• No results found

In Gottes Namen drauf! Auftragstaktik in de Frans-Pruisische Oorlog

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "In Gottes Namen drauf! Auftragstaktik in de Frans-Pruisische Oorlog"

Copied!
72
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

In Gottes Namen drauf!

Auftragstaktik in de Frans-Pruisische Oorlog

MA Scriptie Militaire Geschiedenis Thijs Hamers, 11151684 Begeleider: dr. M.J. Föllmer

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding

3

Hoofdstuk 1: Auftragstaktik en het Pruisische leger

7

1.1 Jena en Auerstedt

7

1.2 Hervormingen

8

1.3 Pruisische Oorlogsopvatting

10

1.4 De kenmerken van Auftragstaktik

15

Hoofdstuk 2: Wissembourg en Wörth

23

2.1 De Slag bij Wissembourg

24

2.2 De Slag bij Wörth

25

2.3 Walther en Auftragstaktik

28

2.4 Kirchbach en Auftragstaktik

29

Hoofdstuk 3: Spicheren

32

3.1 De Slag bij Spicheren

32

3.2 Steinmetz en Auftragstaktik

34

3.3 Kameke en Auftragstaktik

37

Hoofdstuk 4: De drie slagen van Metz

41

4.1 De Slag bij Colombey

43

4.2 Von der Goltz en Auftragstaktik

44

4.3 De Slag bij Mars-La-Tour

47

4.4 Alvensleben en Auftragstaktik

51

4.5 De Slag bij Gravelotte

56

4.6 Manstein en Auftragstaktik

61

4.7 De Pruisische rechtervleugel en Auftragstaktik

63

Conclusie

68

Bibliografie

(3)

Inleiding

Toen in 1868 de Spaanse Revolutie uitbrak, werd de Spaanse koningin Isabella II afgezet. Het kiezen van een troonopvolger bleek problematisch vanwege diverse interne en soms

tegenstrijdige belangen van de revolutionairen.1 Eén van de mogelijke troonopvolgers was Leopold van Hohenzollern-Sigmaringen, een ver familielid van koning Wilhelm I van Pruisen. Napoleon III van Frankrijk vreesde voor een lid van Huis Hohenzollern op de Spaanse troon, omdat een bondgenootschap tussen Spanje en Pruisen dan zeer waarschijnlijk was en dat zou betekenen dat de Fransen in het geval van oorlog aan twee fronten zouden moeten vechten.2 Om dit te voorkomen probeerde Napoleon om Wilhelm ervan te overtuigen de kandidatuur van Leopold in te trekken. Bismarck speelde hier handig op in door een telegram zodanig te wijzigen dat het leek op een Franse belediging aan het adres van Wilhelm. De publicatie van Bismarcks bewerking was op zijn beurt een belediging voor Napoleon, die reageerde met mobilisatie en een oorlogsverklaring op 17 juli 1870.3

De Fransen zouden hun troepen verdelen in drie legers: een leger in Metz, een in Straatsburg en een achterhoede in Chalons. Napoleons plan was om de legers van Metz en Straatsburg te combineren en de Rijn over te steken ten zuiden van Rastatt om vervolgens een wending in noordwestelijke richting te maken om de Pruisische troepen nog tijdens hun mobilisatie aan te vallen.4 Het leger van Chalons zou dienen als achterhoede om een Pruisische tegenaanval op te vangen.5

Ook de Pruisen verdeelden hun troepen in drie legers: het Eerste Leger bij Trier, het Tweede Leger bij Mainz en het Derde Leger bij Karlsruhe. Met deze opstelling zou de Rijn in het noorden eenvoudig verdedigd kunnen worden, terwijl een Franse aanval ten zuiden nutteloos zou zijn, omdat dan een Pruisische opmars langs de Rijn het aanvallende leger zou afsnijden van de rest Frankrijk.6 Communicatie, bevelvoering en bevoorrading werden dan haast onmogelijk. Mocht Frankrijk nog niet hebben aangevallen wanneer de Pruisische mobilisatie voltooid was, bevonden de Pruisische legers zich in een geschikte positie om zelf

1 William Carr, The Origins of the Wars of German Unification (Londen: Longman Group, 1991), 183.

2 Ibid., 188.

3 Ibid., 201.

4 Dennis Showalter, The Wars of German Unification (Londen: Hodder Arnold, 2004), 241.

5 Ibid.

6 Eberhard Kaulbach , “Der Feldzurg 1870 bis zum Fall von Sedan” in: Entscheidung 1870: der deutsch-französische Krieg, eds. Wolfgang v. Groote, Ursula v. Gersdorff (Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1970), 48-51.

(4)

het initiatief te nemen. De Pruisen zouden dan in de richting van Parijs marcheren tot zij het Franse leger zouden hebben verslagen. De stad Metz lag op deze route en zou zuidelijk worden gepasseerd, opdat het Franse leger richting het noorden zou worden gedreven.7

De Pruisische mobilisatie bleek inderdaad eerder voltooid dan de Franse en zodoende begon de Pruisische opmars naar Parijs. De eerste veldslag van de Sedan-campagne vond plaats op 6 augustus bij Spicheren en de laatste op 1 september bij Sedan. Hoewel de

belegering van Parijs de duur van de oorlog nog zou rekken, was de snelheid van de veldtocht verbluffend: de veldtocht had namelijk nog geen maand geduurd. Het is dan ook niet

verwonderlijk dat de Frans-Pruisische oorlog de bijna mythische status van "ideale oorlog" kreeg toegedicht. Immers waren velen van mening dat Moltke de snelle vernietiging van het Franse leger door middel van een omvatting nauwkeurig had gepland.8

Hoewel de Pruisische generale staf zich inderdaad goed had voorbereid, verliep de uitvoering van de veldtocht lang niet optimaal. Het doel van de Pruisische veldtocht, namelijk het uitschakelen van de Franse legers met behulp van een omvatting, kon niet worden

gerealiseerd bij Spicheren, Wörth, Colombey, Mars-La-Tour of Gravelotte. Na drie weken werd het Franse Rijnleger opgesloten in Metz en 'pas' na vier weken wisten de Pruisen het Franse Leger van Châlons te omsingelen bij Sedan. Bovendien was van al deze veldslagen enkel de Slag bij Gravelotte door het Pruisische opperbevel gepland en voorbereid. De overige veldslagen waren spontaan ontstaan.

Deze discrepantie tussen het plan en de uitvoering van deze veldtocht komt in de historiografie van de Frans-Pruisische oorlog onvoldoende aan bod. Het wordt veelal benoemd, maar niet of oppervlakkig verklaard. Meestal door te verwijzen naar bepaalde karakters van individuen, zoals Franz Herre's verklaring voor Steinmetz's fouten: "General der

Infanterie Karl Friedrich von Steinmetz, Oberbefehlshaber der Ersten Armee, war schon Vierundziebzig und wollte unbedingt noch Schlachtenruhm gewinnen."9

Ook in monografiën zoals die van Geoffrey Wawro en Michael Howard wordt geen structurele verklaring gegeven voor deze opmerkelijke discrepantie.10 Net als Herre lijken ook Howard en Wawro dit veelal te wijten aan de persoonlijkheden van de commandanten. Zo wordt bijvoorbeeld Alvensleben, die de Slag bij Mars-La-Tour zou beginnen, door Howard omschreven als stoutmoedig en als "the most forceful of all Frederick Charles' corps

7 Ibid., 51.

8 Richard Holmes, The Road to Sedan: The French Army 1866-70 (Londen: Royal Historical Society, 1984), 4; Karine Varley, Under the

Shadow of Defeat: The War of 1870-71 in French Memory (Londen: Palgrave Macmillan, 2008), 2; Arden Bucholz, Moltke, Schlieffen and Prussian War Planning (New York: Berg Publishers, Inc., 1991), 58.

9 Franz Herre, Moltke: der Mann und sein Jahrhundert (Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1984), 287.

10 Geoffrey Wawro, The Franco-Prussian War: The German Conquest of France in 1870-1871 (Cambridge: Cambridge University Press, 2003); Michael Howard, The Franco-Prussian War: The German Invasion of France, 1870-1871 (Londen: Rupert Hart-Davis, 1962)

(5)

commanders" en lijkt zijn optreden op die manier te verklaren.11 Wawro geeft vergelijkbare karakterschetsen als verklaring.12

Deze discrepantie tussen plan en uitvoering is echter uiterst interessant, want wanneer commandanten zo frequent het doel van een operatie en hun rol daarin al dan niet bewust uit het oog verliezen, is er ergens iets structureel mis. Daarom moet de verklaring waarschijnlijk niet zo zeer worden gezocht bij karaktereigenschappen van individuen, maar juist bij de wijze waarop de Pruisische officieren hun troepen aanvoerden.

De Pruisische aanvoeringsdoctrine, genaamd Auftragstaktik, werd gekenmerkt door een hoge mate van zelfstandigheid voor commandanten en geniet eveneens een bijna

mythische status. De Pruisische aanvoeringsdoctrine wordt namelijk, net als de oorlog in zijn geheel, vooral als een groot succes beschouwd en zelden bekritiseerd.13

Zo stelt bijvoorbeeld Michael Krause dat de aanvoeringsdoctrine onder Moltke kan worden vergeleken met de relatie tussen een ruiter en zijn paard. Bij bochten en complexe manoeuvres stuurt de ruiter het paard met strakke teugels. In andere situaties kan de ruiter zijn teugels laten vieren.14 Na deze vergelijking stelt Krause dat "During the 1866 campaign

neither First nor Second Army commanders understood the concept of operations. Moltke used a tight-rein concept to maneuver both armies. [...] In 1870 both commanders knew Moltke's intent and acted accordingly."15 Eén van die commandanten, wederom Steinmetz,

wordt dus kennelijk gezien als uitzondering en overige commandanten die afweken van Moltke's plan worden niet eens genoemd. Van een kritische blik op Auftragstaktik is daarmee geen sprake.

Ook Richard Holmes beschouwt Auftragstaktik voornamelijk als een succes. Hij onderzocht waarom de Fransen de oorlog verloren en volgens hem is Auftragstaktik één van de hoofdredenen voor de Pruisische overwinning: "It was in the employment of this numerical

superiority that Moltke revealed his mastery and the troop-handling ability of German commanders at corps and divisional level was fully displayed. The French [...] were unable to achieve strategic concentration, a situation worsened by the reluctance of senior

commanders to march towards the sound of the guns."16 Holmes benadrukt hiermee dat de

11 Howard, The Franco-Prussian War, 152, 153.

12 Wawro, The Franco-Prussian War, 106-119.

13 Ibid.; Kaulbach, Der Feldzurg 1870.

14 Michael D. Krause, "Moltke and the Origins of the Operational Level of War" in: Historical Perspectives of the Operational Art, eds. Michael D. Krause, Cody Philips (Washington D.C.: Center of Military History, 2007), 141.

15 Ibid.

(6)

Pruisen de oorlog wonnen, omdat de Pruisische commandanten, in tegenstelling tot de Franse, zelfstandig durfden te handelen.

Auftragstaktik zal de Pruisen inderdaad een groot voordeel hebben opgeleverd. Dat

betekent echter niet dat de doctrine zonder fouten was. Sterker nog: het feit dat Auftragstaktik wordt gekenmerkt door een hoge mate van zelfstandigheid voor commandanten, maakt het aannemelijk dat het deels verantwoordelijk is voor de eerdergenoemde discrepantie tussen plan en uitvoering. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt dan ook: In hoeverre speelde

Auftragstaktik een rol bij de discrepantie tussen de plannen en de uitvoering van de Pruisische

Sedan-campagne in de zomer van 1870?

Om deze vraag te kunnen beantwoorden, zal eerst het concept Auftragstaktik en diens rol binnen het Pruisische leger van 1870 onderzocht moeten worden. Dit zal gebeuren aan de hand van een analyse van het ontstaan van de aanvoeringsdoctrine en diens kernelementen. Dit zal in het eerste hoofdstuk behandeld worden. Vervolgens zullen alle grote veldslagen die voor de Slag bij Sedan plaatsvonden, worden beschreven. De veldslagen bij Wissembourg en Wörth zullen in het tweede hoofdstuk worden behandeld. In het derde hoofdstuk zal de Slag bij Spicheren worden geanalyseerd en in het vierde hoofdstuk zullen de drie veldslagen rond Metz worden behandeld. Na iedere beschrijving volgt een grondige analyse van de

zelfstandige acties van de betrokken commandanten aan de hand van de kernelementen, zoals die zijn geïdentificeerd in het eerste hoofdstuk. Hierbij is de rode draad steeds de vraag in hoeverre de zelfstandig handelende commandanten in overeenstemming met Auftragstaktik handelden. De deelvragen die deze analyse zullen vormgeven, gaan over de mate waarin wordt voldaan aan de kenmerken van Einheitlichkeit, discipline, Offensivgeist, en

(7)

Hoofdstuk 1: Auftragstaktik en het Pruisische leger

Auftragstaktik is de naam voor een bepaalde gedecentraliseerde manier van bevelvoering die

zijn oorsprong had in het Pruisische leger van de tweede helft van de 19e eeuw en die tegenwoordig nog steeds voortleeft in het Duitse leger. De term ‘Auftragstaktik’ is echter problematisch. Die term is namelijk pas in 1977 voor het eerst officieel gedefinieerd in een verordening van de Bundeswehr.17 Het concept bestond toen echter al zeker 100 jaar en had zich geleidelijk ontwikkeld. Er is dus ook geen duidelijk moment aan te wijzen, waarop het concept in werd gevoerd. Om toch te kunnen bevatten wat Auftragstaktik precies was en hoe het werkte in de veldtocht van 1870, moet eerst de ontwikkeling ervan worden beschreven.

1.1 Jena en Auerstedt

Die ontwikkeling begon met de Pruisische nederlaag in de oorlog van 1806-1807 tegen Napoleon. Pruisen werd verpletterend verslagen en dat was deels te wijten aan de wijze waarop het Pruisische leger vocht. Zo vochten de Pruisen volgens de principes van de

zogenaamde Lineartaktik, waarin de troepen in twee of drie lange slagordes werden opgesteld waarna zij gelijktijdig en gelijkmatig naar de vijand marcheerden.18 Naast het feit dat dit in ongelijk terrein nauwelijks toepasbaar was, bracht de Lineartaktik nog een ander probleem met zich mee. De eenheden werden namelijk niet verticaal, maar horizontaal opgesteld, waardoor officieren in de frontlinie niet in de positie waren om zelfstandig versterkingen uit de achterliggende linies in te zetten.19

Een ander probleem van het Pruisische leger was de schematische wijze waarop het manoeuvreerde op het slagveld. De troepen werden getraind om zich ordelijk, in gelijke tred en volgens vaste, wiskundige patronen door het slagveld te bewegen, zoals dat ook bij parades gebeurde.20 Bij deze zogenaamde Revuetaktik werd geen rekening gehouden met de vijand en evenmin met de eigen officieren. Zij moesten hun uitgebreide bevelen immers strikt opvolgen en voor eigen initiatief was geen ruimte.21 Gemotiveerd door het succes van Revuetaktik in de Zevenjarige Oorlog probeerden de Pruisen om het systeem verder te perfectioneren.22

Uiteindelijk kwam er zoveel focus op details dat het niet langer aansloot bij de werkelijkheid.

17 Dirk W. Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart einer Führungskonzeption (Frankfurt am Main: Report Verlag, 1993), 14.

18 Stephan Leistenschneider, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer 1871 bis 1914 (Hamburg: Verlag E.S. Mittler & Sohn, 2002), 25.

19 Ibid., 25.

20 Ibid., 28; Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart, 36.

21 Leistenschneider, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer, 28.

(8)

Zo was er bijvoorbeeld generaal von Saldern die “sich nach einer längeren, ernsten

Betrachtung für 75 Schritt in der Minute des Marsches der Infanterie, nicht für 76

entschieden.”23 Het spreekt voor zich dat er bij het dogmatisch vastklampen aan dergelijke

details geen ruimte was voor eigen initiatief of flexibiliteit.

1.2 Hervormingen

Het Pruisische leger werd dus geplaagd door een gebrek aan flexibiliteit, mobiliteit, zelfstandigheid, zelfredzaamheid en eigen initiatief. Daarom richtte de Pruisische koning Frederik Willem III in 1807 de Militär-Reorganisationskommission op om het leger te hervormen opdat het in de nabije toekomst opgewassen zou zijn tegen de uitdagingen van de moderne oorlogvoering.24 De generaal-majoors von Scharnhorst en von Yorck zouden een belangrijke rol spelen bij de hervorming van het Pruisische leger. Zo werd het Pruisische leger onder hun leiding opgedeeld in min of meer zelfstandige brigades, in navolging van de

divisies van het Franse leger.25 Deze vernieuwde indeling gaf de brigadecommandanten meer zelfstandigheid en flexibiliteit op het slagveld. De twee belangrijkste hervormingen voor de ontwikkeling van Auftragstaktik waren echter de invoering van de algemene dienstplicht en het loslaten van de schematische Revuetaktik.

In de vrede van Tilsit van 1808 had Napoleon bepaald dat het Pruisische leger maar uit maximaal 42.000 soldaten mocht bestaan.26 Tevens werd het de Pruisen verboden om een militie op te richten.27 Pas nadat Napoleons leger was verslagen in de veldtocht tegen Rusland in de winter van 1812, durfde Frederik Willem III zich voor te bereiden op een oorlog tegen Napoleon om de Franse bezetting te beëindigen. Dat begon in februari 1813 met een

verordening waarin de bourgeoisie de mogelijkheid kreeg om zich als vrijwilliger aan te melden.28 Later werden uitzonderingen op het Kantonreglement ingetrokken en uiteindelijk werd de Landwehr opgericht in maart 1813. De hervorming werd afgerond met de invoering van de algemene dienstplicht in 1814.29 Het gevolg was een enorme groei van het leger. Het werd zelfs zo groot dat het niet langer mogelijk was voor één opperbevelhebber om het overzicht te behouden en op zowel macro- als microniveau bevelen te geven. Kortom: de

23 Ibid.

24 Leistenschneider, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer, 23.

25 Ibid., 30, 31.

26 Ibid., 31.

27 Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart,51.

28 Ibid., 52.

(9)

sterk gecentraliseerde bevelstructuur werd inefficiënt en dat was een belangrijke drijfveer voor decentralisatie en dus ook voor de ontwikkeling van Auftragstaktik.30

Maar daarnaast betekende de groei van het leger ook een tekort aan officieren. Om dit op te lossen, werden de deuren van het officierskorps geopend voor alle lagen van de bevolking. Selectie was hiermee niet langer alleen maar gebaseerd op leeftijd en afkomst, maar ook op talent en prestatie.31 Om de kwaliteit van de officieren te kunnen garanderen, werd ook de opleiding op de schop gegooid, zodat ook deze aansloot bij de wensen van de hervormers. Een officier moest niet langer enkel bevelen kunnen opvolgen, maar moest vooral zelfstandig kunnen denken en tot een oordeel kunnen komen.32 De officieren die hierin het meest

uitblonken, werden toegelaten tot de nieuw opgerichte Kriegsschule für Offizieren. Na afronding van deze opleiding eindigden zij meestal in de grote generale staf.33 Vanwege de nadruk op zelfstandigheid in denken vormde deze verbeterde opleiding een voorwaarde voor het ontstaan van Auftragstaktik.

Uit de nederlagen van het Pruisische leger in de oorlog tegen Napoleon was namelijk duidelijk gebleken dat Revuetaktik niet meer werkte. Het was dusdanig schematisch en wiskundig dat het los was komen te staan van de realiteit van het gevecht. Scharnhorst zag dit ook in: “Man muβ dem Zufall seinen Spielraum lassen, weil man ihn nie ganz beseitigen

kann, sondern, indem man ihn zu beschränken sucht, sein Gebiet vielmehr erweitert. An je mehr besondere Bestimmungen wir das Ganze anknüpfen, um desto schwächer wird es.”34

Ook Frederik Wilhelm III stelde al in 1807 in een essay dat "weitläufige Dispositionen [...]

sind für eine Bataille nicht zu geben. Man übersieht so viel als möglich das Terrain, gibt den Divisions-Generale, wenn hierzu die Zeit ist, die Generalidee mit wenigen Worten an, zeigt ihnen en gros das Terrain, wo sich die Armee formieren soll. Die Art des Aufmarsches bleibt ihnen überlassen; nur der Schnellste ist der Beste. Für das Weitere sind sie verantwortlich zu machen. Der kommandierende General kann nicht allgegenwärtig sein."35 De opvatting dat

oorlog niet wiskundig en wetmatig was, maar juist uniek en onvoorspelbaar, zou kenmerkend worden voor de Pruisische visie op oorlog en ten grondslag liggen aan de geboorte van

Auftragstaktik. Want de erkenning dat oorlog onvoorspelbaar is, maakte dat men juist op zoek

ging naar een manier om met die onvoorspelbaarheid om te gaan.

30 Ibid., 64.

31 Ibid., 53-56: Scharnhorst en de hervormers vonden dat talent en prestaties belangrijker waren dan leeftijd en afkomst van de officieren, maar zij konden Frederik Wilhelm III daar niet van overtuigen. Om die reden bleven afkomst en leeftijd de belangrijkste redenen voor promotie.

32 Ibid., 56.

33 Ibid., 58.

34 Zoals geciteerd in: Leistenschneider, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer, 32.

(10)

De oplossing lag in flexibiliteit, zelfstandigheid en mobiliteit op het slagveld.36

Zelfstandigheid was echter relatief. Er werd zeker niet mee bedoeld dat onderofficieren voortaan in staat moesten zijn om hun bevelen te negeren en op eigen initiatief te opereren. Het idee was veel meer dat de opperbevelhebber minder details zou verwerken in zijn

bevelen, zodat de onderofficier meer ruimte kreeg om invulling te geven aan zijn bevel.37 Dat betekende dat de onderofficier wel in staat moest zijn om zelfstandig kansrijke of risicovolle situaties te herkennen, te beoordelen en daar tenslotte ook in de praktijk naar te handelen.38 Dat is ook de reden waarom de officiersopleiding een belangrijke voorwaarde was voor het ontstaan van Auftragstaktik; zonder bekwame officieren was een dergelijke mate van zelfstandigheid op het slagveld ondenkbaar geweest.

De hervormingen bleken echter niet van blijvende aard te zijn. Nadat Napoleon in 1815 werd verslagen, deed een periode van restauratie zijn intrede. Niet alleen op politiek-militair gebied, maar ook op tactisch gebied probeerde de Pruisische elite terug te keren naar de situatie voor de komst Napoleon.39 Zo had het Pruisische leger al gedurende de jaren '20 van de 19e eeuw haar flexibiliteit weer verloren door de Revuetaktik weer in te voeren.40 Ook werd de algemene dienstplicht weer ingeperkt, aangezien het door de lange periode van vrede voor Pruisen toch niet langer noodzakelijk was om een groot leger te handhaven.41

1.3 Pruisische Oorlogsopvatting

Ondanks het feit dat in deze periode van restauratie vrijwel alle hervormingen ongedaan werden gemaakt, waren deze hervormingen toch een belangrijke voorwaarde voor het ontstaan van Auftragstaktik. De vernieuwde Pruisische officiersopleiding had namelijk een grote hoeveelheid officieren voortgebracht, die waren opgeleid aan de hand van de centrale ideeën van de hervormingen. En de kwaliteit van deze officieren bleek van uitstekend niveau te zijn. Want hoewel bijna alle hervormingen weer werden teruggedraaid, bleven de

zogenaamde Kriegsspiele en de stafreizen bestaan, waardoor de officieren de gelegenheid kregen om niet alleen zichzelf, maar ook hun oorlogsopvatting, te blijven ontwikkelen.42 En

36 Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart, 58.

37 Ibid., 65.

38 Ibid.

39 Leistenschneider, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer, 35.

40 Ibid., 36, 37.

41 Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart, 81-83.

(11)

die oorlogsopvatting is essentieel om het concept Auftragstaktik te kunnen begrijpen. Want opvattingen over hoe oorlog in essentie is, zijn ook bepalend voor de wijze waarop een krijgsmacht haar leiderschapsdoctrine opstelt.43 Deze opvatting kwam enerzijds voort uit de verandering die de oorlogvoering doormaakte door nieuwe technologische ontwikkelingen. Anderzijds kwam zij voort uit de oorlogstheorie van Clausewitz en de pragmatische wijze waarop von Moltke die probeerde uit te werken.

De Pruisische oorlogsopvatting was sterk beïnvloed door de nieuwe technologische ontwikkelingen in de oorlogvoering die voortkwamen uit de industrialisatie. Spoorwegen, telegrafie en moderne wapens hadden de oorlogvoering immers drastisch veranderd. Voor de ontwikkeling van Auftragstaktik is met name de opkomst van achterladers van belang.

Vanaf 1848 werd de Pruisische infanterie uitgerust met het Dreyse naaldgeweer. Het was de eerste bruikbare achterlader en dat betekende dat men ook vanuit dekking of zelfs liggend kon vuren en herladen. Daarnaast was het bereik van de Dreyse maar liefst drie keer zo groot dan dat van de tot dan toe gebruikelijke voorladers en werd de vuursnelheid

aanzienlijk verhoogd.44

De Pruisische artillerie werd vanaf 1860 uitgerust met achterladers. Ook voor het artilleriegeschut gold dat de vuursnelheid enorm toenam. Het bereik werd vergroot tot maar liefst 3800m. Dit geschut was tevens voorzien van getrokken lopen, wat de nauwkeurigheid ten goede kwam.45

Deze toename in bereik verbreedde en verdiepte het slagveld en de verhoogde vuursnelheid maakte nog grootschaliger vernietiging mogelijk.46 Daardoor genoot het defensief voortaan een tactisch voordeel.47 Om dit defensieve voordeel zoveel mogelijk in te perken, moesten de eenheden hun flexibiliteit vergroten om beter gebruik te kunnen maken van de omgeving en moesten zij meer worden verspreid om te voorkomen dat zij één groot doelwit zouden worden.48 Deze flexibiliteit en grotere spreiding van troepen vereiste echter dat de bevelvoering sterk werd gedecentraliseerd, omdat de opperbevelhebber niet langer voldoende overzicht had om snel en adequaat te kunnen reageren in kritische

gevechtssituaties.49 De onoverzichtelijkheid werd nog versterkt door de invoering van de

43 Marco Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat: Theorie und Praxis der Auftragstaktik im deutschen Heer 1869 bis 1945 (Paderborn: Verlag Ferdinand Schöningh GmbH & Co. KG., 2014), 29.

44 Oetting, Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart, 91.

45 Ibid., 92.

46 Ibid., 91.

47 Ibid., 92.

48 Ibid.

(12)

dienstplicht die ervoor zorgde dat de legers dusdanig omvangrijk werden dat bevelvoering een serieus probleem werd.50

Doordat de wijze van oorlogvoering zo was veranderd, werd de achterliggende oorlogstheorie ook veranderd. Jomini's oorlogstheorie, die dominant was in de eerste helft van de 19e eeuw, werd bekritiseerd door een aantal Pruisische en Duitse theoretici, waarvan Clausewitz de meest invloedrijke zou worden. Jomini was van mening dat er onveranderlijke regels aan oorlogvoering ten grondslag lagen, die ontdekt en vervolgens toegepast konden worden om een overwinning te behalen.51 Door de nadruk op deze onderliggende principes te leggen, had hij een sterk rationeel perspectief.

De 'preuβisch-deutschen militärischen Denkschule' zag dat juist heel anders. Bij hen lag de nadruk meer op irrationele factoren. Het waren geen onveranderlijke regels, maar juist factoren zoals toeval, geluk, karaktereigenschappen en deugden die bepaalden wie de strijd zou winnen.52 Enkele van deze factoren, namelijk "die Talente des Feldherrn, die kriegerische

Tugend des Heeres und den Volksgeist desselben, die Kühnheit sowie die Beharrlichkeit",

werden door Clausewitz beschouwd als belangrijke 'moralische Gröβen'.53

Kühnheit, ofwel vastberadenheid, was voor Clausewitz een van de belangrijkste

deugden op het slagveld, omdat het de drijfkracht was achter creatief handelen in gevaarlijke situaties.54 In deze opvatting ligt niet alleen de oorsprong van de zogenaamde 'Offensivgeist', maar ook van het belang dat gehecht werd aan het nemen van initiatief in de Auftragstaktik-doctrine.55 Het initiatief nemen door te handelen, was in alle gevallen beter dan nalaten te handelen. Zelfs als het handelen achteraf een fout bleek. Vastberadenheid kon weliswaar makkelijk tot foutief handelen leiden, dat "dennoch [...] ein schöner Fehler bleibt, der nicht

angesehen werden muss wie jeder andere."56

Beharrlichkeit was voor Clausewitz eveneens een cruciale deugd, omdat volharding

volgens hem de officier in staat stelde om de onzekerheid, die oorlogssituaties vaak kenmerkt, te kunnen bedwingen.57 Aangezien Clausewitz oorlog karakteriseert als "erweiterte Zweikampf" waarbij "jeder [...] den anderen durch physische Gewalt zur erfüllung seines Willens zu

50 Ibid., 35. 51 Ibid., 37. 52 Ibid. 53 Ibid., 42. 54 Ibid. 55 Ibid.

56 Carl von Clausewitz, Vom Kriege, p. 367 zoals geciteerd in: Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 42.

(13)

zwingen" is het ook helemaal niet verwonderlijk dat hij zoveel waarde hechtte aan

volharding.58 Iemand die volhardt, laat zich immers ook niet met geweld iets opleggen. Vastberadenheid en volharding vormden bij Clausewitz de sterke wilskracht die nodig was om de zogenaamde 'Friktion' te kunnen bestrijden. Friktion was hetgeen dat oorlog op papier van oorlog in de werkelijkheid onderscheidt.59 Daarmee bedoelde hij het geheel van alle onvoorziene omstandigheden en gebeurtenissen, die een krijgsmacht of onderdelen van een krijgsmacht tegenwerken. Het voorbeeld dat misschien het meest tot de verbeelding spreekt, is het weer; als het mistig is, is de vijand slechter te zien en als het regent, is de grond nat en kan de cavalerie geen charges uitvoeren. Wanneer dergelijke tegenslagen zich voordoen, is het volgens Clausewitz belangrijk dat een officier doorzet. "Im Kriege hingegen befindet sich

der Führer eines großen Ganzen in beständigem Wellenschlag von falschen und wahren Nachrichten, vonFehlern, die begangen werden aus Furcht, aus Nachlässigkeit, aus übereilung, von Widerspenstigkeiten, die ihm gezeigt werden aus wahrer oder falscher Ansicht, aus üblem Willen, wahrem oder falschem Pflichtgefühl, Trägheit oder Erschöpfung, von Zufällen, an die kein Mensch gedacht hat. Kurz, er ist hunderttausend Eindrücken preisgegeben, von denen die meisten eine besorgliche, die wenigsten eine ermutigende Tendenz haben. Lange Kriegserfahrung bringt zu dem Takt, den Wert dieser einzelnen

Erscheinungen schnell zu würdigen; hoher Mut und innere Stärke widerstehen ihnen, wie der Fels dem Geplätscher der Wellen."60 Het spreekt voor zich dat een sterke wilskracht alleen

maar binnen een gedecentraliseerde doctrine, zoals Auftragstaktik, goed tot uiting kan komen. Alleen dan kunnen ook lagere officieren hun wilskracht laten gelden.

Verder blijkt uit bovenstaand citaat ook dat Clausewitz bijzonder veel waarde hechtte aan het vermogen van de officier om de situatie te kunnen inschatten en beoordelen. Dat is ook logisch, want volgens Clausewitz verliep oorlog niet wetmatig en daarom moest iedere situatie te allen tijde beoordeeld worden. Voor die beoordeling waren twee eigenschappen nodig: "zum einen den entsprechend militärisch gebildeten Verstand [...] mit dem ein

Truppenführer eine gegebene Situation rasch und folgerichtig erfassen kann, sowie zum anderen Mut bzw. Entschlossenheit, Gelegenheiten zu nutzen und selbst in ungewissen Lagen in die Tat umzusetzen."61

58 Clausewitz, Vom Kriege, p. 191 zoals geciteerd in: Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 43.

59 Carl von Clausewitz, Vom Kriege (Berlijn: F. Dümmler, 1832), 60.

60 Ibid., 149.

(14)

In Clausewitz' invloedrijke oorlogstheorie ligt de nadruk dus op de individuele

kwaliteiten van de officier, namelijk een intelligente inschatting van de situatie en vervolgens bepaalde karaktereigenschappen om naar de situatie te kunnen handelen. Deze

individualistische benadering van leiderschap werd verder versterkt doordat het karakter van oorlog door Clausewitz voortaan als een fenomeen werd gezien dat constant werd beïnvloed door toevalligheden, waardoor een oorlog dus nooit geheel volgens verwachting kon

verlopen. Wanneer men van die gedachte uitgaat, is een oorlog ook niet meer te plannen. Door de constant veranderende situatie moet het plan immers constant aangepast worden. En de oplossing lag volgens Clausewitz bij de moralische Gröβen, die te herkennen zijn in

Auftragstaktik: "In diesen Gedanken Clausewitz' lassen sich deutlich Aspekte der späteren Auftragstaktik erkennen, ganz besonders im Zusammenhang mit der Befehlsgebung, die den 'friktionalen Charakter' des Krieges beachten muss."62 Op deze manier heeft Clausewitz'

oorlogsopvatting een cruciale rol gespeeld bij de ontwikkeling van Auftragstaktik.

Het was echter Helmuth von Moltke die ervoor zou zorgen dat die oorlogsopvatting van Clausewitz ook daadwerkelijk bij het Pruisische officierskorps terecht zou komen. Toen hij in 1857 aantrad als Chef van de Grote Generale Staf, verwerkte hij de oorlogstheorie van Clausewitz in de stafopleiding en verspreidde hij Clausewitz' theorie binnen de staf via eigen werken en besluiten.63

Hoewel Moltke kleine aanpassingen maakte aan de theorie van Clausewitz, was hij het in grote lijnen wel met hem eens.64 Dat blijkt onder meer uit het volgende citaat, waarin hij stelt dat het er in een oorlog op neerkomt "in lauter Spezialfällen die in den Nebel der

Ungewissheit gehüllte Sachlage zu durchschauen, das Gegebene richtig zu würdigen, das Unbekannte zu errathen, einen Entschluss schnell zu fassen, und dan kräftig und unbeirrt durchzuführen."65 Het had net zo goed een uitspraak van Clausewitz zelf kunnen zijn.

Met betrekking tot Auftragstaktik is het belangrijk om één verschil tussen beide heren aan te stippen en dat gaat over het nemen van initiatief. Waar Clausewitz het nemen van initiatief als uitermate belangrijk beschouwde, was het Moltke die het nemen van initiatief tot een van de belangrijkste principes van het Pruisische leger zou bombarderen.66 Het werd niet meer slechts verlangd, het werd opgeëist. En daarbij ging Moltke zelfs zover dat hij zijn officieren vroeg "stets in der Richtung des Kanonendonners zu marschieren. Aufträge, welche

62 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 45.

63 Ibid., 47.

64 Ibid., 48.

65 Zoals geciteerd in: Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 49.

(15)

eine andere Direktion vorschreiben, sind dann der eigenen Erwägung zu unterziehen. [...] In den allermeisten Fällen aber ist die auf dem Schlachtfelde geleistete Hülfe mehr werth, als die Erfüllung des speziellen Auftrages."67 Een officier kreeg daarmee dus de mogelijkheid om

af te wijken van zijn opdracht. En dat raakt de kern van Auftragstaktik.

1.4 De kenmerken van Auftragstaktik

Maar wat is nou precies de kern van Auftragstaktik? Hierboven is een aantal aspecten, voortkomend uit de Pruisische oorlogsopvatting, reeds kort aangestipt. In deze paragraaf zullen deze en andere aspecten worden uitgediept om Auftragstaktik dan eindelijk in zijn geheel te kunnen begrijpen. De doctrine zal worden uitgelegd aan de hand van zeven

kenmerken, zoals die naar voren kwamen in "Der Unterführer als Feldherr im Tasschenformat" van Marco Sigg. Zijn werk is in zekere mate een synthese van eerdere analyses en geeft daarmee een beeld dat de hele doctrine omvat.68 Het is wel van belang op te merken dat de zeven kenmerken niet altijd strikt van elkaar gescheiden kunnen worden, omdat zij elkaar vaak raken, overlappen en beïnvloeden.

Het eerste kenmerk is zo'n element dat al kort besproken is, namelijk het belang van de

moralische Gröβen. Moltke zelf zei daar het volgende over: "Im Kriege wiegen die Eigenschaften des Charakters schwerer als die des Verstandes [...] Beim kriegerischen handeln, kommt es oft weniger darauf an was man thut, als darauf, wie man es thut. Fester entschluss und beharrliche Durchführung eines einfachen Gedankens führen am sichersten zum Ziel."69

Vastberadenheid, volharding, moed, wilskracht en "Entschluss- , Initiativ- und

verantwortungsfreude" waren daarom de karaktereigenschappen die men van Pruisische

officieren verwachtte en die ook in hun opleiding werden verwerkt.70 De achterliggende gedachte was dat oorlog al genoeg door onzekerheid gekenmerkt werd en dat verdere onzekerheid over het eigen handelen daar niet nog eens bovenop kon komen.71

Bovendien kon een besluit dat met volle overtuiging werd genomen ook rekenen op de volledige inzet en dat was volgens Moltke een voorwaarde voor succes: "Will man angreifen,

67 Helmuth von Moltke, Moltke's Militärische Werke II: die Thätigkeit als Chef des Generalstabes der Armee im Frieden (Berlijn: Ernst Siegfried Mittler & Sohn, 1900), 207.

68 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat,67-69.

69 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 171.

70 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat,, 74, 77.

(16)

so muβ es mit Entschiedenheit geschehen. Halbe Maβregeln sind nicht am Ort; nur Kraft und Zuversicht reiβen die Truppen mit sich fort und geben Erfolg."72

De belangrijkste reden voor de verwachte actieve houding die van de officieren werd gevraagd, was echter de gedachte dat men door actief handelen zijn eigen handelingsvrijheid kon behouden en die van de vijand kon beperken.73 Wanneer men zelf het initiatief nam, werd de vijand als het ware gedwongen om daarop te reageren en werd zijn handelingsvrijheid dus ingeperkt. Moltke noemde dat ‘den Gegner das Gesetz des Handelns vorschreiben’.74

Initiatief kon men echter alleen nemen als men ook daadwerkelijk sneller was en daarom waren die karaktereigenschappen zo belangrijk. Zij stelden de officier in staat om snel te handelen en het initiatief te nemen. De moralische Gröβen waren daarmee niet alleen een voorwaarde, maar ook een kenmerk van Auftragstaktik.75 Het belang dat aan dergelijke karaktereigenschappen werd gehecht, kan dan ook nauwelijks overdreven worden. Zoals al eerder werd aangetoond, werd zelfs foutief handelen meer gewaardeerd dan passiviteit.76

Dat betekende overigens niet dat men van Pruisische officieren verlangde zomaar tot actie over te gaan. De officier moest eerst de situatie analyseren en beoordelen, waarna een weloverwogen besluit werd genomen en men tot actie overging.77 En ook hieruit blijkt weer dat een dergelijke actieve houding, volgens de Pruisische opvatting, voortkwam uit het karakter. Want een officier moest zijn handelen natuurlijk wel kunnen verantwoorden.

“Entschlossenes Handeln, in einer ungeklärten, unsicheren Situation bedurfte der Bereitschaft, Verantwortung für dieses Handeln zu übernehmen.”78 En dat noemden de

Pruisen ‘Verantwortungsfreudigkeit’ - wederom een karaktereigenschap.

Het tweede kenmerk, doorgaans ‘Offensivgeist’ of ‘Drang nach vorwärts’ genoemd, hangt in sterke mate samen met dat gevraagde verantwoordelijkheidsgevoel, het nemen van initiatief en de moralische Gröβen. Hoewel een vergelijkbare ‘cult of the offensive’ zich in de loop van de 19e eeuw in meerdere Europese krijgsmachten ontwikkelde, was de Pruisische

Offensivgeist toch extremer.79 Enerzijds kwam dit voort uit het gevoel dat Pruisen qua mankracht, economie en strategisch-geografische positie in het nadeel was, ten opzichte van andere grootmachten. Dit nadeel kon volgens de Pruisen gecompenseerd worden door

72 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 213.

73 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 84.

74 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 208.

75 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 79.

76 Ibid., 80.

77 Ibid., 78, 79.

78 Ibid., 81.

(17)

kwalitatief betere aanvoering door officieren.80 Anderzijds uit een sterk vertrouwen in de kansen die snelle manoeuvres boden.81 Het gevolg was dat er in de Pruisische

officiersopleiding veel aandacht werd besteed aan het offensief.82

In de reglementen voor hoge officieren uit 1869 schreef Moltke daarover: “Die

Vorteile der Offensive sind genugsam anerkannt. Wir schreiben dadurch den Gegner das Gesetz seines Handelns vor, er muβ seine Maβnahmen den unserigen anbequemen, muβ Mittel suchen ihnen zu widerstehen. […] Die Offensive weiβ im voraus, was sie will; die Defensive schwebt in der Ungewiβheit”.83 Hier is ook het verband met het nemen van

initiatief duidelijk zichtbaar.

Ook na de aanval bood deze drang nach vorwärts nog een groot voordeel en dat was dat het van de Pruisische troepen verlangde dat zij ook na het gevecht de achtervolging inzetten. Op die manier kon voorkomen worden dat de vijand zich hergroepeerde en konden de vijandelijke troepen onschadelijk worden gemaakt, het voornaamste doel van een

veldslag.84 Moltke stelt daarover het volgende: "Nicht die Besetzung einer Strecke Landes oder

die Eroberung eines festen Platzes, sondern allein die Zerstörung der feindlichen Streitmacht wird in der Regel entscheiden. [...] Beim konzentrisch geführten Angriff kann die Haupternte ausnahmsweise auf dem Schlachtfelde selbst, in der Regel wird sie jenseits desselben liegen. Indem man den Feind verhindert sich wieder fest zu setzen, sich zu sammeln und zu ordnen, bewirkt man, was sonst gewönlich nur durch eine zweite Schlacht zu erreichen ist."85

Het kenmerk van Auftragstaktik dat misschien wel het meest opvallende is, is de

zelfstandigheid die de officieren genoten. Deze zelfstandigheid kwam wederom voort uit de oorlogsopvatting van Clausewitz, waar frictie het verloop van een oorlog bepaalde.86 De onvoorspelbaarheid en de gegroeide omvang van legers, maakten een sterk gecentraliseerde aansturing onmogelijk.87

De oplossing lag volgens Moltke dan ook in decentralisering, oftewel meer

handelingsvrijheid en zelfstandigheid voor de officieren. Want "vielfach sind die Situationen,

in welcher der Offizier nach eigener Einsicht handeln muss. Es würde sehr verkehrt sein,

80 Ibid., 90.

81 Ibid.

82 Ibid.

83 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 208.

84 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 94.

85 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 173.

86 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 97.

(18)

wollte er auf Befehle warten in Momenten, wo oftmals keine Befehle gegeben werden

können;"88 Wanneer officieren in dergelijke situaties de vrijheid kregen om zelf hun handelen

te bepalen, konden zij dat met snelheid doen en dat stelde hen in staat om kansen te grijpen en het initiatief te nemen.89

Het verband met de moralische Gröβen moge duidelijk zijn: de karaktereigenschappen stelden een officier in staat om ook daadwerkelijk zelfstandig te handelen. Ook blijkt uit de genoemde voordelen van zelfstandig handelen, namelijk snelheid en initiatief, een duidelijk verband met de eerder genoemde Offensivgeist.

Er zaten echter wel grenzen aan de zelfstandigheid van de Pruisische officier. Zo mocht de 'Einheitlichkeit des Handelns' - waarover later meer - er niet onder leiden. Met andere woorden: de Ordre de Bataille moest zo goed mogelijk behouden worden om het overzicht te behouden en zodat aansturing van de troepen niet onmogelijk werd.90

Verder was de mate van zelfstandigheid ook niet altijd hetzelfde. Er werd een

onderscheid gemaakt tussen strategisch, operationeel en tactisch initiatief, waarbij gold dat het eigen zelfstandige handelen binnen het raamwerk van je meerdere moest blijven.91 Sigg komt daarom ook tot de conclusie "dass sich der Spielraum für selbstständiges Handeln des

Einzelnen umso mehr erweiterte, je gröβer der Rahmen war, in dem gekämpft wurde."92 Ook

Moltke is daar in zijn 'Verdordnungen' vrij duidelijk in: "Je höher die Behörde, je kürzer und

allgemeiner werden die Befehle sein. Die nächste Kommandostelle fügt die ihr nöthig

erscheinende weitere Präzisirung hinzu, und das Detail der Ausführung fällt dem mündlichen Befehl event. dem Kommandowort anheim. Jedem bleibt dabei die freie Bewegung und Entschlieβung innerhalb seiner Befügnis."93 Een officier werd dus wel geacht binnen de

mogelijkheden te blijven die zijn meerdere hem gegeven had.

De meest kenmerkende, maar ook extreme gevallen van Auftragstaktik, namelijk handelen zonder bevel of het afwijken van een bevel, werden qua zelfstandigheid ook nog verder ingeperkt door twee factoren: de ernst van de situatie en de zogenaamde

'Einheitlichkeit im Denken'.94 De situatie moest dusdanig zijn dat het wachten op of het verkrijgen van bevelen niet mogelijk was.95 Wanneer een officier in zo'n situatie verkeerde, mocht hij zelfstandig een beslissing nemen, maar die moest dan wel in lijn zijn met de

88 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 174.

89 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 98.

90 Ibid., 99, 100.

91 Ibid., 102.

92 Ibid.

93 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 180.

94 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat,116.

(19)

gedachtegang van zijn meerdere. Hij moest zich, als het ware, inleven in zijn meerdere en zich afvragen wat zijn meerdere zou doen, wanneer die zich in dezelfde situatie bevond.96 "Für

den Fall, dass Auftrag und Lage nicht mehr übereinstimmten, sollte die 'praktische Intelligenz der Unterführer' diesen erlauben 'im Sinne des Vorgesetzten da zu handeln [...], wo nach Zeit und Umständen sein Wille nicht ausdrücklich ausgeprochen werden konnte'."97

Binnen Auftragstaktik heeft zelfstandigheid dus een ambivalente positie. Enerzijds wordt van officieren verwacht dat zij snel en zelfstandig handelen. Anderzijds wordt die zelfstandigheid ingeperkt, omdat het niet ten koste mag gaan van de 'ordre de bataille' en vooral wel 'im Sinne

des Vorgesetzten' moet zijn. Op die manier hing zelfstandigheid dus ook samen met

discipline, het volgende kenmerk van Auftragstaktik.

Hoewel discipline en gehoorzaamheid in eerste opzicht niet makkelijk te combineren zijn met het element van zelfstandigheid, bleek deze combinatie in werkelijkheid beduidend minder problematisch. Discipline zorgde er volgens Moltke namelijk voor dat het zelfstandig handelen van een officier op één lijn ligt met de eigenlijke wil van de meerdere: "am

ersprieβlichsten für das Ganze ist in der Regel sein Wirken da, wo er den Willen seines Vorgesetzten vollzieht. Dafur endlich, daβ dieser Wille überall zur Ausführung gelange, bürgt die Disziplin der Truppen." 98 Volgens die redenering vulden discipline en zelfstandigheid

elkaar dus juist aan.

Zoals ook al enigszins uit bovenstaand citaat blijkt, bedoelde men met discipline niet dat bevelen klakkeloos opgevolgd moesten worden. Onder discipline verstond men dat niet zozeer het bevel, maar in de eerste plaats de achterliggende gedachte ten uitvoer werd gebracht.99 "Gehorsam handeln bedeutete demzufolge, bei der Ausführung eines Auftrags zum

einen zu berücksichtigen, was der Vorgesetzte damit bezwecken wollte, und zum anderen der erhaltenen Auftrag mit der Realität in Einklang zu bringen," aldus Sigg.100 Op die manier kon de 'Einheitlichkeit' gewaarborgd blijven.

Daarbij moet echter wederom benadrukt worden dat de zelfstandigheid van officieren wel dusdanig werd ingeperkt, dat het afwijken van bevelen slechts in uitzonderlijke situaties voorkwam. Desalniettemin vormde deze opvatting van discipline dus wel een voorwaarde voor Auftragstaktik.

96 Ibid.

97 Ibid., 117.

98 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 174.

99 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 122.

(20)

Het vijfde kenmerk, namelijk 'Einheitlichkeit' of uniformiteit, is voor zowel zelfstandigheid als discipline erg belangrijk. Zoals reeds bij het bespreken van het element der zelfstandigheid bleek, was het behoud van de slagorde cruciaal om te voorkomen dat het slagveld een chaos zou worden.101 In Moltke's eigen woorden: "Abweichungen von der normalen

Zusammengehörigkeit können nur ganz ausnahmsweise geboten sein [...] Regel aber bleibt die strengste Aufrechthaltung bezw. sofortige Wiederherstellung der Ordre de Bataille."102 Om

die reden was Einheitlichkeit dan ook een beperkende factor wanneer het gaat over

zelfstandigheid. Zelfstandig handelen was immers enkel geoorloofd, wanneer dat nodig was en daarmee vertoont het ook meteen de samenhang met discipline.103

Uniformiteit, in de vorm van het zoveel mogelijk behouden van de slagorde, had voor Moltke drie functies. De eerste was het vastleggen van de verticale en horizontale samenhang tussen de verschillende eenheden, waardoor verantwoordelijkheid en werkgebied op elkaar werden afgestemd.104 De tweede en derde functie van de slagorde waren respectievelijk het verzekeren van de top-down communicatie van bevelen en het verzekeren van down-top informatievoorziening.105 Volgens Moltke was dat cruciaal: "Für die Ertheilung richtiger und

angemessener Befehle ist aber die genaueste Kentniβ der Sachlage eine unabweisbare Vorbedingung. [...] Je änhlicher die Bilder, welche alle Theile des Ganzen, die oberen und die unteren Führer, sich von derselben machen, um so leichter sind die Befehle zu erlassen, um so richtiger werden sie verstanden und um so einheitlicher wird das Zusammenwirken sein."106

De informatie afkomstig uit de frontlinie kon de officieren bereiken dankzij het behoud van de slagorde en stelde hen tevens in staat om de hierop gebaseerde bevelen weer naar de frontlinie te sturen, waardoor de eerdergenoemde 'Willen des Vorgesetzten' behouden bleef. De samenhang met zelfstandigheid is wederom duidelijk zichtbaar.

Volgens Sigg is het zesde kenmerk van Auftragstaktik de opvatting dat het aanvoeren van troepen geen wetenschap, maar een kunst is.107 De achterliggende gedachte is dat door frictie geen identieke situaties ontstaan. 'Wetenschappelijke' regels zijn volgens hem dus niet

101 Ibid., 100.

102 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 179.

103 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 130.

104 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 175.

105 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 131.

106 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 181.

(21)

mogelijk, als het om oorlog gaat. Iedere situatie moet beoordeeld worden en daar moet adequaat op gereageerd worden. In de Pruisische optiek was het bedenken en uitvoeren van een geschikte reactie een kunst.108 Moltke verwoordde het als volgt: "Die Lehren der Strategie

gehen wenig über die ersten Vordersätze des gesunden Verstandes hinaus; man darf sie kaum eine Wissenschaft nennen; ihr Wehrt liegt fast ganz in der konkreten Anwendung. Es gilt mit richtigem Takt die in jedem Moment sich anders gestaltende Situation aufzufassen und danach das Einfachste und Natürlichste mit Festigkeit und Umsicht zu thun. So wird der Krieg zur Kunst"109

Voor Auftragstaktik is dit met name relevant omdat het vaste regels en 'Schematismus' in de ban deed, waardoor iedere situatie opnieuw beoordeeld moest worden voor men tot actie overging. Op die manier werd zelfstandigheid dus mogelijk.110 Dit vertoont ook veel

samenhang met de moralische Gröβen, zoals ook uit bovenstaand citaat blijkt. Verder heeft de opvatting dat het goed aanvoeren van troepen een kunst is ook veel overlap met het zevende en laatste kenmerk, namelijk 'der Führungsvorgang'.

De Führungsvorgang, ofwel proces van leidinggeven, bestaat uit drie onderdelen die voor

Auftragstaktik van wezenlijk belang waren: de beoordeling van de situatie, de besluitname en

het geven van bevelen.111 De wijze waarop dit proces was opgesteld, maakte Auftragstaktik mogelijk omdat het gericht was op snelheid, flexibiliteit en initiatief. 112

Het steeds beoordelen van de situatie was in eerdere paragrafen reeds aangestipt. In het Pruisische proces van leidinggeven vormde de beoordeling van de situatie steeds de basis. Een officier werd in staat geacht om zijn situatie in te schatten en, met de essentie van het bevel of de opdracht dat hij kreeg in het achterhoofd, tot een besluit te komen. Deze analyse van de situatie gebeurde doorgaans aan de hand van een reeks vragen die de officier zichzelf moest stellen.113

Vervolgens werden er uit de analyse conclusies getrokken en dat moest een besluit vormen. Het besluit moest duidelijk zijn en met volle inzet, volharding en vastberadenheid worden nagestreefd, geheel conform de eerder besproken moralische Gröβen.114 Het besluit

108 Ibid.

109 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 172.

110 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 145-148.

111 Ibid., 152.

112 Ibid., 153.

113 Ibid., 155.

(22)

bestond echter alleen uit een uitleg van het te bereiken einddoel. De manier waarop dit doel behaald moest worden, werd verder opengelaten.115

In het bevel werd dit ook niet verwerkt. "Mit der Befehlsgebung sollte sichergestellt

werden, dass die unterstellten Truppen über die aus der Lagebeurteilung und Entschlussfassung gefolgerten Erkentnisse adäquat orientiert und die sich daraus

ergebenden Maβnahmen zur richtigen Zeit eingeleitet wurden."116 Daarbij gold de regel dat

bevelen enkel de benodigde informatie bevatten en details zo veel mogelijk openliet.117 Op die manier kregen de officieren meer ruimte om gebruik te maken van hun zelfstandigheid. Wat in de ideale situatie wel in de bevelen werd verwerkt, was in eerste instantie vaak een beschrijving van de oorlogssituatie, waarin de directe vijand en vriendelijke troepen in de omgeving werden beschreven.118 Het tweede deel van het bevel bestond uit een beknopte uitleg van de 'Absicht', het achterliggende idee van het bevel.119 Wanneer de situatie het toestond werd dit het liefst mondeling meegedeeld, omdat men dan om toelichting kon vragen, wanneer er twijfel ontstond.120 Daarna volgde pas het daadwerkelijke bevel. Dit maakte het analyseren van de situatie voor de ontvangende officier makkelijker en verzekerde ook dat hij 'im Sinne des Vorgesetzten' handelde.

Zoals uit bovenstaande paragraaf blijkt, is het proces van leidinggeven karakteristiek voor Auftragstaktik: het gaat om moralische Gröβen, initiatief, Einheitlichkeit, snelheid en bovenal actief handelen.121

Hoewel bovenstaande kenmerken en hun onderlinge samenhang grondig zijn uitgewerkt, blijft een goede, complete definitie van Auftragstaktik onmogelijk. Het is een doctrine die

simpelweg te complex is om in zijn geheel in één definitie te vatten. Ik deel dan ook de mening van Sigg, die stelt dat "die Komplexität der Auftragstaktik hätte entweder dazu führen

müssen, dass eine Definition nur einen Bruchteil dessen behandelte, was mit Auftragstaktik gemeint war, oder das sie alle Aspekte berücksichtigte, dadurch aber den Rahmen einer Definition gesprengt hätte."122

Voor dit onderzoek is het echter wel noodzakelijk om een definitie op te stellen. En gezien de focus van dit essay op zelfstandige beslissingen, moet dat ook mogelijk zijn.

115 Ibid.

116 Ibid., 158.

117 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 180.

118 Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 161.

119 Ibid., 162.

120 Ibid., 167.

121 Ibid., 171.

(23)

Daarom wordt Auftragstaktik in dit essay dan ook gedefinieerd als een aanvoeringdoctrine die om tracht te gaan met de onvoorspelbaarheid van oorlog door officieren, wanneer zij met frictie in aanraking komen, meer zelfstandigheid te geven. Einheitlichkeit, discipline,

(24)

Hoofdstuk 2: Wissembourg en Wörth

In het eerste hoofdstuk is de ontstaansgeschiedenis van Auftragstaktik beschreven en vastgesteld wat de doctrine precies inhield ten tijde van de Frans-Pruisische oorlog. In de volgende hoofdstukken zal steeds een bepaald stadium van de Pruisische veldtocht worden beschreven en vervolgens geanalyseerd. Aan de hand van de kenmerken van Auftragstaktik, zoals beschreven in het eerste hoofdstuk, kan worden bepaald in hoeverre het handelen van de Pruisische officieren in overeenstemming was met de aanvoeringsdoctrine. De eerste fase van de oorlog begon met de veldslagen bij Wissembourg en Wörth en de mobilisatie die daaraan voorafging.

De Pruisische mobilisatie begon in juli 1870 en verliep erg voorspoedig. In slechts negentien dagen waren maar liefst 320.000 Duitse soldaten verzameld in het grensgebied tussen Trier en Karlsruhe.123 Deze werden opgedeeld in drie legers. Het Eerste Leger werd tussen Trier en Saarlouis, oostelijk van de Saar en de Moezel, opgesteld.124 Het bestond uit het VIIe en het VIIIste legerkorps en was met 60.000 soldaten het kleinste leger.125 Dit leger stond onder bevel van generaal Karl Friedrich von Steinmetz.126

Het Tweede Leger stond onder leiding van prins Friedrich Karl von Preuβen. Het leger werd ten oosten van het Eerste Leger opgesteld, namelijk tussen Nuenkirchen en Homburg.127 Het was samengesteld uit IIIe, IVe, Xe en het Gardekorps en telde in totaal 194.000

soldaten.128 Daarmee was dit het grootste leger.

Zuidoostelijk van deze twee legers, in de omgeving van Karlsruhe, werd het Derde Leger opgesteld. Het bestond uit het Ve en het XIe Pruisische korps, het Iste en IIe Beierse korps en een korps uit Baden-Würtenberg.129 In totaal telde het 130.000 soldaten en het werd aangevoerd door de kroonprins Friedrich Wilhelm.

Deze opstelling maakte het mogelijk om iedere Franse aanval af te slaan of zelf in de aanval te gaan wanneer een Franse aanval uitbleef. Wanneer de Fransen zich bij Straatsburg zouden concentreren om Baden binnen te vallen, kon het Derde Leger het Franse leger vastpinnen, zodat het Eerste en het Tweede Leger met een omtrekkende beweging in de rug

123 Geoffrey Wawro, The Franco-Prussian War: The German Conquest of France in 1870-1871 (Cambridge: Cambridge University Press, 2003), 84.

124 Ibid., 80.

125 Groβer Generalstab, Kriegsgeschichtliche Abteilung II, The Franco-German War 1870-1871: First Part - History of the War to the

Downfall of the Empire. First volume: From the Outbreak of Hostilities to the Battle of Gravelotte, trans. F. Clarke (Nashville: The Battery

Press Inc, 1995), 93.

126 Helmuth von Moltke, The Franco-German War of 1870-71 (London: Lionel Leventhal Limited, 1992), 7.

127 Ibid.

128 Ibid., 9.

(25)

en in de flank konden aanvallen.130 Wanneer de Fransen het Rijnland binnen wilden vallen, zouden ze worden vastgepind door het Eerste en het Tweede Leger en zou het Derde Leger met een omtrekkende beweging in de flank aanvallen.131

Een serieuze Franse aanval bleef echter uit. De Franse mobilisatie verliep namelijk uitzonderlijk chaotisch door een gebrekkige voorbereiding: er was een gebrek aan wapens, munitie, voedsel, vervoersmiddelen en onderdak.132 Verder was er ook geen concrete strategie opgesteld en tot overmaat van ramp wilde de onervaren Napoleon per se zelf één groot leger aanvoeren.133 Dat leger werd in eerste instantie opgedeeld in acht legerkorpsen, waarvan er zes verspreid werden opgesteld in de driehoek Thionville-Nancy-Straatsburg.134 Toen dit niet praktisch bleek, werd het herverdeeld in twee legers. Maarschalk Patrice de MacMahon zou een leger van ongeveer 100.000 soldaten aanvoeren dat was samengesteld uit het Iste, Ve en VIIe Corps.135 Deze waren geplaatst in respectievelijk Straatsburg, Bitsch en Belfort. Het tweede leger werd gevormd door de overige vijf Corps, die, met uitzondering van de Keizerlijke Garde, onder leiding kwamen van maarschalk François Achille Bazaine.136 Het deel van dit leger dat zich aan het front bevond, bestond uit ongeveer 150.000 soldaten.137

Zo zag de situatie er uit aan het begin van de veldtocht in augustus. Na een kleine schermutseling in Saarbrücken op Frans initiatief, was het nu de beurt aan de Pruisen. Moltke gaf zijn legers het bevel de opmars te starten en daarmee was de campagne begonnen.

2.1 De Slag bij Wissembourg

Moltke's plan was om het leger van MacMahon uit Wissembourg en Froeschwiller te verdrijven met het Derde Leger, dat daarna naar het westen zou marcheren om zich aan te sluiten bij het Tweede Leger.138 Uit correspondentie tussen Moltke en generaal von

Blumenthal, de stafchef van het Derde Leger, blijkt dat het Derde Leger "die volle Freiheit in

Ausführung ihres Auftrages" kreeg.139

130 Wawro, The Franco-Prussian War, 81.

131 Ibid.

132 Ibid., 66-75.

133 Ibid.

134 Moltke, The Franco-German War, 4.

135 Ibid., 11.

136 Ibid.

137 Ibid., 4.

138 Groβer Generalstab, Kriegsgeschichtliche Abteilung I, Moltke's Militärische Werke I, Militärische Korrespondenz Dritter Theil: Aus

den Dienstschriften des Krieges 1870 / 1871 (Berlin: Ernst Siegfried Mittler und Sohn, 1896), 192-193.

(26)

MacMachon had de opdracht gekregen om de toegang tot de Vogezen te verdedigen en de flank van een eventuele Pruisische opmars in de richting van Straatsburg te bedreigen.140 Om die reden zag MacMahon zich gedwongen om zijn vier divisies te verspreiden en één van zijn divisies, de 2e divisie onder leiding van generaal Douay, moest Wissembourg

verdedigen.141

Op 4 augustus gaf kroonprins Friedrich Wilhelm het Derde Leger het bevel om vanuit de driehoek Hinterweidenthal-Landau-Hagenbach op te rukken naar de Lauter.142

Aangevoerd door generaal von Bothmer marcheerde de 4e Beierse divisie naar Wissembourg. Om half negen 's ochtends opende zijn artillerie het vuur op Wissembourg.143 Slechts

anderhalf uur later gaf generaal Douay al het bevel tot terugtrekken.144

De Slag bij Wissembourg is echter weinig relevant, wanneer het om omvattingen gaat. Omdat er aan Franse zijde slechts één divisie streed en de gewenste omvatting, op

operationeel niveau, over het hele leger van MacMahon ging, is het voor dit onderzoek niet relevant om de Slag bij Wissembourg te beschrijven en te analyseren.

Het is wel relevant om deze slag kort aangestipt te hebben, omdat het de opmaat vormde voor een grotere veldslag, namelijk de Slag bij Wörth. Een groot deel van Douay's divisie had zich namelijk teruggetrokken in zuidwestelijke richting. Zoals na verdere verkenning zou blijken, waren de restanten van deze divisie naar Wörth gemarcheerd.145

2.2 De Slag bij Wörth

MacMahon had zijn troepen opgesteld op de heuvelrug tussen Neehwiller, Froeschwiller en Elsasshausen.146 De heuvels waren vrij steil en veelal voorzien van wijngaarden. Ten oosten van deze heuvelrug lag een grote, open vlakte waar de Sauer stroomde. Deze was op de meeste plekken lastig doorwaadbaar. Daarom was het terrein erg gunstig voor de Fransen.147

De 1ste divisie, onder Ducrot, vormde de Franse linkerflank. Zij stond opgesteld in het Grosswald voor Neehwiller en op de heuvelrug voor Froeschwiller. De 3e divisie, aangevoerd door generaal Raoult, had haar positie ingenomen op de heuvelrug tussen Froeschwiller en

140 Wawro, The Franco-Prussian War, 95, 96.

141 Ibid.

142 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 118.

143 Ibid., 122.

144 Moltke, The Franco-German War, 12.

145 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 137, 138.

146 Ibid., 149.

(27)

Elsasshausen. Rechts van de 3e divisie stond de 4e divisie, aangevoerd door Lartigue. Hij vormde de rechterflank en moest een opmars vanuit Gunstett en Morsbronn tegenhouden.148 Het Derde Leger was op 5 en 6 augustus in de richting van de Sauer gemarcheerd. Het IIe Beierse Korps, geleid door generaal von Hartmann, was tussen Lembach en

Langensoultzbach opgesteld, met uitzondering van de 4e divisie die verder naar het westen was opgesteld. Deze divisie moest naar Wörth marcheren, als ze kanonschoten uit dat gebied konden horen.149 Op die manier konden zij de Franse linkerflank aanvallen.

Links van dit Beierse legerkorps stond het Ve legerkorps, tussen Görsdorf en Gunstett opgesteld. Het Ve legerkorps werd aangevoerd door generaal von Kirchbach. Zuidoostelijk van het Ve legerkorps stond het XIe legerkorps, aangevoerd door generaal von Bose.150

Friedrich Wilhelm en Blumenthal waren van plan om hun troepen één dag te laten rusten en op 7 augustus aan te vallen.151 Gedurende de nacht van 5 op 6 augustus waren Franse en Pruisische voorposten echter bij diverse schermutselingen betrokken geraakt. Eén van deze schermutselingen vond plaats om zeven uur in de ochtend, toen generaal-majoor von Walther, commandant van de 20ste brigade, een verkenning in Wörth uit liet voeren.152

Walther dacht te vernemen dat de Fransen zich terugtrokken en zond een bataljon en een batterij naar Wörth om dat uit te zoeken. Daarbij werden schoten afgevuurd door de artillerie.153

Hoewel het artillerievuur niet hevig was, dacht Hartmann dat dit het moment was om met zijn 4e divisie naar Wörth te marcheren en deel te nemen aan het gevecht.154 Hij beval zijn batterijen om het vuur op de Franse stellingen te openen en stuurde zijn troepen naar Wörth.155 De opmars van de divisie kwam tot stilstand door Frans vuur in het bos voor

Langensoultzbach. In een poging verdere escalatie te voorkomen werd Hartmann bevolen om zich terug te trekken naar Langensoultzbach.156

Ondertussen zag de stafchef van het Ve legerkorps het artillerievuur uit

Langensoultzbach toenemen in hevigheid.157 Om te voorkomen dat de Fransen zich volledig

148 Ibid., 150.

149 Ibid., 147, 148.

150 Ibid., 148, 160.

151 Wawro, The Franco-Prussian War, 122.

152 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 151.

153 Ibid.

154 Ibid., 152.

155 Ibid. 153-156.

156 Ibid.

(28)

op het Beierse korps zouden richten, besloot hij de Franse artillerie onder vuur te nemen met de volledige artillerie van het Ve korps.158

In de loop van de morgen waren ook de schermutselingen rond Gunstett heviger geworden. Het grootschalige artillerievuur had de aandacht van de 21ste divisie van het XIe legerkorps getrokken, dat vervolgens naar Gunstett marcheerde om het Ve legerkorps te ondersteunen.159 Door de hevigheid van het gevecht volgde niet lang daarna ook de 22ste divisie, die de Franse rechterflank aan zou vallen.

Deze aankomende versterkingen wakkerden het zelfvertrouwen van de commandant van het Ve legerkorps, generaal Kirchbach, aan.160 Om tien uur 's ochtends besloot hij dat het tijd was om de aanval dan toch definitief in te zetten. Hij beval om via Wörth op te rukken naar de heuvelrug. "At no point were we successful in making any progress beyond Wörth; in

all our attempts the rearward movements were attended with especially heavy losses."161

Kirchbach had bericht gestuurd naar het XIe en het IIe Beierse legerkorps dat hij ging aanvallen en dat hij op hun steun rekende.162 Hartmann, die zich net had teruggetrokken, moest zich nu hergroeperen en zijn aanval zo snel mogelijk weer hervatten.163

Rond één uur 's middags verscheen de kroonprins ter plaatse om het commando over te nemen.164 De situatie was alles behalve geruststellend. De Pruisische aanvallen waren niet voldoende gecoördineerd en als gevolg daarvan hadden de Fransen alle aanvallen af weten te slaan.165

Versterkingen waren echter onderweg en dat bood perspectief. Het Iste Beierse legerkorps was in aantocht vanuit het noordwesten.166 Friedrich Wilhelm beval: "The IInd

Bavarian Corps will press upon the left flank of the enemy in such a manner as to gain a position in rear of it towards Reichshoffen. The Ist Bavarian Corps [...] will come into line between the IInd Bavarian and the Vth Army Corps."167 Verder kon het legerkorps uit

Baden-Württemberg ieder moment arriveren en moest het XIe legerkorps ondersteunen in hun aanval op de Franse rechterflank.168 158 Ibid. 159 Ibid., 160. 160 Ibid., 157. 161 Ibid., 159. 162 Ibid. 163 Ibid., 167.

164 Wawro, The Franco-Prussian War, 131.

165 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 168.

166 Ibid., 167.

167 Ibid., 168.

(29)

Deze aanval op de Franse rechterflank bleek doorslaggevend. Vanuit Gunstett rukte het XIe legerkorps op tot aan het Niederwald in Morsbronn. MacMahon zag dat zijn flank bedreigd werd, maar had enkel nog cavalerie-eenheden ter beschikking. Drie regimenten aan cavalerie voerden een charge uit, in de hoop de Pruisen terug te drijven.169 Deze tegenaanval werd echter afgeslagen, waarna het XIe legerkorps de aanval in de richting van Froeschwiller kon voortzetten. "Neatly disengaged by Bose's flanking attack, the Prussian and Bavarian

units in the center and on the Soultzbach now scrambled to their feet and pushed up to Froeschwiller and Elsasshausen."170 Om vijf uur gaf MacMahon zich gewonnen en trok het

Franse leger zich terug.171

2.3 Walther en Auftragstaktik

Hoewel de Pruisen uiteindelijk alsnog een omvatting konden realiseren en de veldslag wonnen, waren circa 10.000 soldaten aan Pruisische zijde gesneuveld.172 Dit hoge

slachtofferaantal is deels te wijten aan de onstuimigheid van Kirchbach. Hij was immers in hoge mate verantwoordelijk voor het te vroeg ontstaan van de veldslag. En doordat hij de sterke Franse stelling met slechts zijn eigen frontale aanval wilde bestormen, zijn er inderdaad onnodig veel Pruisen gesneuveld.173

De zelfstandige actie van Kirchbach werd echter voorafgegaan door de grootschalige verkenning van Walther. Hij had immers een heel bataljon, begeleid door een batterij, op verkenning gestuurd. Dit batterij vuurde vervolgens op de Franse stellingen en dat bracht een kettingreactie teweeg. Die schoten waren voor het IIe Beierse Korps namelijk de aanleiding om in de aanval te gaan. En toen die aanval eenmaal op gang was, moest deze ondersteund worden door artillerievuur van het gehele Ve Korps. Dit vormde op zijn beurt voor Kirchbach de aanleiding om zijn aanval in te zetten. Walther is dus, weliswaar onbedoeld, ook

medeplichtig aan het te vroeg ontstaan van de Slag bij Wörth.

Maar hoe verhoudt het optreden van Walther zich dan tot Auftragstaktik? In het eerste hoofdstuk werd reeds uitgelegd dat de Offensivgeist een belangrijk kenmerk van

Auftragstaktik vormt. Het offensief bood volgens de Pruisen namelijk het voordeel dat het

169 Moltke, The Franco-German War, 16, 17.

170 Wawro, The Franco-Prussian War, 135.

171 Moltke, The Franco-German War, 18.

172 Ibid.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

1 Als je gemakkelijk je antwoorden kan inscannen of op een andere manier kan digitaliseren, dan mag je ook al tijdens de paasvakantie je antwoorden per mail bezorgen. Dit zou

Wanneer kinderen deze fase helemaal niet zouden doormaken, kunnen ze later moeite krijgen met grenzen, bazig gedrag laten zien en moeite hebben met de omgang met

De Heere heeft daarom gewaarschuwd tegen een buitensporige zorg voor dit onzekere leven, en er op aangedrongen de dag des doods niet verre te stellen, maar

22 † Het bloed uit de linker harthelft bevat ten opzichte van de rechterharthelft meer zuurstof en

De arbeidsmarktpositie van hoger opgeleide allochtone jongeren is weliswaar nog steeds niet evenredig aan die van hoger opgeleide autochtonen, maar wel veel beter dan die

In deze PBLQatie hanteren we een aanpak die is gebaseerd op de samen- hang tussen de burger en zijn digitale vaardigheden, het beleid dat de overheid voert bij het inrichten van

Deze krijgt de huidige string mee en doorloopt deze om de symbolen waarvoor een herschrijfregel bestaat, te vervangen door de bijbehorende doeltekst (tot nog toe hadden onze

Klaas beaamt dit en gaat even later door op het thema ‘liefde’, wat een brug blijkt naar vertellen over zijn relatie met zijn vrouw en, via het benoemen van de impact van