• No results found

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN RUP INDUSTRIELAAN OOST TE PITTEM RUP_37011_214_00007_00001

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2022

Share "STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN RUP INDUSTRIELAAN OOST TE PITTEM RUP_37011_214_00007_00001"

Copied!
33
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

STEDENBOUWKUNDIGE VOORSCHRIFTEN RUP “INDUSTRIELAAN OOST” TE PITTEM

RUP_37011_214_00007_00001

(2)
(3)

Stedenbouwkundige voorschrif ten 1

D E F I N I T I E S 2

A L G E M E N E B E PA L I N G E N 6

A R T I K E L 1 - Z O N E V O O R L O K A L E B E D R I J V I G H E I D 10

A R T I K E L 2 - G R O O T H A N D E L G E L I N K T A A N L A N D B O U W A C T I V I T E I T E N 2 0

A R T I K E L 3 - W O O N G E B I E D M E T L A N D E L I J K K A R A K T E R 25

A R T I K E L 4 - B U F F E R Z O N E 3 0

A R T I K E L 5 - Z O N E V O O R L A N D B O U W 31

(4)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

1 Bebouwde oppervlakte

Is de totale grondoppervlakte van de “bebouwde” oppervlakte met één of meerdere (bedrijfs)gebouwen, verhardingen (parkings, dienstwe- gen,..) en constructies die geen gebouw (stapelplaatsen,...) zijn.

2 Bebouwingsverplichting

Een bedrijfsperceel dient te voldoen aan een nader bepaald minimum percentage “bebouwing”: het percentage is het totaal van gebouwen én verharding.

3 Gebouw

Een “gebouw” is elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekt geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

4 Hoofdgebouw

Het gebouw dat bedoeld is de voorziene bestemming te herbergen en dat door zijn constructie of afmetingen als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken, met inbegrip van de verdiepingen.

5 Bijgebouw - aanbouw

Bijgebouw: losstaand gebouw dat steeds ondergeschikt aan het hoofd- gebouw is en niet bedoeld is om de voorziene (hoofd)bestemming in onder te brengen.

Aanbouw: een uitbreiding binnen het maximale bouwkader.

De “bebouwde” oppervlakte zijn maw alle perceelsdelen die verhard zijn, al dan niet met een ge- bouw. Concreet zijn de niet-verharde delen van het perceel de groenzones.

M.a.w. maakt een “gebouw” onderdeel uit van de “bebouwing” en is “bebouwing” niet enkel een

“gebouw”.

DEFINITIES

DEFINITIES

(5)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

6 Verhardingen

Kunstmatig aangelegde grondbedekking - al dan niet door het uitvoeren van constructieve werken - om het weerstandsvermogen van de bodem te vergroten en die mogelijks de waterdoorlaatbaarheid ervan beperkt.

7 Terreinbezetting

Dit is de verhouding van de bebouwde oppervlakte - bestaande uit ge- bouwen én verharding - van het perceel tov de totale oppervlakte van het perceel binnen de betrokken bestemmingszone. Dit wordt uitgedrukt in percent.

8 Bruto-vloeroppervlakte

Met de bruto-vloeroppervlakte wordt de totale oppervlakte van alle tot het gebouw behorende binnenruimten bedoeld, inclusief de oppervlakte van een trapgat, een liftschacht en leidingschacht op elk niveau en de oppervlakte van een vrijstaande uitwendige kolom indien deze groter is dan 0,5m².

9 Kavelgrenzen

Voorkavelgrens / rooilijn: De rooilijn is de huidige of de toekomstige grens tussen de openbare weg en de aangelande eigendommen. De rooilijn wordt vastgesteld in een rooilijnplan. Bij ontstentenis van een vastgesteld rooilijnplan, is de rooilijn de huidige grens tussen de open- bare weg en de aangelande eigendommen. De voorkavelgrens is die grens langswaar het perceel toegankelijk is (hoofdontsluiting).

Netto-vloeroppervlakte daarentegen wordt de totale oppervlakte van de beloopbare ruimte (mini- mum hoogte van 1,50 meter) van een gebouw zonder de buitenmuren, gemeenschappelijke trap- pen en liften en garages bedoeld. De binnenmuren worden niet afgetrokken maar meegerekend in de netto - vloeroppervlakte.

DEFINITIES

DEFINITIES

(6)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

meer kavelgrenzen aan deze defi nitie kunnen voldoen, wordt slechts deze grens of grenzen, waarop geen gemeenschappelijke muur tussen de hoofdgebouwen bestaat of kan opgetrokken worden, als achterka- velgrens beschouwd.

Zijkavelgrenzen: Overige kavelgrenzen die geen voor- of achterkavel- grens zijn.

10 Bouwhoogte

De bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot het hoogste punt van het dak (de bovenkant kroonlijst of dakrand bij een plat dak, de nok van het dak bij een hellend dak). Het aanzetpeil van de inkomdorpel ligt max. 0,40meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn en aan de inkomdorpel gemeten. Bij geaccidenteerd terrein wordt het maaiveld ter plaatse van de beschouwde gevel als referentie genomen.

11 Bouwdiepte

De bouwdiepte is de diepte van het hoofdvolume dat gemeten wordt tussen de rooilijn en de uiterste achtergevel.

12 Kroonlijsthoogte

De kroonlijsthoogte van een gebouw is de hoogte vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot aan de bovenkant van de kroonlijst of dakrand.

Bij koppelbouw wordt een zelfde maaiveld als referentie genomen.

Met “geaccidenteerd terrein” worden opmerkelijke hoogteverschillen op het terrein bedoeld.

DEFINITIES

DEFINITIES

(7)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

13 Gabarietregel

De gabarietregel of 45°-regel houdt in dat de afstand tussen het gebouw en de perceelsgrens minimum gelijk moet zijn aan de kroonlijsthoogte van het gebouw.

14 Bedrijfsverzamelgebouw

Een bedrijfsverzamelgebouw is één of meerdere gebouwen dat uit ver- schillende modules bestaat.

Door af te stappen van het idee dat elk bedrijf georganiseerd dient te worden op een eigen kavel ontstaan heel wat mogelijkheden tot effi ciënt ruimtegebruik. Binnen één kavel kunnen op die ma- nier veel meer bedrijven een plek krijgen, kunnen parkeerplaatsen gemeenschappelijk gebruikt worden, kunnen een gezamenlijke toegang en laad-, los- en overslagzones aangelegd worden.

DEFINITIES

DEFINITIES

(8)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

1 Goede ruimtelijke ordening

Er dient ten allen tijde gestreefd te worden naar ruimtelijke kwaliteit en vrijwaring van de goede plaatselijke ordening. Voor zover hieraan voldaan is, moeten verder de numerieke voorschriften gerespecteerd worden.

2 Verordenende kracht van de diverse elementen opge- nomen in onderhavig RUP

Alle bepalingen van dit plan, zowel grafi sch als geschreven vormen één geheel. Bouwwerken dienen dus steeds te voldoen aan de meest beperkende voorwaarden van deze bepalingen. Opgemeten gegevens primeren op de grafi sche voorstelling van het plan.

3 Bepalingen

3.1 Bepalingen omtrent werken / constructies in functie van openbaar nut en milieutechnische ingrepen

In alle zones voorzien in dit plan mogen werken of kleinschalige con- structies in functie van openbaar nut en milieutechnische ingrepen op- gericht worden voor zover de schaal en de bouwkarakteristieken ervan geen fundamentele afbreuk doen aan de kwaliteit van de betreff ende bestemmingszone.

3.2 Bepalingen omtrent technische voorzieningen

De voorzieningen voor luchtaanvoer en -afvoer en airconditionering mo- gen niet op de gelijkvloerse verdieping en niet op de gevelvlakken noch op de terrassen geplaatst worden. Ze moeten in het gebouw worden aangebracht of worden ingewerkt in een schouwvolume dat boven en buiten het basisprofi el mag worden opgericht. Alle leidingen en kanalen

Technische voorzieningen zoals liftkoker, airco, schoorstenen,...

ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMENE BEPALINGEN

(9)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

voor deze voorzieningen dienen in het gebouw door te lopen tot in de dakconstructie van het hoofdgebouw. Boven op de schouwconstructies kunnen geen technische noch mechanische installaties worden ge- plaatst.

3.3 Bepalingen omtrent architecturale en ruimtelijke kwaliteit

De architectuur in al zijn onderdelen (zowel van gevels, inkom, uit- bouwen, schrijnwerk, …) dient te getuigen van kwaliteit zowel in vormgeving als materiaalgebruik.

De eventueel niet afgewerkte gemeenschappelijke muren of nieuwe gemeenschappelijke muren tengevolge van het lager bouwen en/of het afbouwen dienen te worden afgewerkt.

3.4 Bepalingen omtrent duurzaamheid

Duurzaam bouwen: duurzaam bouwen is energie- en waterbespa- rend bouwen met zo weinig mogelijk chemische en/of schadelijke materialen en stoff en in en rond het gebouw. Er moet in het proces rekening gehouden worden met de draagkracht van de aarde, de gerechtvaardigde behoeftes van huidige en toekomstige generaties wereldwijd en hun fi nanciële draagkracht, wat moet leiden tot een goede levenskwaliteit en leefomgeving.

Duurzame stedenbouw: duurzame stedenbouw benut in alle stadia van het proces kansen en mogelijkheden om een juiste balans te vinden tussen het verbeteren van het sociaal en economisch functi- oneren in een gebied, het bereiken van een lage milieubelasting en het tot stand brengen van een hoge ruimtelijke kwaliteit. Dit moet bovendien in de tijd gehandhaafd worden, zodat ook toekomstige generaties daarin kunnen delen. Het proces van duurzame steden- bouw is fl exibel, integreert alle aspecten en betrekt alle partijen.

ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMENE BEPALINGEN

(10)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

3.5 Bepalingen omtrent waterhuishouding

Waterbuff ering en -beheersing kan enkel op een ruimtelijke interessante manier binnen de geëigende bestemmingszone van het RUP.

Hemelwater:

Hergebruik van hemelwater dient maximaal te worden nagestreefd alvorens te infi ltreren, te buff eren en/of vertraagd af te voeren.

Grachten en buff ervoorzieningen worden bij voorkeur in open profi el aangelegd.

Verhardingen wateren bij voorkeur af naar de onverharde zones op eigen terrein, zonder hierbij wateroverlast bij de aangelanden of op het openbaar domein te veroorzaken.

Afvalwater:

Wanneer geen gemeentelijke afvalwaterrioleringen aanwezig zijn, dient het afvalwater door het bedrijf zelf gezuiverd te worden voor- alleer het in het oppervlaktewater wordt afgevoerd. Dit geldt zowel voor sanitair afvalwater als voor bedrijfsafvalwater.

3.6 Bepalingen omtrent Seveso - inrichtingen

Het inplanten van inrichtingen die vallen onder het samenwerkings- akkoord van 21/06/1999 betreff ende de beheersing van de gevaren van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoff en zijn betrokken (B.S.

16/06/2001), is verboden.

3.7 Bepalingen omtrent bestaande gebouwen

Bestaande, vergunde gebouwen, vergund geachte gebouwen en/of ac- tiviteiten die de betrokken zone niet toelaat, kunnen behouden blijven.

Nieuwe activiteiten dienen te voldoen aan de voorschriften van onder- havig RUP.

Bijvoorbeeld is het niet toegelaten om de waterbuff ering van het lokaal bedrijventerrein te voorzien in de aanpalende zone voor landbouw.

De vereisten omtrent waterbeheersing maken deel uit van de aanvraag tot omgevingsvergunning.

De opvang van hemelwater dient te gebeuren conform de meest recente stedenbouwkundige ver- ordeningen.

ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMENE BEPALINGEN

(11)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

3.8 Bepalingen omtrent verlichting

Verlichting wordt zodanig ingeplant en aangebracht dat de hinder ten aanzien van de omgeving minimaal is: de richting van de ver- lichting moet functioneel zijn en er mag geen verstrooiing van het licht zijn.

Lichtmasten zijn in hoogte te beperken tot maximum de toegelaten of – indien reeds gerealiseerd – de vergunde bouwhoogte van de bedrijfsgebouwen, de lichtbundel dient volledig gericht te zijn op het eigen terrein. Verlichtingstoestellen zijn zo te kiezen en te plaatsen dat elke lichtvervuiling voorkomen wordt.

M.a.w. is het niet toegelaten om al te hoge en/of te felle verlichtingsinfrastructuur te plaatsen.

ALGEMENE BEPALINGEN

ALGEMENE BEPALINGEN

(12)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

1 Bestemming

Het bedrijventerrein is bestemd voor lokale bedrijven. De volgende hoofdactiviteiten zijn toegelaten:

Productie, opslag en verwerking van goederen

Productie van energie

Onderzoeks- en ontwikkelingsactiviteiten

Daarnaast zijn volgende activiteiten eveneens toegelaten:

Naast de bedrijfspercelen kunnen delen van het bedrijventerrein in- genomen worden door collectieve bedrijfsvoorzieningen die anders individueel per bedrijf dienen te worden voorzien.

Agrarische productie in de bebouwing en/of op het dak is toegelaten.

Voor een totaal van maximum 30% van de totale vloeroppervlakte zijn volgende activiteiten toegelaten:

Kantoren, toonzalen en verkoopsruimtes, ondergeschikt en ge- koppeld aan de hoofdactiviteit, zijn toegelaten voor zover deze activiteiten geen loketfunctie hebben en geen autonome activitei- ten uitmaken. De toonzaaloppervlakte mag maximaal 300m² zijn.

Per exploitatie van een bedrijf is één bedrijfs- of conciërgewoning toegelaten, mits deze geïntegreerd is in het bedrijfsgebouw en een maximum oppervlakte van 200m² heeft.

Gebouwen en vrije ruimten voor sociale uitrusting, eetzalen, verzorgingslokalen voor eerste hulp bij ongevallen e.d. zijn toegelaten.

Afvalverwerking gekoppeld aan de hoofdactiviteit.

Deze zone kan volgens de categorisering beschouwd worden als een zone voor bedrijvigheid (overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008)

Onder lokale bedrijven worden zowel individuele bedrijven als bedrijven binnen een bedrijfsverza- melgebouw bedoeld.

Met productie van energie worden windturbines, alsook andere installaties voor de productie van (hernieuwbare) energie of energierecuperatie, warmtekrachtkoppeling, ... verstaan.

Onder collectieve bedrijfsvoorzieningen worden vergaderzalen, ontmoetingsruimten, administratie, stockage, servers, parkeervoorzieningen, kinderopvang, infopunt, afvaldepot,... verstaan.

Groenten kweken op een bedrijfsperceel in open lucht (grondgebonden) is niet toegelaten maar groenten kweken in een bedrijfsgebouw met bijvoorbeeld led-lampen in plaats van daglicht kan wel. Op deze manier kan er in de hoogte gewerkt worden, namelijk in lagen, en wordt er ruimte gespaard. Anderzijds kan ook het dak van een bedrijfsgebouw gebruikt worden om groenten te kweken.

De bedrijfs- of conciërgewoning staat los van de privaatrechtelijke organisatie maar wel per exploi- tatie: in praktijk is dat hier momenteel 1 woning voor het bedrijf Van Hessche en 1 woning voor het bedrijf Dumarey.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(13)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

Volgende activiteiten zijn niet toegelaten:

Kleinhandel

Horeca

Autonome kantoren met een intentieve loketfunctie

Individuele woningen

Afvalverwerking met inbegrip van recyclage, compostering en ver- branding als hoofdactiviteit.

Grootschalige transportactiviteiten

Grondgebonden agrarische productie

Verwerking en bewerking van mest en slib

Inrichtingen die vallen onder de toepassing van het samenwerkings- akkoord tussen de federale Staat, het Vlaams Gewest, het Waalse Gewest en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest betreff ende de beheersing van zware ongevallen waarbij gevaarlijke stoff en zijn be- trokken en waarvoor een veiligheidsrapport vereist is als gevolg van de toepassing van de milieuwetgeving (SEVESO-bedrijven, zowel hoge als lage drempelinrichtingen).

Met autonome kantoren worden bedrijven met als hoofdactiviteit privé- en overheidsdienstverlening met een hoofdzakelijk administratief karakter en een hoge personeelsintensiteit bedoeld. De kan- tooractiviteit is hier niet ondergeschikt aan andere bedrijfsactiviteiten zoals productie of verwerking van goederen.

Met grondgebonden agrarische productie worden land-, tuin- of bosbouw, veeteelt of serrebedrij- ven verstaan waar de productie rechtstreeks op de grond wordt opgekweekt.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(14)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2 Inrichting

Inrichting van het bedrijventerrein

2.1 Ontsluiting

De ontsluiting voor gemotoriseerd verkeer van onderhavige zone dient te gebeuren via de Industrielaan. Eén ontsluiting via de Kasteeldreef i.f.v. de ontsluiting van de parking voor niet-vrachtverkeer is toegelaten.

Deze oprit heeft een maximum breedte t.h.v. de rooilijn van 7m en t.h.v.

de aansluiting met de rijweg 10m.

Inrichting van kavel

2.2 Kavelgrootte

De perceelsoppervlakte is vrij te bepalen.

Inrichting van bebouwde oppervlakte

2.3 Terreinbezetting - bebouwingsverplichting

Minimum 50% van het bedrijfsperceel dient bebouwd te worden.

Voor de verhardingen dient maximaal gebruik gemaakt te worden van waterdoorlatende materialen, afhankelijk van de waterdoorlaat- baarheid van de grond en/of de grondwaterstand.

Minimum 25% van het bedrijfsperceel dient ingenomen te worden door een gebouw. Voor percelen voor collectieve bedrijfsvoorzienin- gen vervalt de verplichting om een gebouw te voorzien.

Langsheen de Kasteeldreef is momenteel één ontsluiting die toegang geeft naar de parking. Deze kan blijven bestaan zoals vergund maar omwille van de veiligheid op de Kasteeldreef kan deze niet gebruikt worden voor vrachtverkeer.

Principe bebouwingsverplichting:

Onder “bebouwde oppervlakte“

wordt de totale grondoppervlakte van de “bebouwde” oppervlakte be- doeld, bestaande uit één of meer- dere (bedrijfs)gebouwen, verhar- dingen (parkings, dienstwegen,..) en constructies die geen gebouw (stapelplaatsen,...) zijn.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(15)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.4 Inplanting van gebouwen en verhardingen

Gebouwen:

Koppelen van bedrijfsgebouwen is toegelaten.

Ten opzichte van de rooilijnen van Industrielaan en Kasteeldreef:

Minimum 8,00m van de rooilijn

Bij koppeling van bedrijfsgebouwen moeten de voorbouwlijnen ten opzichte van de rooilijn gelijklopend zijn.

Ten opzichte van de kavelgrenzen / zonegrens / plangrens:

Minimum 4,00m

Bij koppelen bedrijfsgebouwen: 0,00m

Behoudens bovenstaande afstandsregels is de inplanting vrij, voor zover voldaan wordt aan eisen uit andere wetgeving.

Verhardingen:

Verhardingen zijn binnen de volledige zone toegelaten mits voldaan aan de bebouwingsverplichting.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(16)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.5 Bouwhoogte van gebouwen

Algemeen: het peil gelijkvloers ligt tussen 0 meter en maximum 0,4 meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn. Het peil gelijkvloers wordt gemeten op de rooilijn t.h.v. de inkomdorpel.

Tot op een perceelsdiepte van 100m t.o.v. de rooilijn met de Industrielaan is een bouwhoogte van maximum 17,00m toege- laten. Tot op een perceelsdiepte van 50m t.o.v. de rooilijn met de Kasteeldreef alsook elders in onderhavige zone is een maximum bouwhoogte van 12,00m toegelaten.

De hoogte van twee gekoppelde bedrijfsgebouwen moet gelijk zijn voor wat betreft de eerste 10m gemeten vanaf de zijperceelsgrens waar de bebouwing gekoppeld wordt met de bebouwing op het aan- palende perceel.

Afwijkingen van de maximale bouwhoogte worden toegestaan voor schoorstenen, silo’s en technische constructies voor zover steden- bouwkundig verantwoord.

2.6 Dakvorm en dakdoorsteken

De gebouwen moeten qua uitzicht een plat dak hebben. Het is toe- gelaten een hellingsgraad te voorzien in de dakvorm / dakrand voor zover de nok lager is dan de dakrand: enkel wanneer de architectu- rale meerwaarde ervan wordt aangetoond kan hiervan afgeweken worden. Bij koppeling van bedrijfsgebouwen wordt de dakvorm als één geheel beoordeeld.

De dakconstructie moet geschikt zijn voor inrichtingen op vlak van energie e.d. Minimum 20% van de dakconstructie dient te worden ingericht als groendak.

Dakdoorsteken voor technieken of bovendakse brandwerende scheidingsmuren dienen via architecturale vormgeving geïntegreerd te worden in de architectuur van het bedrijfsgebouw.

De bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot het hoogste punt van het dak: de bovenkant kroonlijst of dakrand bij een plat dak.

Er wordt gestreefd om de dakconstructie met voldoende draagkracht uit te voeren, zodat een (eventueel latere) plaatsing van PV-panelen over de volledige oppervlakte mogelijk is als ook de inrichting van groendaken.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(17)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.7 Bedrijfs- of conciërgewoning

De bedrijfs- of conciërgewoning kan enkel als volgt worden ingericht:

Maximum 40% van de totale bruto vloeroppervlakte innemen met een maximum van 200m².

Er één architecturale geheel wordt gevormd tussen activiteit en wo- ning, uitgewerkt volgens één van de volgende inrichtingstypes:

Type 1: Woning gestapeld op het gebouw van de hoofdactiviteit in langse richting.

Type 2: Woning gestapeld op het gebouw van de hoofdactiviteit in dwarse richting.

Type 3: Woning gekoppeld achteraan het gebouw hoofdactiviteit.

Type 4: Woning gekoppeld naast het gebouw van de hoofdactiviteit

2.8 Architectuur en materiaalgebruik

De bebouwing mag geen monotoon karakter hebben en dient te ge- tuigen van een hedendaagse, kwalitatieve architectuur om zo een samenhangend geheel van gebouwen na te streven. De bebouwing dient zich wat betreft vormgeving en materiaalgebruik in te passen in de omgeving en bij te dragen tot een positief straatbeeld zodat een optimale landschappelijke integratie wordt bekomen.

Teneinde bij de beëindiging van een activiteit de gebouwen te kun- nen hergebruiken voor nieuwe activiteiten, dienen de gebouwen dermate geconcipieerd dat ze gemakkelijk aanpasbaar zijn, en bij- gevolg een grote fl exibiliteit naar invulling toelaten.

Alle gevels dienen volwaardig ontworpen en afgewerkt te worden.

Alle gevels van gebouwen moeten opgetrokken worden in eigen- tijdse en duurzame gevelmaterialen. Deze materialen dienen qua kleur, textuur en schaal inpasbaar te zijn in de omgeving. Er dient bij voorkeur gekozen voor donkere kleuren of aardekleuren, andere

Type 1 Type 2 Type 3 Type 4

Duurzame gevelmaterialen zijn bijvoorbeeld silexpanelen. De kleur van de materialen zal omstan- dig in de bouwaanvraag worden toegelicht.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(18)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.9 Opslag van producten, grondstoff en en afvalstoff en

De opslag van de producten, grondstoff en en afvalstoff en dient maxi- maal binnen het bedrijfsgebouw georganiseerd te worden. De opslag buiten het bedrijfsgebouw is slechts beperkt toegelaten onder de vol- gende voorwaarden:

Algemeen:

De opslag mag niet hinderlijk zijn voor de aanpalende bedrijven en de omgeving.

Binnen de gebouwen-vrije zones:

In de gebouwen-vrije zone t.o.v. het openbaar domein is geen stape- ling in open lucht toegelaten.

In de gebouwen-vrije zone t.o.v. de andere kavelgrenzen / zonegrens / plangrens is stapeling in open lucht toegelaten indien deze visueel worden afgeschermd vanaf het openbaar domein door een levende haag met een maximum hoogte van 2,50m. Deze hagen dienen te bestaan uit minimum 20% bladhoudende planten. De maximum toe- gelaten stapelhoogte bedraagt 2,5m.

Buiten de gebouwen-vrije zones:

De maximale stapelhoogte in open lucht mag niet hoger zijn dan de kroonlijsthoogte van het bedrijfsgebouw.

De stapeling in open lucht van materialen en (half)afgewerkte pro- ducten en het stallen van voer- en werktuigen (indien niet in de ge- bouwen), dient visueel vanaf het openbaar domein te worden af- geschermd door een voldoende hoog, landschappelijk ingepast en aangeplant talud of groenscherm of d.m.v. schijngevels.

Zie ook punt 2.4. Inplanting van gebouwen en verhardingen voor de situering van de perceelsde- len waar zowel verharding als gebouwen kunnen worden voorzien en waar enkel verharding. De

‘gebouwen-vrije zone’ langsheen het openbaar domein is de zone tussen de rooilijn en op minimum 8m van deze rooilijn waar niet mag gebouwd worden (wel verharding). De ‘gebouwen-vrije zone’

langsheen de andere kavelgrenzen / zonegrens / plangrens is de zone tussen deze grens en op minimum 4m van die grens waar niet mag gebouwd worden. Enkel bij het koppelen van bedrijfs- gebouwen vervalt deze zone. M.a.w. is ‘buiten de gebouwen-vrije zones’ het deel van het perceel waar het toegelaten is om een gebouw te bouwen.

Om de opslag af te schermen kan er bijvoorbeeld gebruik gemaakt worden van schijngevels, levende hagen met minimum 20% bladhoudende planten, talud,...

‘Voldoende hoog’ is wanneer de opslag niet meer visueel zichtbaar is vanaf de openbare weg. De beplanting van de groenschermen dient te bestaan uit minimum 20% bladhoudende planten. Het beplantingsplan van het groenscherm dient toegevoegd te worden bij de vergunningsaanvraag.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(19)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.10 In- en uitritten

Per bedrijfsperceel wordt er maximum één inrit en één uitrit te voorzien met een gezamenlijke maximum breedte van 10,00m. De maximum breedte mag opgedeeld worden. Het is toegelaten van enerzijds het aantal in- en uitritten en anderzijds van de maximum breedte van 10,00m af te wijken mits een duidelijke motivatie bij de vergunningsaanvraag.

Het is niet toegelaten meer in- en uitritten te voorzien dan noodzake- lijk is voor de werking van het bedrijf.

Het is toegelaten dat meerdere bedrijven hun ontsluiting koppelen.

2.11 Parkeervoorzieningen en circulatie

Het bedrijf moet instaan voor haar eigen behoeften aan fi etsenstal- lingen en parkeervoorzieningen, en dit voor bedrijfswagens en voor voertuigen / fi etsen van personeel en bezoekers, waar mogelijk groen ingericht en ruimtelijk geïntegreerd in het geheel.

Fietsenstallingen moeten overdekt worden:

Geïntegreerd binnen het bedrijfsgebouw

En/of zo dicht mogelijk bij de toegang van het bedrijf, voorzien van een overkapping

Zo nodig kunnen er parkeervoorzieningen en fi etsenstallingen onder, ondergronds of bovenop de bebouwing georganiseerd wor- den. Bij parkeren op het dak moet de maximum bouwhoogte geres- pecteerd blijven.

De parkeerruimte kan eveneens met meerdere bedrijven gemeen- schappelijk georganiseerd worden op de percelen voor collectieve bedrijfsvoorzieningen.

Bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning dient door de aanvrager hiervan bewijs worden geleverd.

Het is toegestaan de in- en uitrit op te splitsen in bijvoorbeeld twee maal 5,00m.

Principe op- en afritten hoofdontsluiting

Het parkeergebeuren dient te voldoen aan het geldende gemeentelijke reglement omtrent parke- ren.

Bij de inrichting van een fi etsenstalling moet er rekening gehouden worden dat de voorzieningen voor verschillende soorten fi etsen geschikt zijn (mountainbikes, bakfi etsen, fi etsen met fi etskar- ren,...).

Met “groen ingericht” wordt bedoeld dat de parkeerplaatsen en fi etsenstallingen moeten worden geïntegreerd in het geheel door middel van groenvoorzieningen zoals bomen, struiken, vaste plan- ten, bodembedekkers, hagen,... .

Circulatie van gemotoriseerd verkeer op de bedrijfsperceel houdt in dat laden en lossen volledig op eigen terrein moet gebeuren, net als het uitvoeren van manoeuvres i.f.v. het laden en lossen,

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(20)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie Inrichting van niet-bebouwde oppervlakte

2.12 Groenzones

Verplichte groenzone:

Een verplichte minimale groenzone palend aan de rooilijn van zowel de Industrielaan als de Kasteeldreef dient te worden aan- gelegd en omvat een haag met een hoogte en breedte van 1,00m met daarin om de ongeveer 6m een hoogstammige boom.

Er mag maximaal één haagsoort en één boomsoort gebruikt wor- den langsheen de rooilijn. De plantensoort dient streekeigen te zijn.

Bij iedere vergunningsaanvraag dient de inrichting van de ver- plichte groenzone langsheen de rooilijn van het perceel van des- betreff end bedrijf eraan te worden gekoppeld.

De verplichte groenzone dient deskundig aangelegd en onder- houden te worden.

Niet-bebouwde oppervlakten dienen als groenzones in een nette en voor de aanpalende eigenaars niet hinderende wijze aangelegd en onderhouden te worden.

Bijen- en vlinderminnende beplanting moet onderdeel uitmaken van de beplanting in de niet-bebouwde oppervlakten.

Onder “niet-bebouwde oppervlakte“ wordt de totale grondoppervlakte van de “niet-bebouwde” op- pervlakte bedoeld, maw de oppervlakten die niet ingenomen zijn door gebouwen, verhardingen (parkings, dienstwegen,...) en constructies die geen gebouw (stapelplaatsen,...) zijn. Concreet be- treft het de niet-verharde delen van het perceel zoals groenzones en afsluitingen.

Combinatie boom met haag op rooilijn

Bijen- en vlinderminnende beplanting zijn bijvoorbeeld:

Heesters en klimheesters: hazelaar, klimop, liguster, ribes, botanische rozen, sleedoorn, sneeuwbes, kamperfoelie, zuurbes, heidesoorten,...

Vaste planten: daslook, dotterbloem, ereprijs, gele dovenetel, kaasjeskruid, kattenkruid, klok- jesbloemen, longkruid, munt, ooievaarsbek, salie, tijm, vetkruid, wilgenroosje,...

Door deze beplanting op te leggen kan een rijkere variatie aan beplanting afgedwongen worden.

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(21)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.13 Erfafscheidingen

Enkel draadafsluitingen in duurzaam materiaal (al dan niet begroeid door klimplanten, bovenbuis toegelaten), levende hagen of een draadafsluiting gecombineerd met levende hagen zijn toegelaten.

Deze erfafscheidingen zijn maximum 2,50m hoog.

Wanneer gekozen wordt om ter hoogte van de rooilijn een afsluiting te voorzien, dan dient deze ingeplant te worden op een afstand van 1,50m van de rooilijn.

2.14 Reclame

Het is enkel toegelaten om zaakgebonden reclamevoorzieningen en de naamgeving van het bedrijf te voorzien tegen de gevels van het bedrijfsgebouw. Zaakgebonden reclamevoorzieningen dienen tot een minimum beperkt te worden.

Het plaatsen van zaakgebonden reclamevoorzieningen en de naam- geving van het bedrijf dient dermate opgevat dat ze een architectu- rale consistentie vertonen met bijhorende gevel.

Zaakgebonden reclamevoorzieningen en de naamgeving kunnen niet losstaand en/of op het dak opgericht worden, ze dienen te wor- den geïntegreerd in het bedrijfsgebouw.

Motivatie 1,5m: bij voorkeur wordt er geen af- sluiting ter hoogte van de rooilijn geplaatst.

Indien wel moet er voldoende ruimte zijn voor ten eerste het onderhoud van de haag (0,5m), ten tweede kunnen boom en afsluiting niet op dezelfde plaats geplaatst worden (afstand van 1m voorzien) en ten derde om het hoogtever- schil tussen de haag en de afsluiting op te vangen: de haag is maar 1m hoog, de afslui- ting tot 2,5m.

Erfafscheidingen

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

ARTIKEL 1 - ZONE VOOR LOKALE BEDRIJVIGHEID

(22)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

1 Bestemming

Onderhavige zone is bestemd voor groothandel die gelinkt is aan land- bouwactiviteiten. De activiteit dient verenigbaar te zijn met een woon- omgeving.

2 Inrichting

2.1 Inplanting van gebouwen en verhardingen

Gebouwen:

Maximum 950,00m² van de zone voor groothandel gelinkt aan land- bouwactiviteiten kan ingenomen worden door een gebouw en/of een overkapping.

De inplanting van de gebouwen dient rekening te houden met de op het grafi sche plan aangeduide “Uiterste grens voor bebouwing”. Er dient als volgt een gebouwenvrije zone gerespecteerd te worden:

Ten opzichte van de rooilijn met de Kasteeldreef: minimum 8,00m

Ten opzicht van de zonegrens met Art.3 - Woongebied met lande- lijk karakter: minimum 8,00m

Ten opzichte van de zonegrens met Art.5 - Zone voor landbouw:

minimum 20,00m

Ten opzichte van de zonegrens met Art. 4 - Buff erzone: minimum 0,00m.

Behoudens bovenstaande afstandsregels is de inplanting vrij, voor zover voldaan wordt aan eisen uit andere wetgeving.

Verhardingen:

Er dient maximaal gebruik gemaakt te worden van waterdoorlatende verharding, afhankelijk van de waterdoorlaatbaarheid van de grond en/of de grondwaterstand.

Deze zone kan volgens de categorisering beschouwd worden als een zone voor bedrijvigheid (overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008)

Een groothandel die gelinkt is aan landbouwactiviteiten heeft activiteiten m.b.t. veevoeders, kolen, meststoff en, stro, antargaz, houtpellets, potgrond en plantgoed (groothandel).

Momenteel staat er in onderhavige zone een loods (300m²), een overkapping (150m²) en een laag bijgebouw in slechte staat (233m²). Er wordt vanuit gegaan dat het laag bijgebouw (233m²) wordt gesloopt en dat er dan naast de loods en de overkapping een nieuwe constructie wordt voor- zien met een maximum van 500m². De maximum 500m² is dan ter vervanging van het te slopen bijgebouw (233m²), de opvang van de losstaande buitenopslag (190m², door effi ciënter indoor te stapelen kan dit lager) en ruimte voor de voertuigen (85m²). Dit geeft een totaal van 950m² (300+150+500).

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

(23)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

Maximum 1/2 van de oppervlakte van de zone voor groothandel ge- linkt aan landbouwactiviteiten die niet voorzien wordt met gebouwen mag verhard worden.

2.2 Bouwhoogte van gebouwen

Algemeen: het peil gelijkvloers ligt tussen 0 meter en maximum 0,4 meter hoger dan het peil van het openbaar domein op de rooilijn. Het peil gelijkvloers wordt gemeten op de rooilijn t.h.v. de inkomdorpel.

De bouwhoogte bedraagt maximum 7,00m

Afwijkingen van de maximale bouwhoogte worden toegestaan voor schoorstenen, silo’s en technische constructies voor zover steden- bouwkundig verantwoord.

2.3 Dakvorm en dakdoorsteken

De gebouwen moeten qua uitzicht een plat dak hebben. Het is toe- gelaten een hellingsgraad te voorzien in de dakvorm / dakrand voor zover de nok lager is dan de dakrand: enkel wanneer de architectu- rale meerwaarde ervan wordt aangetoond kan hiervan afgeweken worden.

De dakconstructie moet geschikt zijn voor inrichtingen op vlak van energie e.d. Minimum 20% van de dakconstructie dient te worden ingericht als groendak.

Dakdoorsteken voor technieken of bovendakse brandwerende scheidingsmuren dienen via architecturale vormgeving geïntegreerd te worden in de architectuur van het bedrijfsgebouw.

2.4 Bedrijfs- of conciërgewoning

De totale oppervlakte van de zone bedraagt 3.299m², de maximum bebouwingsoppervlakte be- draagt 950m² wat een verschil geeft van 2.349m². Wanneer 1/2 van deze oppervlakte wordt ge- nomen is deze 1.174m², de huidige verhardingsoppervlakte binnen onderhavige zone bedraagt ongeveer 850m². M.a.w. kan er een 300-tal m² verhardingsoppervlakte bijkomen: wanneer er bij- voorbeeld wordt gekozen voor een deel van de bijkomende bebouwing achteraan te voorzien is deze oppervlakte noodzakelijk. Ook i.f.v. buitenopslag is deze verharding noodzakelijk.

De bouwhoogte van het gebouw wordt gemeten vanaf het aanzetpeil van de inkomdorpel tot het hoogste punt van het dak: de bovenkant kroonlijst of dakrand bij een plat dak.

Er wordt gestreefd om de dakconstructie met voldoende draagkracht uit te voeren, zodat een (eventueel latere) plaatsing van PV-panelen over de volledige oppervlakte mogelijk is als ook de inrichting van groendaken.

De bestaande loods heeft een zadeldak met een kroonlijsthoogte van ongeveer 7m en en nok- hoogte ongeveer 9m. Nieuwe/bijkomende gebouwen dienen qua uitzicht een plat dak te hebben met een maximum hoogte van 7m. Dit in lijn met het bestaande gebouw van Van Hessche op de hoek met de Industrielaan.

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

(24)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.5 Architectuur en materiaalgebruik

De bebouwing mag geen monotoon karakter hebben, en dient zich in te passen in de omgeving en bij te dragen tot een positief straatbeeld.

Alle gevels dienen volwaardig ontworpen en afgewerkt te worden.

Alle gevels van gebouwen moeten opgetrokken worden in eigen- tijdse en duurzame gevelmaterialen. Deze materialen dienen qua kleur, textuur en schaal inpasbaar te zijn in de omgeving.

2.6 Opslag van producten, grondstoff en en afvalstoff en

De opslag van de producten, grondstoff en en afvalstoff en dient maxi- maal binnen de gebouwen of onder overkappingen georganiseerd te worden.

Stapeling van materalen in open lucht is enkel toegelaten achter de zonegrens met Art.3 - Woongebied met landelijk karakter en op minimum 8,00m t.o.v. de zonegrens met Art.5 - Zone voor land- bouw, binnen de op het grafi sche plan aangeduide overdrukzone

“Overdruk voor stapeling in open lucht”.

De stapeling dient visueel te worden afgeschermd t.o.v. zonegren- zen met Art.3 - Woongebied met landelijk karakter en Art.5 - Zone voor landbouw door een voldoende hoog, landschappelijk ingepast en aangeplant talud of groenscherm of d.m.v. schijngevels. Het be- treft de op het grafi sche plan aangeduide indicatieve aanduiding

“Visuele afscherming’.

Enkel binnen de overdrukzone is het mogelijk om ook stapeling en afscherming te voorzien buiten de op het grafi sch plan aangeduide uiterste grens van bebouwing.

Duurzame gevelmaterialen zijn bijvoorbeeld silexpanelen. De kleur van de materialen zal omstan- dig in de bouwaanvraag worden toegelicht.

Zone voor stapeling in open lucht

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

(25)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.7 In- en uitritten

Binnen de zone voor groothandel gelinkt aan landbouwactiviteiten is maximum één in- en uitrit toegelaten met een max. breedte van 7,5m.

2.8 Parkeervoorzieningen en circulatie

De groothandel gelinkt aan landbouwactiviteiten moet instaan voor haar eigen behoeften aan fi etsenstallingen en parkeervoorzieningen voor personeel en bezoekers, groen ingericht en ruimtelijk geïnte- greerd in het geheel.

Zo nodig kunnen er parkeervoorzieningen en fi etsenstallingen onder, ondergronds of bovenop de bebouwing georganiseerd worden. Bij parkeren op het dak moet de maximum bouwhoogte gerespecteerd blijven.

De circulatie van gemotoriseerd vervoer dient volledig binnen de zone voor groothandel gelinkt aan landbouwactiviteiten voorzien te worden.

2.9 Groenzones

Indicatieve aanduiding bomenrij: op het grafi sche plan aangeduide in- dicatieve aanduiding “bomenrij”.

Er dienen minimum twee bomenrijen te worden voorzien:

Langsheen rooilijn met de Kasteeldreef, enkel te onderbreken t.h.v. de in- en uitrit.

Langsheen rechterkavelgrens, grenzend aan Art.5 - Zone voor landbouw.

De bomenrijen bestaat uit streekeigen knotbomen of opgaande bomen met een tussenafstand van 6,00m, deskundig onderhouden in stand gehouden.

Het parkeergebeuren dient te voldoen aan het geldende gemeentelijke reglement omtrent parke- ren.

Bij de inrichting van een fi etsenstalling moet er rekening gehouden worden dat de voorzieningen voor verschillende soorten fi etsen geschikt zijn (mountainbikes, bakfi etsen, fi etsen met fi etskar- ren,...).

Met “groen ingericht” wordt bedoeld dat de parkeerplaatsen en fi etsenstallingen moeten worden geïntegreerd in het geheel door middel van groenvoorzieningen zoals bomen, struiken, vaste plan- ten, bodembedekkers, hagen,... .

Circulatie van gemotoriseerd verkeer op de bedrijfsperceel houdt in dat laden en lossen volledig op eigen terrein moet gebeuren, net als het uitvoeren van manoeuvres i.f.v. het laden en lossen, voldoende buff erruimte op eigen terrein (om fi levorming op openbaar domein te vermijden), orga- nisatie verkeersbewegingen op de site,...

Langsheen de rooilijn met de rooilijn is er links van de in- en uitrit een 30-tal meter, met een tus- senafstand van 6m dienen daar m.a.w. minimum 4 bomen te worden voorzien. Langsheen de rechterkavlegrens is er ongeveer een 25-tal meter en zijn er minimum 3 bomen te voorzien. De

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

(26)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

Niet-bebouwde en niet-verharde oppervlakten:

Niet-bebouwde en niet-verharde oppervlakten dienen als groen- zones in een nette en voor de aanpalende eigenaars niet hinde- rende wijze aangelegd en onderhouden te worden.

In de groenzones dient het open karakter maximaal gerespec- teerd te worden waarbinnen bijen- en vlinderminnende beplan- ting onderdeel dienen van uit te maken.

2.10 Erfafscheidingen

Enkel draadafsluitingen in duurzaam materiaal (al dan niet begroeid door klimplanten, bovenbuis toegelaten), levende hagen of een draadafsluiting gecombineerd met levende hagen zijn toegelaten.

Deze erfafscheidingen zijn maximum 2,00m hoog.

Erfafscheidingen op minder dan 8m van de rooilijn met de Kasteeldreef zijn niet toegelaten behoudens wanneer deze noodza- kelijk is als omheining van een dierenweide.

2.11 Reclame

Het plaatsen van zaakgebonden reclamevoorzieningen en de naam- geving van het bedrijf dient dermate opgevat dat ze een architectu- rale consistentie vertonen met bijhorende gevel.

Reclamevoorzieningen en de naamgeving kunnen niet losstaand en/

of op het dak opgericht worden, ze dienen te worden geïntegreerd in het bedrijfsgebouw.

I.f.v. de bijen en vlinders kan er een bloemenweide aangelegd worden, aangevuld met hogere bijen- en vlinderminnende beplanting zoals bijvoorbeeld:

Heesters en klimheesters: hazelaar, klimop, liguster, ribes, botanische rozen, sleedoorn, sneeuwbes, kamperfoelie, zuurbes, heidesoorten,...

Vaste planten: daslook, dotterbloem, ereprijs, gele dovenetel, kaasjeskruid, kattenkruid, klok- jesbloemen, longkruid, munt, ooievaarsbek, salie, tijm, vetkruid, wilgenroosje,...

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

ARTIKEL 2 - GROOTHANDEL GELINKT AAN LANDBOUWACTIVITEITEN

(27)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

1 Bestemming

De percelen van onderhavige zone zijn bestemd voor ééngezinswonin- gen in de vorm van één open bebouwing, namelijk de bestaande wo- ning met dwars landgebouw opgenomen op de Inventaris Bouwkundig Erfgoed) en twee ééngezinswoningen in halfopen bebouwing rechts van bestaande woning (Kasteeldreef 43).

Meergezinswoningen zijn niet toegelaten.

In nevenbestemming zijn detailhandel, vrije beroepen, lichte ambacht, diensten, horeca en kantoren toegelaten voor zover verenigbaar met de woonomgeving.

1.1 Bouwkundig erfgoed

De “Dorpswoning” (ID: 212328, Kasteeldreef 43 te Pittem) moet in haar hoedanigheid bewaard blijven. Uitbreiding, onderhouds-, instandhou- dingswerken en verbouwingswerken zijn toegelaten op voorwaarde dat de erfgoedwaarde en huidige architecturale waarde ongeschonden blijft of ze verhoogt.

Deze zone kan volgens de categorisering beschouwd worden als een zone voor wonen (overeen- komstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008)

Meergezinswoning: gebouw voor de huisvesting van minimum twee gezinnen/alleenstaanden, waarbij elke woonruimte wordt ontsloten door één of meerdere gemeenschappelijke inkomhallen.

De gemeente werkt momenteel aan een kader voor al het bouwkundig erfgoed op haar grondge- bied. Onderhavige woning zal hieraan moeten voldoen. Binnen de huidige context zal de woning worden ondergebracht in categorie B “Waardevol erfgoed”. Op dit moment gelden er voor de gevels en dakvlakken die zichtbaar zijn vanaf het openbaar domein deze volgende bijzondere bepalingen:

De gevels kunnen, behoudens bij overmacht, niet gesloopt worden.

Renovatie, verbouwing of uitbreiding gebeuren met aandacht en respect voor de erfgoedwaar- den van deze bebouwing en het architecturaal geheel waartoe het eventueel behoort. Bij res- tauratie, renovatie en verbouwing dient zoveel mogelijk in te spelen op de bestaande erfgoed- waarden van het gebouw voor wat de gevels zichtbaar vanaf het openbaar domein betreft.

Alle ingrepen dienen het geheel van het bouwwerk en het eventuele architecturaal geheel te ondersteunen.

Het plaatsen van dakvlakvensters, fotovoltaïsche cellen en zonneboilers in en op het dak en/

of de gevels is toegelaten, mits deze zich op een esthetisch verantwoorde manier integreren.

Bij elke aanvraag tot omgevingsvergunning moet aan de aanvraag een motivatienota worden toegevoegd. Deze nota is een informatief document voor de vergunningverlenende overheid met het oog op het beoordelen van de vergunningsaanvraag in het kader van de goede ruimte- lijke ordening en de stedenbouwkundige voorschriften van het gebied. Deze motivatienota geeft

(28)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2 Inrichting

2.1 Algemeen

Maximum 40% van de zone voor woongebied met landelijk karakter kan voorzien worden met een gebouw, inclusief bijgebouwen. Voor het per- ceel van Kasteeldreef 43 bedraagt de huidige bebouwingsoppervlakte als maximum.

2.2 Inplanting

De woning met dwars landgebouw dient als één ééngezinswoning te blijven bestaan zoals opgelegd in 1.1. Bouwkundig Ergoed.

Het bestaande straatbeeld is richtinggevend voor de inplanting van twee nieuwe ééngezinswoningen in half-open bebouwing tegenover de rooilijn, namelijk 8,00m. De inplanting kan ervan kan worden aangepast om enerzijds de erfgoedwaarde van de Dorpswoning te versterken en anderzijds om de bestaande hoogstammen (notenbo- men) te bewaren. De inplanting van gebouwen dient op een ruimtelijk verantwoorden manier te gebeuren, die het straatbeeld ondersteunt en versterkt.

Plaatsing t.o.v. zijkavelgrenzen voor twee woningen in half-open bebouwingsvorm:

0,00m langsheen één zijperceelsgrens

Minimum 3,00m langsheen één zijperceelsgrens

Ten gevolge van deze inplanting mag op aanpalende percelen die bebouwd zijn ten behoeve van woongelegenheden, geen buitenspo- rige hinder ontstaan.

Mogelijke inpassing om de inplanting van de bijkomende ééngezinswoningen aan te passen om de erfgoed- waarde van de Dorpswoning en het behouden van de notenbomen.

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

(29)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.3 Bouwhoogte

Voor de twee nieuwe ééngezinswoningen in half-open bebouwings- vorm wordt de bouwhoogte beperkt tot:

Maximum twee volle bouwlagen vermeerderd met een onderdak- se bouwlaag met een minimum hellingsgraad van 25° en maxi- mum 45°.

Of maximum drie volle bouwlagen met plat dak waarbij de hoog- ste bouwlaag een teruggetrokken volume is onder een hoek van 45° te meten vanaf de kroonlijst van de voor- en achtergevel.

Voor de bestaande bebouwing op het perceel van Kasteeldreef 43 geldt de bestaande bouwhoogte als maximum.

2.4 Bouwdiepte

Voor bijkomende gebouwen:

Op het gelijkvloers: 15,00 meter

Op de verdieping: 12,00 meter

Voor de aanbouw van de woning opgenomen op de Inventaris Bouwkundig Erfgoed bepaalt de huidige locatie van de buitenmuren de bouwdiepte.

2.5 Dakvorm

Voor de twee nieuwe ééngezinswoningen:

De dakvorm is vrij mits voldaan aan de voorschriften zoals be- schreven in punt “2.3. Bouwhoogte”.

Indien bij de hoofdgebouwen het dak is samengesteld uit hellen- de dakvlakken is de minimale hellingsgraad 25° en maximaal 45°

ten aanzien van het horizontaal vlak.

Dakuitbouwen zijn beperkt tot 1/3 van de dakvlakbreedte of 1/2 indien minder dan 6,00m.

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

(30)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.6 Garages en/of carports

Bijkomende garages en/of carports zijn niet toegelaten voor de be- staande woning op Kasteeldreef 43.

Voor de twee nieuwe ééngezinswoningen is het plaatsen van ga- rages en/of carports toegelaten onder volgende beperkende voorwaarden:

Garages: maximaal twee garages

Opgenomen in het hoofdgebouw

Aangebouwd aan het hoofdgebouw:

Maximale oppervlakte van 21,00m² per garage

Ingeplant binnen de inplantingszone van het hoofdgebouw Carports: maximaal één carport

In te planten tussen het hoofdgebouw en de zijperceelsgrens. Op 0,00m van de zijperceelsgrens bij akkoord met aanpalende eige- naar, indien geen akkoord dient de carport op minimum 1,00m van de zijperceelsgrens te worden ingeplant.

De inplanting dient op een ruimtelijk verantwoorde manier te ge- beuren, waarbij de esthetische, functionele en ruimtelijke crite- ria worden gehanteerd bij de beoordeling van de in de aanvraag tot omgevingsvergunning voorgestelde inplanting. De inplanting mag geen abnormale hinder veroorzaken ten aanzien van de be- woners van de aanpalende percelen.

De achteruitbouwlijn van de carport mag de achteruitbouwlijn van de woning niet overschrijden.

Maximale oppervlakte bedraagt 21,00m² met een maximale hoogte van 3,00m.

De carport dient opgebouwd te worden uit een drie-zijdige open constructie en is slecht mogelijk langsheen één zijde van de woning.

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

(31)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

2.7 Bijgebouwen

Bijkomende bijgebouwen zijn niet toegelaten voor de bestaande wo- ning op Kasteeldreef 43.

Voor de twee nieuwe ééngezinswoningen is het plaatsen van bijge- bouwen toegelaten onder volgende beperkende voorwaarden:

Bijgebouwen met een maximale oppervlakte van 40,00m²:

Zij dienen ingeplant te worden op minimum 1,00m van de zijka- velgrens. Mits akkoord met de eigenaars van het aanpalende kan dit op de zijkavelgrens.

De bijgebouwen hebben een maximale hoogte van 3,50m.

Gebouwen groter dan 40,00m² zijn enkel toegelaten ter realisatie van gegroepeerde garages en zover het maximale bezettingsper- centage niet overschreden wordt.

2.8 Afsluitingen

Enkel draadafsluitingen in duurzaam materiaal (al dan niet begroeid door klimplanten, bovenbuis toegelaten), levende hagen of een draad- afsluiting gecombineerd met levende hagen zijn toegelaten. Deze erf- afscheidingen zijn maximum 2,00m hoog met uitzondering van de af- sluitingen t.h.v. de rooilijn waar de hoogte dient beperkt te worden tot maximum 1,00m.

2.9 Inrichting van de niet-bebouwde ruimte

De niet-bebouwde delen van het perceelsdeel gelegen binnen on- derhavige bestemmingszone, dienen ingericht te worden als tuin.

Maximum 1/3 van de oppervlakte van deze perceeldelen mag ver- hard worden ten behoeve van toegang tot de bebouwing binnen onderhavige zone. Maximum 50% van de oppervlakte van het per- ceelsdeel tussen het hoofdgebouw en de rooilijn kan verhard worden

De bijgebouwen zijn bestemd voor de berging van goederen, gebruiksmiddelen, voertuigen,... die inherent verbonden zijn met de bestemming voorzien in de bestemmingszone.

Dit ten behoeve van een oprit, parkeervoorzieningen, terrassen, tuinpaden en andere constructies die geen gebouw zijn.

Die maximum 50% verharding in de voortuin telt mee voor de berekening van de maximum 1/3 verharding op het volledige perceel.

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

ARTIKEL 3 - WOONGEBIED MET LANDELIJK KARAKTER

(32)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie

1 Bestemming

Deze zone is bestemd voor buff er in de vorm van groenvoorziening en landschappelijke inkleding. Binnen de buff erzone kunnen eveneens de nodige voorzieningen getroff en worden voor buff ering en afvoer van water mits het visueel buff erend eff ect van de buff erzone niet gehypo- thekeerd wordt.

2 Inrichting

De buff erzone heeft een breedte van 12m behoudens tegen de noordzijde van het plangebied waar een breedte van 20m is opgelegd.

De buff erzone dient beplant te worden met een beplanting van hees- ters, laag- en hoogstammig streekeigen en functioneel groen, des- kundig aangelegd en gehandhaafd.

De buff erzone dient minimaal 20% te bestaan uit bladhoudende struiken en bomen.

De buff er dient een landschappelijk aanleg te hebben zonder de al- gemene visuele geslotenheid te verliezen. De integratie van water- buff ering mag de realisatie van een volwaardig groenscherm niet in de weg staan. De landschappelijke integratie naar het aanpalende landbouwgebied moet ten alle tijden gegarandeerd zijn.

Het aanleggen van de buff erzone op een talud is toegelaten.

Binnen deze zone is het stapelen van goederen, materialen, afval, grondstoff en, afgewerkte producten, e.d. verboden.

Binnen deze zone zijn alle vormen van verhardingen en toeritten voor mechanisch verkeer verboden.

ARTIKEL 4 - BUFFERZONE ARTIKEL 4 - BUFFERZONE

Deze zone kan volgens de categorisering beschouwd worden als een zone voor bedrijvigheid (overeenkomstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008)

Beken, natuurlijke waterafvoer en waterbuff ering kunnen deel uitmaken van de landschappelijke aanleg van de buff erzone op voorwaarde dat de algemene visuele geslotenheid wordt gewaard- borgd.

(33)

VERORDENEND

Stedenbouwkundige voorschriften

TOELICHTEND Toelichting en visie ARTIKEL 5 - ZONE VOOR LANDBOUW

ARTIKEL 5 - ZONE VOOR LANDBOUW

1 Bestemming

Het gebied is bestemd voor de beroepslandbouw.

2 Inrichting en beheer

Alle handelingen die nodig of nuttig zijn voor de landbouwbedrijfs- voering van landbouwbedrijven zijn toegelaten.

Het oprichten van gebouwen en gelijkaardige constructies is niet toegelaten met uitzondering van het oprichten van schuilhokken voor dieren voor zover de omvang ervan in verhouding staat tot de begraasbare oppervlakte.

Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de alge- mene bestemming niet in het gedrang brengen, is het aanbrengen van kleinschalige infrastructuur gericht op het al dan niet toegan- kelijk maken van het gebied voor educatief of recreatief medege- bruik, waaronder het aanleggen, inrichten of uitrusten van paden voor niet-gemotoriseerd verkeer, toegelaten. Deze paden moeten in waterdoorlatende verharding aangelegd worden.

Voor zover ze door hun beperkte impact de realisatie van de alge- mene bestemming niet in het gedrang brengen, is de instandhou- ding, de ontwikkeling en het herstel van de natuur, het natuurlijk mi- lieu en de landschapswaarden, eveneens toegelaten.

Deze zone kan volgens de categorisering beschouwd worden als een zone voor landbouw (over- eenkomstig artikel 1 van het besluit van de Vlaamse regering van 11 april 2008)

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Alle werken, handelingen en wijzigingen die nodig of nuttig zijn voor deze specifi eke gemeenschapsvoorzieningen en openbare nutsvoorzieningen zijn toegelaten, voor zover ze

Aangezien het over een regularisatie gaat van een bestaande toestand van het bestaand bedrijf Dranken van Eetvelde (gelegen in het goedgekeurd BPA 35/1 : E17/3

ter plaatse van gronden met de nadere aanwijzing "voormalig agrarische bedrijfsbebou- wing (vab)" mogen aanwezige gebouwen in geen enkel opzicht worden

Voorzieningen en infrastructuur die nodig zijn voor het vertragen van de afvoer, retentie, infiltratie en bergen van zuiver hemelwater en oppervlaktewater en onderhoud

Binnen alle bestemmingszones worden bovengrondse en ondergrondse constructies en inrichtingen voor hernieuwbare energie toegelaten, voor zover ze in hun uitbating en

Binnen alle bestemmingszones worden bovengrondse en ondergrondse constructies en inrichtingen voor hernieuwbare energie toegelaten, voor zover ze in hun uitbating en

De delen van het terrein ingericht als toegang, laden en lossen, parking (beperkt tot zone voor parking in overdruk voor deelzone B) en sport- en speelterrein kunnen, voor

In deze zone zijn alle bovengrondse en ondergrondse werken, handelingen en wijzigingen toegelaten voor de aanleg, het functioneren of aanpassing van die openbare