• No results found

RUP AZELHOF Stad Lier. Verordenend deel Stedenbouwkundige voorschriften Dossier DV

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "RUP AZELHOF Stad Lier. Verordenend deel Stedenbouwkundige voorschriften Dossier DV"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

RUP “AZELHOF”

Stad Lier

Verordenend deel

Stedenbouwkundige voorschriften

Dossier DV

(2)

COLOFON Opdracht:

RUP Azelhof Opdrachtgever:

Stad Lier

Opdrachthouder:

Antea Belgium nv Roderveldlaan 2600 Antwerpen

Tel 03/221.55.00 Fax 03/221.55.01

BTW: BE 414.321.939 RPR Antwerpen 0414.321.939 IBAN: BE81 4062 0904 6124 BIC: KREDBEBB

Antea Group is gecertificeerd volgens ISO9001

Identificatienummer: 4226763067_SV_DV

Datum: status / revisie:

Juni 2020 Ontwerp_rev0

Juni 2020 Ontwerp_rev01

Sep 2020 Febr 2021

Ontwerp_VV Ontwerp_DV

Vrijgave:

Koen Janssens, Expert – ruimtelijk planner

Medewerkers:

Eline Mulkens, Adviseur – ruimtelijk planner

Koen Janssens, Expert – ruimtelijk planner Pim Caris - medewerker

 Antea Belgium nv 2021

Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van Antea Group mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.

(3)

Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in zitting van 29 maart 2021

Op bevel,

Algemeen directeur, De Voorzitter

Kathleen Janssens Lucien Herijgers

Digitaal ondertekend door Katleen

Janssens (Signature) Datum: 08-04-2021 11:55:05

Digitaal ondertekend door Lucien

Herijgers (Signature)

Datum: 08-04-2021

12:16:42

(4)

Inhoudsopgave

Art. 0 Algemene bepalingen 5

Art. 1 Zone voor dagrecreatie 9

Art. 2 Waterloop 15

Art. 3 Bouwvrije zone voor beheer van de waterloop (overdruk) 16

Art. 4 Groenbuffer 18

Art. 5 Waardevolle bomenrij 20

Art. 6 Toegang (overdruk) – indicatieve aanduiding 21

Art. 7 Nabestemming agrarisch gebied 22

(5)

Art. 0 Algemene bepalingen

Toelichting Verordenend deel

0.1 Voorschriften

Het ruimtelijk uitvoeringsplan legt de bestemming, inrichting en/of beheer vast van het gebied waarop het plan van toepassing is. De stedenbouwkundige voorschriften en het grafische plan zijn gelijkwaardig en hebben dezelfde verordenende kracht.

0.2 Schaal en maatvoering

De schaal en de daaruit afgeleide maten van het plan zijn indicatief. Het grafisch plan is opgemaakt op basis van het grootschalig referentiebestand (GRB).

De werkelijke afmetingen zullen, daar waar noodzakelijk, door een opmeting ter plaatse worden vastgesteld.

0.3 Bestaande gebouwen en constructies

Verschillende bestaande constructies kunnen gehandhaafd blijven en/of verbouwd binnen bestaand volume (cfr. definitie verbouwing Vlaamse Codex Ruimtelijke Ordening), mits ze voldoen aan een aantal voorwaarden (vergund of vergund geacht).

Voor bestaande in hoofdzaak vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte constructies en gebouwen, vormen de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen tot het verkrijgen van een omgevingsvergunning met betrekking tot bestaande gebouwen en verhardingen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van verbouwings- en renovatiewerken binnen het bestaande bouwvolume.

0.4 Verlichting

Het gebruik en de intensiteit van lichtbronnen in openlucht dient beperkt tot de noodwendigheden inzake uitbating en veiligheid. Niet-functionele lichtoverdracht naar de omgeving dient maximaal beperkt te worden door de conceptie van de verlichting.

Bij de plaatsing van de verlichting en de keuze van het type verlichting moet rekening gehouden worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het aanpalende openruimtegebied. De verlichting moet neerwaarts worden gericht, strooilicht moet vermeden worden. Niet functionele verlichting is verboden.

(6)

Toelichting Verordenend deel

De richting van klemtoonverlichting is beperkt tot de inrichting of de onderdelen ervan en mag de normale intensiteit van de openbare verlichting niet overtreffen. De luminositeit moet beperkt worden tot wit licht.

0.5 Duurzaam (ver)bouwen

Alle verbouwingen, nieuwe gebouwen, constructies en infrastructuur dienen op een duurzame wijze te worden opgericht. De vergunningverlenende overheid bepaalt bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning of hieraan wordt voldaan. Bij de beoordeling hiervan worden daarbij minstens de volgende criteria afgewogen:

Zuinig ruimtegebruik:

Het bouwen van nieuwe gebouwen op een compacte manier.

Het vermijden van onbenutte restruimten.

Het verweven van meerdere functies binnen een zelfde ruimte.

Er is reeds de geldende sectorale wetgeving met betrekking tot integraal waterbeheer. De omgevingsvergunning moet steeds voldoen aan de laatste richtlijnen met betrekking tot integraal waterbeleid, aangezien hierin wijzigingen kunnen optreden.

Waterhuishouding:

Alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding (hemelwaterbuffering, infiltratievoorzieningen, waterzuivering, etc.) worden toegelaten, ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving. Reliëfwijzigingen in het kader van waterhuishoudingwerken zijn toegelaten.

Het voldoen van de aanvraag tot omgevingsvergunning aan de vigerende decretale bepalingen met betrekking tot het integraal waterbeleid.

Niet-functionele verharde oppervlakten moeten vermeden worden. Het gebruik van waterdoorlatende materialen is verplicht, tenzij kan aangetoond worden dat het gebruik hiervan omwille van milieutechnische redenen of een ongeschikte bodemgesteldheid niet mogelijk is. Bepaalde delen van de sportinfrastructuur kunnen volledig aangelegd worden in niet-waterdoorlatende verhardingen in functie van vigerende sectorale wetgeving, veiligheidsvoorschriften of normen voor de toegankelijkheid voor andersvaliden.

Er mag geen afwenteling zijn van het overtollige oppervlaktewater op het omliggende agrarisch gebied.

Reliëf:

Bij wijzigingen of nieuwe realisaties op het terrein dient maximaal uitgegaan van het behoud van het bestaande reliëf, waarbij rekening wordt gehouden met de overgang naar de aanpalende percelen.

(7)

Toelichting Verordenend deel

Eventuele reliëfwijzigingen mogen de natuurlijke waterhuishouding van het terrein niet verstoren.

0.6 Begrippen

Ten behoeve van de leesbaarheid is hierbij volgende verklarende begrippenlijst:

Bestemming: het ruimtegebruik, gedetailleerd tot op het niveau van een kavel of een kaveldeel (bv.

gebouw), dat met behulp van voor het ruimtegebruik bindende voorschriften, aan een bepaald stuk grond wordt toebedeeld.

Bouwhoogte: de totale hoogte van een bouwwerk inclusief bovenzijde nok, gemeten vanaf de as van de voorliggende weg.

Bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van onderbouw en ruimtes onder schuin of gebogen dak (ook al zijn deze bewoonbaar).

Elementverharding: een verharding van het grondoppervlak door het gebruik van natuurstenen, betonstenen, klinkers, ‘grasdallen’ of andere vaste elementen in verband gelegd met een open voeg.

Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt.

Hoofdgebouw: het gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of gebruik als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen.

Kleine landschapselementen: alle individuele biotische onderdelen met een beperkte oppervlakte of een klein volume, die het landschap mee opbouwen en er een inhoud en identiteit aan geven.

Kroonlijst: de snijlijn tussen een rechtopstaande gevel en een hellend dakvlak.

Kroonlijsthoogte: hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het maaiveld tot de bovenkant van de kroonlijst of de dakrand bij een plat dak.

Losse verharding: een verharding van het grondoppervlak door het gebruik van niet gebonden granulaten zoals dolomiet, boskiezel of steenslag.

Natuurtechnische milieubouw: het geheel van ingrepen om natuur te realiseren en/of om negatieve effecten van infrastructuurwerken op de natuur te verminderen. Eerst wordt aan de hand van de bodem, het reliëf en de waterhuishouding een gunstige uitgangssituatie gecreëerd voor de ontwikkeling van

(8)

Toelichting Verordenend deel

natuur (= milieubouw). Vervolgens laat men de natuur zich ontwikkelen, al dan niet met behulp van een bepaald beheer (= natuurtechniek).

Nevenbestemming: een bestemming die slechts in ondergeschikte mate toelaatbaar is naast de eerstgenoemde bestemming en daardoor steeds minder dan de helft van de hoofdbestemming bedraagt.

Nok: het hoogste gedeelte van een hellend dak van een gebouw.

Openbaar nut: een functie die het algemeen nut dient.

Rooilijn: de grens tussen het openbaar domein en de aanpalende eigendommen.

Verbouwen: aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume of met beperkte uitbreiding waarbij minder dan 40% van de buitenmuren wordt vervangen.

Verharding: alle bodembedekkingsmaterialen in functie van het betreedbaar maken van de ondergrond.

Verhardingspercentage: verhouding van alle verharde oppervlaktes samen ten aanzien van het terrein

Vloeroppervlakte: de som van de vloeroppervlakken of de denkbeeldige oppervlakte indien er geen vloerplaat aanwezig is, op alle bouwlagen in een gebouw – gemeten tussen de buitenzijde van de gevels – boven het maaiveld vanaf een vrije hoogte van 1.50m, terrassen niet inbegrepen.

Woongelegenheid: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.

Zone: het op het plan omlijnd en met een kleur of grafisch teken aangeduid gebiedsdeel dat voor een bepaald, door de voorschriften vastgesteld, gebruik bestemd is.

0.7

Randvoorwaarden

Tijdelijke constructies, zoals bepaald in artikel 7 van het besluit van de Vlaamse Regering tot bepaling van stedenbouwkundige handelingen waarvoor geen omgevingsvergunning nodig is, zijn voor hippische activiteiten buiten het plangebied niet toegestaan.

Afwenteling van tijdelijke constructies en steden- bouwkundige handelingen voor hippische activiteiten, op het aanpalende landbouwgebied zijn niet toegestaan.

(9)

Art. 1 Zone voor dagrecreatie

Toelichting Verordenend deel

1.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Dagrecreatie

1.2 Bestemming

Meer bepaald volgende feesten zijn niet toegelaten in deze zone: bedrijfs-, huwelijks-, verjaardags, communiefeesten, galabals en diners en allerhande verhuur voor feesten en

De zone is bestemd voor sport- en recreatie-infrastructuur gericht op de paardensport (hippische activiteiten).

De groenbuffer moet gelijktijdig met de eerste vergunningsaanvraag worden aangevraagd en moet gerealiseerd worden in het eerste plantseizoen volgend op de vergunning. Er kan geen andere omgevingsaanvraag worden vergund zolang deze groenbuffer niet is gerealiseerd.

Nevenfuncties:

Als ondergeschikte functie is één woning van de exploitant of conciërge toegestaan met een maximaal bouwvolume van 1.000m³, voor zover deze integraal deel uitmaakt van de gebouwen in functie van de uitbating van de accommodatie voor de paardensport.

Een horecafunctie kan enkel in functie van de hippische activiteiten staan en wordt enkel op gelijkvloers en eerste verdieping van de gebouwen toegestaan.

Er wordt op de site maximum één detailhandelszaak toegestaan van maximaal 150m² netto winkelvloeroppervlakte en dit enkel in functie van de paardensport.

Een vergaderzaal op de tweede verdieping van het hoofdgebouw, kan enkel in rechtstreekse functie van de hippische activiteiten staan en mag maximum een capaciteit hebben van 250 personen.

Verboden functies:

 Het oprichten van andere sport- en recreatiefaciliteiten (bv. tennishal) die niet gerelateerd zijn aan hippische activiteiten;

 Private feestzaalactiviteiten en verhuur voor feesten niet gerelateerd aan hippische activiteiten.

Activiteiten mogen enkel op de site georganiseerd worden in het kader van hippische activiteiten;

 Speeltuinen;

(10)

Toelichting Verordenend deel

evenementen die niet gerelateerd zijn aan de hippische

activiteiten.

Tijdelijke constructies betreffen constructies die eenvoudig verplaatsbaar zijn en enkel voor hippische activiteiten worden ingericht gedurende een periode van maximaal 5 aaneengesloten dagen. Tijdelijke constructies in functie van hippische activiteiten zijn onder meer tribunes, nadarhekken, tenten,… Deze constructies dienen niet voor het overdekt stallen van paarden. Paardenboxen of paardenstallen zijn niet in deze zone toegelaten.

Open constructies zijn in de grond verankerde constructies zonder dak. Open constructies in functie van hippische activiteiten zijn onder meer tredmolen, mestvaalt, ….

Dit betreft een inrichtingsvoorschrift over een tijdelijke constructie en gebruik.

Onder internationale hippische wedstrijd wordt in deze context verstaan: Concours de Saut International (CSI) van de categorie 1 ster of 2 sterren, m.a.w. CSI* of CSI**.

 Logies;

 Productvoorstellingen.

Deelzones:

De zone is opgedeeld in vier deelzones:

 Deelzone A:

In deelzone A is de oprichting van bebouwing en de aanleg van parkeerplaatsen niet toegelaten.

Er kunnen maximaal twee volwaardige buitenpistes ingericht worden binnen deze deelzone.

Tijdelijke constructies, open vaste constructies in functie van hippische activiteiten en tenten in functie van de recreatieve activiteiten met maximum één bouwlaag zijn in deze deelzone toegelaten.

Het oprichten van een buitentent van meer dan 20m² en geluid genereren van boven de 85DB is enkel toegelaten mits voldaan is aan volgende voorwaarden:

 Maximaal 10 keer per jaar voor telkens maximaal vijf aaneengesloten dagen.

 Dit moet kaderen in de organisatie van een internationale hippische wedstrijd.

 De planning van deze evenementen moet overgemaakt worden aan de stad, vóor 15 december voor het eerste semester, en vóór 15 juni voor het tweede semester.

 De exploitant moet deze wedstrijden tevens halfjaarlijks bekendmaken aan de omwonenden via haar website.

 Er moet tijdelijke bijkomende parkeergelegenheid worden voorzien. Er wordt aan de stad Lier meegedeeld welke parkings extra worden aangewend.

 Langs weerzijden van de tijdelijke tenten moet een afstroomconstructie (infiltratiegracht/verlaagde zone) voorzien worden zodat het afstromend hemelwater zich hierin kan verzamelen en maximaal kan infiltreren alvorens over te lopen over de rest van het terrein en richting de waterloop. Indien mogelijk wordt het hemelwater uit deze grachten eerst afgevoerd naar reeds bestaande wateropvangvoorzieningen op het terrein, vooraleer het in het oppervlaktewatersysteem terechtkomt.

 De tentconstructies moeten worden afgebroken na het evenement.

(11)

Toelichting Verordenend deel

De demonteerbare paardenstallen(boxen) concentreren zich op perceel 364 en zijn afgescheiden van de parkingzone.

Op deze manier worden conflicten tussen paarden en gemotoriseerd verkeer maximaal vermeden. Dit kadert in het streven naar een meer optimaal ruimtegebruik.

 Deelzone B:

Enkel in deze deelzone is de oprichting van gebouwen toegelaten. De aanleg van parkeerplaatsen is in deze deelzone niet toegelaten, met uitzondering voor parkeerplaatsen voor mindervaliden.

Tijdelijke constructies zijn in deze zone toegelaten. Open vaste constructies in functie van hippische activiteiten zijn in deze zone niet toegelaten, m.u.v. afsluitingen.

 Deelzone C:

In deze deelzone is de oprichting van bebouwing niet toegelaten. De aanleg van parkeerplaatsen is in deze zone toegelaten. De oprichting van tenten in functie van de recreatieve activiteiten zijn in deze deelzone niet toegelaten. Open vaste constructies in functie van hippische activiteiten zijn in deze zone niet toegelaten m.u.v. afsluitingen.

 Deelzone D:

In deze deelzone is enkel de oprichting van demonteerbare paardenboxen toegelaten, waarbij een maximum van 480 paardenboxen geldt.

Permanente constructies in functie van milieu en veiligheid zijn over de hele zone toegelaten.

1.3

Inrichting

Op projectniveau moet worden voldaan aan de hemelwaterverordening en provinciale richtlijnen hemelwater. Deze leggen een buffervolume van 330m²/ha bebouwing/verharding op. Er mag geen afwenteling op het omliggende agrarisch gebied plaatsvinden. Het effectief intekenen van een locatie op het grafisch plan (GP) kan problemen geven bij interne herschikking van activiteiten binnen de betrokken deelzones en wordt niet toegepast.

Flexibele invulling naar de toekomst toe lijkt aangewezen.

Afsluitingen kunnen een barrière vormen voor kleine dieren.

De mogelijkheid tot faunapassage dient voorzien.

Algemene inrichtingsvoorschriften

De inrichting van de zone heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en aanleggen van terreinen, accommodatie en bijhorende infrastructuur in functie van de paardensport.

Binnen de zone dienen maatregelen te worden genomen om de noodzakelijke oppervlakte voor infiltratie van overtollig oppervlaktewater te bufferen conform de geldende richtlijnen. Er mag geen afwenteling zijn van het overtollige oppervlaktewater op het omliggende agrarisch gebied.

Afsluitingen van de percelen kan worden gerealiseerd door middel van levende hagen, eventueel verstevigd met palen en draad voor zover onderaan een faunapassage is voorzien.

(12)

Toelichting Verordenend deel

Het vermijden van een risico op grondwatervervuiling is een voorbeeld van een milieuhygiënische reden om verharding aan te leggen (bv. mestput).

Niet-bebouwde delen Verhardingen en constructies

Verhardingen in de niet-bebouwde delen moeten tot een minimum worden beperkt. Hierbij zijn enkel waterdoorlatende materialen en/of halfverhardingen toegelaten in de vorm van een losse verharding of elementverharding, met uitzondering voor het terras, circulatiewegen op de parking, toegangswegen, de parkeerplaatsen voor mindervaliden of om milieuhygiënische redenen.

Groenaanleg en vegetatie

Bij aanplantingen worden streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten gebruikt. Op de site wordt landschappelijke kwaliteit nagestreefd.

Het maaiveld mag niet worden opgehoogd.

Publiciteit

Publiciteit mag worden aangebracht op de gevelvlakken van de gebouwen, waarbij niet meer dan 1/8 van het gevelvlak wordt bedekt.

Voor het overige zijn publiciteitspanelen enkel toegelaten wanneer ze bevestigd zijn aan de omheining rond een piste, hierbij moet de hoogte worden beperkt tot 3m gemeten vanaf het maaiveld. Bij de bevestiging moet steeds rekening worden gehouden met de oriëntatie ten aanzien van het omgevende landschap Publiciteitspanelen kunnen enkel indirect worden verlicht. Publiciteit moet steeds naar het wedstrijdveld worden gericht.

Parkeren

De aanleg van parkeerplaatsen is alleen toegestaan in deelzone C, met uitzondering van parkeerplaatsen voor mindervaliden. Hierbij worden parkeerplaatsen voor personenwagens enkel toegestaan in deelzone C – noord en de parkeerplaatsen voor vrachtwagens enkel toegestaan in deelzone C – zuid.

Er moet een overdekte fietsenstalling voorzien worden binnen deze bestemmingszone Art.1. met minimum 50 plaatsen. Deze mag voorzien worden in de gehele bestemmingszone, doch moet maximaal aansluiten bij de bebouwing.

Elke aanvraag voor omgevingsvergunning voor Art.1, moet de aanvraag voor de realisatie van deze fietsenstalling eveneens omvatten of aantonen dat de fietsenstalling reeds is voltooid.

(13)

Toelichting Verordenend deel

Er worden geen regels van maximale B/T opgelegd aangezien, de maximale zone voor bebouwing reeds wordt bepaald door deelzone B – zone voor gebouwen.

Specifieke inrichtingsvoorschriften voor deelzone B – zone voor gebouwen

Een zuinig ruimtegebruik geniet de voorkeur. Daarbij wordt tenminste aandacht besteed aan:

 het maximaal groeperen van gebouwen waar de bedrijfsactiviteit dit toelaat.

 het maximaal aansluitend op bestaande gebouwen uitbreiden.

De dakvorm is vrij.

De kroonlijsthoogte van de hoofdgebouwen bedraagt max. 9.00m. De nokhoogte van de hoofdgebouwen bij een hellend dak bedraagt maximaal 15.00m boven maaiveldniveau.

De controletoren heeft een maximale nokhoogte van 8m boven het maaiveld.

De realisatie van de parking gebeurt in aansluiting met de toegangswegen zodat conflicten met de recreanten zoveel mogelijk worden vermeden.

De parking is nooit groter dan nodig.

Het lijkt aangewezen dat de toegang voor vrachtwagens verankerd blijft aan de lokale weg – dit voorkomt eventuele problemen rond doorstroming van verkeer op de gewestweg op drukke momenten bij veel inkomend en uitgaand vrachtverkeer (grote trailers) – bovendien is de toegang tot het plangebied vanop de gewestweg in breedte beperkt.

Specifieke inrichtingsvoorschriften voor deelzone C – zone voor parking

Met uitzondering van de parkeerplaatsen voor mindervaliden, mogen de parkeerplaatsen enkel binnen deze deelzone aangelegd worden. De parkeerplaatsen voor mindervaliden mogen worden gerealiseerd binnen deelzone B – zone voor gebouwen.

Er moeten parkeerplaatsen voor personenwagens en parkeerplaatsen voor vrachtwagens worden aangelegd, waarbij volgende inrichtingsvoorschriften gelden:

 De parkeerplaatsen worden aangelegd in open lucht.

 De parkeerplaatsen worden aangelegd in waterdoorlatende materialen, tenzij dit om milieutechnische redenen niet toegelaten is

 De parkeerzone voor vrachtwagens en de parkeerzone voor personenwagens moet van elkaar gescheiden worden.

 De vrachtwagenparking kan niet ontsluiten via de gewestweg.

(14)

Toelichting Verordenend deel

De realisatie van een geluidswand is verordend vastgelegd op basis van de resultaten van een geluidstudie. Bij het verlenen van een nieuwe omgevingsvergunning met betrekking tot verdere aanpassing aan gebouwen en activiteiten na het inwerking treden van het RUP, zal de impact naar geluid en de oplossing hiervoor mee bekeken worden in de omgevingsvergunning. Dit kan tot gevolg hebben dat op basis van een akoestische studie, aanpassingen en uitbreidingen aan het geluidsscherm dienen doorgevoerd te worden.

Het aantal parkeervoorzieningen staat in relatie tot de grootte en de aard van de activiteiten en zal worden afgetoetst op niveau van de vergunningsaanvraag. De parking mag niet groter zijn dan nodig om te voorzien in de parkeerbehoefte van de aanwezige recreatieve functie op de site.

Bij de eerstvolgende omgevingsaanvraag voor de aanleg van parkings, moet aangetoond worden dat deze landschappelijk en kwalitatief ingericht worden.

Geluidsscherm

Er moet een geluidsscherm worden geplaatst op de noordoostelijke grens van het plangebied (grens met woonlint Hazendonk) met een hoogte van minstens 6 meter en een lengte van minstens 40m. Dit geluidsscherm heeft als doel de geluidsafscherming van de recreatieve activiteiten ten aanzien van de naastgelegen woning. Elke aanvraag voor omgevingsvergunning voor Art.1, moet de aanvraag voor de realisatie of uitbreiding/aanpassing van dit geluidscherm omvatten of aantonen dat het geluidsscherm of de noodzakelijke uitbreiding/aanpassing reeds voltooid zijn. Het geluidscherm moet worden gerealiseerd als een verticale constructie met geluidswerende isolatie. Het maaiveld mag niet worden opgehoogd.

Aanpassingen en uitbreidingen van het geluidsscherm moeten steeds gepaard gaan met een akoestische studie die de aanpassingen rechtvaardigen.

1.4 Beheer

Specifiek van toepassing op deelzone A

De drainage van de paardenpistes is toegestaan. Daarbij dienen maatregelen getroffen te worden om het water gecontroleerd te laten afvloeien naar een waterbuffer, te realiseren binnen de afbakening van het voorliggende RUP.

Het stockeren van mest is enkel toegelaten als infiltratie naar het grondwater te allen tijde vermeden kan worden. Bij het indienen van een vergunning dient met volgende zaken rekening te worden gehouden:

 Het voorzien van preventieve maatregelen om infiltratie te voorkomen;

 Maatregelen om geurhinder naar omwonenden te vermijden.

(15)

Art. 2 Waterloop

Toelichting Verordenend deel

2.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Lijninfrastructuur

2.2 Bestemming

Categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur

De zone voor waterloop is bestemd voor waterberging en afvoer van het oppervlaktewater. De zone is bestemd voor een waterloop en haar oevers gelegen in open bedding en geflankeerd door de nodige oeverstroken. De waterloop dient optimaal te worden behouden voor waterberging en afvoer van het oppervlakte water.

2.3 Inrichting

Voor de inrichting van de waterloop worden principes van natuurtechnische milieubouw gehanteerd. In deze zone zijn enkel constructies en werken toegelaten voor de inrichting, de veiligheid en het beheer van de waterloop.

Het open karakter van de beek wordt maximaal gerespecteerd. De oeverzones worden zoveel als mogelijk ingericht en beheerd op een ecologische verantwoorde wijze. Natuurontwikkeling is mogelijk in deze zone, de oevers krijgen dan een natuurlijk karakter.

Binnen een zone van 5m langs weerzijden van de waterloop, gemeten vanaf de kruin van de waterloop, moet de toegang tot de waterloop door machines voor het beheer van de waterloop onverhinderd mogelijk zijn.

(16)

Art. 3 Bouwvrije zone voor beheer van de waterloop (overdruk)

Toelichting Verordenend deel

3.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Niet van toepassing (overdruk)

3.2 Bestemming

De zone vervult een functie met betrekking tot de noodzakelijke ruiming van de waterloop.

Alle constructies, behoudens deze in functie van het beheer van de waterloop zijn hier verboden.

3.3 Inrichting

De inrichting is in overeenstemming met de noodzakelijke ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterloop en voor het spreiden van de ruimingsproducten. Hiertoe dient ten opzichte van de kruin van de waterloop een strook met een breedte van 5m te worden vrijgehouden. Bij eventuele verlegging van de waterloop blijft de zone steeds gekoppeld aan de waterloop en blijven de voorschriften van toepassing.

Alle constructies en werken zijn verboden, behoudens deze in functie van de inrichting, de veiligheid en het beheer van de waterloop alsook de noodzakelijke overbruggingen in functie van de toegankelijkheid.

Binnen de zone zijn alle vormen van verhardingen en toegangen voor mechanisch verkeer verboden, met uitzondering van de geldende erfdienstbaarheden en de noodzakelijke doorgangen voor veiligheidsdiensten en onderhoudsverkeer.

Afsluitingen dienen op een afstand van minimaal 1,00m van de kruin van de waterloop te worden ingericht.

Afsluitingen langsheen de waterloop mogen niet hoger zijn dan 1,50m. Afsluitingen hoger dan 1,50m moeten op minstens 5m van de kruin van de waterloop geplaatst worden.

Reliëfwijzigingen zijn verboden binnen deze zone, tenzij deze kaderen in integraal waterbeheer.

Struikgewas dient tot op een hoogte van maximaal 1,5m te worden teruggesnoeid.

Het is verboden naaldbomen te planten of te herplanten of hun zaailingen te laten groeien in deze zone.

De eventuele aanplanting van loofbomen langs de waterloop moet als volgt gebeuren:

(17)

Toelichting Verordenend deel

1. Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 5m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop en met een vrij te bepalen afstand tussen de bomen.

2. Ofwel een eerste rij bomen op een plantafstand van 0,75m landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop met een afstand van minimum 10m tussen de bomen zodat de bereikbaarheid van de waterloop met de machine verzekerd blijft, en een tweede rij bomen zoals vermeld onder punt 1.

Verhardingen mogen niet in de 1m zone voorzien zijn. Er moet een zone van minimaal 1m, gemeten van de werkelijke kruin, vrij blijven van verhardingen.

Wanneer de 5m zone gebruikt wordt als traject voor paarden, moeten de nodige maatregelen getroffen worden opdat er geen mest van de paarden kan afstromen naar de waterloop.

(18)

Art. 4 Groenbuffer

Toelichting Verordenend deel

4.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Dagrecreatie

4.2 Bestemming

De gronden zijn bestemd als bouwvrije groenzone en dienen als dusdanig te worden gevrijwaard of heraangelegd met als doel het recreatieterrein visueel af te schermen.

4.3 Inrichting

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft, verenigbaar zijn met de omgeving.

De zone dient beplant te worden met streekeigen en standplaatsgebonden hoog‐ en laagstambomen en struiken (bv. bosgoed, hakhoutmengelingen, heestermassieven), al dan niet in combinatie met grazige stroken of ecologisch beheerde bermen.

Er kunnen naar de Zone voor recreatie (Art.1) in totaal twee ontsluitingen voor gemotoriseerd gerealiseerd worden voorzien. Doorheen de bestemmingszone Groenbuffer mag één ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer naar de gewestweg aangelegd worden. Daarnaast mag er nog een ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer naar Hazendonk worden aangelegd, op een zone waar geen Art. 5 Groenbuffer is voorzien op het grafisch plan.

Afsluitingen kunnen een barrière vormen voor kleine dieren. De mogelijkheid tot faunapassage dient voorzien.

Op plaatsen waar de zone voor groenbuffer 3,00m of minder breed is, kan de buffer worden gerealiseerd door het aanplanten van een haag of bomenrij zodanig dat een verticaal groenscherm ontstaat.

Het groenscherm kan onderbroken worden in functie van de realisatie van een verbinding voor langzaam verkeer of het verlenen van toegang en ontsluiting tot de aanpalende percelen.

Maximaal één doorsteek voor gemotoriseerd verkeer in functie van toegang en ontsluiting naar de gewestweg is toegelaten. Deze toegang moet aangelegd worden rekening houdende met de voorschriften die vanuit de hulpdiensten worden opgelegd. Deze doorsteken moet loodrecht georiënteerd zijn t.o.v. de bufferstrook.

De groenbuffer moet gelijktijdig met de eerste vergunningsaanvraag worden aangevraagd en moet gerealiseerd worden in het eerste plantseizoen volgend op de vergunning. Er kan geen andere omgevingsaanvraag worden vergund zolang deze groenbuffer niet is gerealiseerd.

Binnen deze zone is het niet toegestaan om goederen en materialen, grondstoffen, afvalstoffen te stapelen en/of voertuigen te stallen.

Afsluitingen van de percelen kan worden gerealiseerd voor zover onderaan een faunapassage is voorzien.

(19)

Toelichting Verordenend deel

4.4 Beheer

De vergunningsaanvrager staat in voor de aanleg en het onderhoud van de groenbuffer.

(20)

Art. 5 Waardevolle bomenrij

Toelichting Verordenend deel

5.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

lijninfrastructuur

5.2 Bestemming

De gronden zijn bestemd als bouwvrije groenzone en dienen als dusdanig te worden gevrijwaard.

De hoofdfunctie is het behoud en het versterken van dit kleine landschapselement, namelijk de bomenrij inclusief houtkant.

5.3 Inrichting

Deze zone dient als groene ruimte te worden ingericht en gehandhaafd.

Deze zone moet worden gerealiseerd door het aanplanten van een haag, houtkant of bomenrij, aangevuld door streekeigen onderbeplanting en/of hakhout.

De minimale plantmaat voor de hoogstamvegetatie bedraagt 8/10.

Het is niet toegelaten om bomen uit de bomenrij te verwijderen of ingrijpende wijzigingen aan te brengen aan deze, tenzij in kader van veiligheid, tenzij bij ziekte (het geval van vegetatie) tenzij niet meer levensvatbaar (het geval van vegetatie). In dat geval dient de hoogstamvegetatie te worden vervangen door een nieuwe aanplant.

De natuurlijke perceelsafsluiting mag aangevuld worden met een afsluiting in hekwerk of palen met draad. Dit hekwerk moet visueel transparant zijn.

(21)

Art. 6 Toegang (overdruk) – indicatieve aanduiding

Toelichting Verordenend deel

6.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Niet van toepassing (overdruk)

6.2 Bestemming

Art.6A is de ontsluiting voor personenwagens vanop de gewestweg. Art. 6B is de ontsluiting voor vrachtwagens.

Deze laatste heeft minder marge voor verschuivingen. De vrachtwagenparking kan niet ontsluiten via de gewestweg.

Het enige verschil in voorschriften tussen Art.6A en Art.6B is in hoeverre de ontsluiting op het terrein kan afwijken t.a.v.

de aanduiding op het grafisch plan.

Deze gronden zijn bestemd voor wegen met een ontsluitingsfunctie van de ‘Zone voor recreatie (Art.1).

De aanduiding is indicatief in de zin dat de locatie kan opschuiven ten opzichte van de aanduiding op het grafisch plan over een vastgelegde afstand. Toegang Art. 6A kan ten opzichte van de aanduiding op het grafisch plan over een afstand van 30m, gemeten vanuit de middellijn van de overdruk, opschuiven, indien dit ruimtelijk verantwoord is. Toegang Art.6B kan slechts over een afstand van 5m ten opzichte van de aanduiding op het grafisch verplaatsen, indien dit ruimtelijk verantwoord is.

De realisatie van het tracé is verplicht.

6.3 Inrichting

De ontsluitingsweg moet voldoen aan volgende inrichtingsvoorschriften:

 Ontsluitingsweg voor personenwagens: een minimale breedte van 4m en maximale breedte van 4.5m.

 Ontsluitingsweg voor vrachtwagens: een minimale breedte van 5m. Maximale breedte van 10m.

 De keuze voor het verharden van de rijweg is vrij, een gesloten verharding is toegestaan.

 Maximaal één rechtstreekse ontsluiting naar de gewestweg is toegelaten.

 De inrichting moet worden uitgevoerd overeenkomstig de aspecten inzake veiligheid en toegankelijkheid zoals bepaald door de hulpdiensten.

(22)

Art. 7 Nabestemming agrarisch gebied

Toelichting Verordenend deel

7.1 Categorie van de gebiedsaanduiding

Als nabestemming wordt “agrarisch gebied” voorop gesteld cfr. het omliggende landbouwgebied. Binnen deze zone zijn de type voorschriften voor agrarisch gebied, in overeen- stemming met de geldende wetgeving, van toepassing.

Landbouw (vanaf de inwerkingtreding van deze nabestemming)

7.2 Bestemming

Er wordt verduidelijkt dat van het moment af, bepaalde delen of de volledige zone met een nabestemming (momenteel van toepassing op perceel 364) niet meer gebruikt wordt voor recreatieve activiteiten, de nabestemming zal in gaan. De recreatieve activiteiten, betreffen hier die activiteiten die zijn toegelaten binnen de bestemming Art.1 zone voor dagrecreatie, waardoor deze ondubbelzinnig zijn vastgelegd.

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw. De zone wordt bestemd als agrarisch gebied.

Bij het definitief stopzetten van de recreatieve activiteiten in bepaalde delen of de volledige zone met een nabestemming, gaat de nabestemming in voor die delen die zijn vrijgekomen. Op dat moment vervalt de onderliggende bestemming en wordt de nabestemming onverminderd van kracht. Bij het ingaan van de nabestemming moet het terrein zodanig worden hersteld (verwijderen opslag van materialen, …) dat het zijn nabestemming, namelijk landbouw, kan vervullen.

7.3 Inrichting

Het gebied mag enkel ingericht worden in functie van de landbouwbedrijfsvoering.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Indien het gebouw of delen ervan niet behouden dienen te worden, geldt de harmonieregel voor het bepalen van de bouwhoogte, de kroonlijsthoogte, de vrije hoogte, de terreinbezetting,

Waterdichte vlakken zijn enkel voor de verhardingen van de terrassen, aansluitend achter de woning, toegelaten (max. 30 m²) mits ze afwateren naar de tuin en mits een

Binnen alle bestemmingszones worden bovengrondse en ondergrondse constructies en inrichtingen voor hernieuwbare energie toegelaten, voor zover ze in hun uitbating en

De delen van het terrein ingericht als toegang, laden en lossen, parking (beperkt tot zone voor parking in overdruk voor deelzone B) en sport- en speelterrein kunnen, voor

Ten laatste in het plantseizoen volgend op het verlenen van een stedenbouwkundige vergunning voor het plangebied na de inwerkingtreding van dit ruimtelijk uitvoeringsplan, moet de

De gronden binnen deze zone gelegen zijn bestemd voor ambachtelijke bedrijvigheid voor zover de ruimtelijke draagkracht van de omgeving niet wordt overschreden, de

Aangezien het over een regularisatie gaat van een bestaande toestand van het bestaand bedrijf Dranken van Eetvelde (gelegen in het goedgekeurd BPA 35/1 : E17/3

In artikel 5 wordt de buffering van het bedrijf in zone 5 ten opzichte van de omgeving en dus ook ten opzichte van deze zone voor gemengd open ruimte gebied opgelegd. Vanuit