames

In veel literatuur komen dezelfde frames voor, al krijgen ze vaak verschillende

naambordjes. Een frame dat veel voorkomt, is ten eerste het ‘horse race-frame’. Hierbij zijn de politieke leiders in een nek-aan-nek race verwikkeld om de macht. Dit frame wordt vooral veel gebruikt in verkiezingstijd. De verkiezingen worden verslagen alsof het sportwedstrijden zijn, en opiniepeilingen spelen daarbij een belangrijke rol. Binnen dit frame worden publieke figuren vaak omschreven als winnaars of verliezers.135

Daarnaast is er het veelvoorkomende ‘conflictframe’, waarbij net als bij het horse race-frame twee leiders of politieke partijen tegenover elkaar staan, maar waarbij het vooral gaat om het benadrukken van tegenstellingen. Ook schuldvragen komen vaak aan bod, net als een verschil in mening tussen twee of meer personen.

135

(41)

Als derde is er het ‘strategieframe’, waarbij de politiek wordt voorgesteld als een strategisch spel om de macht.136 Het gaat vooral om hun politieke motieven. Dit frame heeft een duidelijke negatieve lading: politici zijn vooral uit op het binnenhalen van zoveel mogelijk stemmen en het spelen van politieke spelletjes.

§ 4.2 Een frame herkennen in een tekst

Bij de analyse van krantenartikelen is een belangrijke vraag: in welke componenten van een krantenartikel kan een frame verborgen zitten? In zijn artikel noemt De Vreese een lijst met kenmerken van de auteur J.W. Tankard (2001), met behulp waarvan

nieuwsframes kunnen worden geïdentificeerd:137 1. Koppen

2. Onderkoppen 3. Foto’s

4. Foto-onderschriften 5. Leads

6. Selectie van bronnen 7. Selectie van quotes

8. Een grotere of apart geplaatste quote (pull quote) 9. Logo’s of beeldmerken

10. Statistieken en diagrammen

11. Concluderende uitspraken en paragrafen

Daarnaast stelt Entman dat frames kunnen worden herkend door ‘de aanwezigheid of afwezigheid van bepaalde kernwoorden, standaardzinnen, stereotypen,

informatiebronnen en zinnen met woorden en feiten die een bepaald thema versterken’.138

136

RMO, Medialogica, 34. 137

De Vreese, “News Framing”, 53. 138

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Verder hebben kranten als De Telegraaf, maar ook het AD / Algemeen Dagblad, meer dan kranten als de Volkskrant en

Dit impliceert dat van de landelijke kranten de vier grote zijn gekozen (Algemeen Dagblad, Telegraaf, Volkskrant en NRC) en daarnaast de specifieke regionale dagbladen uit de

Omdat dit onderzoek echter naast structuur ook naar andere verhalende elementen keek, kan niet met zekerheid gezegd worden dat dit specifiek kwam door de structuur van het

Maar wanneer De Berk in de verslaggeving schuld ontkende, of zei geen verklaring te kunnen geven voor gebeurtenissen die de officier van justitie aan haar voorlegde,

Onderzoek naar trial by media in de berichtgeving van de kwaliteitskranten Trouw en de Volkskrant en de populaire kranten De Telegraaf en het Algemeen Dagblad over de

onderzoek is onderzocht op welke wijze de kranten Trouw, De Telegraaf en de Volkskrant het regeringsbeleid ten aanzien van de Molukkers in Nederland tussen 1950 en 1986 ter sprake

(1946) aspirant-collega s om een voorbeeld te nemen aan deze nieuwe aanpak in Nederland: de sportrubriek wordt er naar inhoud, vorm en taal zoo verzorgd, dat ze niet

Een onderzoek naar de berichtgeving over D66 in De Telegraaf, NRC Handelsblad en de Volkskrant, mei 2006 – mei 2009. Daan Bonenkamp