Gezien en definitief vastgesteld door de gemeenteraad in de zitting van 06-10-2014
Ondertekenaars,
Ann Frans
Wnd. Gemeentesecretaris
Kristof Sels Burgemeester
Gemeente Sint-Katelijne-Waver RUP Zonevreemde recreatie
Stedenbouwkundige Voorschriften
Ontwerp RUP - einddocument
RUP Zonevreemde recreate Opdrachtgever:
Gemeente Sint-Katelijne-Waver Lemanstraat 63
2860 Sint-Katelijne-Waver Opdrachthouder
Antea Group Antwerpen Roderveldlaan 1 2600 Antwerpen Tel 03/221 55 00
Fax 03/221 55 01 www.anteagroup.be kwaliteitslabel ISO 9001:2000 Identificatienummer:
2221473064.doc/wim/kja
Datum: status / revisie:
Augustus 2012 voorontwerp RUP Oktober 2012 Voorontwerp plenaire
Maart 2013 Ontwerp RUP
Januari 2014 Aanpassing VV gemeenteraad Juli 2014 Ontwerp DV gemeenteraad Okt 2014 Ontwerp einddocument Vrijgave:
Koen Janssens
Ruimtelijk planner - projectleider Projectmedewerkers:
Koen Janssens, Ruimtelijk planner
Wouter Impens, adviseur stedenbouwkundige
Antea Group 2014
Zonder de voorafgaande schriftelijke toestemming van de opdrachtgever mag geen enkel onderdeel of uittreksel uit deze tekst worden weergegeven of in een elektronische databank worden gevoegd, noch gefotokopieerd of op een andere manier vermenigvuldigd.
Artikel 0 Algemene bepalingen 5
Deelgebied 1 RB Elzestraat 2
Artikel 1 Zone voor recreatie 2
Artikel 2 Zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen 5
Artikel 3 Zone voor groenbuffer 6
Artikel 4 Zone voor wegenis 7
Artikel 5 Zone voor bos 8
Artikel 6 Zone voor wonen 9
Artikel 7 Parking (overdruk) 9
Artikel 8 Trage wegen (indicatieve aanduiding) 10
Deelgebied 2 Recreatiezone Valkstraat 1
Artikel 1 Zone voor recreatie 1
Artikel 2 Zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen 4
Artikel 3 Zone voor groenbuffer 6
Artikel 4 Zone voor wegenis 8
Artikel 5 Zone voor speelbos 8
Artikel 6 Zone voor bos 10
Artikel 7 Parking (overdruk) 11
Artikel 8 Bomenrij (indicatieve aanduiding) 11
Artikel 9 Ontsluiting mechanisch verkeer (indicatieve aanduiding) 12 Artikel 10 Trage wegen (indicatieve aanduiding) 13
Deelgebied 3 Hagelstein 1
Artikel 1 Zone voor gemeenschapsvoorzieningen 1
Artikel 2 Zone voor groenbuffer 3
Artikel 4 Bomenrij (indicatieve aanduiding) 5
Deelgebied 4 Recreatiezone OLV-Waver 1
Artikel 1 Zone voor recreatie 1
Artikel 2 Zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen 4 Artikel 3 Zone voor cultuurhistorisch waardevol geheel 6
Artikel 4 Zone voor groenbuffer 7
Artikel 4 bis Nabestemming zone voor groenbuffer (overdruk) 8
Artikel 5 Zone voor speelbos 9
Artikel 6 Zone voor agrarisch gebied 10
Artikel 7 Zone voor wonen 12
Artikel 8 Zone voor landschapsparking 15
Artikel 9 Parking (overdruk) 16
Artikel 10 Zone voor wegenis en openbaar domein 16
Artikel 11 Ontsluiting mechanisch verkeer (indicatieve aanduiding) 17
Artikel 12 Trage wegen (indicatieve aanduiding) 18
Artikel 0 Algemene bepalingen
0.1 Voorschriften
Het ruimtelijk uitvoeringsplan legt de bestemming, inrichting en/of beheer vast van het gebied waarop het plan van toepassing is. De stedenbouwkundige voorschriften inzake de bestemming, de inrichting en/of het beheer en het grafische plan zijn gelijkwaardig en hebben dezelfde verordenende kracht.
0.2 Kadastrale ondergrond
Het grafisch plan is opgemaakt op basis van de kadastrale ondergrond. De werkelijke afmetingen zullen, daar waar noodzakelijk, door een opmeting ter plaatse worden vastgesteld.
0.3 Gebouwen en constructies voor openbaar nut
Gebouwen en/of constructies dienstig voor gemeenschapsvoorzieningen of openbaar nut, kunnen in elke bestemmingszone worden toegelaten ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits de kleinschaligheid hiervan gewaarborgd is en mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving en aan de voorschriften van het betrokken gebied.
De inplanting van meer grootschalige openbare en nutsvoorzieningen is mogelijk voor zover in overeenstemming met de ruimtelijke draagkracht en de goede plaatselijke ruimtelijke ordening en indien de nodige vergunningen van de betrokken adviesinstanties worden bekomen (bv.
inplanting GSM – mast).
0.4 Principes van duurzaam bouwen
Voor alle nieuwe bouwprojecten worden de principes van duurzaam bouwen gehanteerd: de
gebouwen moeten kwalitatief van hoog niveau zijn wat betreft uitstraling, gebruik en onderhoud.
De volgende criteria worden meegenomen bij de beoordeling: opbouw, indeling en vormgeving van het gebouw, comfort, licht, verluchting, energieprestaties en duurzame bouwmaterialen.
Voor alle nieuwe gebouwen worden maatregelen genomen voor een efficiënt energiegebruik, ruimtegebruik en afvalwaterbeheer en voor de opvang, buffering en mogelijk hergebruik van het hemelwater.
Ook met betrekking tot de inrichting van het openbaar domein en de groenzones wordt aandacht besteed aan duurzaamheid. Hierbij wordt gedacht aan duurzaam ruimtegebruik en doordachte inplanting van verlichting.
0.5 Waterhuishouding
Alle werken, handelingen, voorzieningen en maatregelen in functie van een goede waterhuishouding (hemelwaterbuffering, infiltratievoorzieningen, waterzuivering, etc.) worden toegelaten, ongeacht de voorschriften van de betreffende zone, mits ze in hun exploitatie en/of gebruik geen afbreuk doen aan de kwaliteit van de omgeving. Reliëfwijzigingen in het kader van waterhuishoudingwerken zijn toegelaten.
Hemelwater moet in eerste instantie zoveel mogelijk gebruikt worden. Het resterende deel moet maximaal kunnen infiltreren in de ondergrond, hetzij door het gebruik van waterdoorlatende materialen, hetzij door afleiding van regenwater van verharde delen naar de onverharde delen, hetzij door afleiding naar daartoe voorziene constructies om het water te bufferen/infiltreren.
Afvalwater afkomstig van de bebouwde delen in het plangebied dient aangesloten te worden op het bestaande rioleringsnet of dient op de site zelf gezuiverd. Vanuit milieukundig oogpunt dienen plaatsen, waar er door de aard van de activiteiten kans is op pollutie, verplicht in niet- waterdoorlatende materialen uitgevoerd te worden en dient het afstromende water te worden opgevangen en afgevoerd naar het rioleringsnet of naar een daartoe voorziene opvangzone en/of zuiveringspunt.
0.6 Aandachtspunten in het kader van toegankelijkheid
De openbare wegen en de niet-openbare wegen die voor het publiek toegankelijk zijn, worden
integraal toegankelijk (her)aangelegd of (her)ingericht, ook voor wat betreft de niet – vergunningsplichtige ingrepen.
Halteplaatsen voor gemeenschappelijk vervoer dienen te worden ingericht zodat zij toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit.
Alle gebouwen of delen van gebouwen of infrastructuren die toegankelijk zijn voor het publiek, of waar personeel tewerk gesteld wordt, moeten toegankelijk zijn voor personen met een verminderde mobiliteit.
0.7 Parkeervoorzieningen
Nieuwe ontwikkelingen binnen de perimeter van het RUP dienen te voldoen aan de eigen gegenereerde parkeerbehoefte. Elke aanvraag tot het bekomen van een stedenbouwkundige vergunning wordt aangevuld met een berekeningsnota waaruit blijkt dat aan de minimum stallingscapaciteit is voldaan.
0.8 Verlichting
De verlichting van de gebouwen en terreinen dient te gebeuren in functie van veiligheid en toegankelijkheid. Bij de plaatsing van de verlichting en de keuze van het type verlichting dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het aanpalende openruimtegebied. De verlichting wordt bij voorkeur neerwaarts gericht, strooilicht dient te worden vermeden.
0.9 Bestaande constructies
Voor bestaande in hoofdzaak vergunde of vergund geachte en niet-verkrotte constructies en gebouwen, vormen de stedenbouwkundige voorschriften van dit RUP op zichzelf geen weigeringsgrond bij de beoordeling van aanvragen tot het verkrijgen van een stedenbouwkundige vergunning met betrekking tot bestaande gebouwen en verhardingen, voor zover de aanvraag betrekking heeft op het uitvoeren van verbouwings- en renovatiewerken binnen het bestaande
bouwvolume.
0.10 Begripsomschrijving
Ten behoeve van de leesbaarheid van de voorschriften is hierbij volgende verklarende begrippenlijst toegevoegd:
Bebouwingspercentage: (terreinbezetting) de verhouding van het grondoppervlak van één of meer bouwwerken op één terrein of kavel ten aanzien van de oppervlakte van het terrein of de kavel.
Bestemming: een doeleinde van ruimtegebruik, gedetailleerd tot op het niveau van een kavel of een kaveldeel (bv. gebouw), die met behulp van voor het ruimtegebruik bindende voorschriften, aan een bepaald stuk grond wordt toebedeeld.
Bijgebouw: het bouwwerk of gebouw dat aansluit bij het hoofdgebouw of er los van staat, in gebruik als schuilplaats of voor de berging van goederen, gebruiksmiddelen, voertuigen, enz., die inherent verbonden zijn aan de bestemming voorzien in de bestemmingszone. Het bijgebouw kan niet los van het hoofdgebouw bestaan en dient na of gelijktijdig met het hoofdgebouw opgericht.
Bouwdiepte: de diepte in meter tussen de uiterste voorgevel, samenvallend of evenwijdig met de bouwlijn en de uiterste achtergevel, aan de buitenkant gemeten.
Bouwhoogte: de totale hoogte van een bouwwerk inclusief bovenzijde nok, gemeten vanaf de as van de weg.
Bouwlaag: een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering op gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, met uitsluiting van onderbouw en ruimtes onder schuin of gebogen dak (ook al zijn deze bewoonbaar).
Dug-out: een eenvoudige deels open constructie aan de zijkant van het sportveld (al dan niet voorzien van een zitbank) waar de spelers die reserve staan en de trainer zich tijdens het spel kunnen ophouden.
Elementverharding: een verharding van het grondoppervlak door het gebruik van natuurstenen,
betonstenen, klinkers, ‘grasdallen’ of andere vaste elementen in verband gelegd met een open voeg.
Gebouw: elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijke met wanden omsloten ruimte vormt.
Hoofdgebouw: het gebouw dat door zijn constructie, afmetingen of gebruik als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen.
Kleine landschapselementen: alle individuele biotische onderdelen met een beperkte oppervlakte of een klein volume, die het landschap mee opbouwen en er een inhoud en identiteit aan geven.
Kroonlijst: de snijlijn tussen een rechtopstaande gevel en een hellend dakvlak.
Kroonlijsthoogte: hoogte van een bouwwerk gemeten vanaf het maaiveld tot de bovenkant van de kroonlijst of de dakrand bij een plat dak.
Losse verharding: een verharding van het grondoppervlak door het gebruik van niet gebonden granulaten zoals dolomiet, boskiezel of steenslag.
Nevenbestemming: een bestemming die slechts in ondergeschikte mate toelaatbaar is naast de eerstgenoemde bestemming en daardoor steeds minder dan de helft van de hoofdbestemming bedraagt.
niet-overdekte constructies: constructies zonder bouwvolume waarvan de hoogte beperkt is tot 1,5 meter boven het maaiveld
Nok: het hoogste gedeelte van een hellend dak van een gebouw.
Openbaar nut: een functie die het algemeen nut dient.
Rooilijn: de grens tussen het openbaar domein en de aanpalende eigendommen.
Verbouwen: aanpassingswerken doorvoeren binnen het bestaande bouwvolume of met beperkte uitbreiding waarbij minder dan 40% van de buitenmuren wordt vervangen.
Verharding: alle bodembedekkingsmaterialen in functie van het betreedbaar maken van de ondergrond.
Verhardingspercentage: verhouding van alle verharde oppervlaktes samen ten aanzien van het terrein
Woongelegenheid: een (gedeelte van een) gebouw dat dient voor de huisvesting van één huishouden.
Zichtgevel: van op het openbaar domein of van in de tuinzone waarneembare gevel die afgewerkt dient te worden met duurzame gevelmaterialen zoals baksteen, …
Zone: het op het plan omlijnd en met een kleur of grafisch teken aangeduid gebiedsdeel dat voor een bepaald, door de voorschriften vastgesteld, gebruik bestemd is.
Deelgebied 1 RB Elzestraat
Artikel 1 Zone voor recreatie
In deze zone wordt de gebouwde infrastructuur gebundeld en worden voorschriften voor de toegelaten gebouwen voorzien. De hoofdgebouwen dienen binnen een gegeven bouwkader te worden gerealiseerd, aansluitend bij de bestaande bebouwing. Binnen de zone wordt een beperkt aantal parkeerplaatsen toegestaan voor mensen met een verminderde mobiliteit en diensten.
1.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie De zone is bestemd voor sport en recreatie.
Het ruimtegebruik richt zich naar openluchtactiviteiten en bijhorende accommodatie, het oprichten van een zwembad of een sporthal is hier verboden.
1.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting van het gebied heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en oprichten van gebouwen en constructies in functie van de bestemming. Dit houdt ondermeer in: het oprichten van een cafetaria; kleedruimtes; tribune; het inrichten van terreinen en constructies voor sport;
het realiseren van de noodzakelijke toegangen; ontsluitingen en het aanleggen van de nodige nutsvoorzieningen.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbuffer.
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het bouwkader kunnen enkel parkeerplaatsen in functie van personeel en diensten of personen met een verminderde mobiliteit, het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot 5.
Alle hoofdgebouwen worden binnen het weergegeven bouwkader gebundeld. Daarnaast kunnen ook andere gebouwen in het bouwkader worden opgericht, voor zover de maximale terreinoppervlakte van 800m² voor bebouwing niet wordt overschreden.
Los van het bouwkader kunnen bijgebouwen zoals bergruimten, dug-outs, schuilplaatsen en tribunes worden opgericht. Om een bundeling van gebouwen in het bouwkader na te streven wordt de oppervlakte aan gebouwen buiten het weergegeven bouwkader beperkt tot 150m².
1.2.1 Gebouwen en constructies
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het aangeduide bouwkader wordt minstens één hoofdgebouw opgericht in functie van kleedruimten, cafetaria, sanitair, etc. Naast één of meerdere hoofdgebouwen kunnen ook bijgebouwen binnen het bouwkader worden gerealiseerd, voor zover de gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 800m² niet overschreden wordt.
Bijgebouwen en tribunes kunnen los van het weergegeven bouwkader binnen de recreatiezone worden geplaatst tot een gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 150m².
De afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens bedraagt minimum 3,00 m, uitgezonderd schuilhokken, die opgericht kunnen worden tot 1,00m van de perceelsgrens.
De integratie van de gebouwen wordt gerealiseerd door het uitwerken van één architecturaal geheel, zowel wat betreft volume, stijl als bouwmaterialen. Een zuinig ruimtegebruik geniet de voorkeur waarbij de integratie van de verschillende onderdelen voorop wordt gesteld.
Afmeting van de gebouwen en constructies
Hoofdgebouwen hebben één bouwlaag, de maximale kroonlijsthoogte bedraagt 4,00m, de bouwhoogte bedraagt maximum 6,00m. De dakvorm is vrij voor zover de maximale bouwhoogte wordt gerespecteerd. Bijgebouwen hebben een maximale bouwhoogte van 3,50 m (uitgezonderd tribune, deze kan tot 4,50 m).
Welstand van de gebouwen en constructies
Er moet gebruik gemaakt worden van duurzame materialen, esthetisch verantwoord en aangepast aan de omgeving.
1.2.2 Aanleg van het terrein
De delen van het terrein ingericht als sportveld of toegang kunnen, voor zover technisch mogelijk, worden verhard met waterdoorlatende materialen in de vorm van een kunstgrasveld, losse verharding of elementverharding,
Binnen de grenzen van de bestemmingszone wordt tevens voorzien in comfortabele fietsenstallingen die ingeplant worden bij de inkom van de hoofdgebouwen. Het totaal aantal staanplaatsen voor fietsen dient minstens evenveel te bedragen als het aantal autoparkeerplaatsen in dat deel van de ‘zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen’ met overdruk ‘parking’.
Het deel van het terrein dat niet bebouwd, verhard is of niet ingericht is als sportveld of waterbuffer, dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden. Hierbij kunnen bomenrijen en kleine landschapselementen worden behouden dan wel ontwikkeld.
Publiciteit
Publiciteit mag worden aangebracht op de gevelvlakken van de gebouwen tot maximum 50% per gevelvlak, voor zover er niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke gevelvlakken wordt bedekt.
Publiciteitspanelen dienen naar het veld zelf te worden gericht. Voor het hoofdveld hebben de panelen een maximale hoogte van 7,00 m aan één zijde waarbij de hoogte van het publiciteitspaneel zelf maximaal 4,00 m bedraagt en een maximale hoogte van 4,00 m voor de overige zijden. Panelen langs de andere velden hebben een maximale hoogte van 1,20 m.
Verlichting
Voor de verlichting van de gebouwen en terreinen zijn verlichtingspalen of lantaarns toegestaan met een maximale hoogte van 16,00 m. Bij de situering van de sportvelden en de plaatsing van de verlichtingspalen of lantaarns dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het omliggende openruimtegebied (vleermuizenhabitat).
Vangnetten
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen.
Artikel 2 Zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen
In deze zone zijn slechts beperkte constructies toegestaan in functie van sportbeoefening (tot 50 m²). Doel is om de ruimte hier zoveel mogelijk open te houden in relatie met de bestaande open ruimte De bebouwde infrastructuur wordt zoveel mogelijk gebundeld in de zone voor recreatie.
2.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone is bestemd voor openluchtterreinen voor sport en recreatie en bijhorende infrastructuur.
Het oprichten van gebouwen is hier niet toegestaan tenzij schuilhokken en dug-outs.
Voorgesteld wordt bij eerstvolgende vergunningsaanvraag voor dit gebied een stedenbouwkundige vergunning tot ontbossing aan te vragen voor eerder gerealiseerde ontbossing. In die zin worden de ontwikkelingen in regel gesteld met het bosdecreet, mocht dit niet het geval zijn.
Naast recreatieterreinen kan er waterdoorlatende verharding worden aangelegd voor parking en ontsluiting. Er is een overdruk voorzien op de locatie waar de parking dient te worden gerealiseerd.
2.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting van het gebied heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en oprichten van terreinen en constructies voor sport en recreatie, het realiseren van de noodzakelijke toegangen, ontsluitingen, parking en het aanleggen van de nodige nutsvoorzieningen.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbuffer.
2.2.1 Constructies
Constructies in functie van sportbeoefening, zoals vangnetten, schuilhokken, dug-outs en verlichtingspalen zijn toegelaten. Deze constructies zijn minstens aan één zijde grotendeels geopend. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de constructies bedraagt 50m²
2.2.2 Aanleg van het terrein
De delen van het terrein ingericht als ontsluiting, parking, trage wegen, sport- en speelterrein kunnen, voor zover technisch mogelijk, worden verhard met waterdoorlatende materialen in de vorm van een kunstgrasveld, losse verharding of elementverharding. De aanleg van
parkeerplaatsen in de zone is enkel toegestaan in dat deel van de zone met overdruk ‘parking’.
Het deel van het terrein dat niet verhard is of niet ingericht is als sport- en speelterrein of waterbuffer, dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden. Hierbij kunnen bomenrijen en kleine landschapselementen worden behouden dan wel ontwikkeld. Bij aanplantingen worden streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten gebruikt.
Publiciteit
Publiciteitspanelen langs de sportvelden hebben een maximale hoogte van 1,20 m en zijn gericht naar de velden zelf.
Verlichting
Voor de verlichting van de gebouwen en terreinen zijn verlichtingspalen of lantaarns toegestaan met een maximale hoogte van 16,00 m. Bij de situering van de sportvelden en de plaatsing van de verlichtingspalen of lantaarns dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het omliggende openruimtegebied.
Vangnetten
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen, eventueel in combinatie met een haag of bomenrij.
Artikel 3 Zone voor groenbuffer
Waar mogelijk wordt de landschappelijke integratie van de sport- en recreatieterreinen verbeterd door het voorzien van een groenbuffer die in de smallere delen kan worden gerealiseerd onder de vorm van een haag of bomenrij.
3.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De gronden zijn bestemd als bouwvrije groenzone en dienen als dusdanig te worden aangelegd met als doel de aangrenzende recreatiezone visueel af te schermen of landsschappelijk te integreren.
3.2 Inrichtingsvoorschriften
De zone voor buffer dient te worden gerealiseerd door het aanplanten van een haag of bomenrij zodanig dat een groenscherm ontstaat.
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen, eventueel in combinatie met een haag of bomenrij.
Het oprichten van constructies is niet toegestaan, met uitzondering van straatmeubilair, vangnetten en ondergrondse leidingen.
Het is toegelaten om trage wegen en toegangen tot de aangrenzende gebouwen in de zone te realiseren. De weg heeft een breedte van maximum 3,00m en kan over een breedte van maximum 2,50m verhard worden, en dient uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding.
Binnen deze zone is het niet toegestaan om goederen en materialen, grondstoffen, afvalstoffen te stapelen en/of voertuigen te stallen.
Artikel 4 Zone voor wegenis
4.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone voor wegen, straten en voetwegen vervult een verkeersfunctie voor gemotoriseerd en niet gemotoriseerd verkeer.
4.2 Inrichtingsvoorschriften
Enkel constructies in overeenstemming met de bestemming zijn toegestaan zoals verlichtingsapparatuur, straatmeubilair, e.d.
Binnen de zone kunnen ondergrondse nutsleidingen aangelegd worden.
De breedte van de rijweg is maximaal 5,00 m.
De keuze voor het verharden van rijweg, fietspaden en parkeerstroken is vrij.
Artikel 5 Zone voor bos
Er worden twee bosstroken die een bufferende functie hebben naar de omgeving behouden in een daartoe geëigende bestemming. Het typevoorschrift voor gewestelijke RUP’s werd hier overgenomen, het betreft hier het behoud van de gewestplanbestemming
‘bosgebieden’.
Categorie van gebiedsaanduiding: bos
Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is.
Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten.
Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:
− het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
− het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Artikel 6 Zone voor wonen
Een strook recreatiegebied volgens gewestplan heeft een huidige invulling als woongebied (tuinen). Om het gewestplan hier te corrigeren wordt de strook herbestemd als een zone voor wonen.
Hiertoe werd het typevoorschrift voor gewestelijke RUP’s opgenomen.
Categorie van gebiedsaanduiding: wonen
Het gebied is bestemd voor wonen en aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen.
Onder aan het wonen verwante activiteiten en voorzieningen worden verstaan: handel, horeca, bedrijven, kantoren en diensten, openbare en private nuts- en gemeenschapsvoorzieningen, openbare groene ruimten en openbare verharde ruimten, socioculturele voorzieningen en recreatieve voorzieningen.
Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de realisatie van de bestemming zijn toegelaten voor zover ze wat schaal en ruimtelijke impact betreft verenigbaar zijn met de omgeving. Daarbij wordt ten minste aandacht besteed aan:
− de relatie met de in de omgeving aanwezige functies;
− de invloed op de omgeving wat betreft het aantal te verwachten gebruikers, bewoners of bezoekers;
− de invloed op de mobiliteit en de verkeersleefbaarheid;
− de relatie met de in de omgeving van het woongebied vastgelegde bestemmingen;
− de bestaande of gewenste woondichtheid;
− de inpassing in de omgeving.
Artikel 7 Parking (overdruk)
Er wordt een overdruk aangebracht om aan te duiden in welk deel van de zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen kan worden geparkeerd. De realisatie ervan gebeurt in aansluiting met de toegangsweg zodat conflicten met de recreanten zoveel mogelijk
7.1 Bestemmingsvoorschriften
De overdruk duidt een deel van de zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen aan die kan
worden vermeden. worden ingericht en gebruikt in functie van parkeergelegenheid.
7.2 Inrichtingsvoorschriften
De verharding van de parkeerplaatsen dient, voor zover technisch mogelijk, te worden uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding zoals elementverharding, grasdallen, grasraattegels, steenslag of een ander materiaal dat de infiltratie in de bodem maximaal verzekerd. De verharding van de ontsluitingswegen is vrij.
Voor elke 5 parkeerplaatsen moet minstens één laag- of hoogstamboom voorzien worden binnen deze zone, gelegen op de scheidingen tussen de parkeerstroken of tussen de parkeerplaatsen onderling. In zijn geheel is de beplanting over de ganse zone gelijkmatig gespreid, zodat een landschappelijke inpassing wordt gerealiseerd.
Artikel 8 Trage wegen (indicatieve aanduiding)
In verbinding tussen het woongebied en het aanpalende bosgebied is een trage wegverbinding voorzien in functie van recreatief medegebruik. Deze verbinding sluit aan op de ontsluitingsweg naast het voetbalterrein.
8.1 Bestemmingsvoorschriften
Deze zone vervult een verkeersfunctie voor niet-gemotoriseerd verkeer en dienstverkeer. Een verkeersfunctie als doorgaande wegverbinding is enkel toegestaan voor niet-gemotoriseerd verkeer.
De bestemming is aangeduid als een indicatieve lijn op het grafische plan.
Rond de groengebieden ten noorden en westen van de recreatiezone loopt een mountainbikeparcours dat toegankelijk is vanuit de recreatiezone.
8.2 Inrichtingsvoorschriften
De effectieve realisatie op het terrein kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is.
De zone heeft een breedte van maximum 3,00 m in functie van de realisatie van het lokaal
recreatief (o.a. mountainbikeparcours) en/of functioneel langzaam verkeer netwerk en kan over een breedte van max. 2,50 m verhard worden.
De verhardingen dienen aangelegd te worden in duurzame materialen. Ze worden aangelegd in functie van het comfort voor voetgangers en fietsers. Er dient, voor zover technisch mogelijk, een waterdoorlatende verharding gebruikt (losse of elementverharding).
Alle constructies in deze zone zijn verboden, met uitzondering van verlichtingsapparatuur, nutsvoorzieningen en straatmeubilair.
Deelgebied 2 Recreatiezone Valkstraat
Artikel 1 Zone voor recreatie
In deze zone wordt de gebouwde infrastructuur gebundeld en worden voorschriften voor de toegelaten gebouwen voorzien. De hoofdgebouwen dienen binnen een gegeven bouwkader te worden gerealiseerd, aansluitend bij de bestaande bebouwing, voor zover aanwezig. Binnen de zone wordt een beperkt aantal parkeerplaatsen toegestaan voor mensen met een verminderde mobiliteit en diensten.
1.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone is bestemd voor sport en recreatie en bijhorende infrastructuur, evenals voor infrastructuur voor activiteiten eigen aan de werking van jeugdverenigingen.
Het ruimtegebruik voor sport, recreatie en jeugd richt zich naar openluchtactiviteiten. Het oprichten van een zwembad of een sporthal is hier verboden.
Tijdelijke verblijfsrecreatie in het kader een activiteit van een jeugdvereniging (in de vorm van een kamp, weekend, …) wordt toegestaan.
De bestaande zendmast kan worden behouden.
1.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting van het gebied heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en oprichten van gebouwen en constructies in functie van de bestemming. Dit houdt ondermeer in: het oprichten van verenigingslokalen; cafetaria; vergaderlokalen; kleedruimtes; het inrichten van terreinen en constructies voor sport, recreatie en jeugd; het realiseren van de noodzakelijke toegangen;
ontsluitingen en het aanleggen van de nodige nutsvoorzieningen.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbuffer.
Alle hoofdgebouwen worden binnen het weergegeven bouwkader gebundeld. Daarnaast kunnen ook andere gebouwen in het bouwkader worden opgericht, voor zover de maximale terreinoppervlakte voor bebouwing, voor de zone A tot 750m² bij één enkele bouwlaag en tot 900m² bij twee bouwlagen en voor de zone B tot 750m², niet wordt overschreden. Aangezien het om bruto vloeroppervlakte gaat dient de nodige ruimte te worden voorzien in functie van de strengere normen EPB (energieprestatie regelgeving), toegankelijkheid, e.d. waardoor het nuttig gebruik van de ruimte gevoelig wordt terug gedrongen. De voorziene uitbreiding betreft geen indoor accommodatie maar noodzakelijke uitbreiding ter ondersteuning van de openlucht sportactiviteiten.
Los van het bouwkader kunnen bijgebouwen zoals bergruimten, dug-outs, schuilplaatsen en tribunes worden opgericht. Om een bundeling van gebouwen in het bouwkader na te streven wordt de oppervlakte aan gebouwen buiten het weergegeven bouwkader beperkt tot 400m² voor de zone A en 150m² voor de zone B.
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het bouwkader kunnen enkel parkeerplaatsen in functie van personeel en diensten of personen met een verminderde mobiliteit, het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot 10 per bouwkader (sport, jeugd, …) en dit behoudens de zone voor parking (overdruk) in de zone 1B.
1.2.1 Gebouwen en constructies
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het aangeduide bouwkader wordt minstens één hoofdgebouw opgericht in functie van verenigingslokalen, kleedruimten, cafetaria, sanitair, etc. Naast één of meerdere hoofdgebouwen kunnen ook bijgebouwen binnen het bouwkader worden gerealiseerd, voor zover de gezamenlijke maximale terreinoppervlakte per deelgebied niet overschreden wordt. Er wordt een onderscheid gemaakt tussen een bouwkader ‘A’ en een bouwkader ‘B’, deze zijn met de overeenkomstige letter op het grafische plan aangeduid.
Bouwkader ‘A’: gebouwen kunnen worden opgericht tot een maximum van 750m² gezamenlijke vloeroppervlakte voor de hoofdgebouwen bij realisatie van een gebouw met één enkele bouwlaag en tot 900m² gezamenlijke vloeroppervlakte voor de hoofdgebouwen bij realisatie van twee bouwlagen waarbij maximum 300m² kan worden gerealiseerd op de tweede bouwlaag.
Bouwkader ‘B’: gebouwen kunnen worden opgericht tot een maximum van 750m² gezamenlijke vloeroppervlakte voor de hoofdgebouwen met één of twee bouwlagen, waarvan bij een tweede bouwlaag maximum 250m² kan worden gerealiseerd op de tweede bouwlaag.
Bijgebouwen kunnen los van het weergegeven bouwkader binnen de recreatiezone worden geplaatst. De oppervlakte wordt hierbij beperkt tot een gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 400m² voor de deelzone A. Een tribune kan los van het weergegeven bouwkader binnen de deelzone A worden geplaatst, voor zover deze gekoppeld is aan het hoofdveld en binnen de gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 400m² is begrepen. Voor de deelzone B wordt de oppervlakte beperkt tot een gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 150m².
De integratie van de hoofdgebouwen wordt gerealiseerd door het uitwerken van één architecturaal geheel, zowel wat betreft volume, stijl als bouwmaterialen. Een zuinig ruimtegebruik geniet de voorkeur waarbij de integratie van de verschillende onderdelen voorop
Voor de voetbalterreinen aan de Valkstraat dient de huidige parking binnen de zone voor recreatie te verdwijnen vanaf het moment dat een nieuwe parking, te realiseren door middel van dit RUP, in gebruik is genomen. Het kan niet de bedoeling zijn dat beide parkeerzones blijven functioneren.
wordt gesteld.
Afmeting van de gebouwen en constructies
Voor zowel de sport- als voor de jeugdactiviteiten is het toegestaan om de hoofdgebouwen met maximaal twee bouwlagen te realiseren, waarvan een deel kan ingegraven worden in het maaiveld. De kroonlijsthoogte van de hoofdgebouwen bedraagt max. 6,60 m, de nokhoogte bij een hellend dak bedraagt maximaal 8,50 m. De dakvorm is vrij.
Bijgebouwen hebben één bouwlaag en een bouwhoogte van maximaal 3.50m, tribunes kunnen opgericht worden tot maximum 5,50 m bouwhoogte. De dakvorm is plat of hellend met een maximum helling van 20°.
Welstand van de gebouwen en constructies
Er moet gebruik gemaakt worden van duurzame materialen, esthetisch verantwoord en aangepast aan de omgeving.
1.2.2 Aanleg van het terrein
De verharding van de ontsluitingswegen binnen de zone is vrij. De delen van het terrein ingericht als toegang, laden en lossen, parking (beperkt tot zone voor parking in overdruk voor deelzone B) en sport- en speelterrein kunnen, voor zover technisch mogelijk, worden verhard met waterdoorlatende materialen in de vorm van een kunstgrasveld, losse verharding of elementverharding, behoudens verharde sportterreinen tot maximum 500m² voor specifieke sportbeoefening waarvoor een monolietverharding omwille van de technische vereisten is aangewezen (dus exclusief kunstgrasvelden). De plaatsing van deze specifieke terreinen gebeurt in aansluiting met de gebouwen, de inkomzone of de aanwezige verharde wegen.
Binnen de grenzen van de bestemmingszone wordt tevens voorzien in comfortabele fietsenstallingen die ingeplant worden bij de inkom van de hoofdgebouwen. Het totaal aantal staanplaatsen voor fietsen dient minstens evenveel te bedragen als het aantal autoparkeerplaatsen binnen het gebied.
Het deel van het terrein dat niet bebouwd, verhard is of niet ingericht is als sportveld of waterbuffer, dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden. Hierbij
kunnen bomenrijen en kleine landschapselementen worden behouden dan wel ontwikkeld.
Publiciteit
Publiciteit mag worden aangebracht op de gevelvlakken van de gebouwen tot maximum 50% per gevelvlak, voor zover er niet meer dan 1/3 van de gezamenlijke gevelvlakken wordt bedekt.
Publiciteitspanelen dienen naar het veld zelf te worden gericht. Voor het hoofdveld hebben de panelen een maximale hoogte van 7,00 m aan één zijde waarbij de hoogte van het publiciteitspaneel zelf maximaal 4,00 m bedraagt en een maximale hoogte van 4,00 m voor de overige zijden. Panelen langs de andere velden hebben een maximale hoogte van 1,20 m.
In de zone voor jeugdactiviteiten is geen publiciteit toegestaan.
Verlichting
Voor de verlichting van de gebouwen en terreinen zijn verlichtingspalen of lantaarns toegestaan met een maximale hoogte van 18,00 m voor de zone voor sport en een maximale hoogte van 6,00 m voor de zone voor jeugd. Bij de situering van de sportvelden en de plaatsing van de verlichtingspalen of lantaarns dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het omliggende openruimtegebied.
Vangnetten
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen.
Artikel 2 Zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen
In deze zone zijn slechts beperkte constructies toegestaan in functie van sportbeoefening (tot 50 m²). Doel is om de ruimte hier zoveel mogelijk open te houden in relatie met de bestaande open ruimte.
De bebouwde infrastructuur wordt dan zoveel mogelijk gebundeld
2.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone is bestemd voor openluchtterreinen voor sport, recreatie en jeugdactiviteiten en
in de zone voor recreatie.
Naast recreatieterreinen kan er waterdoorlatende verharding worden aangelegd voor parking en ontsluiting. Er is een overdruk voorzien op de locatie waar de parking dient te worden gerealiseerd.
bijhorende infrastructuur.
Gronden binnen de zone die niet in gebruik zijn als recreatieterrein kunnen een functie hebben als bouwvrij landbouwgebied.
Het oprichten van gebouwen is hier niet toegestaan tenzij schuilhokken en dug-outs.
2.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting van het gebied heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en oprichten van terreinen en constructies voor sport, recreatie en jeugdactiviteiten, het realiseren van de noodzakelijke toegangen, ontsluitingen en het aanleggen van de nodige nutsvoorzieningen.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbuffer.
2.2.1 Constructies
Constructies in functie van sportbeoefening, zoals vangnetten, schuilhokken, dug-outs en verlichtingspalen zijn toegelaten. Deze constructies zijn minstens aan één zijde grotendeels geopend. De maximale gezamenlijke oppervlakte van de constructies voor sportbeoefening en recreatie bedraagt 50m² per activiteit.
Het behoud en beperkte uitbreiding van de bestaande zendmast is toegestaan, voor zover de uitbreiding noodzakelijk is voor het optimaal functioneren van de zendmast.
Schuilhokken voor dieren zijn toegelaten onder volgende voorwaarden:
− een maximale oppervlakte van 30,00m²;
− een maximale bouwhoogte van 3,00m;
− het gebruik van hout is verplicht.
2.2.2 Aanleg van het terrein
De delen van het terrein ingericht als ontsluiting, parking, trage wegen, sport- en speelterrein kunnen, voor zover technisch mogelijk, worden verhard met waterdoorlatende materialen in de vorm van een kunstgrasveld, losse verharding of elementverharding. De aanleg van parkeerplaatsen in de zone is enkel toegestaan in dat deel van de zone met overdruk ‘parking’.
Het deel van het terrein dat niet verhard is of niet ingericht is als sport- en speelterrein of waterbuffer, dient als groene ruimte te worden aangelegd en als dusdanig onderhouden. Hierbij kunnen bomenrijen en kleine landschapselementen worden behouden dan wel ontwikkeld. Bij aanplantingen worden streekeigen en standplaatsgebonden plantensoorten gebruikt.
Publiciteit
Publiciteitspanelen langs de sportvelden hebben een maximale hoogte van 1,20 m en zijn gericht naar de velden zelf.
Verlichting
Voor de verlichting van de gebouwen en terreinen zijn verlichtingspalen of lantaarns toegestaan met een maximale hoogte van 18,00 m voor de zone voor sport en een maximale hoogte van 6,00 m voor de zone voor jeugd.. Bij de situering van de sportvelden en de plaatsing van de verlichtingspalen of lantaarns dient rekening gehouden te worden met het beperken van de lichthinder voor de omwonenden en het omliggende openruimtegebied.
Vangnetten
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen, eventueel in combinatie met een haag of bomenrij.
Artikel 3 Zone voor groenbuffer
Waar mogelijk wordt de landschappelijke integratie van de sport- en recreatieterreinen verbeterd door het voorzien van een groenbuffer
3.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
die in de smallere delen kan worden gerealiseerd onder de vorm van een haag. Omwille van de ecologisch waarde wordt het gebruik van streekeigen en standplaatsgebonden groen vooropgesteld.
De gronden zijn bestemd als bouwvrije groenzone en dienen als dusdanig te worden aangelegd met als doel de aangrenzende recreatiezone visueel af te schermen of landsschappelijk te integreren.
Indien de aangrenzende gronden van de ‘zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen’ een agrarisch gebruik hebben, kan de zone voor groenbuffer een bouwvrij agrarisch gebruik hebben.
Indien de aangrenzende gronden van de ‘zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen’
effectief ingericht zijn als sport- of recreatieterrein, dient de buffer verplicht te worden gerealiseerd.
3.2 Inrichtingsvoorschriften
De zone dient beplant te worden met streekeigen en standplaatsgebonden hoog- en laagstam bomen en struiken, al dan niet in combinatie met grazige stroken of ecologisch beheerde bermen (bv. bosgoed, hakhoutmengelingen, heestermassieven).
Op plaatsen waar de zone voor groenbuffer 3,00 m of minder breed is kan zone voor buffer worden gerealiseerd door het aanplanten van een haag of bomenrij zodanig dat een groenscherm ontstaat.
Op de kop van de voetbalvelden is het toegestaan achter de doelen vangnetten te plaatsen, eventueel in combinatie met een haag of bomenrij.
Het oprichten van constructies is niet toegestaan, met uitzondering van straatmeubilair, vangnetten en ondergrondse leidingen.
Binnen deze zone is het niet toegestaan om goederen en materialen, grondstoffen, afvalstoffen te stapelen en/of voertuigen te stallen.
Artikel 4 Zone voor wegenis
4.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone voor wegen, straten en voetwegen vervult een verkeersfunctie voor gemotoriseerd en niet gemotoriseerd verkeer.
.
4.2 Inrichtingsvoorschriften
Enkel constructies in overeenstemming met de bestemming zijn toegestaan zoals verlichtingsapparatuur, straatmeubilair, e.d.
Binnen de zone kunnen ondergrondse nutsleidingen aangelegd worden.
De breedte van de rijweg is maximaal 5,00 m.
De keuze voor het verharden van rijweg, fietspaden en parkeerstroken is vrij.
Artikel 5 Zone voor speelbos
Als buffering van de recreatiegebieden naar de R6, wordt er een zone voor speelbos voorzien. Tevens is dit bosgebied een compensatie voor de inname van bos elders in het plangebied.
5.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: bos
Het speelbos is een gebied met een ecologische en landschappelijke waarde. Het is bestemd voor
het behoud, de bescherming, het herstel en de ontwikkeling van het natuurlijk milieu en de landschappelijke kwaliteiten. Het gebied kan een open dan wel gesloten karakter hebben.
Recreatief medegebruik is toegelaten.
Het oprichten van gebouwen is niet toegestaan.
De inrichting van het gebied kan zowel gericht zijn op het aanplanten van bos, als het vrijwaren van open verruigde of grazige delen in functie van de aanwezige natuurwaarden of natuurbeheer.
Recreatief medegebruik is toegestaan in afstemming met de natuur- en landschapswaarden. Ter hoogte van de R6 bevindt een deel van de zone zich in de erfdienstbaarheidstrook waarvan het bouwvrije karakter dient gerespecteerd.
5.2 Inrichtingsvoorschriften
In het gebied kunnen tevens werken toegelaten worden in functie van de openstelling van het gebied en het gebruik als speelbos. Het betreft zowel de aanleg van onverharde wandelpaden als voorzieningen voor o.a. informatie, educatie (panelen) en spel.
Volgende handelingen en werken zijn toegelaten mits zij verzoenbaar zijn met de bestemming, de waardevolle kenmerken, het karakter en het gebruik van het gebied.
- alle werken en handelingen in functie van het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur of het landschap;
- de ontsluiting van het gebied wordt gerealiseerd met onverharde paden;
- het aanbrengen van voorzieningen voor o.a. informatie, educatie, spel en recreatief medegebruik (o.a. zitbank) voor zover geen vaste constructies voor sport en spel worden opgericht.
- het wijzigen van het reliëf van de bodem met het oog op het behoud, het herstel of de ontwikkeling van de natuur, het landschap of het recreatief medegebruik ervan; de aanvraag dient gemotiveerd te zijn;
- het kappen, rooien of aanplanten van struiken, alleenstaande bomen, bomenrijen, struwelen, houtkanten en bos, het voorwerp van de aanvraag moet opgenomen zijn in een, door de bevoegde overheid goedgekeurd, natuur- of bosbeheersplan en moet gemotiveerd zijn;
Artikel 6 Zone voor bos
De twee recreatiezones worden doorheen het bosgebied met elkaar verbonden in functie van wederzijds gebruik van de sport- en recreatie infrastructuur. Het typevoorschrift voor gewestelijke RUP’s werd hier overgenomen, het betreft hier het behoud van de gewestplanbestemming ‘bosgebieden’.
6.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: bos
Het gebied is bestemd voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van bos, waarbij het recreatief medegebruik een ondergeschikte functie is.
Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor de aanleg, het beheer en de inrichting van bos zijn toegelaten.
Alle werken, handelingen en wijzigingen voor de instandhouding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk milieu en de landschapswaarden zijn toegelaten.
Voor zover de ruimtelijk-ecologische draagkracht van het gebied niet wordt overschreden, zijn de volgende werken, handelingen en wijzigingen eveneens toegelaten:
− het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur, gericht op het al dan niet toegankelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medegebruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer;
− het herstellen, heraanleggen of verplaatsen van bestaande openbare wegen en nutsleidingen.
Bestaande openbare wegen en nutsleidingen kunnen verplaatst worden voor zover dat noodzakelijk is voor de kwaliteit van het leefmilieu, het herstel en de ontwikkeling van de natuur en het natuurlijke milieu, de openbare veiligheid of de volksgezondheid.
Artikel 7 Parking (overdruk)
Er wordt een overdruk aangebracht om aan te duiden in welk deel van de zone voor recreatie / openlucht sport- en recreatieterreinen kan worden geparkeerd. De realisatie ervan gebeurt in aansluiting met de toegangsweg zodat conflicten met de recreanten zoveel mogelijk worden vermeden. De huidige parking aan de voetbalterreinen binnen de zone voor recreatie dient te verdwijnen vanaf het moment dat een nieuwe parking, te realiseren door middel van dit RUP, in gebruik is genomen. Het kan niet de bedoeling zijn dat beide parkeerzones blijven functioneren.
7.1 Bestemmingsvoorschriften
De overdruk duidt een deel van de zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen aan die kan worden ingericht en gebruikt in functie van parkeergelegenheid.
7.2 Inrichtingsvoorschriften
De verharding van de parkeerplaatsen dient, voor zover technisch mogelijk, te worden uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding zoals elementverharding, grasdallen, grasraattegels, steenslag of een ander materiaal dat de infiltratie in de bodem maximaal verzekerd. De verharding van de ontsluitingswegen is vrij.
Artikel 8 Bomenrij (indicatieve aanduiding)
Bomenrijen worden gebruikt om een coulisselandschap te creëren en de verschillende ‘recreatiekamers’ in te passen in de omgeving.
8.1 Bestemmingsvoorschriften
De bomenrij dient een transparant groenscherm te vormen met als doel de realisatie van een
‘coulisselandschap’ en te zorgen voor de landschappelijke integratie van de recreatiezone.
De bestemming is aangeduid als een indicatieve lijn op het grafische plan.
8.2 Inrichtingsvoorschriften
De effectieve realisatie op het terrein kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is. Daarbij is er afstemming met de landbouwactiviteiten op de aanpalende percelen voor zover relevant, waardoor een gemotiveerde afwijking van de voorop gestelde planafstand is toegestaan
De bomen dienen inheemse en steekeigen hoogstambomen te zijn met een minimale stamomtrek van 16/18. De plantafstand tussen de bomen bedraagt tussen de 10,00 en 20,00 m. Zogenaamde pioniersgewassen zijn niet toegestaan.
De onderbegroeiing dient te bestaan uit heesters, struiken of grazige bermen.
Indien een boom uit de bomenrij wegvalt (ziekte, beschadiging, rooien,…) dient deze te worden vervangen door een nieuw exemplaar.
Artikel 9 Ontsluiting mechanisch verkeer (indicatieve aanduiding)
9.1 Bestemmingsvoorschriften
Deze zone vervult een verkeersfunctie voor gemotoriseerd verkeer ter ontsluiting van de zone voor recreatie en de bestaande zendmast in de zone voor openlucht sport- en recreatieterreinen.
De bestemming is aangeduid als een indicatieve lijn op het grafische plan.
9.2 Inrichtingsvoorschriften
De effectieve realisatie op het terrein kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is.
De ontsluitingswegen worden verhard met een maximale breedte van 4,00m.
De verharding dient, voor zover technisch mogelijk, te worden gerealiseerd in een waterdoorlatende losse of elementverharding.
Binnen deze zone geldt een bouwverbod.
Artikel 10 Trage wegen (indicatieve aanduiding)
10.1 Bestemmingsvoorschriften
Deze zone vervult een verkeersfunctie voor niet-gemotoriseerd verkeer en dienstverkeer. Een verkeersfunctie als doorgaande wegverbinding is enkel toegestaan voor niet-gemotoriseerd verkeer.
De bestemming is aangeduid als een indicatieve lijn op het grafische plan.
10.2 Inrichtingsvoorschriften
De effectieve realisatie op het terrein kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is.
De zone heeft een breedte van maximum 3,00 m in functie van de realisatie van het lokaal recreatief en/of functioneel langzaam verkeer netwerk en kan over een breedte van max. 2,50 m verhard worden.
De verhardingen dienen aangelegd te worden in duurzame materialen. Ze worden aangelegd in functie van het comfort voor voetgangers en fietsers. Er dient, voor zover technisch mogelijk, een
waterdoorlatende verharding gebruikt (losse of elementverharding).
Alle constructies in deze zone zijn verboden, met uitzondering van verlichtingsapparatuur, nutsvoorzieningen en straatmeubilair.
Deelgebied 3 Hagelstein
Artikel 1 Zone voor gemeenschapsvoorzieningen
Het deelgebied Hagelstein krijgt deze bestemming om de bestaande jeugdlokalen en de gemeenschapszaal juridische zekerheid te bieden. Het geheel vormt een onderdeel van de lokale leefgemeenschap in aansluiting met het gebied voor gemeenschaps- voorzieningen waarin de aangrenzende school Hagelstein gelegen is.
1.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: gemeenschaps- en nutsvoorzieningen
De zone is bestemd voor voorzieningen die kaderen binnen de taakstelling van de overheid. De bestemming heeft betrekking op functies van openbaar nut op het vlak van recreatie, onderwijs, cultuur, educatie en jeugdactiviteiten. Tevens is de zone bestemd voor de aanleg van de openbare weg ‘Patersweg’.
De bestaande gebouwen krijgen tot 50% uitbreidingsmogelijkheden, de impact op de omgeving wordt echter beperkt door de kroonlijsthoogte te beperken tot 4,00 m, de nokhoogte te beperken tot 6,50 m en de 45° regel toe te passen.
De bouwvrije zone voor het gebouw moet minstens 10m bedragen ten einde de parkeermogelijkheden maximaal te kunnen benutten en op piekmomenten van de schoolspits enkele bussen van de Lijn te kunnen stallen, waarvoor er op de Berlaarbaan onvoldoende
1.2 Inrichtingsvoorschriften 1.2.1 Gebouwen en constructies
Constructies en gebouwen kunnen opgetrokken worden voor zover zij aansluiten bij het karakter van de zone. Een zuinig ruimtegebruik geniet hierbij de voorkeur waarbij de integratie van de verschillende onderdelen wordt voorop gesteld. Dit zuinig ruimtegebruik uit zich tevens door een maximale benutting en verdichting van de beschikbare oppervlakte.
Bestaande gebouwen kunnen maximaal 50% uitbreiden, het optrekken van nieuwe vrijstaande gebouwen is niet toegestaan De afstand tot de perceelsgrens is minstens gelijk aan de kroonlijsthoogte van het gebouw. Grenzend aan het openbare domein dient er een bouwvrije strook van minimaal 10,00 m te worden gerespecteerd.
ruimte is in overeenstemming met de verkeersveiligheid. Het is toegestaan om hoofdgebouwen met maximaal twee bouwlagen te realiseren, waarbij de kroonlijsthoogte van de hoofdgebouwen max. 6,60 m bedraagt en de nokhoogte bij een hellend dak maximaal 8,50 m bedraagt. De dakvorm is vrij, dakuitbouwen worden niet toegestaan. Indien een plat dak wordt gerealiseerd, wordt dit bij voorkeur afgewerkt met een groendak.
De afstand van de gebouwen tot de perceelsgrens is minimaal gelijk aan de bouwhoogte.
Er moet gebruik gemaakt worden van duurzame materialen, esthetisch verantwoord en aangepast aan de omgeving.
Constructies zoals speeltoestellen, sportinfrastructuur, straatmeubilair, etc. kunnen worden opgericht tot een maximale totale oppervlakte van 150,00 m² voor de gehele zone.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbuffer.
1.2.2 Aanleg van het terrein
Delen van de zone kunnen worden verhard in functie van ontsluitingswegen, paden, parking en recreatievelden. Maximaal 50 % van de zone kan worden verhard, inclusief bebouwing en constructies.
De aanleg van een parking dient zoveel mogelijk te gebeuren in aansluiting bij het openbare domein. Voor zover om technische en milieuredenen mogelijk, worden parkeerplaatsen in een waterdoorlatende verharding uitgevoerd zoals grasdallen of grasraattegels, de keuze van verharding voor de ontsluitingswegen is vrij.
De aanleg van paden en recreatievelden dienen te worden uitgevoerd in een waterdoorlatende verharding, een losse of elementverharding.
Voor de aanleg van de openbare weg ‘Patersweg’ is de keuze voor het verharden van rijweg, fietspaden en parkeerstroken vrij; voetpaden worden aangelegd in betontegels, betonstraatstenen of andere kleinschalige materialen. De breedte van de rijweg is maximaal 6,00 m.
Delen die niet worden verhard of niet worden ingericht als waterbuffer, dienen een groene invulling te krijgen als groene ruimte. Minimum 40% van het terrein dient te worden ingericht als
groene ruimte.
Artikel 2 Zone voor groenbuffer
Waar mogelijk wordt de landschappelijke integratie van de gemeenschapsvoorzieningen verbeterd door het voorzien van een groenbuffer. Omwille van de ecologisch waarde wordt het gebruik van streekeigen en standplaatsgebonden groen vooropgesteld.
2.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: gemeenschaps- en nutsvoorzieningen
De gronden zijn bestemd als bouwvrije groenzone en dienen als dusdanig te worden aangelegd met als doel de aangrenzende ‘zone voor gemeenschapsvoorzieningen’ visueel af te schermen of landsschappelijk te integreren.
2.2 Inrichtingsvoorschriften
De zone dient beplant te worden met haagplanten of met streekeigen en standplaatsgebonden hoog- en laagstam bomen en struiken.
Het oprichten van constructies is niet toegestaan, met uitzondering van ondergrondse leidingen.
Binnen deze zone is het niet toegestaan om goederen en materialen, grondstoffen, afvalstoffen te stapelen en/of voertuigen te stallen.
Artikel 3 Bouwvrije zone voor ruiming waterloop
De waterloop krijgt voldoende ruimte voor onderhoud en retentie van water.
3.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: lijninfrastructuur
De zone vervult een functie met betrekking tot de noodzakelijke ruiming van de waterloop.
Alle constructies, behoudens deze in functie van het beheer van de waterloop, zijn hier verboden.
In aansluiting met de zone voor waterloop kan tevens een retentiezone worden uitgewerkt voor de tijdelijke buffering van overtollig oppervlaktewater. De werken en constructies die hiervoor noodzakelijk zijn, kunnen worden gerealiseerd.
3.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting is in overeenstemming met de noodzakelijke ruimings-, onderhouds- en herstellingswerken aan de waterloop en voor het spreiden van de ruimingsproducten. Hiertoe dient langs beide zijden van de waterloop een strook met een breedte van 5m (landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop) vrijgehouden. Alle reliëfwijzigingen zijn verboden binnen deze strook, behoudens deze die ingegeven zijn door het beheer van de waterloop en de uitbouw van een retentiezone voor de tijdelijke buffering van overtollig oppervlaktewater.
Verhardingen, leidingen en constructies binnen deze strook dienen bestand te zijn tegen het overrijden van machines.
Afsluitingen dienen op een afstand van minimaal 1,00 m vanaf de kruin van de waterloop worden geplaatst. Afsluitingen langsheen de waterloop mogen niet hoger zijn dan 1,50m.
Het aanplanten van bomen dient op een plantafstand van 5m (landinwaarts gemeten vanaf de kruin van de waterloop) te gebeuren.
Artikel 4 Bomenrij (indicatieve aanduiding)
Langsheen de beek wordt aan de landschappelijke integratie van het terrein gewerkt door de aanvulling van de bestaande bomenrij
indicatief aan te geven.
4.1 Bestemmingsvoorschriften
De bomenrij dient een transparant groenscherm te vormen met als doel te zorgen voor de landschappelijke integratie van de zone voor gemeenschapsvoorzieningen.
De bestemming is aangeduid als een indicatieve lijn op het grafische plan.
4.2 Inrichtingsvoorschriften
De effectieve realisatie op het terrein kan verschoven worden t.o.v. de aanduiding op het grafisch plan, indien dit ruimtelijk verantwoord is. Daarbij is er afstemming met de landbouwactiviteiten op de aanpalende percelen, waardoor een gemotiveerde afwijking van de voorop gestelde planafstand is toegestaan
De bomen dienen inheemse en steekeigen hoogstambomen te zijn met een minimale stamomtrek van 16/18. De plantafstand tussen de bomen bedraagt tussen de 10,00 en 20,00 m. Zogenaamde pioniersgewassen zijn niet toegestaan.
De onderbegroeiing dient te bestaan uit heesters, struiken of grazige bermen.
Indien een boom uit de bomenrij wegvalt (ziekte, beschadiging, rooien,…) dient deze te worden vervangen door een nieuw exemplaar.
Deelgebied 4 Recreatiezone OLV-Waver
Artikel 1 Zone voor recreatie
In deze zone wordt de gebouwde infrastructuur gebundeld en worden voorschriften voor de toegelaten gebouwen voorzien. De hoofdgebouwen dienen binnen een gegeven bouwkader te worden gerealiseerd, aansluitend bij de bestaande bebouwing, voor zover aanwezig. Binnen de zone wordt een beperkt aantal parkeerplaatsen toegestaan voor mensen met een verminderde mobiliteit en diensten.
1.1 Bestemmingsvoorschriften
Categorie van gebiedsaanduiding: recreatie
De zone is bestemd voor sport en recreatie en bijhorende infrastructuur, evenals voor infrastructuur voor activiteiten eigen aan de werking van jeugdverenigingen.
Het ruimtegebruik voor sport, recreatie en jeugd richt zich naar openluchtactiviteiten. Het oprichten van een zwembad of een sporthal is hier verboden.
Tijdelijke verblijfsrecreatie in het kader een activiteit van een jeugdvereniging (in de vorm van een kamp, weekend, …) wordt toegestaan.
1.2 Inrichtingsvoorschriften
De inrichting van het gebied heeft betrekking op het in stand houden, uitbreiden en oprichten van gebouwen en constructies in functie van de bestemming. Dit houdt ondermeer in: het oprichten van verenigingslokalen; cafetaria; vergaderlokalen; kleedruimtes; het inrichten van terreinen en constructies voor sport, recreatie en jeugd; het realiseren van de noodzakelijke toegangen;
ontsluitingen en het aanleggen van de nodige nutsvoorzieningen.
Binnen de zone kunnen maatregelen worden genomen voor het voorzien en de uitbouw van een kleinschalige waterzuivering en een waterbufferbekken.
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het bouwkader kunnen
Alle hoofdgebouwen worden binnen het weergegeven bouwkader gebundeld. Daarnaast kunnen ook andere gebouwen in het bouwkader worden opgericht, voor zover de maximale terrein- oppervlakte voor bebouwing, dit is 900m², niet wordt overschreden.
Los van het bouwkader kunnen bijgebouwen zoals bergruimten, dug-outs, schuilplaatsen en tribunes worden opgericht. Om een bundeling van gebouwen in het bouwkader na te streven wordt de oppervlakte aan gebouwen buiten het weergegeven bouwkader beperkt tot 400m².
enkel parkeerplaatsen in functie van personeel en diensten of personen met een verminderde mobiliteit, het aantal parkeerplaatsen wordt beperkt tot 10 per bouwkader (sport, jeugd, …).
1.2.1 Gebouwen en constructies
Op het grafische plan is een bouwkader in overdruk aangeduid. Binnen het aangeduide bouwkader wordt minstens één hoofdgebouw opgericht in functie van verenigingslokalen, kleedruimten, cafetaria, sanitair, etc. Naast één of meerdere hoofdgebouwen kunnen ook bijgebouwen binnen het bouwkader worden gerealiseerd, voor zover de gezamenlijke maximale terreinoppervlakte niet overschreden wordt.
Bouwkader : gebouwen kunnen worden opgericht tot een maximum van 900m² gezamenlijke vloeroppervlakte voor de hoofdgebouwen, waarvan maximum 300m² kan worden gerealiseerd op de tweede bouwlaag.
Bijgebouwen kunnen los van het weergegeven bouwkader binnen de recreatiezone worden geplaatst. De oppervlakte wordt hierbij beperkt tot een gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 400m². Een tribune kan los van het weergegeven bouwkader worden geplaatst, voor zover deze gekoppeld is aan het hoofdveld en binnen de gezamenlijke maximale terreinoppervlakte van 400m² is begrepen.
De integratie van de hoofdgebouwen wordt gerealiseerd door het uitwerken van één architecturaal geheel, zowel wat betreft volume, stijl als bouwmaterialen. Een zuinig ruimtegebruik geniet de voorkeur waarbij de integratie van de verschillende onderdelen voorop wordt gesteld.
Afmeting van de gebouwen en constructies
Het is toegestaan om hoofdgebouwen met maximaal twee bouwlagen te realiseren, waarvan een deel kan ingegraven worden in het maaiveld. De kroonlijsthoogte van de hoofdgebouwen bedraagt max. 6,60 m, de nokhoogte bedraagt bij een hellend dak maximaal 8,50 m. De dakvorm is vrij. Het oprichten van een open afdak (geen zijwanden) bevestigd aan het hoofdgebouw is toegestaan.
Bijgebouwen hebben één bouwlaag en een bouwhoogte van maximaal 3.50m, tribunes kunnen opgericht worden tot maximum 5,50 m bouwhoogte. De dakvorm is plat of hellend met een