Vraag nr. 91 van 7 mei 1996
van mevrouw VEERLE HEEREN
Toewijzing sociale woning – Co-ouderschap
Voor de toewijzing van sociale woningen werd een hele procedure uitgewerkt. Dat is nodig om die toewijzing op een zo objectief mogelijke manier te laten verlopen. De laatste jaren worden we echter geconfronteerd met een aantal maatschappelijke fenomenen waarvoor de reglementering aangaande de toewijzing van sociale woningen geen antwoord heeft. Een voorbeeld daarvan is het co-ouderschap, waarbij de kinderen bij een echt-scheiding eigenlijk aan beide partners worden toegewe-zen.
In dergelijk geval kan men voor volgende situatie staan. De ouders huren een sociale woning met vol-doende ruimte voor twee kinderen. Bij een echtschei-ding wordt gekozen voor het co-ouderschap omwille van het welzijn van de kinderen. De vrouw bewoont de sociale woning met ruimte voor twee kinderen. De man heeft geen sociale woning, maar wenst voorrang te krij-gen voor een sociale woning met ruimte voor twee kin-deren. Op die wijze zouden woningen met voldoende ruimte voor kinderen ook worden toegewezen aan de partner die beide kinderen niet permanent bij zich heeft.
1. Heeft de minister weet van concrete gevallen van co-ouderschap waarbij aan beide ouders een sociale woning werd toegewezen met voldoende ruimte voor de kinderen ?
2. Kan volgens de huidige reglementering in geval van co-ouderschap aan beide ouders een sociale woning met voldoende ruimte voor kinderen worden toege-wezen ?
Indien dit juridisch inderdaad mogelijk is, in hoe-verre is dit in overeenstemming met de geest van de toewijzingsreglementering ?
3. Is co-ouderschap een reden om een sociale woning bij voorrang aan een van de ouders toe te wijzen ? Antwoord
1. De Vlaamse Huisvestingsmaatschappij houdt geen gegevens bij met betrekking tot de toewijzing aan beide ouders van een sociale woning met voldoende ruimte voor de kinderen in geval van co-ouder-schap.
2. Artikel 5, § 1, derde lid van het sociale-huurbesluit van 29 september 1994 stelt dat bij het beoordelen van de rationele bezetting voor de toewijzing van een sociale huurwoning rekening kan worden gehouden met kinderen die geplaatst zijn of waar-over de kandidaat-huurder een bezoekrecht heeft en die derhalve niet permanent in de woning zullen verblijven.
Aangezien de wet van 13 april 1995 betreffende de gezamenlijke uitoefening van het ouderlijk gezag het begrip bezoekrecht gewijzigd heeft, zal hiermee rekening kunnen worden gehouden in het kader
van het bepalen van de rationele bezetting van de woning.
Deze werkwijze is volledig in overeenstemming met de geest van de toewijzingsreglementering, aange-zien de bepaling van artikel 5, § 1, derde lid van het sociale-huurbesluit toelaat om bij de bepaling van de nodige ruimte van een sociale huurwoning kin-deren mee te tellen die normaliter minder tijd in de woning zullen doorbrengen dan de kinderen die worden opgevoed in een stelsel van co-ouderschap. 3. Co-ouderschap is op zich geen reden voor het
verle-nen van een prioriteit voor het toewijzen van een sociale huurwoning.