Vraag nr. 12
van 17 oktober 2003
van de heer JAN VERFAILLIE
Heffing grond- en afvalwater – Westhoek
In opvolging van mijn vraag om uitleg in verband met heffingen op grond- en afvalwater – in de Commissie voor Leefmilieu, Natuurbehoud en Ruimtelijke Ordening – zou ik graag volgende vragen stellen (Handelingen Commissievergade-ring nr. 263 van 26 juni 2003, blz. 5-9).
1. Heeft de administratie reeds een nota met een beschrijving van de verschillende mogelijkhe-den aan de minister voorgelegd ?
2. Is er reeds een passende oplossing voor de pro-blematiek ? Zo ja, welke ?
Zo neen, wanneer verwacht men een oplossing ?
Antwoord
1. Op mijn vraag werd door de administratie een voorstel van decreetswijziging voorbereid. D i t voorstel houdt een gedeeltelijke vrijstelling van de grondwaterheffing in indien drinkwater-maatschappijen extern water infiltreren ter hoogte van hun grondwaterwinning.
Het voorstel is bedoeld om de effecten van een onttrekking van grondwater te minimaliseren. Om die reden kan een vrijstelling van de heffing niet enkel afhankelijk zijn van het infiltreren van water. Er dienen bijgevolg een aantal voor-waarden gekoppeld te worden aan de vrijstel-l i n g. Zo zavrijstel-l bijvoorbeevrijstel-ld moeten worden geïnfivrijstel-l- geïnfil-treerd waar het grondwater onttrokken wordt. Naast deze aspecten wordt het voorstel momen-teel binnen mijn kabinet en in overleg met de administratie geëvalueerd op de milieu-impact en de financiële impact. Wat de milieu-impact b e t r e f t , wens ik de Vlaamse volksvertegenwoor-diger te verwijzen naar mijn antwoord op zijn vraag om uitleg van 19 juni 2003. Hierin gaf ik aan dat een dergelijke vrijstelling op het eerste gezicht wellicht gewenst, maar zeker niet van-zelfsprekend is. Daarnaast is het de vraag of vanuit het gelijkheidsbeginsel dit voorstel kan worden beperkt tot alleen de drinkwaterwin-n i drinkwaterwin-n g s b e d r i j v e drinkwaterwin-n . Het voorstel zal hieraadrinkwaterwin-n dadrinkwaterwin-n ook moeten worden getoetst vooraleer het ver-der wordt behandeld.
Ik wil daarnaast ook vermijden dat, indien meer geïnfiltreerd zou worden dan er gewonnen w o r d t , een "negatieve" heffing zou ontstaan. Opdat de kunstmatige infiltratie ook een reëel effect zou hebben op de watervoerende laag waaruit water wordt onttrokken, moet er een minimale hoeveelheid effectief te infiltreren water worden opgelegd om in aanmerking te komen voor een vrijstelling. Dergelijke hoe-veelheden kunnen bijvoorbeeld bepaald wor-den aan de hand van grondwatermodellen. Hierbij zal rekening gehouden worden met de wijze waarop wordt geïnfiltreerd. Zo zal bij een oppervlakkige infiltratie niet alle aangevoerde water het grondwater bereiken omdat er een gedeelte zal verdampen of omdat tussenliggen-de hartussenliggen-de lagen tussenliggen-de diepte-infiltratie verhintussenliggen-deren tot de grondwaterlaag waaruit het drinkwater gewonnen wordt. Het heeft immers geen zin een vrijstelling toe te kennen indien deze niet de minimalisatie van de aantasting van de grondwaterlaag waaruit het drinkwater gewon-nen wordt, tot gevolg heeft.
2. Het voorliggende voorstel dient met andere woorden nog grondig inhoudelijk getoetst te w o r d e n . Pas indien ik de zekerheid heb dat het voorstel ook de beoogde milieudoelstellingen tot gevolg zal hebben, zal het door mijn kabinet meegenomen worden bij de bespreking op het niveau van de Vlaamse regering in het kader van de eerstvolgende budgetcontrole.