• No results found

Duynstee 18 Defensie in de jaren '70 Drs

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Duynstee 18 Defensie in de jaren '70 Drs"

Copied!
92
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

uw lio- lio- tie-

de lijk

~ze

ent dat jen wd

het Je- en.

~en

~en

Int- tan

~en

~en

ten

)el- ren

Zo Jp- het :k), het Jes

~en

ng, tan Jek en-

Inhoud

Redactie

3 "Politiek perspectief"

Mr. Frank A. Bibo 9 KVP, wat nu?

Mr. H. 1. Marius Gerlings 15 Kabinetscrisis en Tweede Kamer

A. E. M. Duynstee 18 Defensie in de jaren '70

Drs. C. A. Smal

22 Onzekerheid in het politieke ambt Drs. J. G. H. J. Hermans 28 Moet de spelling gewijzigt worden?

Mr. 1. P. G. W. Purnot

40 De positie van het Europees Parlement Dr. J. L. K. F. de Vries

49 Bestaat de Amerikaanse uitdaging nog?

~ke Boeken & brochures ren

bo

Drs. 1. P. M. C. Gorgels

72 Kwaliteit en toekomst van onze samenleving IJ (Milieuhygiëne in Nederland, Urgentienota Milieuhygiëne, Blauwdruk voor overleving, rapport commissie- Mansholt, Milieuboekje van Bram van der Lek, en Handboek voor vervuild Nederland)

Drs. G. A. 1. M. Abbenhuis

76 Omroeprapport - losse flodderes van PvdA-commissie

- vervolg op pag. 2 -

(2)

-

(vervolg inhoud)

Mr. 1. B. A. Hoyinck

77 Tijdsein (dr. S. W. Couwenberg, red.) Mr. J. Chr. G. Fijen

78 Opstaan tegen de ondergang (Rob Vermaas: interviews met mr. B. W.

Biesheuvel e.a.)

Mr. 1. H. A. G. van Maasakkers

79 Bestuurlijke organisatie (onderzoek van het Instituut voor Bestuursweten- schappen)

80 Agglomeratieproblemen (dr. H. van Ruller) Mr. 1. Chr. G. Fijen

81 Vademecum politiek vormingswerk (Documentatie- en Informatiecentrale, De Horstink)

Dr. Roberto Papini

82 De communautaire maatschappijvisie (Lino Rodriguez-Arias Bustamante) Inhoudsopgave "Poritiek perspectief" 1971/1972

84 Alfabetische lijst van auteurs en bijdragen 89 Register

2 Politiek perspectief, november/december 1972

"p(

Red;

Nu d, wil/er nele een I als IE daarli verbé Dit n die Zl'

introe treft hetze onde, de th heids geen bepe, van é

Door nasle vertn zijn é

vOlgE febru zodal maar InhOl Als a heeft persr we t blad, zijn Ii besté

Politi

(3)

w.

,ten-

rale,

"Politiek perspectief"

Redactie

Nu de eerste volledige jaargang van Politiek perspectief is afgesloten, willen we u als lezer graag deelgenoot maken van een aantal redactio- nele en zakelijke overwegingen. Per slot van rekening staat of valt een tijdschrift als dit uiteindelijk met uw participatie - als abonnee, als lezer, als criticus en misschien als medewerker - of het ontbreken daarvan. Maar in de eerste plaats willen we u een en ander meedelen in verband met de afsluiting van de eerste jaargang.

Dit nummer bevat een inhoudsopgave van de artikelen, recensies enz.

die zijn verschenen in de zes nummers van deze jaargang én in de twee introductie-afleveringen die we eind 1971 hebben uitgegeven. Bovendien treft u op de laatste pagina's een trefwoordenregister aan, waarvoor hetzelfde geldt. Als u in Politiek perspectief literatuur over een bepaald onderwerp wilt opzoeken, wijst dit register u de weg, ook wat betreft de thema's van de publikaties die in ons blad besproken zijn. Volledig- heidshalve voegen we hier aan toe, dat van de meeste afleveringen geen losse nummers meer verkrijgbaar zijn. Gezien de tot nu toe relatief beperkte oplage hebben we er om economische redenen vooralsnog van afgezien, speciale verzamelbanden te laten maken.

Door verschi!lende omstandigheden - vooral de verkiezingen en hun nasleep - verschijnt dit nummer tot onze spijt met een aanzienlijke vertraging. Wij hopen, dat u dit voor één keer kunt billijken. Inmiddels zijn al enige tijd geleden de nodige voorbereidingen getroffen voor de volgende aflevering, een speciaal nummer over het onderwijs, dat u eind februari tegemoet kunt zien. Daarna hopen we de publikatiedatum zodanig te kunnen vervroegen, dat het blad telkens midden in de twee- maandelijkse periode bij de lezer wordt bezorgd.

Inhoud

Als abonnee hebt u ongetwijfeld gemerkt, dat de redactie niet verlegen heeft gezeten om kopij. Terwijl het de bedoeling was, dat Politiek perspectief gemiddeld zo'n 72 pagina's per nummer zou tellen, hebben we tot nu toe steeds afleveringen met een omvang van 84 tot 96 bladzijden gepubliceerd. Samengevoegd zouden de acht nummers die zijn verschenen in 1977/1972, een boekwerk van 730 pagina's opleveren, bestaande uit 56 artikelen, 46 boekbesprekingen, 4 nota's van het

(4)

Centrum voor Staatkundige Vorming resp. de KVP, 6 "documenten" en diversen. Praktisch alle büdragen zÜn bovendien speciaal voor dit blad geschreven: als redactie hebben we allerminst leentjebuur hoeven te spelen.

Dit alles zegt nog maar weinig over de inhoud, al mogen we wel zo vrümoedig zÜn het vermoeden te uiten, dat men wel zal hebben gemerkt, dat we niet onze toevlucht hebben hoeven te nemen tot het plaatsen van vlakke verhalen over ongevaarlüke onderwerpen. Maar voor het overige kunnen we ons als redactie alleen maar spiegelen aan de reacties van de lezers en van de kranten. Uit het feit dat verreweg de meeste geluiden die we hebben vernomen, een gunstig oordeel inhielden, en dat büna elk nummer de aandacht heeft getrokken van verschillende dagbladen, menen we met de nodige bescheidenheid te mogen afleiden, dat we op de goede weg zÜn. Toch zÜn we ons er PÜnlÜk van bewust, dat er nog heel wat moet gebeuren, wil Politiek perspectief beantwoorden aan de normen die ook in Nederland zouden moeten worden gesteld aan een politiek-theoretisch tÜdschrift. Voor dit blad zÜn die criteria neergelegd in het "Ten geleide" dat mr. L. B. M. Wüst, indertüd waar- nemend voorzitter van het Centrum voor Staatkundige Vorming, voor het eerste nummer heeft geschreven.

Signatuur

Zoals uit de verantwoording waarmee Politiek perspectief ten doop is gehouden, duidelük blÜkt, is de uitgever van dit blad de mening toege- daan, dat het onvoldoende zou zÜn "zomaar" een tüdschrift te hebben, ook al zouden de büdragen stuk voor stuk een redelük niveau hebben.

Ook in onze ogen moet dit blad voldoen aan specifieke behoeften, die voortkomen uit zÜn functie als politiek-theoretisch tüdschrift van christen- democratische signatuur, als "kritisch forum" binnen de KVP. Waar- schÜnlÜk is het onvermüdelük, dat een dergelüke functie wel eens misverstanden wekt. Een enkeling beschouwt Politiek perspectief klaar- blükelük als een "orgaan" van de KVP, waarin kritiek op het doen en laten van partüleiding of fractie maar beter achterwege kan blÜven. Als dan bovendien een krant kortzichtig genoeg is om in een fikse kop

"de KVP" te identificeren met de schrüver van een artikel dat er niet om liegt, zÜn de voorwaarden voor irritatie wel vervuld.

Als redactie menen wÜ, dat we geen enkel belang zouden dienen als we dit tüdschrift zouden redigeren als ware het een partÜblaadje. Ook de KVP is er naar onze overtuiging mee gebaat als redactie en mede- werkers erin slagen in Politiek perspectief "materiaal aan te dragen voor ideeënvorming en zorg te dragen voor wetenschappelük verant- woorde begeleiding en toetsing van de praktische politiek ten dienste van deze partü", als dit blad zich inderdaad heeft ontwikkeld tot een "kritisch forum (-), zowel voor degenen die wetenschappelük met politiek-

4 Politiek perspectief, november/december 1972

maat~

veran bezin tüdsc Deze de hE,

briev~

sief c noem versc der U doem karwe Als F het à

begin is imi christ strevt' word!

beleic vleug De NI persr;

besta"

stuk, om t,

zou ~ , Them I

Confo wat r geloG demo KVP.

reeks zal b digen aan/~

publil Vanzl ken ~ funct, we ill

Politi

(5)

en lad te

zo rkt, :;en het

de de ren, lde 'en, Jst, jen eld )ria lar- Dor

1 is ge- en, en.

die en- 'ar- ms 'ar-

en Als .op liet

we lok ::le- Ien 'nt- fan

;ch 9k-

maatschappelüke vraagstukken bezig ZÜn als voor hen die politieke verantwoordelÜkheid dragen", en als we ernaar streven "de ethische bezinning op het politieke handelen (-) als een rode draad door dit tüdschrift (te laten) lopen".

Deze doelstellingen, geformuleerd in het al genoemde "Ten geleide" van de heer Wüst, impliceren tegelÜkertüd een stellingname. In kranten en brieven is Politiek perspectief wel eens afgeschilderd als (te) progres- sief of als spreekbuis van de "linkervleugel" van de KVP. Het laatstge- noemde misverstand is waarschünlük in de hand gewerkt door het verschünsel dat Kantorowicz heeft gesignaleerd: "Man schreibt mit der Linken und tut mit der Rechten". De meeste politici zÜn typisch doeners, voor wie het schrÜven van een gedegen artikel een hels karwei is.

Als Politiek perspectief een progressieve signatuur heeft, beantwoordt het overigens aan de letter en de geest van de meest recente officiële beginselverklaring van de KVP, de resolutie van Arnhem (7967). Daarin is immers "de noodzaak (erkend), dat het program van een partü op christelüke grondslag en de uitvoering daarvan consequent vooruit- strevend dienen te ZÜn en in die zin bÜ voortduring kritisch dienen te worden bezien". Wie deze opstelling als basis voor zÜn redactionele beleid kiest, kan men moeilük verwüten, dat hÜ speciaal de "linker- vleugel" van de partÜ een tehuis biedt of - zoals Jan Verdonck in De Nieuwe Linie van 6 september 1972 heeft geïnsinueerd - dat Politiek perspectief "niet meer (is) dan een speelhoek", waarvan de KVP het bestaan zou dulden op grond van overwegingen ontleend aan het leer- stuk van de repressieve tolerantie. Als wÜ ook maar enige reden hadden om te vermoeden, dat in deze kwalificatie een grond van waarheid zou schuilen, zou het voor ons natuurlük niet meer hoeven.

Thema's

Conform onze taakstelling hebben we in de eerste acht nummers nogal wat ruimte geboden voor bÜdragen met betrekking tot de relatie tussen geloof en politiek, de beginselen en het functioneren van de christen- democratische beweging, alsmede de grondslag en de koers van de KVP. De functie van Politiek perspectief brengt met zich mee, dat deze reeks van onderling samenhangende onderwerpen in dit blad een topic zal blÜven, al moeten we er natuurlük voor waken, dat we ons bezon- digen aan navelstaren. In het maart-aprilnummer hopen we, mede naar aanleiding van de "bezinning" in de KVP, weer een aantal artikelen te publiceren rond deze thema's.

Vanzelfsprekend zullen we daarnaast de nodige aandacht blüven schen- ken aan de inhoud van een christen-democratische politiek en aan het functioneren van onze parlementaire democratie. In 1977/1972 hebben we in dit verband vooral het accent gelegd op de participatie, het

(6)

welzünsbeleid, het milieubeheer, de internationale politiek en het defen- siebeleid. We zÜn ons ervan bewust, dat even belangrüke thema's - bÜv. de inkomensverdeling, de economische groei, verkeer en vervoer, het huisvestingsbeleid, de sociale verzekeringen en de gezondheidszorg - nog niet of nauwelüks aan bod zÜn gekomen. Maar de beschikbare ruimte legt ons uiteraard beperkingen op, zeker binnen het bestek van één jaargang.

In de nabüe toekomst hopen we vaker nummers te kunen uitbrengen die grotendeels gewÜd zÜn aan één thema, zoals bÜv. het onderwüs en het wetenschapsbeleid in de eerstkomende aflevering. Ons verlangen om regelmatig speciale nummers te publiceren kan natuurlük gemakke- IÜk botsen met de noodzaak, tÜdig aandacht te schenken aan nieuwe politieke of maatschappelüke ontwikkelingen. We zullen ernaar streven het een zo goed mogelük met het ander te combineren.

Als het redactionele beleid van een blad aan de orde is, valt onherroe- pelÜk het büna onaantastbare begrip "actualiteit". Oe reden dat wÜ dit woord nog niet in de mond hebben genomen, is dat het niet past in de opzet van een tüdschrift als Politiek perspectief. Oe lage verschü- ningsfrequentie, waarvoor is gekozen op grond van financiële overwe- gingen, maakt het onmogelük de dingen van de dag op de voet te volgen.

Maar daartoe dient een politiek-theoretisch tüdschrift ook niet. Wél zullen we blüven proberen de inhoud zó samen te stellen, dat hÜ in de ruimere zin van het woord "actueel" is; met andere woorden, dat hÜ betrekking heeft op kwesties die in discussie zÜn, of - beter nog - dat dingen die daarvoor misschien nog niet door een meerderheid rüp worden geoordeeld, ter discussie worden gesteld - en dat alles natuurlük op een zinnige manier. Gezien de belangstelling die kranten vanaf het begin hebben getoond voor de inhoud van Politiek perspectief, hopen we ook in dit opzicht op de goede weg te zÜn.

Een belangrük onderdeel van dit tüdschrift is in onze ogen de rubriek Boeken & brochures - niet alleen omdat we hopen u als lezer te ge- rieven met een kritische schouw van alle relevante publikaties, maar ook

omdat een blad als dit naar onze mening moreel verplicht is zorg te dragen voor een dergelüke begeleiding van het onmisbare - en soms ondankbare - werk dat Nederlandse uitgevers van politieke boeken en brochures verrichten. Daarom vinden we het, tussen haakjes, een twüfelachtige eer, dat Politiek perspectief als enig tüdschrift in zÜn soort probeert meer te bieden dan af en toe een recensie van een vrÜ wille- keurig gekozen publikatie. U kunt dus ook in dit opzicht rekenen op voortzetting van de door ons tot nu toe gevolgde beleids/Ün.

Redactie, medewerkers en lezers

Om aan de weet te komen, hoe u als lezer oordeelt over ons redactio- nele beleid en welke wensen u hebt in verband met de inhoud en

6 Politiek perspectief, novemberldecember 1972

pres€

van a op u verbE begin betre' Maar de vq tueel, aan ti in lac we n basis om a bepe\

dat 'v'

binne.

zoud\

een 'v, en dE, even I

wegil (geer

I

Tot r wat ~

Dat!

naar, redal verril kund.

missl om ti:

waar duün best~

Opla:

Voor door abor:

1500 kunn reke 1973

Polit:

(7)

m- er, )rg lre an

'en s 'en

<e- we 'en

Je-

in f-JÜ- ve- en.

Vèl in dat

"Üp les ten ief,

iek ge- Jok

te 'ms

<en

~en

lort lIe-

op

Uo- en

presentatie van uwen ons tüdschrift, zullen wÜ alle lezers in de loop van dit jaar een enquête-formulier toesturen. Nu al doen we een beroep op u om te zÜner tüd aan dit onderzoek, dat gericht zal ZÜn op verdere verbetering van Politiek perspectief, mee te werken. Dan is tevens een begin gemaakt met de vervulling van onze wens, u als lezer meer te betrekken bÜ het wel en wee van dit blad.

Maar ook tussentüds houden we ons aanbevolen voor uw reacties, in de vorm van aanmerkingen, suggesties, "ingezonden stukken" en even- tueel andere bÜdragen. Als we u aanmoedigen om uw medewerking aan te bieden, doen we dat in de hoop, dat we daardoor kunnen voorzien in lacunes die nog aanwezig zÜn in onze kring van medewerkers, dat we nieuwe talenten kunnen aantrekken en dat aldus de redactionele basis kan worden verbreed. TegelÜkertüd verzoeken wÜ u vriendelÜk om als potentiële medewerker te bedenken, dat de beschikbare ruimte beperkt is, dat we elk nummer maanden tevoren moeten "plannen" en dat voor plaatsing alleen bÜdragen in aanmerking komen die passen binnen de opzet van het blad. (Als we deze laatste voorwaarde niet zouden stellen, zou een nummer van Politiek perspectief alleen maar een willekeurige verzameling artikelen zÜn. Daarmee zouden de uitgever en de redactie niet akkoord kunnen gaan, en u als lezer waarschÜnlÜk evenmin). Om deze redenen en ook op grond van technische over- wegingen stellen we het zeer op prÜs als men alvorens een typoscript (geen manuscript, s.v.p.) in te zenden, overleg wil plegen met de redactie.

Tot nu toe is de redactie van Politiek perspectief, in tegenstelling tot wat aanvankelÜk de bedoeling was, gevoerd door een tweemanschap.

Dat is het betrokken duo zo goed bevallen, dat het allerminst snakt naar drastische uitbreiding van ZÜn iel gelid. Gebleken is, dat een redactie van zo beperkte omvang het werk zo efficiënt mogelÜk kan verrichten. Daarom zullen we het bestuur van het Centrum voor Staat- kundige Vorming voorstellen naast een redactie van beperkte (maar misschien toch enigszins grotere) omvang een redactieraad in te stellen, om te voorkomen dat verstarring of hobbyisme gaat optreden, en om te waarborgen dat het voortbestaan ook is verzekerd als het huidige duümviraat te züner tüd de voorkeur geeft aan een andere (vrÜe)tüds- besteding.

Oplage en kosten

Voorlopig worden uitgever en redactie eigenlÜk alleen maar gekweld door één zorg, en die is van materiële aard. Hoewel het aantal betalende abonnees in het afgelopen jaar is gestegen van ongeveer 500 tot circa 1500, is daarmee nog lang niet een oplage bereikt waarbÜ de kosten kunnen worden bestreden uit de abonnementsgelden. De exploitatie- rekening vertoont dan ook een gevoelig verlies, terwÜI de kosten in 1973 nog aanzienlÜk zullen stÜgen. Niettemin heeft de uitgever er van

(8)

afgezien deze kostenstüging in rekening te brengen aan de abonnees;

de abonnementsprüs blüft dus ongewÜzigd. Om althans een deel van de kostenstÜging op te vangen zullen we wel ons oorspronkelüke voor- nemen om nummers van gemiddeld ongeveer 72 pagina's uit te geven, tot uitvoering moeten brengen.

Als lezer bent u niet alleen gebaat met een zo laag mogelüke abonne- mentsprüs, maar minstens evenzeer met handhaving van de aangegeven omvang en met verdere opvoering van de kwaliteit van uw blad. Daarom doen wÜ een dringend beroep op u om ons te helpen de oplage flink te vergroten. U helpt ons natuurlük het meest direct als u probeert één of meer nieuwe abonnees te werven, maar we zÜn u even erkentelük als u, wanneer dat zo te pas komt, vrienden en kennissen attendeert op Politiek perspectief en als u hen vraagt of u hun vrüblüvend - en natuur- IÜk gratis - een proefnummer mag laten toesturen. Als u de adressen dan opgeeft aan onze administratie, draagt zÜ zorg voor de verzending.

We vragen u om deze dienst omdat rechtstreekse schriftelüke benade- ring van betrekkelük grote groepen mogelük geïnteresseerden een kost- bare zaak is en in verhouding tot de kosten te weinig resultaat pleegt op te leveren. Als het ons gezamenlük zou lukken de oplage te vergroten tot 2500, zal het de uitgever gemakkelÜker vallen om Politiek perspectief te blüven financieren. De huidige situatie zou op den duur financieel ondraaglük worden. We hopen dan ook vurig, dat u zich actief wilt inzetten om aan deze zorgwekkende toestand een eind te helpen maken.

BÜ voorbaat onze hartelüke dank voor uw gewaardeerde medewerking!

(hgc)

8 Politiek perspectief, november/december 1972

Het:

aant grotE ware Het;

. I

Incal in 1!

kwar jaar ':

staal Wat·

met I

het i

één I

In gr in dl het i

pers, besc ondE dan Na e een zijn nog van de ZI

maar insta ijska

* Mr.

van"

1 GepL Alle c Verkie

Polit:

(9)

95;

'an or- en,

1e- 'en :Jm ink ,én (ijk op ur-

;en 19.

ie-

st- 3gt :en ief ge(

vilt en.

KVP, wat nu?

Frank A. Bibo ,',

Het verlies van de KVP bij de verkiezingen op 29 november 1972 was aanzienlijk groter dan de gemiddelde verwachting binnen de partij, groter ook dan op grond van de trend gedurende de laatste jaren mocht worden verwacht.

Het zijn forse klappen die de KVP achtereenvolgens heeft moeten incasseren. Telde de partij in 1963 nog 50 zetels in de Tweede Kamer, in 1967 werden dit er 42, na de tussentijdse afsplitsing van de PPR kwam de KVP bij de verkiezingen van 1971 op 35 zetels, en ruim een jaar later is het aantal gedaald tot 27. Cijfers om wel even bij stil te staan!

Wat zijn de oorzaken van het verlies van de KVP? Niemand zal ooit met volledige zekerheid kunnen vaststellen, welke factoren daarvoor het meest verantwoordelijk zijn. Zeker is, dat het niet gaat om slechts één oorzaak, maar om een samenstel van factoren.

In grote lijnen weten we allemaal wel, wat er aan schort. Rapporten die in de partij zijn opgesteld ("Grondslag en karakter", "Duidelijkheid"), het Nationaal Verkiezingsonderzoek 1971 en vele artikelen in Politiek perspectief geven daartoe menig aanknopingspunt. En een vluchtige beschouwing van de eerste resultaten van het Nationaal Verkiezings- onderzoek 19721 (dat een grondige bestudering binnen de partij meer dan waard iS) bevestigt vele vermoedens.

Na de verkiezingsnederlaag in 1971 is de KVP er nog niet in geslaagd een duidelijke - nieuwe - koers te bepalen. Vernieuwingsprocessen zijn weliswaar in gang gezet, maar aansprekende resultaten werden nog niet bereikt. De gedachtenwisseling en besluitvorming rond de nota van de Contactraad zou juist op gang komen toen de kabinetscrisis in de zomer van 1972 ontstond. Andere zaken eisten in de daaropvolgende maanden de aandacht op. De nota van de Contactraad - die in eerste instantie vrij positief werd beoordeeld - ging als het ware tijdelijk de ijskast in .

• Mr. Frank A. Bibo is directeur van het Centrum voor Staatkundige Vorming en redacteur van "Politiek perspectief"

1 Gepubliceerd in "De Nederlandse kiezer '72", uitg. Samsom, Alphen aan de RUn; 1973.

Alle cijfers In dit artikel zijn hieraan ontleend. Op het verslag van de Werkgroep Nationaal Verkiezingsonderzoek komen we uitvoerig terug in het maart·aprilnummer. (Red.).

(10)

De partij toonde aan de vooravond van de verkiezingen geen duidelijk gezicht, er heerste onrust en wrevel, sommige zaken waren nog niet voldoende doorgesproken, hetgeen in een aantal gevallen resulteerde in verschillende, soms zelfs tegengestelde uitspraken.

De tijd was ook te kort voor de fractievoorzitter en lijsttrekker om zich voldoende duidelijk te profileren. Andriessen was nog te weinig bekend en hoewel hij een naar mijn mening voortreffelijke campagne heeft ge- voerd, was deze betrekkelijke onbekendheid een grote handicap ten opzichte van andere, reeds langer opererende lijsttrekkers. En dat juist de personen een belangrijke rol spelen bij verkiezingen, is ook dit keer duidelijk gebleken. Wiegel, De Gaay Fortman, Biesheuvel en ook Den Uyl hebben dat bewezen.

Een ander probleem is de veel besproken openheid. Gebleken is, dat 98 procent van de KVP-kiezers katholiek is. De partij wordt dus nog steeds gezien als een partij van katholieken. Van het karakter van

"open" volkspartij (zoals aangedUid in 1945 en ook nog eens in 1967) is in de praktijk dus weinig te bespeuren. De KVP in haar huidige ver- schijningsvorm heeft geen aantrekkingskracht voor niet-katholieken, en voor katholieken steeds minder. Ook de aantrekkingskracht voor jonge- ren wordt steeds geringer. Terwijl in 1967 de leeftijdsopbouw van het KVP-electoraat nog overeenkwam met die van de totaliteit van de Nederlandse kiezers, heeft de KVP nu relatief weinig aanhang onder de kiezers beneden de 25 jaar en relatief meer boven de 50 jaar. Deze

"vergrijzing" geldt overigens in nog sterkere mate voor de ARP en CHU.

Er zijn ongetwijfeld nog meer factoren aan te wijzen om het verlies te verklaren. Ook aan de partij-organisatie en aan de structuur van de KVP schort wel het een en ander. Hetzelfde geldt trouwens voor ons kiesstelsel, dat dringend aan vernieuwing toe is. Het Nationaal Ver- kiezingsonderzoek spreekt ook op dit punt dUidelijke taal. Maar de belangrijkste verliesbrengende factoren - voor zover deze overigens los van elkaar kunnen worden beschouwd - zijn de voortgaande decon- fessionalisering en de polarisatie.

Deconfessionalisering en polarisatie

Van de katholieken stemt nog slechts 38 procent op de KVP. In 1967 was dat nog 67 procent en in 1971 51 procent. Aldus blijkt uit het Nationaal Verkiezingsonderzoek 1972. Opvallend is, dat de teruggang in stemmental in 1972 zeer groot was onder de kerkse katholieken.

Een aantal van hen heeft ongetwijfeld zijn stem uitgebracht op de RKPN, wat de KVP op een verlies van twee zetels is komen te staan.

Het deconfessionaliseringproces is reeds lang geleden ingezet, en het lijkt niet aannemelijk dat er nu een stilstand is gekomen. In 1967 was nog 58 procent van de Nederlandse kiezers van oordeel, dat er een katholieke en een protestantse partij zouden moeten zijn als in

10 Politiek perspectief, november/december 1972

NedE was i is ni proc parti.

voorl snel1 De \, gest

eige~

land.

juist vroe.

We, loss volk:

typi~

tot ( te bi Mon van men:

kom:

keu~

Van, lijk

eig~

blij~

gev1 In e te b het mer Ge€.

De' forn

VoOI

den gez sne.

gev, De ~

ber::

Pol

(11)

ijk let :Ie ch nd le- en ist ,er fyl

lat og an

,7)

~r-

en Je- let de Ier ,ze IU.

es de ns er- de

ln-

167 let

ng

3n.

de let las ,en

in

Nederland zou worden overgegaan tot het tweepartijen-stelsel, in 1972 was nog slechts 12 procent die mening toegedaan. En dit percentage is niet te danken aan de jongere kiezers! Weliswaar geeft nog 23 procent van de kiezers de voorkeur aan een christelijke en een andere partij bij het vooronderstelde twee-partijenstelsel, maar de voorkeur voor één conservatieve én één progressieve partij of combinatie groeit snel.

De verkiezingen van 1972 hebben sterk in het teken van de polarisatie gestaan; de tegenstellingen zijn op de spits gedreven. Toch past dit eigenlijk niet goed in het politieke systeem en het kiesstelsel van ons land. Natuurlijk, er bestaan politieke tegenstellingen, en het is bovendien juist die tegenstellingen - die veelal op een ander vlak liggen dan vroeger - duidelijk te tonen. Daarmee kan echter niet worden volstaan.

We moeten proberen om via redelijk overleg en onderhandelen tot op- lossingen te komen waar een ruime meerderheid van het Nederlandse volk achter staat. Het overbruggen van tegenstellingen is mede een typische taak voor de christen-democratische partijen. Zij zijn er echter tot op heden niet in geslaagd een voor de kiezer duidelijk alternatief te bieden voor de polarisatie.

Momenteel is het in Nederland nog zo, dat geen enkele partij of blok van partijen een meerderheid kan behalen. Samen met anderen zal men tot de vorming van meerderheidskabinetten moeten proberen te komen. Steeds is een keuze nodig tussen verschillende partners. Deze keuze moet duidelijk zijn en dient te gelden voor een reeks van jaren.

Vanzelfsprekend moet het doen van die keuze door anderen ook moge- lijk worden gemaakt. De belangrijkste keuze is echter die voor een eigen, "consequent vooruitstrevend" beleid. Duidelijkheid moet allereerst blijken uit het beleid dat men wil voeren en dat men daadwerkelijk heeft gevoerd.

In een twee-partijenstelsel zou alles veel duidelijker zijn! Ik waag dat te betwijfelen. In de Verenigde Staten en in Engeland kent men in feite het twee-partijensysteem, maar van een toppunt van duidelijkheid kan men daar toch evenmin spreken.

Geen gemakkelijke positie

De polarisatie gaart voort - dat blijkt ook tijdens de huidige kabinets- formatie - , en als wij van mening zijn dat dit geen goede ontwikkeling voor ons land is, dan is het een opgave voor met name een christen- democratische partij zoals de KVP een alternatief te bieden. Dat zal gezien de ontwikkelingen niet gemakkelijk zijn, waarbij nog komt dat snelheid van handelen - met alle overigens ook daaraan verbonden gevaren - geboden is.

De kiezers en met name de KVP-kiezers maken deze opgave ook niet bepaald gemakkelijk. Van de KVP-stemmers wenst immers 40 procent

(12)

een regering met de PvdA en 33 procent een coalitie met de VVD.

Helaas moet dus worden geconstateerd, dat de KVP zeer verdeeld is.

Volgens het Verkiezingsonderzoek blijkt 46 procent van de Nederlandse kiezers de voorkeur te geven aan een of andere regeringscombinatie met de PvdA en 27 procent aan een coalitie waarvan de VVD deel uitmaakt. De jongeren blijken in het algemeen een grotere voorkeur te hebben voor een combinatie met de PvdA. Een extra moeilijkheid in het kader van de samenwerking tussen KVP, ARP en CHU vormt het feit, dat laatstgenoemde partijen "rechtser" georiënteerd blijken te zijn dan de KVP. Toch is de KVP nog een gewilde regeringspartner, gezien het feit dat ruim de helft van de PvdA-stemmers en bijna 75 procent van de VVD-stemmers een regeringscombinatie met de KVP prefereren.

Opnieuw bezinning

Na de nieuwe nederlaag is in KVP-kring geconcludeerd, dat er (weer) behoefte is aan bezinning. Deze conclusie is reeds eerder getrokken.

In 1967 - na de eerste nederlaag - werd opgeroepen tot bezinning op het beleid van de partij, om de KVP weer tot een groeiende partij te maken en om ruime aandacht te besteden aan het vraagstuk van de partijvorming. Men constateerde de ontevredenheid en het onbehagen over het bestaande partijenstelsel, en de wens van de kiezers om een grotere invloed op het politieke bestel uit te oefenen werd onderkend.

Er werden commissies ingesteld en studiedagen belegd, de Groep van achttien ging aan het werk en stelde een aantal interessante rapporten op. Maar met al die rapporten werd te weinig gedaan. Sommige werden zelfs nauwelijks besproken, zoals de rapporten "Duidelijkheid" van commissies uit de KVP en uit de Groep van achttien. Deze rapporten - en dat geldt ook voor het rapport "Grondslag en karakter" van 1966 - verdienen het om ook nu nog eens herlezen te worden. En dan mag het niet bij lezen blijven!

Het Kernprogram van de KVP voor de periode 1971-1975 werd met een nieuw elan opgesteld en zeer positief ontvangen. Er kwam een Gemeenschappelijk Urgentieprogram van ARP, CHU en KVP tot stand, waarmee gestalte werd gegeven aan de verdergaande samenwerking van de drie christen-democratische partijen - een samenwerking die vooral door de KVP werd nagestreefd, omdat men meende dat een gescheiden optrekken van drie partijen die zo dicht bij elkaar stonden, niet langer geloofwaardig zou zijn. Toch kwam deze samenwerking niet voldoende van de grond.

Na de nieuwe verkiezingsnederlaag van 1971 was weer bezinning nodig.

En die heeft ook plaatsgevonden, in eigen kring en in de Contactraad, het gespreksorgaan van KVP, ARP en CHU. Het eerste resultaat van de besprekingen in de Contactraad werd weergegeven in de nota "Op weg naar een verantwoordelijke maatschappij", en aan de partijen voor-

12 Politiek perspectief, november/december 1972

gele opgl chrii kiezl gran Man een

voo~

stat~

Korl gezii van

197~

Nu, mOE bezl moe niet vele die' Exa' jarel teke watl nieu lanQ een:

datl dat kelt Uit·

sch als van dOE ont con De van per De

hef

dit klo,

PO(

(13)

D.

is.

se tie

!el ur

in et ijn an

d.

3n

56 19

3n 3n d, 19 ie 3n n, et

g.

d, m lp

r-

gelegd. De vervroegde verkiezingen hebben de behandeling van de nota opgehouden, en van een verdergaande samenwerking tussen de drie christen-democratische partijen bleek althans naar buiten in de ver- kiezingscampagne niet veel. Er bestond onduidelijkheid over de pro- grams, al is dan op het laatste moment nog een Gemeenschappelijk Manifest verschenen en hebben de drie wetenschappelijke bureaus in een boven alle lof verheven samenwerking een "Schets van beleid voor 1973 en volgende jaren" opgesteld, die echter niet de officiële status van program kon verkrijgen.

Kortom in 1972 was men er helaas nog niet in geslaagd een duidelijk gezicht te tonen, dat nodig is voor de wervende kracht die een politiek van het vooruitstrevende centrum in Nederland moet kunnen hebben.

1972 - een nieuwe les

Nu, na 29 november 1972, is wederom tot bezinning besloten Het valt moeilijk om laconiek te blijven als er weer wordt geconcludeerd, dat bezinning nodig is en dat onderzoek naar de oorzaken van het verlies moet plaatsvinden. Waar het nu op aankomt - en hopelijk is het nog niet te laat - , is dat we nu eens lering gaan trekken uit de les die al vele jaren bekende stof is. De KVP moet besluiten remen - besluiten die werkelijk geen verder uitstel dulden.

Exact moet worden geformuleerd om welke redenen de partij in deze jaren wil blijven functioneren in de Nederlandse politiek, wat zij te be- tekenen heeft voor de samenleving, wat zij daarin wil veranderen en wat zij daarin wil behouden. Dit vereist niet de opstelling van een nieuw rapport, maar het formuleren - door de gehele partij - van een lange-termijn-program dat regelmatig wordt bijgesteld en waaruit telkens een verkiezingsprogram wordt afgeleid. Hiermee kan worden bereikt, dat de partij weer voor het voetlicht gaat treden met eigen issues en dat zij door de kiezers wordt ervaren als een grlJepering die daadwer- kelijk ernst maakt met de oplossing van vitale problemen.

Uit vele ervaringen blijkt, dat het niet voldoende is als een partij be- schikt over een goed werkprogram alleen. Pragmatische partijen hangen als los zand aan elkaar en zijn geen blijvertjes. Een goede omschrijving van het beginsel is dus noodzakelijk. De KVP moet het nog steeds doen met het beginselprogram uit 1945. In 1966 (1) is weliswaar een ontwerp-Basisprogram opgesteld, maar dat is nooit verder dan de concept-status gekomen.

De KVP wil een christen-democratische partij zijn, maar in de praktijk van alle dag wordt zij nog te veel ervaren als een confessionele groe- pering. Dit wekt bij steeds meer burgers steeds minder vertrouwen.

De cijfers van het Verkiezingsonderzoek tonen dat duidelijk nan. Dit heeft niet alleen te maken met de deconfessionalisering, hoe serieus dit verschijnsel ook is, maar evenzeer met een "geloofwaardigheids- kloof" . Deze kloof bestaat niet alleen ten opzichte van onkerkelijken

(14)

en randgelovigen, maar ook steeds meer van praktizerende christenen.

De KVP moet af van het "confessionele" beeld, zij moet een christen- democratische, sociale, open volks-partij zijn. En dit moet in de praktijk blijken, want alleen het neerleggen van deze uitgangspunten in een resolutie (zoals de oprichtingsresolutie van 1945 en de resolutie van Arnhem) is niet voldoende gebleken.

In dit perspectief moet ook het streven naar samenwerking met ARP en CHU staan. De behandeling van de nota van de Contactraad moet - in versneld tempo - worden hervat. Snelle beslissingen zijn daarbij vereist, want het zou desastreus zijn als bij volgende verkiezingen de drie christen-democratische partijen wederom zonder een werkelijke eenheid zouden optreden.

De belangrijkste recente ontwikkeling is het succes van de polarisatie.

Van links en rechts wordt het centrum (waartoe men ook D '66 en wellicht zelfs DS '70 zou kunnen rekenen) ernstig belaagd, zo zelfs dat kan worden gevreesd voor de bestaanskansen van centrumpartijen, ongeacht hun ideologische opstelling. Wie echter, zoals wij, van mening is, dat de "derde weg" van de christen-democratie de voorkeur verdient boven socialisme en conservatisme, moet en zal alles in het werk stellen om deze weg zo breed mogelijk te maken. Zowel de politieke situatie als het algemeen belang eisen dat en vragen een maximale inspanning.

14 Politiek perspectief, november/december 1972

H.

"Er

ont~

De dat dus Ma. ove

bes

Het ten: min baa zijn dat aftr sla! dus ont in t heil blij' klin om de doe de Hel me'

• MI aan Kluv van Ove voet 1 In

Pol

(15)

n.

n- jk

lP et Jij m

e.

~n

fs n, 19 nt

~n

ie g.

Kabinetscrisis en Tweede Kamer

H. J. Marius Gerlings~'

"Er is nog altijd de mogelijkheid, dat hare majesteit de koningin een ontslagaanvrage van ministers in beraad houdt". Aldus ongeveer minister De Brauw 1. Een dergelijke opmerking doet het publiek veronderstellen, dat nog altijd onze koning(in) het laatste woord zou hebben en dat deze dus nog in wijsheid het beter zou kunnen willen weten dan de ministers.

Maar in dezelfde uitzending is duidelijk gebleken, dat - hoewel goed overleg met de koning plaatsvindt - het de ministersploeg is die het besluit moet nemen wat er verder dient te gebeuren.

Het wordt de hoogste tijd, dat men afziet van het bezigen van een terminologie die onwerkelijk is. Onwerkelijk reeds sinds in 1848 de ministeriële verantwoordelijkheid is ingevoerd en de koning onschend- baar is verklaard. Maar treedt op het moment dat het gehele kabinet zijn ontslag aanbiedt, niet een geheel andere situatie in? Nee in zoverre, dat de ministers dan weliswaar te kennen hebben gegeven te willen aftreden, maar dat zij toch nog in functie blijven tot zij zullen zijn ont- slagen. Zij zijn nog de verantwoordelijke ministers en zullen zich er dus over moeten beraden, of zij de koning behoren voor te stellen hun ontslagaanvrage in te willigen dan wel deze in beraad te houden of niet in te willigen. Gezien het leerstuk van de ministeriële verantwoordelijk- heid is het ondenkbaar, dat de koning de ministers zou vragen aan te blijven, maar dat de ministers dan zouden weigeren dit te doen. Dit klinkt vreemd, want zouden de ministers dan niet de vrijheid hebben om naar eigen inzicht te handelen? Uiteraard, maar dat doen zij door de koning voor te stellen de aanvrage al dan niet in te willigen. Daar- door is de koning er bij voorbaat van verzekerd, dat zijn besluit door de ministers wordt aanvaard.

Het spreekt vanzelf, dat de koning in het beraad met de ministers of met de minister-president, indien hij daar aanleiding toe vindt, hen kan

• Mr. H. J. Marius Gerlings is advocaat en procureur te Bilthoven. In 1963 promoveerde hij aan de Rijksuniversiteit te Utrecht op een proefschrift over .. Partijen en rechter"'; uitg.

Kluwer, Deventer. Hij is voorts de auteur van "De vijf staatsmachten" (1959) en "Machten van de basIs tot de top" (1961). alsmede van talrijke artikelen, o.a. in het "Tijdschrift voor Overheidsadministratie" en het "Nederlands Juristenblad". De artikelen waarnaar in de voetnoten bij deze bijdrage wordt verwezen, zijn door hem geschreven. (Red.).

1 In een televisie-uitzending op 17 juli 1972.

(16)

verzoeken aan te blijven, maar dat is een interne aangelegenheid. De officiële vraag van de koning aan de ministers om te willen aanblijven is bij voorbaat ingewilligd.

Het ligt anders wanneer één of enkele ministers in het kabinet een minderheidsstandpunt innemen. Dan kan het althans in theorie vóór- komen, dat de koning de ontslagaanvragen van de ministers niet aan- vaardt (in dat geval heeft dus de ministersploeg bij meerderheid van stemmen daartoe het besluit genomen), opdat op deze wijze bekend wordt, dat uitdrukkelijk op alle ministers een beroep wordt gedaan aan te blijven. Denkbaar is, dat die ministers die werkelijk hebben willen vasthouden aan hun ontslagaanvrage, het nu verantwoord zullen achten zich neer te leggen bij het verlangen van de meerderheid, maar het is ook mogelijk, dat zij toch volharden in hun verlangen af te treden. "Dan heeft het niet aan de meerderheid gelegen".

Indien het gehele kabinet zijn ontslag aanbiedt en daarbij volhardt, ontstaat er een totaal andere situatie; dan komt er een soort gesple- tenheid. Terwijl het kabinet op verzoek van de koning voorlopig blijft doorregeren, treedt daarnaast een ander mechanisme in werking, dat ten doel heeft de taak te vervullen die de ministersploeg te vervullen zou hebben gehad als het slechts zou zijn gegaan om een reconstructie van het kabinet of om vervanging van één of enkele ministers. Indien het om het laatste gaat, zijn het de overige ministers die een oplos- sing zoeken; als daarentegen een nieuwe ministersploeg wordt gezocht, neemt de koning het heft in handen. Hij laat zich door allerlei raads- lieden beraden en dan is het ten slotte de koning die een besluit neemt, dat niet in de vorm van een Koninklijk Besluit wordt gekleed. (Het merkwaardige van een Koninklijk Besluit is immers niet zozeer, dat het door de koning wordt getekend, alswel dat het door één of meer ministers wordt medegetekend).

Indien het besluit de benoeming inhoudt van een informateur of van een formateur, gaat de benoemde aan het werk en brengt hij vervolgens verslag uit, niet aan de ministers maar aan de koning. Als de (in)forma- teur niet slaagt, wordt hij voor zijn moeite bedankt en herhaalt zich de procedure. Als hij wel slaagt, wordt hij eveneens bedankt, maar dan treedt een nieuw kabinet aan, dat de verantwoordelijkheid aanvaardt voor zijn benoeming en voor de daarmee automatisch gepaard gaande afdanking van de formateur.

Er wordt gezegd dat het zo dus allemaal in orde komt; de nieuwe ministersploeg heeft immers alles voor haar verantwoordelijkheid ge- nomen, met haar verantwoordelijkheid gedekt. Maar zo is het niet in orde. Het systeem van de ministeriële verantwoordelijkheid houdt niet zozeer in, dat de ministers de daden van de koning sanctioneren, maar dat de ministers handelen, en dat de koning de handelingen van de

16 Politiek perspectief, november/december 1972

\

mir: kor Ins Ter; of (I

var intE de.

ge~

dar ant (in) dar var (in) Tw' ber,

ge~

Eer opl plo: we: tot éér de, de ont wo' trol be~. zal: op mo. sta

2 Hi: nistl 3 DE mee dee(1 Bes, er n in t4

4 V,

stral

"Mi 1970. 7 de

Poi

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

vesteiingslonetn van de vakcentrales. De sociaal-economische commissie is van mening dat de toepassing van de ver- mogensaanwasdeling geen deugdelijk middel is ter

O p grond van statistische gegevens, waaraan in dit speciale geval overi- gens geen al te grote waarde mag wor- den gehecht, heeft het Haagse Va- kantie-comité

Drs. De jeugd is een belangrijlee fase in _ het leven van een mens. De paternalistische benadering van de jeugd is onjuist. Dit leidt veelal tot iso- leling van de

;~ijn we van oordeel, dat het overlegor- gaan nauwelijks een politiek lichaam is. Het lmrakter van het overlegorgaan leent zich, naar onze opvatting, zeker niet

&#34;Er is gezegd: Moeten wij nu de détente maar opgeven? Neen, want de alternatieven zijn uitermate beperkt, maar aan de andere kant. Dit lijkt mij

later hoopt men in aanmerking te kun- nen komen voor subsidie. Men verklaarde nadrukkelijk zich niet te willen identificeren met enige politie- ke partij; wel wilde

Aan Johnsons radiorede van de 31ste oktober, waarin de bomstop werd aan- gekondigd, was veel voorafgegaan. En wel in de eerste plaats eindeloze, schijn- baar

Dat wij die rozen nochtans niet geheel bij de omstandigheden vinden passen, is meer een meevoelen met de regering en voor- al met minister Witteveen, van de