• No results found

Hoofdstuk 4: De drie slagen van Metz

4.4 Alvensleben en Auftragstaktik

In de veldslag waren aan beide zijden zo’n 16.000 soldaten gesneuveld.325 Daarmee was ook deze veldslag in feite onbeslist. Het nut van deze veldslag is daarom niet helemaal duidelijk. Waar Moltke en de militair-historische afdeling van de grote generale staf al hun

hoofdstukken over veldslagen afsluiten met een paragraaf waarin zij de veldslag in de context van de veldtocht plaatsen en van kritische opmerkingen voorzien, blijft die paragraaf voor de Slag bij Mars-La-Tour opvallend oppervlakkig. Er staan namelijk geen kritische opmerkingen en er wordt slechts gesproken over het beperkte tactische nut. Zo benoemt Moltke dat “the

Germans reaped the fruits of this victory solely in its results. The troops, worn out by a twelve hours’ struggle, bivouacked on the victorious but bloody field.”326 Ook de militair-historische

afdeling blijft vaag over het nut van de veldslag: “The true importance of the day does not lie,

therefore, in the tactical results. There was no immediate reaping of the advantages gained on either side”.327

In beide werken wordt dus gesuggereerd dat de slag geen tactisch nut had, maar wel operationeel nut. Dit wordt echter niet verder toegelicht. En aangezien Moltke van mening

320 Ibid., 407.

321 Wawro, The Franco-Prussian War, 158.

322 Moltke, The Franco-German War, 44.

323 Ibid., 45.

324 Wawro, The Franco-Prussian War, 160.

325 Moltke, The Franco-German War, 46.

326 Ibid., 46.

was dat men niets mocht publiceren wat het vertrouwen van de bevolking in het leger kon schaden, wekt dit de indruk dat zij van mening waren dat deze veldslag ook op operationeel gebied weinig nut had en dat dat beter niet gepubliceerd kon worden, gezien de hoeveelheid slachtoffers.328 Diezelfde militair-historische afdeling probeerde eerder immers ook al het gedrag van Steinmetz bij Spicheren goed te praten.329

Ook in dit geval blijkt uit de correspondentie dat niet zozeer de veldslag zelf, maar vooral het vervolg voor succes moest zorgen. Na afloop van de Slag bij Mars-La-Tour schreef Moltke namelijk in een brief aan generaalmajoor von Stiehle, de Chef van de Generale Staf van het Tweede Leger, het volgende: “Nach diesseitiger Ansicht beruht die Entscheidung des

Feldzuges darin, die von Metz weichende Hauptmacht des Feindes nördlich zurückzuwerfen. Je mehr das III. Armeekorps Feinde vor sich hat, um so gröβer wird der Erfolg morgen sein, wo das X., III., IX., VIII., VII. Korps, event. auch das XII. gegen denselben verfügbar sind.”330

Moltke was dus van mening dat de gewenste beslissing pas kon plaatsvinden op de volgende dag, wanneer er voldoende Pruisische troepen aanwezig waren. Met andere woorden: het succes moest nog volgen.

Naast het feit dat het operationele nut van de veldslag in twijfel kan worden getrokken, is ook het ontstaan van de veldslag uiterst merkwaardig te noemen. Om te beginnen had von Alvensleben helemaal niet de opdracht gekregen om de Fransen aan te vallen. Hij had de opdracht gekregen om op te rukken in de richting van Vionville.331

Verder is het ontstaan van de slag bijzonder, omdat Alvensleben Fransen aanviel, terwijl tijdens de inleidende beschietingen al duidelijk was geworden dat hij te maken had met op zijn minst een grote Franse achterhoede. Bovendien kon alleen het Xe legerkorps hem, door de afstand, pas halverwege de middag versterken.332 Hij stond er dus alleen voor.

De veldslag bracht echter nog grotere risico’s met zich mee. Want als de Fransen deze slag zouden winnen, hadden zij hun terugtocht in de richting van Verdun kunnen hervatten om zich te voegen bij het Leger van Chalons. Dat was precies wat Moltke in eerste instantie wilde voorkomen door het IIIe en het Xe Korps naar de route Metz-Verdun te sturen.333

De Slag bij Mars-La-Tour was dus risicovol en het leverde zowel in tactisch, als in operationeel opzicht weinig op. Tevens is duidelijk dat deze veldslag is begonnen met de

328 Moltke, The Franco-German War, vii.

329 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 252.

330 Groβer Generalstab, Militärische Korrespondenz, 231, 232.

331 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 362.

332 Wawro, The Franco-Prussian War, 152.

aanval die Alvensleben op eigen initiatief had bevolen. Maar hoe verhoudt het optreden van Alvensleben zich dan tot Auftragstaktik?

In ieder geval is bij Alvensleben een duidelijke ‘Drang nach vorwärts’ waar te nemen. In de nacht van 15 op 16 augustus had het IIIe Korps namelijk 12 uur aan één stuk

gemarcheerd.334 Na een korte rust van slechts drie uur, werden ze alweer gewekt door

Alvensleben die de mars voort wilde zetten, omdat hij bang was dat hij de vijand anders niet in zou kunnen halen, aldus Moltke.335

Uit de aanval an sich blijkt ook dat er sprake is van Offensivgeist. Alvensleben viel immers met slechts twee divisies een ogenschijnlijk ‘ongebruikelijk sterke achterhoede’ aan.336 En dat terwijl hij wist dat slechts één legerkorps, namelijk het Xe, hem pas in de loop van de middag kon komen versterken. Dat waren immers de enige twee voorposten van het Tweede Leger. Het feit dat Alvensleben in deze situatie alsnog besloot het initiatief te nemen en de aanval te openen, getuigt van moed van vastberadenheid. Twee moralische Gröβen die sterk verbonden waren met de Offensivgeist.

Verder dacht Alvensleben dat hij te maken had met een Franse terugtocht.337 Volgens de verordeningen en volgens de doctrine van Auftragstaktik was het in dergelijke situaties gewenst om de achtervolging in te zetten.338 Daarmee kon men namelijk de terugtocht zoveel mogelijk te vertragen en een reorganisatie te voorkomen.

Op het gebied van discipline is het lastiger te bepalen of het handelen van Alvensleben voldeed aan de criteria van Auftragstaktik. Qua Einheitlichkeit is het simpel: dit vormde geen disciplinaire beperking voor de zelfstandigheid van Alvensleben. Door de afwezigheid van andere eenheden, vormde het IIIe Korps in haar eentje de gehele slagorde en daar had von Alvensleben alle zeggenschap over. Daarmee is dit onderdeel in deze situatie niet relevant.

Het wordt echter lastiger wanneer de vraag of Alvensleben ‘im Sinne des

Vorgesetzten’ handelde, beantwoord moet worden. Enerzijds deed hij dit wel door de Fransen

te beletten om Verdun te bereiken. Moltke’s voornaamste doel was namelijk het Rijnleger op te sluiten in de ‘Kessel’ van Metz om het daar te vernietigen. Het beletten van de terugtocht naar Verdun past daar precies bij.

Anderzijds had Moltke voor dat moment geen veldslag gepland en er ook geen verwacht.339 Uit de correspondentie bleek eerder ook al dat Moltke het Rijnleger pas wilde

334 Wawro, The Franco-Prussian War, 152.

335 Ibid.; Moltke, The Franco-German War, 35.

336 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 361, 367.

337 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 361, 367.

338 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 173; Sigg, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat, 94.

aanvallen als de rest van het Tweede Leger aanwezig was.340 Alvensleben had ook de opdracht gekregen om op te rukken naar Vionville, waarbij Moltke waarschijnlijk niet verwachtte dat de Fransen daar nog steeds waren.341 Gewenst was de veldslag dus duidelijk niet, maar de vraag is nu natuurlijk of de aanval van Alvensleben wel nodig was om de Fransen te beletten in westelijke richting te marcheren. Het was wellicht veiliger geweest om het IIIe Korps in meer noordwestelijke richting op te laten rukken in plaats van in noordelijke richting. Dan was hij dichterbij het Xe Korps geweest en was de weg naar Verdun nog steeds afgesloten geweest. Zo had hij alsnog ‘im Sinne des Vorgesetzten’ gehandeld maar wel de risico’s vermeden.

Maar hoe zit het dan met Moltke’s verordeningen waarin staat dat men een vijand op de hielen moet zitten wanneer hij zich terugtrekt?342 Dat was bijvoorbeeld bij Goltz in de Slag bij Colombey ook het geval. Het verschil zit hem in het feit dat Goltz een beroep kon doen op steun vanuit andere legerkorpsen, die zich in de omgeving bevonden. Dit was bij Alvensleben absoluut niet het geval. Alleen het Xe Korps kon hem halverwege de middag versterken. Hij stond er dus helemaal alleen voor.

Als we daarbij in acht nemen dat Alvensleben zijn troepen bij de mars naar Gorze al 12 uur aan één stuk liet marcheren en de tocht na slechts drie uur rust weer voortzette, lijkt het er eerder op dat Alvensleben zijn boekje te buiten is gegaan. Dit vermoeden wordt verder versterkt door het feit dat hij willens en wetens een numeriek sterke troep Fransen aanviel zonder dat hij tijdige ondersteuning in het vooruitzicht had. Op basis van deze argumenten is het zeer waarschijnlijk dat Alvensleben te gretig was om de gevraagde discipline op te kunnen brengen.

Als laatste kenmerk van Auftragstaktik komt dan de Führungsvorgang aan bod. Op dit punt valt te concluderen dat in ieder geval de analyse en het besluit in lijn zijn met

Auftragstaktik. Op basis van rapporten van verkenners kreeg Alvensleben de indruk dat de

Fransen zich terugtrokken.343 Hij reed vervolgens zelf naar de frontlinie om de bewegingen van de Franse troepen waar te nemen en kwam tot de conclusie dat zij zich in noordelijke richting terugtrokken.344

Op basis van deze analyse beval hij de 5e infanteriedivise om de Fransen vast te pinnen, terwijl de 6e infanteriedivisie naar Jarny, ten noorden van Mars-La-Tour, werd

340 Groβer Generalstab, Militärische Korrespondenz, 231, 232.

341 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 362.

342 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 173.

343 Groβer Generalstab, The Franco-German War, 367.

gestuurd om te voorkomen dat de vijand alsnog naar het westen af zou buigen.345 Alvensleben week hier weliswaar van af, maar alleen omdat hij zich de ernst van de daadwerkelijke situatie realiseerde.346 Vervolgens besloot hij de 5e infanteriedivisie te ontlasten met behulp van de 6e infanteriedivisie. Dat hij tegen een dergelijke overmacht stand wist te houden, getuigt van vastberadenheid en volharding.

Hoewel de exacte bevelen wederom niet terug te vinden zijn, blijkt wel uit de geschiedenis van de militair-historische afdeling van de grote generale staf dat kolonel von Garrelts, de commandant van twee musketierbataljons, eigen beslissingen maakte.347 Dat maakt het aannemelijk dat Alvensleben de aan hem ondergeschikte officieren relatief veel vrijheid gaf.

De Slag bij Mars-La-Tour is dus ontstaan door het zelfstandig handelen van generaal von Alvensleben. Hij was tevens de aanvoerder van het IIIe Korps en daarmee heeft hij ook het verloop van de veldslag zeer sterk beïnvloed.

Hoewel Alvensleben op bijna alle kenmerken in overeenstemming met Auftragstaktik handelde, is dat bij één kenmerk niet helemaal het geval: de discipline. Alvensleben heeft zichzelf meer vrijheid gegeven dan door de doctrine geoorloofd was. Er zijn meerdere factoren die hierbij van belang zijn.

De eerste is simpelweg een inschattingsfout aan de hand van Alvensleben. Zoals gezegd, ging hij ervan uit dat de Franse troepen slechts een achterhoede vormden. Als dat daadwerkelijk de situatie was geweest en hij diezelfde aanval had ingezet, was er geen grote veldslag geweest. De gewenste Slag bij Gravelotte had dan weliswaar niet plaatsgevonden, maar hij had dan wel het onderste uit de kan gehaald door een poging de achterhoede te scheiden van de rest van het leger. Moltke had zich daar ongetwijfeld lovend over uitgelaten, gezien zijn opvattingen over het achtervolgen van een vijand in terugtocht.

In die lof zit waarschijnlijk het tweede deel van de verklaring. Auftragstaktik zorgde namelijk niet alleen voor flexibiliteit en snelheid op het slagveld, maar bood officieren vooral ook de kans om zich te onderscheiden. Het Pruisische leger werd namelijk gekenmerkt door een enorme concurrentie tussen officieren. Dat gold zowel voor de militaire academie, als voor de oorlogssimulaties, waarbij officieren zich uit bepaalde situaties moesten zien te

345 Ibid.

346 Wawro, The Franco-Prussian War, 154.

redden.348 Hun prestatie bepaalde dan het verdere verloop van de carrière.349 Dat gold natuurlijk al helemaal voor prestaties op het echte slagveld. Steinmetz genoot bijvoorbeeld veel aanzien na zijn optreden tijdens de Slag bij Skalice.350 De zelfstandigheid en de vrijheid die Auftragstaktik bood, maakte het officieren natuurlijk mogelijk om zich van hun beste kant te laten zien: initiatief nemend en vol van moralischer Gröβe. Dit maakte het echter ook dermate verleidelijk dat de grenzen van de zelfstandigheid in de praktijk soms overschreden werden. Dat geldt voor Steinmetz bij de Slag bij Spicheren en ook voor Alvensleben in de Slag bij Mars-La-Tour.

Hoewel Alvensleben de disciplinaire grenzen van Auftragstaktik dus overschreed, is zijn handelen alsnog indirect aan Auftragstaktik toe te wijzen. Het was immers de doctrine die hem in eerste instantie een zekere zelfstandigheid gaf, maar de grenzen daarvan heeft hij overschreden, waarschijnlijk hopend op roem en een glansrijke carrière.