• No results found

E ARNINGS MANAGEMENT : EFFECT VAN DE FINANCIËLE CRISIS OP

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "E ARNINGS MANAGEMENT : EFFECT VAN DE FINANCIËLE CRISIS OP "

Copied!
43
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

2013/2014

Vakgroep Accountancy Auteur: Murat Bugdayci

Begeleider: Dhr. Dr. F. van Beest Adres: Tasmanstraat 27, 6828 XX Arnhem E-mail: m.bugdayci@student.rug.nl Ingediend op: 20 maart 2014

R

IJKSUNIVERSITEIT

G

RONINGEN

E ARNINGS MANAGEMENT : EFFECT VAN DE FINANCIËLE CRISIS OP

FAMILIEBEDRIJVEN

(2)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

Samenvatting

De huidige stand van de economie is het gevolg van de financiële crisis, die al sinds 2008 in gang is.

Ondernemingsdoelstellingen worden niet behaald en reorganisaties vinden plaats. Ondernemingen komen in gevaar voor het niet voldoen aan de leningsvoorwaarden, waarbij de debt covenance hypothese (Watts en Zimmerman, 1990) als motief kan worden aangemerkt voor het toepassen van earnings management.

In dit empirisch onderzoek is het effect van de financiële crisis op earnings management onderzocht.

Dit onderzoek is gericht op familiebedrijven in Italië over de periode 2005 t/m 2012. Voor het meten van earnings management is het Modified Jones model van Dechow et al. (1995) gebruikt. Voor het verzamelen van data is database Orbis gebruikt. De probleemstelling van dit onderzoek is als volgt geformuleerd:

“Wat is het effect van de financiële crisis op earnings management bij familiebedrijven in Italië?”

Uit de resultaten blijken dat de financiële crisis geen effect heeft op earnings management bij familiebedrijven in Italië. Uit de resultaten blijken echter wel dat de audit firm, leeftijd, total assets en leverage van de familiebedrijven een significant effect hebben op earnings management. Door het feit dat de financiële crisis nog op gang is, zijn de resultaten niet te generaliseren. In een

vervolgonderzoek kan er bij een economisch herstel opnieuw gekeken worden wat het effect van de financiële crisis op earnings management is, wat zou kunnen leiden tot interessante

wetenschappelijke resultaten.

(3)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

Inhoud

Samenvatting ... 2

Lijst met tabellen ... 4

1. Inleiding ... 5

1.1 Wetenschappelijke bijdrage ... 6

1.2 Probleemstelling ... 7

1.3 Indeling hoofdstukken ... 8

2. Theoretische inkadering ... 8

2.1 Financiële crisis ... 8

2.2 Earnings management ... 10

2.3 Definitie earnings management ... 12

2.4 Vormen van earnings management ... 13

2.5 Motieven om earnings management toe te passen ... 15

2.5.1 Contractmotieven ... 16

2.5.2 Wet- en regelgeving motieven ... 17

2.5.3 Incentives familiebedrijven ... 17

2.6 Real en accrual-based earnings management ... 18

2.6.1 Accrual-based earnings management ... 18

2.6.2 Real earnings management ... 19

2.7 Hypothesevorming... 20

3. Onderzoeksmethode ... 21

3.1 Accruals ... 21

3.2 Meetmodellen ... 22

3.2 Methodologie ... 27

3.2.1 Onafhankelijke variabelen ... 27

3.2.2 Empirisch model ... 28

4. Resultaten ... 29

4.1 Descriptive statistics ... 29

4.2 Multicollinearity... 30

4.3 Collinearity ... 31

4.4 Heteroskedasticity ... 32

4.5 Robustness check... 33

4.6 Regressie analyse ... 33

5. Conclusie ... 35

5.1 Beperkingen ... 36

Bijlagen ... 37

Bijlage 1: Multicollinearity ... 37

Referenties ... 39

(4)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

Lijst met tabellen

Tabel 1: Descriptive statistics

Tabel 2: Descriptive statistics (Audit Firm)

Tabel 3: Multicollinearity: earnings management als afhankelijke variabele Tabel 4: Multicollinearity: crisis als afhankelijke variabele

Tabel 5: Multicollinearity: audit firm als afhankelijke variabele Tabel 6: Multicollinearity: total assets als afhankelijke variabele Tabel 7: Multicollinearity: leverage als afhankelijke variabele Tabel 8: Multicollinearity: age als afhankelijke variabele

Tabel 9: Correlation matrix Tabel 10: Model Summary Tabel 11: ANOVA

Tabel 12: Coëfficiënts

(5)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

1. Inleiding

1

Financiële verslagen van organisaties zijn een belangrijke informatiebron voor de markt. Er zijn financiële verslagen waarvan de inhoud, ongeacht de werkelijke prestaties van organisaties, bewust worden aangepast door het management. Het bovenstaande nieuwsbericht bewijst het bestaan hiervan. Het is de kop van een recente nieuws, gepubliceerd op 7 mei 2013 op accountant.nl. Hierin blijkt dat onder ruim drieduizend werknemers van grote ondernemingen in 36 landen in Europa, het Midden-Oosten, India en Afrika, één op de vijf werknemers op de hoogte is van financiële fraude binnen zijn organisatie in het afgelopen jaar. Dit bewijst dat earnings management in de loop der jaren nog steeds toegepast wordt.

Earnings management wordt gezien als een activiteit waarbij verslaggeving als een middel wordt gebruikt voor het maskeren van de werkelijke prestaties van een organisatie (Chtourou et al., 2001).

Ronen en Yaari (2008, p. 25) beschrijven in hun boek earnings management ook als een ‘slecht’

onderwerp: “Earnings management is the practice of using tricks to misrepresent or reduce transparency of the financial reports.”.

Er zijn meerdere artikelen geschreven over earnings management die in bekende accounting journals zijn gepubliceerd. Gezien het feit dat de huidige economie zich midden in een financiële crisis bevindt, zorgt dit in de wetenschap ervoor dat de periode van de financiële crisis een interessante periode is om earnings management te toetsen. Een periode waarin veel ondernemingen failliet zijn verklaard, waarin veel ondernemingen het hoofd boven water proberen te houden door doelstellingen te behalen.

De aanleiding van deze onderzoek is de financiële crisis, die onder meer in gang is gezet door de ontwikkelingen op de Amerikaanse hypotheekmarkt. De crisis zorgt in de wetenschap er voor dat er meer potentiële onderwerpen zijn voor onderzoek. Litjens en Vergoosen (2009) hebben het in hun onderzoek over het effect van de financiële crisis bij Nederlandse beursfondsen. Zij tonen aan dat in

1 http://www.accountant.nl/Accountant/Nieuws/Bedrijven+manipuleren+cijfers+op+grote+schaal.aspx

(6)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

het jaar 2008 (start crisis) zeven keer zoveel ondernemingen niet meer aan de kredietvoorwaarden voldoen, zowel het aantal als omvang van bijzondere waardeverminderingen sterk zijn gestegen en de verantwoorde reorganisatiekosten meer dan verdubbeld zijn. Voorts tonen Campello et al. (2010) in hun onderzoek aan dat CFO’s in Azië, Europa en Noord Amerika zodanig op de crisis reageren, dat ze de investeringen verminderen om minder risico te lopen. Habib et al. (2013) concentreren zich in hun onderzoek op keuzes op het gebied van earnings management bij slecht presterende organisaties en of de huidige crisis hier effect op heeft gehad. Zij tonen aan dat financieel slecht presterende organisaties earnings management toepassen, maar kunnen ze niet aantonen dat deze associatie significant veranderd is ten tijde van de huidige crisis.

Volgens enkele onderzoekers is er in de wetenschap niet goed ingespeeld op de financiële crisis.

Arnold (2009) toont in haar onderzoek aan dat academici de financiële crisis niet juist heeft geanticipeerd en met onderzoek hierop heeft ingespeeld. Zij suggereert hierbij dat de crisis academici uitdaagt om de onderwerpen voor onderzoek opnieuw te evalueren voor het bijdragen aan de analyse van de crisis. Hopwood (2009) suggereert in zijn onderzoek hetzelfde. Hopwood (2009) geeft aan dat de crisis significante implicaties heeft voor het wetenschap en dus ook voor potentiële onderwerpen op het gebied van wetenschap zorgt.

Met dit onderzoek wordt er getracht op deze tekortkoming in te spelen. Dit onderzoek gaat derhalve over het effect van de financiële crisis op het gebied van earnings management in relatie met het management van familiebedrijven en is gericht op Europese familiebedrijven uit Italië. Gezien het effect van de financiële crisis, wordt er enerzijds verwacht dat de financiële crisis ervoor zorgt dat familiebedrijven meer earnings management toepassen in de vorm van ‘big bath’. Dit om, gezien de neerwaartse prestaties tijdens de financiële crisis, verliezen te nemen zodat er met een ‘schone lei’

gestart kan worden. Anders earnings management in de vorm van income maximization als gevolg van de debt covenance hypothese (Watts en Zimmerman, 1990). In paragraaf 2.7 is op basis hiervan de hypothese gevormd.

1.1 Wetenschappelijke bijdrage

Meest recente artikel over earnings management bij familiebedrijven is van Prencipe et al. (2011). Zij tonen in hun onderzoek aan dat beursgenoteerde familiebedrijven minder aan earnings management doen dan beursgenoteerde niet-familiebedrijven in Italië. Zij maken in hun onderzoek een vergelijking tussen familiebedrijven en niet-familiebedrijven. Er is echter niet naar het effect van de huidige crisis gekeken bij familiebedrijven op het gebied van earnings management.

(7)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

Voorts hebben Prencipe et al. (2008) zich bij hun artikel geconcentreerd op het activeren van R&D kosten in relatie met earnings management bij Italiaanse familiebedrijven.

Eerdere onderzoeken tonen aan dat Italië de ideale setting vertegenwoordigd om earnings management bij familiebedrijven te onderzoeken, omdat er sprake is van een groot aantal (beursgenoteerde) familiebedrijven (Prencipe et al., 2008). Andere onderzoeken tonen aan dat de meerderheid van zowel private als beursgenoteerde ondernemingen in Italië gekwalificeerd kunnen worden als familiebedrijven (Corbetta en Minichilli, 2005). Los van het feit dat de populatie van familiebedrijven in Italië hoog is, zijn er nog andere factoren die Italië tot een geschikt land maken.

Ten eerste: eerdere onderzoeken tonen aan dat een overgrote deel van de rijkdom van eigenaren (families) van Italiaanse familiebedrijven is geïnvesteerd in het bedrijf (Bianchi en Enriques, 2000).

Ten tweede: de raad van bestuur of het top management is gedomineerd door familieleden of personen die nauwe contacten onderhouden met de familie. Als laatste: eigendom van familiebedrijven is sterk geconcentreerd en de eigenaren zijn afstandelijk tegenover externe investeerders (Prencipe et al., 2008). Brunello et al. (2003) toont aan dat bij Italiaanse familiebedrijven de grootste aandeelhouder gemiddeld meer dan 50% van de aandelen bezit, terwijl de tweede grootste aandeelhouder gemiddeld 8% tot 10% van de aandelen bezit.

In de inleiding is reeds aangegeven dat de crisis ervoor zorgt dat er in de wetenschap meer te onderzoeken is. Dit onderzoek zal ook hierop inspelen, omdat de financiële crisis tot op heden niet in relatie is gebracht met earnings management bij familiebedrijven (in Italïe). Dit onderzoek zal derhalve bijdragen aan de kennis over earnings management in tijden van de huidige crisis. Tevens is dit een relevant onderzoek omdat een groot aantal bedrijven wereldwijd te classificeren zijn als familiebedrijven (Burkart et al., 2003; Wang, 2006).

1.2 Probleemstelling

Hopwood (2009) geeft in zijn onderzoek aan dat de huidige crisis een enorme druk zet op de meeste organisaties in de wereld. Budgetten worden steeds vaker geherformuleerd, er is meer druk op de verwachtingen en strategieën worden vaker aangepast. Dit suggereert dat organisaties kostenbewuster zijn en de prestaties minder zijn ten opzichte van vóór de crisis. In dit onderzoek zal er worden onderzocht of de financiële crisis een (significant) effect heeft gehad op het gedrag van het management van familiebedrijven op het gebied van earnings management. De verwachting is dat de financiële crisis enerzijds ervoor zorgt dat familiebedrijven meer earnings management toepassen in de vorm van ‘big bath’. Dit om verliezen te nemen zodat er met een ‘schone lei’

(8)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

begonnen kan worden. Anderzijds earnings management in de vorm van income maximization als gevolg van de debt covenance hypothese (Watts en Zimmerman, 1990).

De financiële crisis en earnings management geven aanleiding voor de volgende onderzoeksvraag:

“Wat is het effect van de financiële crisis op earnings management bij familiebedrijven in Italië?”

1.3 Indeling hoofdstukken

Het onderzoek is als volgt opgebouwd. Hoofdstuk 2 bevat de theoretische inkadering van dit onderzoek. Tevens zal hier de focus op familiebedrijven gelegd worden. Hoofdstuk 3 gaat over de onderzoeksmethoden om earnings management te detecteren. Hierin wordt ook de keuze van het meetmodel toegelicht. Hoofdstuk 4 is gericht op de resultaten van het empirisch onderzoek. Tot slot wordt in hoofdstuk 5 de conclusies besproken en zal er ook een antwoord op de onderzoeksvraag gegeven worden.

2. Theoretische inkadering

2.1 Financiële crisis

The problem with investment bank balance sheets is that on the left side nothing is right and on the right

side nothing is left.2

De financiële crisis is in gang gezet door de ontwikkelingen op de Amerikaanse hypotheekmarkt.

Amerikaanse burgers raakten in de problemen omdat ze niet meer aan de aflossingsverplichtingen konden voldoen door een te hoge hypotheeklast. Als gevolg hiervan kwamen de banken in de problemen. Dit leidde zelfs tot faillissementen van diverse organisaties (o.a. Lehman Brothers). De crisis is zich vervolgens als een olievlek gaan verspreiden buiten Amerika. Door deze crisis hebben ondernemingen meer moeite om de doelstellingen te behalen en te voldoen aan de verwachtingen van de belanghebbenden. Het zorgde voor dalende beurskoersen en zelfs het opdrogen van geldmarkten.

2 http://boncherry.com/blog/2008/10/22/the-credit-crunch-a-few-quotable-quotes/

(9)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven

De crisis heeft zijn aanwezigheid vertaald in neergaande prestaties bij diverse organisaties. Door de financiële crisis is de economie wereldwijd onder druk komen te staan. Ondernemers letten meer op de kostenniveau, wat leidt tot reorganisaties en/of faillissementen. Onderstaand tabel laat zien dat er duidelijk een stijging te zien is in werkloosheid in de eurozone sinds het jaar 2008.

Bron: http://biflatie.nl/tag/werkloosheid-europa/

Alle landen in Europa hebben te maken gehad met de gevolgen van de crisis. Als gevolg hiervan werkt de Europese Unie aan een sterker internationaal toezicht. Hiervoor zijn er 3 nieuwe Europese financiële toezichthouders opgericht, namelijk European Banking Authority (EBA), European Insurance and Occupational Pensions Authority (EIOPA) en European Securities and Markets Authority (ESMA).3

De gevolgen van de crisis zijn niet alleen te zien in de werkloosheid. Veel beursgenoteerde ondernemingen hebben te maken gehad met neergaande aandelenprijzen (Bartram en Bodnar, 2009). De beurskoersen in Europa laten ook een dalende lijn in de aandelenprijzen zien (zie onderstaand figuur).

3 http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/financieel-toezicht/toezicht-op-het-financiele-stelsel/europese- toezichthouders

(10)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 10

Amsterdam AEX Londen FTSE 100

New York Dow Jones

Bron: www.belegger.nl

2.2 Earnings management

Earnings management is een bekend onderwerp. Het wordt gezien als een activiteit waarbij verslaggeving als een middel wordt gebruikt voor het maskeren van de werkelijke prestaties van een organisatie (Chtourou et al., 2001). Ronen en Yaari (2008, p. 25) beschrijven in hun boek earnings management ook als een “slecht” onderwerp: “Earnings management is the practice of using tricks to misrepresent or reduce transparency of the financial reports.”

Vanaf de jaren 1990 tot 2004, zijn er 81 artikelen over earnings management gepubliceerd in 8 toptijdschriften (Bissessur en Langendijk, 2005). McNichols (2002) toont ook in zijn onderzoek aan dat er over de periode 1993 tot 1999 55 artikelen in bekende accounting journals zijn gepubliceerd.

Als we ons verdiepen in de term earnings management, komen we begrippen als creatief boekhouden en financiële fraude tegen. Wanneer we aan financiële fraude in de praktijk denken, denken we aan de boekhoudschandalen Enron, Ahold en Worldcom. De invoer van Code-Tabaksblat en Sarbanes-Oxley Act zijn het gevolg van deze boekhoudschandalen. Door deze

(11)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 11 boekhoudschandalen wordt earnings management in de praktijk onterecht in een directe verband gelegd met fraude. Dechow en Skinner (2000) tonen namelijk in hun onderzoek aan dat earnings management en fraude niet aan elkaar gelijk zijn. Zij geven aan dat verslaggevingskeuzes die binnen de grenzen van GAAP worden gemaakt, onder earnings management vallen en de verslaggevingskeuzes die de grenzen van GAAP overschrijden onder financiële fraude vallen.4

Het belangrijkste doel van Code-Tabakblat en Sarbanes-Oxley Act is het voorkomen van schandalen als Enron en Worldcom. Beide zijn gedragsregels voor beursgenoteerde bedrijven met onder andere verbeterde transparantie in de jaarrekening als doel. In de wetenschap is er ook hierop ingespeeld.

Zo hebben Cohen et al. (2008) een onderzoek geschreven over real-based en accrual-based earnings management vóór en ná de invoer van Sarbanes-Oxley Act. Zij tonen aan dat accrual-based earnings management vanaf 1987 tot de invoer van Sarbanes-Oxley Act een stijging laat zien en na de invoer een daling. Daarentegen laat mate van real-based earnings management een daling tot de invoer van Sarbanes-Oxley Act zien en na de invoer een stijging. Bij de code Tabaksblat en Sarbanes-Oxley Act gaat het derhalve om de toezichthouding op beursgenoteerde ondernemingen. Hoe sterker de corporate governance, hoe lager de mate van earnings management is. Organisaties met een zwakke corporate governance passen namelijk vaker earnings management toe (Beasley, 1996).

Uit eerdere onderzoeken blijkt dat de omvang van een organisatie invloed heeft op de mate van het toepassen van earnings management. Barton en Simko (2002) tonen aan dat grote ondernemingen meer aan earnings management doen dan kleine ondernemingen. Dit, door het feit dat grote ondernemingen te maken hebben met een hogere mate van druk voor het voldoen aan de verwachtingen van de investeerders, door hun omvang beter kunnen onderhandelen met auditors/accountants, door hun omvang te maken hebben met meer keuzes op het gebied van financiële verslaggeving en earnings management toepassen voor het verminderen van de politieke kosten. Echter, de mate van earnings management wordt verminderd als er sprake is van een effectieve bestuur en audit commitee (Chtourou et al., 2001).

Niet alleen de omvang van een organisatie, maar ook de vorm heeft invloed op de mate van earnings management. Burgstahler et al. (2006) hebben een vergelijking gemaakt tussen private en beursgenoteerde ondernemingen. Zij tonen aan dat bij private ondernemingen sprake is van een hogere mate van earnings management dan bij beursgenoteerde ondernemingen. Tevens tonen ze aan dat earnings management meer in landen voorkomt waar sprake is van een zwakke wet- en

4 Dechow en Skinner (2000) laten de verschillen middels een figuur zien. In het figuur wordt er onderscheid gemaakt tussen verslaggevingskeuzes enerzijds op het gebied van “conservative accounting”, “neutral earnings”, “aggresive accounting” en anderzijds op het gebied van “fraudulent accounting” (Dechow en Skinner, 2000, p 239).

(12)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 12 regelgeving. Leuz et al. (2003) en Desender et al. (2011) bevestigen dit ook middels hun kwantitatieve onderzoek. Coppens en Peek (2005) hebben zich ook geconcentreerd op private ondernemingen in Europa. Zij tonen aan dat bij het gebrek van de druk van de kapitaal markt, zowel private als beursgenoteerde ondernemingen incentives hebben om earnings management toe te passen. Volgens hun onderzoek vermijden private ondernemingen het rapporteren van kleine verliezen.

Naast bovengenoemde aspecten, zijn bonussen een belangrijk aspect, als het gaat om earnings management. Hoe beter de prestaties van een organisatie, des te hoger de bonusuitkering voor het management. Zo heeft Healy (1985) aangetoond dat CEO’s de cijfers manipuleren wanneer de te ontvangen bonus al op zijn maximum is. Jiang et al. (2010) heeft in zijn onderzoek hetzelfde gedaan voor CFO’s. Holthausen et al. (1995) tonen ook dezelfde bevinding met hun onderzoek aan.

Er zijn ook naar specifiekere aspecten gekeken door onderzoekers. Dechow en Sloan (1991) tonen aan dat CEO’s de R&D uitgaven in hun laatste dienstjaar verminderen en dit waarschijnlijk om de gerapporteerde winsten te verhogen. En JIraporn et al. (2006) tonen aan dat ondernemingen waarin de mate van earnings management hoger is, te maken hebben met lagere agency kosten.

2.3 Definitie earnings management

Er zijn verschillende manieren om earnings te ‘managen’. Earnings management wordt in Nederland ook wel creatief boekhouden genoemd. In dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van de term earnings management. In de literatuur worden verschillende definities gegeven aan earnings management. Een van de eerste definities van earnings management is omschreven door Schipper (1989, p. 92). Definitie van Schipper is als volgt:

“Earnings management is really disclosure management in the sense of purposeful intervention in the external financial reporting process, with the intent of obtaining some private gain as opposed to merely facilitating the neutral

operation of the process.”

Schipper’s definitie van earnings management betekent het opzettelijk ingrijpen van het management in de financiële rapportage om zowel eigen als ondernemingsdoelstellingen te behalen. Wanneer het management de eigen doelstellingen boven die van de ondernemingsdoelstellingen stelt, wordt dit opportunistisch gedrag genoemd.

(13)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 13 Healy en Wahlen (1999, p. 368) hebben het begrip earnings management wat uitgebreider

beschreven. Zij omschrijven earnings management als volgt:

“Earnings management occurs when managers use judgment in financial reporting and in structuring transactions to either mislead some stakeholders about the underlying economic performance of the company or in influence contractual outcomes that

depend on reported accounting numbers.”

Definitie van Healy en Wahlen (1999) wilt zeggen dat earnings management voorkomt, indien het management een oordeel kan vormen over de financiële verslaggeving om bepaalde belanghebbenden te misleiden over de economische prestaties van de onderneming. Het management krijgt verschillende mogelijkheden om een oordeel te vormen over de financiële verslaggeving. Zo heeft het management de mogelijkheid een schatting te maken over de afschrijvingstermijn van een activa en voorziening dubieuze debiteuren. Het management dient ook te bepalen wat de betalingstermijn voor de debiteuren is. Dit zijn enkele voorbeelden waarbij het management de mogelijkheid heeft om een oordeel te kunnen vormen om belanghebbenden te misleiden. Healy en Wahlen (1999) hebben het bij hun definitie over het misleiden van stakeholder.

Een opmerkelijke benadering is de benadering van Scott (2012, p. 438-445) waarbij hij naar de goede en de slechte kant van earnings management kijkt. Volgens Scott (2012, p. 438-445) heeft earnings management zowel een goede als een slechte kant. De slechte kant van earnings management is dat het toepassen ervan de betrouwbaarheid van financiële informatie verminderd en de werkelijke performance kan verbergen. De goede kant is dat earnings management een middel is om geloofwaardige informatie bekend te maken en dat het informatie kan deblokkeren.

In dit onderzoek zal de definitie van Healy en Wahlen (1999) worden gehanteerd, omdat deze vollediger is.

2.4 Vormen van earnings management

Earnings management kent verschillende vormen. Scott (2012, p. 425) onderkent de volgende vormen:

1. Taking a bath;

(14)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 14 2. Income minimization;

3. Income maximization;

4. Income smoothing.

Taking a bath

“Taking a bath”, oftewel ‘big bath accounting”, wordt toegepast wanneer het management een schoon schip wil maken (Scott, 2012, p. 425), waardoor onder andere activa extra afgeschreven worden en toekomstige kosten worden voorzien. Wanneer er al sprake is van een verlies, wordt hierbij het resultaat enorm verlaagd. Dit wordt gedaan om de winst voor het komende jaar te garanderen (Watts en Zimmerman, 1990). Dit vindt ook plaats wanneer er bij een organisatie sprake is van een bonusplan en het management zich onder de “bogey” van de bonusplan bevindt.

Hierdoor worden zowel de toekomstige winsten als de bonussen gegarandeerd. Big bath accounting wordt ook door het management toegepast om te laten zien dat het financieel slecht gaat met de organisatie (Lee, 2006; Kirschenheiter, 2002). Taking a bath wordt verwacht bij familiebedrijven in de financiële crisis om met een schone lei te kunnen beginnen (hypothese 1).

Income minimization

Deze vorm wordt toegepast in situaties waarbij de huidige winst wordt verschoven naar de toekomstige periode. Hierdoor wordt de kans op toekomstige bonussen vergroot. Managers bij ondernemingen die met een “bogey” en/of een “cap” te maken hebben, zullen geneigd zijn om, in situaties waarbij de maximale winst al behaald is, de huidige winst te verschuiven naar de toekomstige periode.

Income maximization

Deze vorm betreft het verhogen/maximaliseren van het resultaat. Deze vorm wordt met name toegepast door het management van organisaties om de bonussen, bij afwezigheid van een cap, te maximaliseren. Ook wordt dit toegepast als het management het risico loopt niet te kunnen voldoen aan de voorwaarden van een schuldovereenkomst, bijvoorbeeld ratio’s. Cheng en Warfield (2005) tonen in hun onderzoek aan dat bij organisaties waarbij de winst als bonusfactor wordt gebruikt, het management het resultaat bijstuurt. Op basis van de debt covenancy hypothese (Watts en Zimmerman, 1990) wordt dit bij familiebedrijven in dit onderzoek verwacht (hypothese 1a).

Income smoothing

Income smoothing wordt met name toegepast door het management van een organisatie waarbij er sprake is van een bonusplan met een bogey (ondergrens) en een cap (bovengrens). Dit om ervoor te

(15)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 15 zorgen dat de bonussen jaarlijks gelijkblijvend zijn. Dit wordt eveneens toegepast om te kunnen voldoen aan de ratio’s van schuldovereenkomsten en om de ratio’s over de jaren heen stabiel te houden. Defond en Park (1997) tonen in hun onderzoek aan hoe managers “income smoothing”

toepassen. Hierbij tonen zij aan dat als de huidige opbrengsten laag zijn en de verwachte opbrengsten hoog, managers de toekomstige opbrengsten “lenen” om het als huidige opbrengst te gebruiken. Omgekeerd, als de huidige opbrengsten hoog zijn en de verwachte opbrengsten laag, managers de huidige opbrengsten “opslaan” om het in de toekomst te gebruiken. Enerzijds tonen onderzoekers aan dat income smoothing wordt toegepast als middel voor het communiceren van privé-informatie richting de markt (Chaney en Lewis, 1995; Hunt et al., 1996). Anderzijds tonen onderzoekers aan dat income smoothing wordt toegepast om het waargenomen risico door investeerders te verminderen (Barth et al., 1995; Gebhardt et al., 2001).

Onderstaand figuur illustreert wanneer welke vorm van earnings management toegepast wordt:

5

A) B) C)

bogey cap A) Taking a bath.

B) Income smoothing en income maximization.

C) Income minimization.

2.5 Motieven om earnings management toe te passen

Healy en Wahlen (1999) onderkennen de volgende motieven voor het toepassen van earnings management:

5 Scott W., p 427 (2012). Financial Accounting Theory. Pearson Prentice Hall, Toronto.

(16)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 16 1. Kapitaalmarkt motieven (gezien de irrelevantie voor dit onderzoek, zal deze motief niet

verder uitgewerkt worden);

2. Contractmotieven;

3. Wet- en regelgeving motieven.

2.5.1 Contractmotieven

Een onderneming kan gezien worden als een groep van contracten. Deze contracten worden gesloten met verschillende stakeholders zoals werknemers, leveranciers, kredietverschaffers en het management. Er kan sprake zijn van verschillende contracten, zoals een leningsovereenkomst of een bonusplanovereenkomst.

Een leningsovereenkomst kan specifieke voorwaarden bevatten. Deze voorwaarden worden door de kredietverschaffer(s) gesteld om de eigen positie, in geval van tegenvallende prestaties van de kredietnemer(s), te garanderen als het gaat om het aflossen van de lening. Gedacht kan worden aan het voldoen aan een bepaalde solvabiliteitsratio, de interest coverage ratio en de leverage ratio.

Defond en Jiambalyo (1994) tonen aan dat organisaties earnings management toepassen om te voldoen aan de leningsvoorwaarden die door de kredietverschaffer(s) gesteld worden. Hoe dichter een onderneming is bij het schenden van de schuldovereenkomst (bv niet voldoen aan bepaalde ratio’s), hoe waarschijnlijker het wordt dat het management van een onderneming waarderingsgrondslagen zal kiezen waarbij de winst van toekomstige perioden naar huidige perioden worden overgeheveld (Watts en Zimmerman, 1990).

Watts en Zimmerman (1990) hebben ook een andere motief onderzocht, namelijk de bonusplan hypothese. Watts en Zimmerman (1990) geven hierbij aan dat managers van ondernemingen waar een bonusplan van toepassing is, meer geneigd zullen zijn om waarderingsgrondslagen te kiezen waarbij de winst van toekomstige perioden naar de huidige periode geboekt worden. Verscheidene organisaties sluiten bonusovereenkomsten af met het management, waarbij de omvang van de bonus afhankelijk is van de omvang van het resultaat. Bij het sluiten van een dergelijke bonusovereenkomst heeft het management de incentive om earnings management toe te passen.

Welke vorm er wordt toegepast, hangt af van wat er in de bonusovereenkomst afgesproken is.

(17)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 17 2.5.2 Wet- en regelgeving motieven

Watts en Zimmerman (1990) benoemen in hun onderzoek op het gebied van wet- en regelgeving de politieke kosten hypothese. Hoe groter de politieke kosten waarmee een onderneming te maken heeft, hoe waarschijnlijker het wordt dat de managers van de betreffende onderneming grondslagen zullen kiezen waarbij de winsten van de huidige periode worden uitgesteld naar de toekomstige perioden (Watts en Zimmerman, 1990). Ondernemingen zijn geneigd om de aandacht van de politiek zo laag mogelijk te houden. Dit, om bijvoorbeeld te voorkomen dat er een onderzoek wordt verricht naar de organisatie (veelal bij grote ondernemingen).

Healy en Wahlen (1999) maken een onderscheid tussen overige en sector specifieke wet- en regelgeving. Om te voldoen aan deze wet- en regelgeving kan een organisatie de incentive hebben om earnings management toe te passen. Als het gaat om sector specifieke wet- en regelgeving, kan er gedacht worden aan bankinstellingen.

2.5.3 Incentives familiebedrijven

Familiebedrijven hebben in het bijzonder weinig te maken met agency-problemen. Eigenaren van familiebedrijven hebben meer macht en controle om een effectievere monitoring uit te oefenen op het management (Anderson en Reeb, 2003). Dit komt ook door het feit dat managers in familiebedrijven meestal gekozen worden door persoonlijke relaties (Brunello et al., 2003). Het zijn niet alleen de financiële resultaten die de positie van een manager in een familiebedrijf verzekeren, ook het vermogen om de vertrouwen van de familie onderhouden zorgen hiervoor.

Familiebedrijven zijn geneigd om het eigen vermogen zelf in controle te behouden, waardoor het aangaan van schulden de enige vorm van financiering is (Blanco-Mazagatos, de Quevedo-Puente, Castrillo, 2007). Hamilton en Fox (1998) geven ook aan dat familiebedrijven de voorkeur hebben aan schuldfinanciering, in plaats van investeringen in het eigen vermogen door niet-familieleden.

Hierdoor zijn familiebedrijven afkerig tegenover externe investeerders en willen derhalve de aandelen van niet-familieleden beperken (Prencipe et al., 2008).

Leningsovereenkomsten in de vorm van financiering zijn voor familiebedrijven net zo belangrijk als bij niet-familie bedrijven (Anderson, Mansi, Reeb, 2003). Dit betekent dat het voldoen aan de gestelde eisen (bv solvabiliteitsratios’s) in een leningsovereenkomst bij familiebedrijven sterk van belang is. Dit resulteert in een hoge incentive voor het toepassen van earnings management om aan de gestelde eisen te kunnen voldoen. Dit is consistent met de schuldovereenkomst hypothese (debt covenance hypothese) van Watts en Zimmerman (1990). Prencipe et al., (2008) geven in hun

(18)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 18 onderzoek ook aan dat het niet voldoen aan de gestelde eisen van een schuldovereenkomst een belangrijke motief is voor familiebedrijven om earnings management toe te passen.

2.6 Real en accrual-based earnings management

Earnings management kan op verschillende manieren worden gemeten. In de wetenschap zijn er diverse artikelen hierover geschreven. Zo heeft Bissessur en Langendijk (2005) een artikel geschreven over verschillende methoden om earnings management te detecteren. In deze paragraaf zal er een uitleg worden gegeven over accrual-based earnings management en real earnings management.6 De methoden om earnings management te meten, zal in hoofdstuk 3 worden behandeld.

2.6.1 Accrual-based earnings management

Veel voorkomende methoden om earnings management te detecteren, zijn de methoden waarbij accruals gebruikt worden om de mate in earnings management te bepalen. Hierin kan er nog een onderverdeling gemaakt worden tussen totale accrual modellen en specifieke accrual modellen.

Om te begrijpen wat accruals zijn, is het belangrijk om te weten wat er wordt verstaan onder het toerekeningsbeginsel (accruals principle). Een ontvangst in een bepaalde periode wilt niet zeggen dat dit tot een opbrengst in dezelfde periode leidt. Evenals met uitgaven en kosten. De uitgaven en ontvangsten dienen zo nauwkeurig mogelijk aan de periode waarop ze betrekking hebben toegerekend te worden (toerekeningsbeginsel). Accruals zijn dus items in de boekhouding die leiden tot een ontvangst of een uitgave, maar waar geen daadwerkelijke geldontvangst/gelduitgave aan ten grondslag ligt. Accruals passen de cashflows aan, om tot een winstcijfer te komen die een nauwkeurige weergave is van de prestatie van de onderneming (Dechow en Dichev, 2002). De totale accruals zijn het verschil tussen de kasstroom op operationele basis en de winst.

De totale accruals kunnen worden onderverdeeld in discretionary accruals en non-discretionary accruals. Discretionary accruals zijn de accruals die door het management van een organisatie te beïnvloeden zijn. Discretionary accruals ontstaan door aanpassingen in de cashflow van de

6 Nog een methode om earnings management te detecteren is het identificeren van resultaatsturing aan de hand van discontinuïteiten in de verdeling van het winstcijfer (Burgstahler en Dichev, 1997; Jacob en Jorgenson, 2007; Durtschi en Easton, 2009). Gezien de irrelevantie van deze methode voor dit onderzoek en het feit dat er voor dit onderzoek gebruik zal worden gemaakt van de accrual-based meetmethode, wordt dit niet verder toegelicht.

(19)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 19 onderneming. Dit ontstaat doordat het management keuzevrijheid heeft voor het kiezen van verschillende methodes op het gebied van financiële verslaggeving (Fields et al., 2001), bijvoorbeeld:

afschrijvingsmethode van vaste activa. Dit geeft managers de mogelijkheid om winsten/verliezen naar perioden toe te schuiven welke het best uitkomt. De voorziening voor dubieuze debiteuren en incourante voorraden zijn ook voorbeelden van accruals waar het management invloed op heeft.

Discretionary accruals kunnen gebruikt worden om slechte prestaties te verbergen of om huidige opbrengsten op te slaan voor mogelijke gebruik in de toekomst (Defond en Park, 1997). Non- discretionary accruals zijn de accruals waar het management geen invloed op heeft, omdat de non- discretionairy accruals samenhangen met de economische omstandigheden waarin de organisatie zich bevindt. Gedacht kan worden aan een stijging van het debiteurensaldo in verband met de toename van de omzet of een stijging van het crediteurensaldo in verband met de toename van de inkopen.

Bij de totale accrual modellen wordt er gebruik gemaakt van een regressieanalyse. Deze wordt gebruikt om te bepalen of de discretionary accruals door het management worden beïnvloedt.

Meest bekende vorm van een totale accrual model is die van Jones (1991). In hoofdstuk 3 zal dit model verder uiteengezet worden.

Bij de specifieke accrual modellen richt het onderzoek zich tot één specifiek accrual. Hierbij wordt ervan uitgegaan dat earnings management zich concentreert op een specifieke accrual, bijvoorbeeld R&D kosten. Indien een onderzoek zich richt op bepaalde posten op de balans of winst- en verliesrekening, dan zijn specifieke accrual modellen beter geschikt.

2.6.2 Real earnings management

Real earnings management betreft resultaatsturing door middel van reële transacties. Het is een manipulatie van het resultaat doordat het management beslissingen neemt over de structuur en timing van bijvoorbeeld een financiële transactie of investering (Zang, 2012). In vergelijking met accrual-based earnings management is real earnings management moeilijker te detecteren (Cohen en Zarowin, 2010; Zang, 2012), omdat real earnings management makkelijker aan te merken is als een gewone bedrijfsactiviteit.

Roychowdhurry (2006) heeft onderzocht hoe managers bepaalde benchmarks behalen met behulp van kortingen en overproductie. Van Beest en Knoops (2011) benoemen ook dat het bij real earnings management vooral gaat om studies waarbij bepaalde benchmarks net worden gehaald.

Voorbeelden van real earnings management betreffen het uitstellen van investeringen en het verschaffen van kortingen om de opbrengsten te verhogen (Bartov en Cohen, 2009). Er zijn zelfs

(20)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 20 managers die real earnings management prefereren boven accrual-based earnings management (Graham et al., 2005). Ook Cohen en Zarowin (2010) tonen in hun onderzoek aan dat managers real based earnings management toepassen om het rapporteren van verliezen te vermijden.

In dit onderzoek zal er gebruik worden gemaakt van accrual-based earnings management. De beschikbare methoden in de literatuur worden in hoofdstuk 3 uiteengezet. De gekozen methode die voor dit onderzoek gebruikt zal worden, wordt ook in hoofdstuk 3 uiteengezet.

2.7 Hypothesevorming

De effect van de financiële crisis op onderneming is zodanig dat de ondernemingsprestaties slecht zijn en dit zelfs kunnen leiden tot faillissementen. Rosner (2003) toont in zijn onderzoek aan dat ondernemingen die op het punt van faillissement staan, geneigd zijn earnings management toe te passen. Earnings management in relatie met de financiële crisis is eerder al wel onderzocht, echter in andere werelddelen. Zo toont Chia et al. (2007) aan dat ondernemingen in Maleisië ten tijde van de crisis in 1999 neerwaartse earnings management toepassen. Voorts tonen Lin en Shih (2002) hetzelfde aan bij Amerikaanse ondernemingen tijdens de recessie in de jaren 90. Agarwel et al.

(2007) tonen het tegenovergestelde aan, namelijk het toepassen van opwaartse earnings management.

Dit onderzoek richt zich ook op het effect van de financiële crisis, met de focus op Europese familiebedrijven. Gezien het effect van de financiële crisis, wordt er enerzijds verwacht dat de financiële crisis ervoor zorgt dat familiebedrijven meer earnings management toepassen in de vorm van ‘big bath’. Dit om, gezien de neerwaartse prestaties tijdens de financiële crisis, verliezen te nemen zodat er met een ‘schone lei’ gestart kan worden. Anderzijds earnings management in de vorm van income maximization als gevolg van de debt covenance hypothese (Watts en Zimmerman, 1990). Hierdoor worden de volgende hypothesen opgesteld:

Hypothese 1:

De financiële crisis heeft een effect op earnings management in de vorm van big bath.

Hypothese 1a:

De financiële crisis heeft een effect op earnings management in de vorm van income maximization.

(21)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 21

3. Onderzoeksmethode

3.1 Accruals

Om de discretionary accruals te kunnen berekenen, wordt er gebruik gemaakt van de volgende formule: TA = NDA + DA. Accruals passen de cashflows aan, om tot een winstcijfer te komen die een nauwkeurige weergave is van de prestatie van de onderneming (Dechow en Dichev, 2002).

De totale accruals zijn het verschil tussen de kasstroom op operationele basis en de winst. De totale accruals kunnen worden onderverdeeld in discretionary accruals en non-discretionary accruals.

Discretionary accruals zijn de accruals die door het management van een organisatie te beïnvloeden zijn. Discretionary accruals ontstaan door aanpassingen in de cashflow van de onderneming. Dit ontstaat doordat het management keuzevrijheid heeft voor het kiezen van verschillende methodes op het gebied van financiële verslaggeving (Fields et al., 2001), bijvoorbeeld: afschrijvingsmethode van vaste activa. Dit geeft managers de mogelijkheid om winsten/verliezen naar perioden toe te schuiven welke het best uitkomt. De voorziening voor dubieuze debiteuren en incourante voorraden zijn ook voorbeelden van accruals waar het management invloed op heeft.

Discretionary accruals kunnen gebruikt worden om slechte prestaties te verbergen of om huidige opbrengsten op te slaan voor mogelijke gebruik in de toekomst (Defond en Park, 1997). Non- discretionary accruals zijn de accruals waar het management geen invloed op heeft, omdat de non- discretionairy accruals samenhangen met de economische omstandigheden waarin de organisatie zich bevindt. Gedacht kan worden aan een stijging van het debiteurensaldo in verband met de toename van de omzet of een stijging van het crediteurensaldo in verband met de toename van de inkopen.

(22)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 22 Procesmatig ziet het berekenen van de discretionary accruals er als volgt uit:

Stap 1 t/m 3 zal aan de hand van de gekozen meetmethode worden ingevuld.

3.2 Meetmodellen

In deze paragraaf komen de volgende meetmodellen aan bod: Healy (1985), DeAngelo (1986), Jones (1991), modified Jones (1995) en Defond en Park (2001).

Healy model (1985)

Healy (1985) maakt in zijn/haar model gebruik van twee proxies, namelijk totale accruals en het effect van veranderingen in verslaggeving. Totale accruals is een optelsom van discretionary accruals en non-discretionary accruals (TAC = NDA + DA). Healy (1985) meet de totale accruals door het verschil te nemen tussen gerapporteerde resultaat en kasstroom op operationele basis. Voor het berekenen van de TAC gebruikt Healy (1985) de volgende formule:

ACCt = DEPt – XIt * D1 + ARt + INVt – APt – ( TPt + D1) * D2

waarbij:

DEPt = afschrijvingen in jaar t;

XIt = buitengewone items in jaar t;

Stap 1: Bepalen TA

Stap 2: Bepalen NDA

Stap 3: Bepalen DA

Stap 4: Regressie analyse:

DA = Q + 1VARIABELE + 2VARIABELE + 3 VARIABELE + .. +

(23)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 23 ARt = debiteuren in jaar t minus debiteuren in jaar t-1;

INVt = voorraad in jaar t minus voorraad in jaar t-1;

APt = crediteuren in jaar t minus crediteuren in jaar t-1;

TPt = latente belastingverplichtingen in jaar t minus latente belastingverplichtingen in jaar t-1;

D1 = 1 als de winst in het bonusplan is bepaald na buitengewone items;

= 0 als de winst in het bonusplan is bepaald voor buitengewone items;

D2 = 1 als de winst in het bonusplan is bepaald na belastingen;

= 0 als de winst in het bonusplan is bepaald voor belastingen.

Healy (1985) in zijn model de NDA aan de hand van de volgende formule:

NA = TA / T

Vervolgens wordt aan de hand van beide formules DA bepaald. Healy (1985) ziet DA als het verschil tussen TAC en NA.

DeAngelo model (1986)

DeAngelo (1986)neemt in zijn/haar model de totale accruals van de vorige periode als een maatstaf voor de huidige accruals. De accruals zijn hierbij het verschil tussen accruals van de huidige periode ten opzichte van de vorige periode. Healy (1985) gaat uit van de gemiddelde AC terwijl DeAngelo (1986) uitgaat van de accruals van de vorige periode:

NA = ACt-1

DA = (ACt - ACt-1) / Totale activa t-1 Jones model (1991)

Jones (1991) gaat in haar onderzoek verder in op de resultaten uit het onderzoek van DeAngelo (1986). Accruals zijn afhankelijk van de economische omstandigheden waarin een onderneming zich bevindt. Healy (1985) en DeAngelo (1986) houden hier geen rekening mee. Jones (1991) wel en heeft haar meet model opgesteld aan de hand van een regressieformule:

NA = 1 (1 / A t-1) + 2 ( REV t / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) A t-1 = totale activa in jaar t-1;

REV t = mutatie omzet jaar t (omzet jaar t minus omzet jaar t-1);

PPE t = omvang materiële vaste activa jaar t;

1, 2, 3 = ondernemingsspecifieke parameters.

De ondernemingsspecifieke parameters worden bepaald aan de hand van de volgende formule:

(24)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 24 NA = 1 (1 / A t-1) + 2 ( REV t / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) +

Jones (1991) meet DA door het verschil te nemen tussen AC en NA. In het model van Jones (1991) worden de componenten REV en PPE gebruikt om non-discretionary accruals te beheersen.

Modified Jones model (1995)

Dechow et al. (1995) hebben een aangepaste Jones model ontwikkeld. In het modified Jones model wordt de mutatie in de omzet gecorrigeerd met de mutatie in de post debiteuren, omdat veranderingen in de omzet hierdoor kunnen worden beïnvloedt. De coëfficiënten worden bepaald aan de hand van de volgende formule:

TA t / A t-1 = 1 (1 / A t-1) + 2 ( REV t / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) + t Vervolgens worden de non-discretionary accruals in jaar t vastgesteld aan de hand van de volgende formule:

NDA t = 1 (1 / A t-1) + 2 (( REV t – REC t) / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) Ten slotte wordt de volgende formule gebruikt om het totale niveau van discreationary accruals te bepalen:

DA t = TA t / A t-1 – NDA t waarbij:

TA t = totale accruals in jaar t;

NDA t = normale discretionary accruals in jaar t;

DA t = discretionary accruals in jaar t;

A t-1 = totale activa in jaar t-1;

REV t = mutatie omzet in jaar t ten opzichte van jaar t-1;

REC t = mutatie debiteuren in jaar t ten opzichte van jaar t-1;

PPE t = materiële vaste activa in jaar t;

1, 2, 3 = richtingscoëfficiënten;

= error term.

Defond en Park model (2001)

Defond en Park (2001) beschouwen de onverwachte of abnormale bedrijfskapitaal accruals (ABKA) als een maatstaf voor earnings management. Proxy voor abnormal accruals meet het verschil tussen gerealiseerde werkkapitaal en een proxy voor het door de markt verwachte niveau van werkkapitaal wat nodig is om de verkopen te kunnen ondersteunen. Gedachtegang van Defond en Park (2001) achter deze berekening is dat het verschil tussen de gerealiseerde werkkapitaal en het door de

(25)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 25 markt verwachte niveau van werkkapitaal om de verkopen te kunnen ondersteunen, werkkapitaal is waarvan het onwaarschijnlijk is dat het zal worden aangehouden en daarom met toekomstige inkomsten zal worden afgeboekt. In het model van Defond en Park (2001) wordt de relatie tussen werkkapitaal en verkopen gebruikt om verwachte werkkapitaal te bepalen.

De abnormale accruals proxy voor earnings management wordt als volgt berekend:

ABKA t = BKA t – E[BKA t]

waarbij:

BKA t =(totale activa op korte termijn – kas en korte termijn investeringen) – (totale schulden op korte termijn – korte termijn interest dragende schulden)

Oftewel:

BKA t =(vlottende activa – liquide middelen) – (vlottende passiva – kortlopende schulden aan kredietinstellingen)

E[BKAt] = (BKA t-1 / Ot-1) * Ot

t =het jaartal, t verwijst naar het huidige jaar en t-1 verwijst naar het vorige jaar;

ABKA =abnormale bedrijfskapitaal accruals;

BKA =werkelijke bedrijfskapitaal accruals;

E[BKA]=verwachte (normale) bedrijfskapitaal accruals;

O =omzet.

Gekozen meetmodel

In dit onderzoek zal er gebruik worden gemaakt van het modified Jones model van Dechow et al.

(1995). Dit model wordt veel gebruikt, omdat het een effectief model is voor het opsporen van discretionary accruals. Het oorspronkelijke model van Jones (1991) is aangepast door Dechow et al.

(1995) omdat het Jones model geen rekening houdt met eventuele manipulatie van de omzet door het management. Hierdoor heeft het model de neiging om de discretionary accruals onjuist te meten wanneer het management invoed uitoefent op de omzet (Dechow et al., 1995).

De eerste stap in het modified Jones model is het bepalen van de richtingscoëfficiënten met behulp van de volgende regressievergelijking:

(26)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 26 Formule 1:

TA t / A t-1 = 1 (1 / A t-1) + 2 ( REV t / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) + t Waarbij:

TA t = total accruals in jaar t

Om bovenstaande formule toe te kunnen passen zijn eerst de totale accruals (TA) berekend. Dit is gedaan aan de hand van de volgende formule:

TA t = (( vlottende active -/- liquide middelen ) -/- ( vlottende passiva -/- schulden op meer dan één jaar die binnen het jaar vervallen) -/- afschrijvingen) /

At-1

Vervolgens zijn de coëfficiënten met behulp van SPSS vastgesteld aan de hand van formule 1. Nadat de coëfficënten bepaald zijn, zijn deze gebruikt om de non-discretionary accruals (NDA) en discretionary accruals (DA) te bepalen. Eerst worden de non-discretionary accruals bepaald aan de hand van de volgende formule:

Formule 2

NDA t = 1 (1 / A t-1) + 2 (( REV t – REC t) / A t-1) + 3 (PPE t / A t-1) Waarbij:

NDA t = non-discretionary accruals in jaar t

Nadat de totale accruals en niet-discretionary accruals middels formule 1 en 2 zijn bepaald, zijn de discreationary accruals middels het volgende formule bepaald:

Formule 3 DA t = TA t – NDA t Waarbij:

DA t = discretionary accruals in jaar t

Resultaten van formule 3 zijn gebruikt als maatstaf voor earnings management. Dit zijn de discretoinary accruals die door het management te beïnvloeden zijn.

(27)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 27 3.2 Methodologie

3.2.1 Onafhankelijke variabelen

Om de invloed van de financiële crisis te kunnen meten, zal in dit onderzoek de financiële crisis als een dummy variabele worden opgenomen (“CRISIS”). Hierbij is de waarde 1 voor de perioden vanaf 2008 en verder en waarde 0 voor de perioden vóór 2008.

De tweede variabele betreft de dummy variabele “AUDIT”. Betreffende variabele heeft de waarde 1 als de onderneming door een Big4 kantoor gecontroleerd wordt, waarde 0 als het een non-big4 kantoor betreft. Consistent met DeAngelo (1981) wordt er verwacht dat familiebedrijven die door een big4 kantoor worden gecontroleerd, een negatieve coëfficiënt zullen hebben. Becker et al.

(1998) tonen in hun onderzoek aan dat de toenmalige big6-auditors kwalitatief hoge audit afleveren en bedrijven met een big6-auditor lagere discretionary accruals blijken te hebben.

De derde variabele betreft de variabele “SIZE”. Deze wordt gemeten aan de hand van de omvang van de totale activa aan het einde van het jaar. Volgens Bartov et al. (2001) staan grote

ondernemingen meer onder druk om te voldoen aan de verwachtingen van analisten waardoor men sneller geneigd is om de cijfers te manipuleren. Overigens tonen Watts en Zimmerman (1990) aan dat grote bedrijven eerder geneigd zijn om inkomensverlagend earnings management toe te passen om de politieke kosten te verlagen.

De vierde variabele betreft “LEVERAGE”. Dit wordt gemeten door totale schulden te delen door totale activa. Uit eerder onderzoek blijkt dat organisaties met een relatief hoge schuld, de incentive hebben om earnings management toe te passen (Watts en Zimmerman, 1986; Jaggi en Lee, 2002).

Laatste variabele betreft de variabele “AGE”. Dit wordt gemeten aan de hand van de aantal actieve bedrijfsjaren. Consistent met Chen et al. (2008) wordt er een negatieve coëfficiënt verwacht.

Volgens Chen et al. (2008) blijken bedrijven die langer actief zijn, minder geneigd te zijn om earnings management toe te passen.

(28)

Earnings management: effect van de financiële crisis op familiebedrijven 28 3.2.2 Empirisch model

Het empirisch model ziet er als volgt uit:

EARNMAN CRISIS AUDIT SIZE

LEVERAGE AGE

waarbij:

Afhankelijke variabelen

EARNMAN = earnings management berekend middels modified Jones model Onafhankelijke variabelen

CRISIS = dummy variabele (periode tot 2008 = 0, periode vanaf 2008 = 1);

AUDIT = dummy variabele (big4 auditor = 1, non-big4 auditor = 0);

SIZE = totale activa in jaar t;

LEVERAGE = totale schulden / totale activa in jaar t;

AGE = actieve bedrijfsjaren in aantallen;

= error term.

Voor het verzamelen van data wordt in dit onderzoek ORBIS (Bureau van Dijk) gebruikt. ORBIS betreft een database die diverse (financiële) informatie bevat over de afgelopen 10 jaar voor zowel wereldwijde private als beursgenoteerde bedrijven. De financiële crisis is sinds zomer 2008 op gang.

Om te kunnen onderzoeken of de financiële crisis effect heeft op earnings management, wordt er data verzameld over de periode 2005 t/m 2012 van niet- beursgenoteerde familiebedrijven in Italië.

Financiële instellingen worden in dit onderzoek niet opgenomen door het feit dat financiële instellingen een specifieke verslaggevingsmethode hebben (van Tendeloo en Vanstraelen, 2005).

Familiebedrijven die geen (financiële) informatie over de periode 2005 t/m 2012 bevatten zijn uit de steekproef verwijderd, waarna er een steekproef van 182 resteert voor dit onderzoek in de periode 2005 t/m 2012.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In the research process extensive study of literature on function allocation concepts, trust and human decision making (especially in relation to situation awareness) is

As the Combined System project attempts to develop an intelligent agent system to execute several tasks in the crisis management domain, this appendix is focused on giving an

Daarbij wordt alleen het gedeelte voorafgaande aan de jaarrekening (i.c. balans, winst-en-verlies- rekening, kasstroomoverzicht en toelichting daarop) meegenomen. B) Daarna wordt

Als beantwoording op de onderzoeksvraag betekent dit dat niet bewezen kan worden dat private familiebedrijven in de eurozone minder gebruik maken van earnings management

Uit de toegepaste t-toets blijkt dat over de periode 2008 t/m 2009 de organisaties met impairments hogere negatieve kortlopende discretionaire accruals vertonen dan organisaties

In deze studie wordt het earnings management onderzocht van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen tijdens de financiële crisis en wordt er met name gekeken naar korte termijn

Kortom, managers van Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen zijn geneigd om meer earnings management toe te passen dan managers van niet-beursgenoteerde ondernemingen,

Verder is het opvallend dat in 2010 de discretionary accruals van Engelse beursgenoteerde ondernemingen een negatievere waarde vertonen dan bij Nederlandse