• No results found

Sint-Katelijne-Waver dialect

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "Sint-Katelijne-Waver dialect"

Copied!
22
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Sint-Katelijne-Waver dialect

Sint-Katelijne-Waver wordt gesproken in Sint Katelijne Waver. Dit woordenboek Sint-Katelijne-Waver bevat 93 gezegden, 995 woorden en 6 opmerkingen.

93 gezegden

∙ 't Is in orde - Tis in de zjakos

∙ Arm maar Proper - Erm maa Proper

∙ Binnenkort - Strèk en fleus

∙ Dan zijt ge al lang overleden - dan smaaten ze mee aa biëne

∙ Dat blijft allemaal hetzelfde - Toet mem sjoos

∙ dat gaat vanzelf - as eu fleuke van ne cent

∙ Dat kan ik niet betalen - Dat kan mijnen bruine niet trekken

∙ dat laat ik niet begaan - maan zip ja

∙ dat proeft naar aarde - da smokt na jeir

∙ De borst geven - Een mèm geven

∙ Die van Nieuwendijk - Die van den daak

∙ Die zijn beste maatjes - 't Is allemaa koek iênen diêg

∙ Die zit op een goede weide - Diê zit oep eun goei waa

∙ Doe dit nu goed - Doe da na tegoei

∙ Doodop : genoeg van iets hebben - Zo muug als kaa pap

∙ Door de deur door - Deu de deu deu

∙ Een fluitje van een cent - Eu fleuke va ne cent

∙ Een grondstuk met wortelen - Een plek weutelen

∙ Een ijsje van bij Van Dessel - Ne kreimeglas van baa de Joppe

∙ Een ingebeelde ziekte - Het Sintemedunkt hebben

∙ Een kind dat begint te wenen - Haa zét zaan sirein oep

∙ Een onaangename geur hebben - ge stinkt nae de rotte pest

∙ Een slag in je gezicht hebben? - Nen toek oep aa bakkes kraage?

∙ Een treinkaartje Mechelen heen en terug - Ne koepon naa Mechelen oem en troem

∙ Ge krijgt het onder geen voorwendsel - Ge krègt het nie al ginde oep aave kop staan

∙ Geen centen hebben - Giêne nagel veu zaa gat te krabbe

∙ Gek zijn doet geen pijn maar - Zot zaan doe giê ziêr maar tjukt een bekke

∙ Gij zegt zo maar wat - Gaa zegt zoê maa iêt

∙ Grote mond en een klein hartje - Groêt bakkes en eu klaa hétteke

∙ Hard Regenen - Aa waave reigene

∙ Hard werken - Zaane nikkel afdroêje

∙ heel hard regenen - aa waave reigenen

∙ Heel hard vriezen - de kassaastiênen vrieze omoog

∙ Hij heeft het moeilijk gehad - Hij heeft zijne pere gezien

∙ Hij heeft het zitten..hij is het slachtoffer - Haa heiged zitte haa heiged aan zaan fles

∙ Hij heeft ze niet alle vijf - Haa hei ze ni alle vaaf / Haa is een vaas kwaat

∙ Hij is het niet waard - Haa is het ni weit

∙ Hij is kaal - Hij is door zijn haar gegroeid

∙ Hij is vasthoudend - Assem iet in zaane kop hei dan heitem het oêk in zaa gat

∙ Houd uw mond - Heuft aa bakkes

∙ Houd uw mond - Hod aa bakkes

∙ Huwelijk afkondiging in de kerk - Van de preekstoel vallen

∙ Iedereen - Jan en klein Peerke

∙ Iemand arm eten - Iemand doêre van zaane kop frétte

(2)

∙ Iemand foppen - Iemand om sikkelzaad sturen

∙ Iets proper maken - iet oepkeusse

∙ Ijs dat niet draagt - Kelderaas

∙ ik ben dat zo beu als koude pap - 'k zén da zoê muug as kaa pap

∙ Ik geloof er niets van - Kgeluuf er giên dèm van

∙ In Onze Lieve Vrouw Waver slaan ze op de tafel zodat de glazen ervan daveren (en als ze dan naar de rechtbank moeten gaan hebben ze niets gedaan) - In Wauver slauge z'oep taufel dat de glauze dervan dauvere (en asse dan nau't tribenaul mutte gaun hemme ze niks gedaun)

∙ In welke straat - In de wizze weizestraat

∙ ingebeelde ziekte - sintemedunkt hemme

∙ ja of neen - aare of joeng

∙ Je laten doen - Oep oeve kop late schaate of de kijs van oeven boterham laten halen

∙ Jij mag drie keer raden - Gaa meugt draa kiêre groeie

∙ Lange Tenen hebben - Lange tiêne hemme

∙ Loop naar de pomp - Lupt naa de poemp

∙ luie vrouw - loje zjo

∙ Maria had het koud Maria had het heel koud - Mie haa kaa Mie haa braa kaa

∙ Met de geit naar de bok gaan - Mee de gaat naa den boek gaan

∙ Met een drinkbus gaan werken - Mee nen bidon naa twerk

∙ Met gans zijn hebben en houden - mee giêl zaane sante boetiek

∙ Met heel zijn hebben en houden - Mee hiêl zaane batteklang

∙ Mijn vrouw - Die van ons

∙ Niet veel goesting hebben bij het eten - Mee lange tanne ete

∙ Niets van - Zjatte en talloore

∙ ooit van mijn leven - vanjeleive

∙ Op een kaal hoofd staat geen haar - Oep ne plekkop sta giên haar

∙ Op het kerkhof - Bij sjeille

∙ Oud jaar, nieuwe jaar twee koeken is een paar 'k wens je een gelukkig nieuwjaar - Aad jaar Nief jaar twiê koeken is eu paar kwèns aa ne gelukkige nievejaar

∙ Oude jonge dochter - Aa joenge dochter

∙ oude koeien uit de gracht sleuren - aa kuujen oêt de grècht sleure

∙ Oudjaar liedje - Hoêg hoês liêg hoês da zit eun gierege pin in hoês

∙ Oudjaar liedje - Nievejaarke zoete ons vérke ei vier voeten en ne sjeit is da giêne nievejaar weit

∙ persoon die niet goed ziet - gaa se scheilen otter

∙ Regenval rond Pinksteren - Het reigent kole

∙ Ruzie maken / zoeken - Boel maken / zoeken

∙ Stapelgek - Zo zot als leuven foor

∙ te veel gedronken - eu stuk in zaan zip

∙ tegenslag verwerken - aa kas oepfrête

∙ van hier naar daar - van jut naar jeir

∙ Veel gescheer en weinig wol - Veul gescheir en waaneg wol

∙ Vijgen na Pasen - Vaage na Paase

∙ Vlekken in het gezicht - een oepgedreust gezicht

∙ Vroeger hadden de kinderen snotneuzen, nu hebben de snotneuzen kinderen - Vruuger hadde de kindere snotneuze, naa hemme de snotneuze kindere

∙ Waar ben jij grootgebracht, een bos verder als jij - Waa zédde gaa groêtgebroecht, eun bos vedder as gaa

∙ Wat een eigenaardige man ben jij - Wa ne kleudde zédde gaa

∙ Wat ga je later worden .? - Strontraper achter den elektieken traan

∙ Ze is niet erg werkzaam - Zaa is een leuj zjoo

∙ Zo dronken als een zwitser - Zoê zat as ne zwitser

∙ Zo dronken als wat - Zoê zat as eun kanon

∙ Zoals de ouderen zongen zo zingen de jongen - Gelèk as daa zoengen zo zingen de joenge

(3)

∙ Zwarte sneeuw zien - Zwétte snie zien

995 woorden

∙ (Weekschild) kevers - Paterkes

∙ Aaien - struëkelen

∙ Aal - Beir

∙ Aalkar - Beirkaar

∙ Aanhang - Annekesnest

∙ Aanrecht - Poembak

∙ Aanrecht - poempbak

∙ Aansteker - Brikèt

∙ Aardappelen - Patate

∙ Aardappelen - Petette

∙ Aardappelen Aanaarden - Petètte aanjeire

∙ Aardappelen met ajuinsaus - Petteten mee zuur saas

∙ Aardappelen rooien - Petette steke

∙ Aardappelmesje - Petèttemèske (een) ne petattescheller

∙ Aardappelpuree - Stoemp

∙ Aardbei - Jeirbees

∙ Aarde, grond - Jeir

∙ Aardeweg - Jeirweg

∙ Accijnzen - Dakzaanze

∙ Achterdeur - Achterdeu

∙ achterkant onderbeen (spieren) - broë

∙ Adem - Aasem

∙ Ademen - Aaseme

∙ Afgeroomde vetloze melk - Loer

∙ Afgeroomde vetloze melk - Loor

∙ Afloop - Moozegoot

∙ Ajuin - Ajoên

∙ Alfons - Fokke

∙ Alfons - Fonne

∙ Alois - Wieze

∙ Anjer - Zjenoffel

∙ Apotheek - Apeteek

∙ Apotheker - Apeteker

∙ Arm - Eirm

∙ Armen - Erme

∙ Asperge - Aspegge

∙ Asperge - Aspezze

∙ Auto - Otto

∙ Averechts - Eiveréks

∙ Azijn - Azaan

∙ Baard - Baad

∙ Bakfiets - Triporteur

∙ Bakharing - Boekserink

∙ Bal - botter

∙ Balpen - Bik

∙ Bang - Vervij

∙ Bangerik - bliêkscheiter

∙ Bed (planten-, groentebed) - Gewent

(4)

∙ Bedelen (om eten) - Giezen

∙ Bedorven - Bedeurve

∙ Bedrag - Soem

∙ Beenhouwer - Biênhaaver

∙ beerbak - béirbak

∙ Beerkar - Beirkaar

∙ Beerzel - Bjeizel

∙ Beet - Biêt

∙ Beetje - Bèkke

∙ beetje - bikke of bekke

∙ Beetje (een) - Bekke (een)

∙ Begijnendijk - Begaanendaak

∙ Beitel - baatel

∙ Bejaardentehuis - Aapeekeshoues

∙ Benen - Biêne

∙ Benzine - Naft

∙ Benzinepomp - Naftpoemp

∙ Berghok onder trap - Spin

∙ Berichtenbesteller - Deepeischedrager

∙ Berlaar - Balder

∙ Beroerte - Geroktaat

∙ Betaald - Beteuld

∙ Bevroren - Bevrooze

∙ Bewegen - Boegère

∙ Bezen - Sikskes

∙ Bh - Soetien

∙ Bij - Bie

∙ Bij - Bieke

∙ Bijna - Bediejeme of bedieme

∙ Bijna - Bekanst

∙ Biscuit - Gato

∙ Blaasinstrument - Tuuter

∙ Blaffen - Basse

∙ Blauw - Blaat

∙ Blauw oog - Blaa oeg

∙ Blauw oog - Blaa sjiek

∙ Blindedarm - Appaandesit of appandesit

∙ Blootsvoets - Bèrrevoets

∙ Blootvoets - Bérrevoets

∙ Boekentas - kalpijn

∙ Bokkenrijder - Bokkeraajer

∙ Bom - Boem

∙ Boodschap - Kommisse

∙ Boodschappentas - Netzak

∙ Boom - Boêm

∙ boompje - bjeumeke

∙ Boontjes - Bunkes of buntjes

∙ Bord - Telloor

∙ Bornem - Beurrem

∙ borreltje (voor slapen gaan) - slaapmuts (ke)

∙ Borstel - Beustel

∙ Borsten - Beuste / Memme / Teitte

∙ Boterham - Bo

(5)

∙ Bottelen - Oep flesse trekke

∙ Bouw - Baa

∙ Braakland - Vogelwaa (vogelwei)

∙ Brabbelaar - Broebeleir

∙ Brabbelen - Broebelen

∙ Braden - Broîen

∙ breed, groot (kleding) - vlok (te)

∙ Broekzak - Tès

∙ Bruine suiker - Broane soaker

∙ Buitenspel (in voetbal) - Hofzaad of ofzaad

∙ Café - Staminé

∙ Café - Stammenee

∙ Cassis - Zwétte beze

∙ Centrale verwarming - Sjofaas

∙ chiechrei - pardaf

∙ Chocolade - Sjokolat

∙ chocomelk - sjokolattekaffe

∙ chrisanten - krisantijmen

∙ Confituur - Gelaa

∙ Confituur - Spaas

∙ Cow Boy - Kabuuj

∙ Dak - Dék

∙ Dakgoot - Kornis

∙ Damesoverjas - Paltoo

∙ Dampen - Doempe

∙ Darm - Derm

∙ Darmen - Deirme

∙ Das - Plastron

∙ Dat het heel veel pijn deed - Dat ' t koechte

∙ Dauw - Daa

∙ De Ardennen - Dardennen

∙ De Brede Heide - De Briê Haa

∙ De nieuwendijk - Dendaak de nievendaak

∙ De stad Mechelen - Koekemechelen

∙ Deel - Diêl

∙ Deken - Seuzze

∙ Dekkleed - Basch

∙ Delen - Diêle

∙ Denken - Paaze

∙ Denneappel - Tots

∙ Dertien - Déttien

∙ Die van Katelijne-Centrum - Die van Kattelane

∙ Diepvries - Frigoo

∙ Dieren - Biêste

∙ Dierentuin - Zollozie

∙ Digestie - Overfrét

∙ Dijle - Deil

∙ Dikke onregelmatig gevormde tomaat - Boenk

∙ Dikkop - Pompeloereke

∙ Dinsdag - Deistag

∙ Diploma - Diplom

∙ Dippen - Soppe

∙ Doe voort - Doe veut

(6)

∙ Doel - Gool

∙ Doelman - Kipper

∙ Dokter - Doktoor

∙ Dolk - Slekkesteker

∙ Dom - Loemp

∙ Dommerik - Loemperik

∙ Domoor - Stoemerik

∙ Doopsuiker - Kinnekeskak

∙ Doordraaien - Deudroêje

∙ Dorpel - Deurpel

∙ dorsen - deusse

∙ Dorst - Deust

∙ Drie - Draa

∙ Driekleur - Draakleur

∙ Drinkbus - Bidon

∙ Drinken - Zwadderen

∙ Drogredenen - Serrefetuten

∙ Dronken - Eu stuk in zaan kloeëte

∙ Dronken - Eun stuk in zaane frak

∙ Dronken praat - Ziêveren

∙ droog - druug

∙ Duiven opleren - Doêve lappe

∙ Duizend - Duzend

∙ Duwen - Daave

∙ Dwarsvoor aan de kant van een veld - Kantsnee

∙ Dwarsvoor aan de kant van een veld - Veuddel, veuddelvoor

∙ Dweil - Dwaal

∙ Dweil - Oepneemvod

∙ Echtgenote - Die van ons

∙ Eclaire - sjoeke

∙ Een - Nul - Iên - Bros

∙ een ei - een aar

∙ Een groot stuk of een klein stuk - Eu groêt of eu klaan

∙ een kinderwagen - nen boegie

∙ Een scheldwoord - Schiêve beddebak

∙ Eenjarig - Iênjaareg

∙ Eenvoudig - Sumpel

∙ Eigenaar - Aageneir

∙ Eindmeet - Streep

∙ Electriciteit - Ellentrik

∙ Elf - Eulf

∙ Elzestraat - Delsstraat

∙ Elzestraat - Delzestraat

∙ emmer - ieëmer

∙ emmer - iêmer

∙ Enkel - knoesel

∙ erwten - eite

∙ erwtrijs - étraas

∙ eten en drinken - éte en drinke

∙ eten en drinken - freitte en zoêppe

∙ Eugeen - Zjeine

∙ Eventjes - Efkes

∙ Eventjes - Rezzekes

(7)

∙ Feestmaal van een vereniging - Teire

∙ Fier - Oeëvejeirig

∙ Fiets - Vloo

∙ Fietsstuur - Giedon

∙ Fopspeen - lods

∙ Fopspeen - Tutter

∙ Foto - Petret

∙ Foto - Portret of potret

∙ Foto-apparaat - Petrettentrekker

∙ Fotograaf - Petrettentrekker

∙ Fout (in voetbal) - Fool

∙ Frame (van een fiets) - Kaader

∙ Frankrijk - Frankraak

∙ Fret, bunzing - Fis

∙ Frites - Frut

∙ Fritjes met biefstuk - Frut mee bufsteek

∙ Frituur - Frutkot

∙ Gaan Feesten - Gaan Teire

∙ gaar - meurreg

∙ Gareel - Gariêl

∙ Garnaal - Gèrnout

∙ gedragen (een kind moet zich gedragen) - vuge (ne klaane mut em vuge)

∙ Geen - Giên

∙ Geenszins, niets van - Nul de botte

∙ Gehakt - Gekapt

∙ Geheimzinnig Iets - Schavvak

∙ Gehuwd - Getraat

∙ Geit - Gaat

∙ Geitenkaas - Gaatekeis

∙ Gek zijn - Vangen, zot zaan

∙ Gelaag - Geleig

∙ Geldbeugel - Portemonnee

∙ Gelijktijdig - Tegelaak

∙ Gemak; WC; sanitair - Huiske (het)

∙ Gemeente - Gemiênte

∙ Gemeentehuis - Gemiêntehoês

∙ Gereedschap om gaatjes te maken (bv voor prei) - Stoemper, praastoemper

∙ Gereedschap om slippen te steken (bv voor selder) - Stik

∙ Gerookte haring - boeksering

∙ gesmaakt - gesmokt

∙ Gevangenis - Bak

∙ Gevonden - Gevonne

∙ Gezicht - Smoel

∙ Gierigaard - Eurk

∙ Goede Herder - Goeie Herder

∙ Gommen - Goemme

∙ Gordijn - Draperie

∙ Gordijn - Gordaan

∙ Goud - Gaat

∙ Gouden bruiloft - Gaave zjubelé

∙ Graag - Geire

∙ Gracht - Grècht

∙ Gras - Gès

(8)

∙ Gras afrijden - Gès afraan / afrein

∙ Grasheide - Gèsaa

∙ Graskant (naast de straat) - Géskant

∙ Grasperk - Blaak

∙ Gratis - Verniet

∙ Grenadine - Grozeil

∙ Groen - Gruun

∙ Groen van paardenbloem - Soêkerbroêd

∙ Groentehof - Peteuze (n) hof

∙ Groenten - legumen

∙ Groentenhandelaar - legumenmarchand

∙ Groentepuree - Peteuzze

∙ Groot - Groêt

∙ grootmoeder - groetmoe (der) / moemoe

∙ Grootmoeder - Peit

∙ Grootouders - Groêtaavers

∙ grootvader - groeteva / groetvader

∙ Grote Trom - Groskés

∙ Groter - Grutter

∙ Grotere wond - Een Meink

∙ Gustaaf - Staf

∙ Haaruitval - Blot Weurre

∙ Hallaar - Halder

∙ Handen - Hanne

∙ Handlanger - Heulper Vasthaaver

∙ Handtas - Zjakos

∙ Handvat - Handteif

∙ Hardvochtigen - Héttefréters

∙ haring - heiring

∙ Hartaanval - Hétattak

∙ Heel - Hiêl

∙ Heet - Hiêt

∙ Heffen - Heuffe

∙ Hel - Del

∙ helemaal stuk - in frut vaneen

∙ helemaal stuk - in frut vaniên

∙ Hersenen - Heissene

∙ Het is het één of het ander - Tzen aare of joeng

∙ Het laatste - Hetleste

∙ Het leger - Den troep

∙ Het Potaarden bosje - het potjeire bozzeke

∙ Hiel - vessem

∙ Hij is overleden - Haa is oem ziêp

∙ Hoefijzer - Hoefaazer

∙ Hoefstal - Treveulle / traveulle

∙ Hoekschop - Korner

∙ Hoesten - Basse

∙ hok - kot

∙ Hombeek - Oembeik

∙ Hombeek - Ombeik

∙ Hond (je) - tij (ke)

∙ Hondeneten - soeke

∙ honger - hoenger

(9)

∙ Honger en dorst - Hoenger en deust

∙ Hoogmis - Hoeëmis

∙ Horloge - Leuzze

∙ Horzel - Heuzel

∙ Horzel - Heuzzel

∙ Houden - Haave

∙ Houden van - Geire zien

∙ Houtwal, bosje - Kant

∙ Hovaardig - Ho

∙ Hovaardig - Hoêvejerrig

∙ Huishouden - Hoêshaave

∙ ijs - aas

∙ ijsgang - aasgang

∙ ijsheiligen - aashaalige

∙ IJsroom - Kreimdeglas

∙ ijsschaatsen - schofferdaane

∙ ijsstoel - aasstoel

∙ Ik ben - Ik zén

∙ Ik ben er - Kzender

∙ Ik denk da - Ik paas da

∙ ik geef uw een slag op uw gezicht - ik geef a ne slag op a bakkes

∙ Ik heb - Kèm

∙ In de hel - In del

∙ In de rij staan - In de root staan

∙ Infanterist - Zandstoêver

∙ Ingebeelde ziekte - Sintemedunk

∙ ingebeelde ziekte - sintemedunkt

∙ Inkorven (van duiven) - Inkeurve

∙ Inzepen - Inziêpe

∙ Jaarlijks Verenigingsfeest - Teirfiêst

∙ Jaloers - Zjaloes

∙ Jan - Jakke

∙ Jan en Pieter - Jakke en Pierke

∙ Jan-mijn-kloten - jammenkloeëte

∙ Jas - frak

∙ Jas - Zip

∙ Jawadde - Jawatte

∙ Jean - Zjang

∙ jenever - genever

∙ jenever - sjenever

∙ Jeuk - Juksel

∙ Jong - Joenk

∙ Jos - Zjokke

∙ Jozef - Zjef

∙ Jullie - Geille

∙ Kaars - kjeis

∙ Kaarsje - Kjèske

∙ Kaas - Keis

∙ Kaas met eieren - Keis mee aare

∙ kalf - meutte

∙ Kalf (ook lomperik) - Meutte

∙ Kar - Kaar

∙ Karel - Sjarel

(10)

∙ Karnarievogel - Korneulevogel

∙ Karretje - Keirekke

∙ Kas - Warehoês

∙ kassei - kassaa

∙ Kastanje - Kasteune

∙ Kastanjes - Kasteune

∙ Kater (na het drinken) - Ziêr aan maan haar

∙ Kater (van dronken zijn) - Nen haate kop

∙ Kattig - Kerwellig

∙ Kauwgom - Langen haosem

∙ Kauwgom - Tuttefrut

∙ Keizersnede - Kaazersnee

∙ Kelner - Garçon

∙ Kermis - Foor

∙ Kersen - Kèzze

∙ kikker - veus

∙ Kin - Knèp

∙ kinderdtoel - kakstoel

∙ Kinderen - Joeng

∙ Kinderen - Kinnekes

∙ Kinderen (onze) - Klaan manne (ons)

∙ Kindje - Kinneke

∙ Klei - Potjeir

∙ Klein - Klaan

∙ Klein Wondje - Mènke

∙ Kleine Kinderen - Snotjoeng

∙ Kleiner - Kleinder

∙ klets, slag - sallewaase

∙ kletsen (geven) - motte (geve)

∙ Kletspraat - Zwans

∙ kleuterschool - papschool

∙ Klimmen - Klumme of klimme

∙ klomp (-en) - blok (-ken)

∙ Knikkers - Meîrebolle

∙ knikkers - meirrebolle

∙ Koe - Kuj

∙ Koffie - Kaffe

∙ koffiebonen - kaffeboêne

∙ Koken - Zoêje

∙ Kolenbak - Hullenbak

∙ Kolenhandelaar - Hulleboer

∙ kolenkachel - hullestoof

∙ kom - koem

∙ Komkommer - Koemkoemmer

∙ Kommunie - Kemunne of kommune

∙ Kommuniefeest - Kemunnefiêst

∙ Komt niks van - Terreire

∙ Konijn - Kernaan

∙ Koning - Keuning

∙ Koningshooikt - Jeut of eut

∙ Koolkar - Koêlkaar

∙ Koordje - Kurreke of keurreke

∙ Korf - Keef

(11)

∙ Korst - Keust

∙ Korst (op wondje) - rabbeke

∙ Kort - Keut

∙ Kort of Lang - Keut of Lank

∙ Koster - Keuster

∙ Kotsen - Geubele

∙ Kotsen - Spaave

∙ koud - kaad

∙ Koude schotel - Kaavepla

∙ kous - kaas

∙ Kousen - Kaase

∙ Kraag halsboord - Kol

∙ Krant - Gazét

∙ Krijsen - Krèsse

∙ Krom - Kroem

∙ Kruimels - Meuzzelen

∙ Kruiwagen - Keurrewagen

∙ Kuisvrouw - Keusvraa

∙ Kuren - Loeten

∙ KV Mechelen - Malinwa

∙ Laarzen - Botte

∙ ladder - liêr

∙ Lang - Lank

∙ Lange regenjas - Impermiabel

∙ Lanterfanten - Taffelen

∙ Lastig - Ambetant

∙ Lauw - Laa

∙ Leeuw - Lieêw

∙ Leger - Leiger

∙ Leopold - Polle

∙ Lepel - Leipel

∙ Lepel - Leiper

∙ Lever - Leiver

∙ Liedje - Lieke

∙ Lies - ieëkenisse

∙ Lies (lichaam) - Ikkenis (se)

∙ Lijkwagen - Korbi-jaar

∙ Lijm - Kol

∙ limonade - lemmenaat

∙ Lolbroek - Kloon

∙ Longen - Loenge

∙ Longontsteking - Fleures

∙ loon - pree

∙ Louisa - Wis

∙ Lourdes - Loert

∙ Lucifer - Stekske

∙ Luciferdoosje - Stekkendoêzeke

∙ Luidkeels - Krèsse

∙ Luier - Pisdoek

∙ Lupinen - Kattesjeite

∙ Maalder - Meulder

∙ Maand - Meund

∙ Maandag - Meuntag

(12)

∙ Maart - Mi-jeit

∙ maart - mijeit

∙ Machine - Maschien

∙ Mag het wat meer zijn - Magget wa miêr zaan

∙ Mannen - Manslie

∙ Mannenfiets - Mansvlo

∙ Mantel (voor dames) - ne paltoo

∙ Marcel - Celle

∙ Maria - Mie

∙ Maria - Mieke

∙ Mariette - Marjet

∙ Markt - Mèt

∙ Maurice - Morris

∙ Mechelaar - Mecheleir

∙ Meel - Meil

∙ Meer - Miêr

∙ Mei - Maa

∙ Meid - Maase

∙ Meikever - Meulder

∙ Meisje - Méske

∙ Merel - Mjeirel

∙ Met de staart tussen de benen - Met een bevezen gat

∙ Met respect behandelen - Goa slagen

∙ Metalen kuip - Bassèng

∙ Metsershamer - Métte

∙ Meubelmakerszaag - Zjefzaag

∙ Michel - Chelle

∙ Mier - Miezake

∙ Mier - Muurzaker

∙ Mij - Maa

∙ Mijn man - Dië van ons

∙ Moe - Muug

∙ moeder - moe

∙ mond (mens) - bakkes (negatieve connotatie)

∙ mond (paard) - bakkes

∙ Mond en klauwzeer - Poêtziekte

∙ Monkelen - Gremelen

∙ Mooi - Schoên

∙ Mooi Kindje - Schoê kinneke

∙ Mortel - Meutel

∙ Mortelbak - Meutelbak

∙ Mortelspecie - meutter

∙ Mosterd - Mostaôt

∙ Motoculteur, kleine tractor - Ezel

∙ Motorfiets - toeffer

∙ Muskaatnoot - Kroênoot

∙ Naakt - Bloête

∙ naakt - moeënoks

∙ Naakt - Moeienoks

∙ naakt - moeiernoks

∙ Naakt - Nokt

∙ Naald - Neule

∙ naald - neulle

(13)

∙ Naaldboom - Neuleboêm

∙ Naast - Neffe

∙ Narcissen - Paasbloeme

∙ Nederlander - Keiskop

∙ Neef - Kozze

∙ Nergens - Nieverans

∙ Netel - Neitel

∙ Nethe - Neet

∙ niet kunnen stilzitten - wezzelen

∙ Niet treuzelen - ni seimele

∙ Nieten - Agrafere

∙ Niets - Dèm

∙ Nieuwe aardappelen - Nief pettèten

∙ Nieuwendijk - Nievendaak

∙ Nieuwjaar - Niefjaar

∙ Nieuwsgierig - Keurieus

∙ Nochtans - Pertang

∙ Nul - Bros

∙ Nummerplaat - Plak

∙ Nylonkous - Glaskaas

∙ oem en troem - heen en terug

∙ Ogen - Oêge

∙ Omhakken - Oemkappe

∙ Omkleden - Oemkliêre

∙ Onbekends gaan vangen - Schavvakken vangen

∙ Onderhemd - Onderleifke

∙ Ongehuwde oudere dame - Aa joenge dochter

∙ Onkruid (soort met hardnekkige wortels) - Pajjen

∙ Onnozel - Trulleboas

∙ Ononderbroken - Rink aaneen

∙ Onophoudend klagende dame - Scheurpdoês

∙ Ons Vader - Onze peere

∙ Onze lieve Vrouw - Ons liefvraa

∙ onze lieve vrouw waver - waver city - wauver in OLVW

∙ Onze- Lieve -Vrouw - ons Lievraake

∙ Oog - Oêg

∙ Ook - Oêk

∙ oorbeschermers - oêrflappe

∙ Op - Oep

∙ Op Tijd - Oep Taad

∙ Op uw mond gevallen? - Oep aaven toot gevalle?

∙ Opbrengen (geld opbrengen) - Gillen

∙ Opnieuw - Oepnief

∙ Opnieuw - Vanneir

∙ Opnieuw - Vroem

∙ Oren - Oêre

∙ Oud - Aad

∙ Oude Jaar - Aad jaar

∙ Oude vent - Aa peeke

∙ Oude vrouw - Aa mètte

∙ Ouders - Aavers

∙ overall - kloon

∙ Overjas - Pardesuu

(14)

∙ Overjas (van soldaat) - Kapoot

∙ Overlijden - Steureve

∙ Overloop - Allé

∙ Paard - Pjeit

∙ Paardenbek - Pjeirebakkes

∙ paardenbloem - Pisbloem

∙ Paardenmolen - Pjeirremeulle

∙ Paardenrookvlees - Fileedanvers

∙ Palmtakje - Palmtékske

∙ Pannekoek - Koekenbak

∙ Pantoffels - Sloeffe

∙ Paradijs - Paradaas

∙ Paraplu - Peireplu

∙ paraplubak - peireplubak

∙ Pasmunt - Enkelgeld

∙ Pasmunt - Klaa geld

∙ Pastoor - Pastoêr

∙ Pastorij - Pastoraa

∙ Peer - Peir

∙ Peinzen - Paaze

∙ Peper - Peiper

∙ Peperkoek - Pontekoek

∙ Perforator - Geutjesmaaker

∙ Perziken - Pèzzen

∙ pijl - paal

∙ Pijp - Paap

∙ Pissenbedden - Vèrkes

∙ Plagen - Koejoeneren

∙ Plagen - Treitere

∙ Planckendael - Biêstenhof

∙ plantbed - gewent

∙ Platte band - Platte tuub

∙ Platte Strohoed - Tits

∙ Plein - Plaan

∙ pochen - zjaar verkoêpen

∙ Poedelnaakt - Pujernokt

∙ Poeder - Pujer

∙ Politie - Garde

∙ Pomp - Poemp

∙ Pook - Keuteraak

∙ poort - poot

∙ poortje - pjeutje - pjeuke

∙ Pop - Poep

∙ Portefeuille - porteful

∙ Portie - Spoosse

∙ portie - spose

∙ Postzegel - Teimber

∙ Postzegel - Tember

∙ Potgrond - terroo

∙ Potlood - Kerjon (een)

∙ Praatgrage vrouw - Babbeles

∙ Prei - Praa

∙ Prent - Beeleke

(15)

∙ Prikkeldraad - Pinnekesdraad

∙ Prikklok - Konstateur

∙ Problemen - Kweidele

∙ Proesten - Preussen

∙ Pruimen (van tabak) - Toebak sikken

∙ Pruimtabak - Siktoebak

∙ Puber - Halfwas

∙ Pudding - Boding

∙ Purper - Pulleper

∙ Raad eens - Groeit is

∙ Raar - Raal

∙ Radijs - Radaas

∙ Rammenas - Rammeneits

∙ Rauw - Raa

∙ Reclame - Reklam

∙ Regen - Reigen

∙ Regenen - Regere

∙ Regenen - Reigene

∙ Regenpijp - Reigenpaap

∙ Regenworm - Pier (ne)

∙ Reiger - Raager

∙ Rein - Proper

∙ Rem - Frein

∙ Renner - Koereur

∙ reuma - flisaan

∙ Reuma - Flissaan

∙ Rij - Root

∙ Rij (in de rij staan) - Raa

∙ rijf / hark - gritsel

∙ rijk - iêne mee solle

∙ Rijk - Raak

∙ rijp - raap

∙ Rijstkreempudding - smoelpap

∙ Ritssluiting - Tirret

∙ Rode Kool - Roê Koêl

∙ Roken (een sigaret) - Smoêre

∙ Rome - Roême

∙ Romeinen - Romaane

∙ Rommel - Begeuzze

∙ Roodharige - Rosse

∙ Rozen - Roêze

∙ Rubber - Katsjoe

∙ ruif (hooi / stro) - ben / ruif

∙ Ruim - Vlok

∙ ruzie - ambras

∙ Salaris - Pree

∙ salonzetel - de sjeislôn

∙ Saus - Saaas

∙ Schaar - Scheir

∙ Schaatsen - Schofferdaane

∙ schaatsen - schofferdijnen

∙ Schaduw - Loemer, Lommer

∙ Scheef - Schiêf

(16)

∙ Scheel - Scheil

∙ Schijnen - Schaane

∙ schijnheilige - pileirenbaater

∙ Schommel - Wiskammeree

∙ Schommel - Zwier; Zwieschaukel

∙ Schoorvoetend arriveren - Aangestèsseld komen

∙ Schop - Troeffel

∙ Schort - veuschooët

∙ Schouw - Schaa

∙ Schouwveger - Schaaveiger

∙ schrijnwerker - schraanwerker

∙ Schroevendraaier - Teurlevies

∙ Schuif wat op - Scheuft wadoep

∙ Schuifaf - Raasaf

∙ Schuld - Poef

∙ Schuur - Schuu

∙ Schuurpoort - Schuupoot

∙ Scouten (de) - Schaaten (de)

∙ Seffens - Bediême

∙ Seringen - Zjuzemiene

∙ seringen - zjuzemienen

∙ Serre - Seir

∙ Sint-Katelijne-Waver - Katlaane

∙ sjaal - challeke

∙ Sla - Salaat

∙ Slabber - Bavet

∙ Slagroom - Kreimfreche

∙ Slappe koffie - Pizzeloe

∙ Slecht bier - Meurrezaak

∙ Slordig Vrouwmens - Een Zjoo

∙ Smeren - Smeire

∙ Smid - Smét

∙ Sneetje - Sneeke

∙ Sneeuw - Snieje

∙ Sneeuwen - Sniejeve

∙ Sneeuwen - Sniêve

∙ sneeuwman - sniêvent

∙ Snijbonen - Snaaboêne

∙ Snijd dat maar - Snéd da maa

∙ snijden - snaaje

∙ Snijmes - Snaames

∙ Snor - Moestès

∙ Spaak - Rejon

∙ Spade - Schup

∙ Spade - Spô

∙ Spekrand - Zweus

∙ Spenen (van de koe) - Deime

∙ Spiegelei - Pjeiroêg

∙ Spitsmuis, veldmuis - Dolleke

∙ Spitten - Spôje

∙ Spoken of geesten - ne sloekebair

∙ Spoorweg - Aazereweg

∙ Sproeikop - Broes

(17)

∙ Sproeikop - Groes

∙ Sproeikop - Trizé

∙ Spuwen - Spiêke

∙ staart - sjeit

∙ Stationsstraat - Staasestraat

∙ Steenbeitel - Barrèng

∙ Steenkool - Hulle

∙ Steenweg - Stiêweg

∙ steil - steuks

∙ Stekelbaars - Stekelbakske

∙ Stelen - Pikke

∙ Stempelen - Doppe

∙ Stenen - Stiêne

∙ Step - Trottinet

∙ Sterven - Oem ziêp gaan

∙ Stinkende kaas - Brusseleir

∙ Stoeprand - Borduur

∙ Stoofvlees (van 't paard) - Schep

∙ Stookolie - Mazoet

∙ Stoom - Stoêm

∙ Stoomtrein - Stoêmtraan

∙ Stopnaald - Stopneul

∙ Stoppen - Outschieë

∙ Stopsein - Roêdlicht

∙ Stormen - Steurme

∙ Stormschade - Steurmschoêje

∙ Stortregenen - Steutreigene

∙ Stoten - Stoête

∙ Stouterik - Staaterik

∙ Straatventer - Leurder

∙ straks - bedieme

∙ straks - fleus

∙ Straks - Strék

∙ strék - straks

∙ Strijken - Straake

∙ Strijkijze - Straakaazer

∙ Stro - Stroê

∙ Stroopconfituur - Poepsjelaa

∙ Struikgewas - Oechele

∙ Stukadoor - Bezetter

∙ Stukadoor - Plekker

∙ Suiker - Soêker

∙ Suikerwater - Soâkerwaater

∙ Syphilis - Voêl ziekte

∙ Taart - Toert

∙ Tabak - Toebak

∙ Tabakspijp - Toebakpaap

∙ Tagetes - Stinkers

∙ Tak - Ték

∙ Talkpoeder - Kinnekespoeier

∙ tandarts - tandtist

∙ Tanden - Tanne

∙ Tanden in twee bijten - Tanne in twiê baate

(18)

∙ Tandenborstel - Tannebeustel

∙ Tandenstoker - Tannestokske

∙ Tandpasta - Tandziêp

∙ Tandprothese - Valse tanne

∙ Tapijt - Tapaat

∙ Tarwe - Térf

∙ Tas koffie - Zjat kaffe

∙ teelballen - kloeëte

∙ teelballen - sjokedaze

∙ Tegenspreken - Snebberen

∙ Ten langen leste - Oep 't schate van de mèt

∙ Tenen - Tiêne

∙ Terug - Vroem

∙ Theresia - Trees

∙ Tien jaar getrouwd - Blèkke Zjubelee

∙ Tijd - Taad

∙ Toneelavond - Konseir

∙ Toog - Toeêg

∙ Tooghanger - Toeêghanger

∙ Trappelen - Dabben

∙ Trein - Traan

∙ trekregelaar (ploeg) - kenf

∙ Treuzelaar - seimeleir

∙ Treuzelaar - Zemelzaker

∙ Treuzelen - Lanterfanten

∙ Treuzelen - seimelen

∙ triestig figuur - azaanpisser

∙ Trompet - Tuuter

∙ Trouwen - Traave

∙ Trouwen - Trave

∙ Trouwfeest - Traafiêst

∙ Tuinder; tuinbouwer - Hovenier

∙ Turnen - Jummenas

∙ Twaalf - Tweilf

∙ Twee - Twiê

∙ Tweede hands - Okkeuze

∙ Uier - Euêr

∙ Uil - Oêl

∙ Uit de weg - Oepsaa

∙ Uitdoen - Oêtspele

∙ Uitduwen - Oêtpitse

∙ Uitgaan - Oep de lappe gaan

∙ Uitlaat - Sjappement

∙ Uitscheiden - Oêtschieje

∙ Uitvluchten - Fantonten

∙ Universiteit - Universitaat

∙ USA - Ameerika

∙ Uurtje - Urke

∙ Uurwerk - Leuze

∙ Vaantje - Vlaggeske

∙ Vaars - Vjeis

∙ Vaatwaser - Maane Vent

∙ vader - va

(19)

∙ Vakantie - Konzjee

∙ valsspeler - aaszak - ourzak

∙ Van hier naar daar - Van jut naa jeir

∙ Varen - Veire

∙ Varken - Vérken

∙ Varkenshok - Vérkeskot

∙ Vat voor vloeibare beer - Zekvat

∙ Veearts - Pjeiredoktoor

∙ Veearts - Vétrineir

∙ Veel - Veul

∙ Veel eten - Frette

∙ Veel eten - Veul binnespele

∙ Veiligheidsspeld - Toespél

∙ Veiling - Vaaling

∙ Velg - Zjant

∙ Vensterluiken - Blaffeturen

∙ Ventiel - Soepap

∙ Ver - Waat

∙ Verdelen - Verdiêle

∙ Verkoudheid - Snotvalling

∙ Vermoeid - Poempaf

∙ Vers - Ves

∙ Verstuikt - Versteukt

∙ Vertroeteld kind - Zebbedee

∙ Verzinsels, uitvluchten - Fantonten verkopen

∙ Verzwering - Zweireuze

∙ Victor - fikke

∙ Vijf - Vaaf

∙ Vijftien - Véftien

∙ Vijs - Vaas

∙ Vislijn - Vislaan

∙ Viswormen - Veirdevaas

∙ Vlees - Vliês

∙ Vlinder - Pepel

∙ Vlinderdas - Strikske

∙ Voetballen - Sjotte

∙ voetballer - sjotter

∙ Voetbalplein - Foetbalplaan

∙ Voordeur - Veudeu

∙ Voorschoot - Veusschoêt

∙ voorschoot - veusschoot

∙ Voorspellen - Veuspelle

∙ Voortdoen - Veuts doen

∙ voortdoen - veutsdoen

∙ Vork - Frinket

∙ Vork (van fiets) - foersch

∙ Vrederechter - Jugepee

∙ Vreten - Boeffe

∙ Vrijdag - Vraatag

∙ Vroeg - Vruug

∙ Vroeger - Vruger

∙ Vrouw - Vraa

∙ Vrouwen - Vraave

(20)

∙ Vrouwenborst - Tèt

∙ Vuile vent - Zwètterik

∙ Waar had Marie het koud? Maria had het op de markt koud - Waô had Mie kaa, Mie haa oep de mét kaa

∙ Waarlijk - Permentelijk

∙ Walter & Wilfried - Piloes

∙ Warm - hiêt

∙ warm - wèrm

∙ wasspelden - spiekes

∙ wateren - pissen

∙ Watergeest - Kleudde

∙ Waterpantoffels - Ziêsloeffe

∙ Watersproeier - Kanonneke

∙ Watersproeier - Meuleke

∙ WC (zonder waterspoeling..) - heuske; gemak; koer

∙ Wedden - Weudde

∙ Weduwe - Weef

∙ Weduwnaar - Weeveneir

∙ Week - Weik

∙ Wees - Wiês

∙ wegvoeren - wegvure

∙ Weide - Bempt

∙ Weide - Waa

∙ Weldra - Bedieëme

∙ Wenen - Blijten

∙ Wesp - Zjellaabiêst

∙ Wiel zonder spaken - Riêp

∙ wielrenner - kereur

∙ Wieltjeszuiger - Willekeszoêger

∙ Wij - Weille

∙ Wij zijn - Weille zaan

∙ Wijn - Waan

∙ Windvlieger - Vliegaêt

∙ Winkel - winkel

∙ Witte kersen - Witteboêken

∙ Woede Toorn - Koleire

∙ woensdag - gunstdag

∙ Wondje - Meinke

∙ Wondje - Menke

∙ Wondje - Mezeke

∙ Worden - Weurt

∙ Worm - Weurm

∙ Wormen - Moôkes

∙ Worst - sossis

∙ Worsten - Weuste

∙ wortelen - weutele

∙ Worteltjes en erwtjes - Peekes en ètjes

∙ Wrijven - Reussen

∙ Zaag - zaug

∙ Zaak - Affeire

∙ Zadel - Zaal

∙ Zagemeel - Zagemeil

∙ Zagen, klagen - Scheurpen

∙ Zakdoek - Neusdoek

(21)

∙ Ze staan niet op een rei - Ze steun ni oep iên raa

∙ Zee - Ziê

∙ Zeemleer - Ziêmvel

∙ Zeep - Ziêp

∙ Zeer gemakkelijk - e fleutje van ne cent

∙ Zeevisserij - Ziêvisseraa

∙ Zeilen - Zaale

∙ Zeis - Zaas

∙ Zelf - Zeulf

∙ Zelfklever - Plekker

∙ Zelfrijzend (bloem bv) - Zeulfraazend

∙ Zemelaar - biedief

∙ Zenuwachtig mens - een euzzel

∙ Zenuwpees - Wizzeweus

∙ Zetel - Foteuil

∙ Zetpil - Suppozitwaar

∙ Zeug - Zoeg

∙ Zeveraar - Zevereir

∙ Zeveraar - Ziejevereer

∙ Zigeuner - Boejemer

∙ Zij - Zeulle

∙ Zijdelings - Van oepsaa

∙ Zijgevel - Zaageivel

∙ Zijpad - Zaaweg

∙ zip - jas

∙ zo dadelijk - bediême

∙ Zo dadelijk - Sebiet

∙ Zoeken - Zuuke

∙ Zoet - Zuut

∙ Zoethout - Kalissenaat

∙ Zompig - Zoempeg

∙ Zopas - Zjust

∙ Zout - Zaad

∙ Zout - Zaat

∙ Zoutpilaar - Zaatpileir

∙ Zoutvat - Zaatvat

∙ Zoveel - Zoêveul

∙ Zuurkool - Sjoekroet

∙ zwabber - nen oepnemer

∙ zwart - zwét

∙ Zwarte Piet - Zwétte Piet

∙ Zweep - Zwiêp

∙ Zwerver - Boejeemer

∙ Zwijgen - Bakkes aave

∙ Zwijgen - Smoel toe

∙ Zwijgen - Zwaage

6 opmerkingen

∙ Nieuwjaars rijmpje:

Oudjaar niever-jaar is dat geen koekepaar, ik wens je een zalig nieuvejaar.

(22)

Ik ken het als volgt: Oudjaar (aatjaar), nieuwjaar (nievjaar), twee koeken is een paar, ik wens j'een zalig nievejaar.

∙ Nieuwjaarsrijmpje voor als men WEET dat er iemand thuis is maar niet WIL openen : Hoog ouas (huis) lie-eg (laag) ouas (huis) er zit een gierige pin in ouas (huis) .

∙ Nieuwjaarsrijmpje: Nievejoarke zoete, ons verreke ei vier voete, vier voete en iene sjeit is da gien paar koeke weit.

∙ Onze-Lieve-Vrouw Waver is sinds 1976 een deelgemeente van Sint-Katelijne Waver. De dialecten verschillen weinig, al zullen niet alle autochtone Katelijnenaars en Waveraars het daar mee eens zijn...

Mijn vrouw is van Lokeren - een `Lokerasse` - en kan helemaal geen verschil horen tussen beide dialecten.

Het Wavers heeft wel een heel zware `au` voor alle lange a' s, zoals in het gezegde `in Wauver slauge z' oep taufel dat de glauze dervan dauvere...`

∙ Piloe,

Grootvader werd Pidos genoemd en vader was eentje "van de loeter". Nu werd er een tweeling geboren.

De ene zei "de pidoskes" den andere de "Loeterkes" tegen de tweeling. Deze twee dorpsnamen smolten dan samen tot de "Piloes".Welbekend duo in 't Centrum van Sint-Katelijne-Waver.

∙ Scheurp,

Een scheurp is een grote zaag waarmee men boomstammen tot planken zaagde. Dit was een werk van lange duur. Scheurp werd alzo synoniem voor een persoon die onophoudend kon klagen en zeuren.

Alzo kreeg het woord "Scheurp" in het dialect een andere betekenis.

Dit woordenboek 'Sint-Katelijne-Waver' is samengesteld door bezoekers van www.mijnwoordenboek.nl. Heeft u zelf ook woorden of ziet u fouten? U kunt die dan zelf toevoegen en verbeteren op de website, of laten toevoegen door een handige kennis.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Op basis van bovenstaande elementen wordt verder archeologisch vooronderzoek door middel van landschappelijk booronderzoek en eventueel aansluitende archeologische boringen of

Vanuit de gemeente Putte wordt er voor heel wat randanimatie gezorgd met verschillende optredens. Nog enkele

10 euro (leden Femma: 7 euro) - materiaal niet inbegrepen Sinna Cools (sinnacools@hotmail.com, 0485 54 08 67) verplicht inschrijven voor 1 oktober. Koken op

Terug te voet naar de bushalte waar we ons toch afvroegen of de bus wel op tijd zou zijn voor onze trein (er was melding van staking bij de busdiensten) NIET DUS!!.. De bus

Deze archeologienota werd opgesteld door ABO NV naar aanleiding van de uitbreiding van een serre en de oprichting van een inpakmagazijn aan de Duffelsesteenweg 111 te

Gelieve deze medische fiche nauwkeurig in te vullen en op te bergen in je handbagage.. Voornaam:

Het gebied is bestemd voor lokale bedrijvigheid, die voor de omgeving geen abnormale hinder veroorzaakt en niet moet geïsoleerd worden in een daartoe geëigende zone, in die zin dat

Er zijn echter niet voldoende aanwijzingen (bv. podzolbodem, gekende vondsten in de buurt) om deze kost te verantwoorden. Gezien de kosten-batenanalyse worden deze