• No results found

De Pruisische rechtervleugel en Auftragstaktik

Hoofdstuk 4: De drie slagen van Metz

4.7 De Pruisische rechtervleugel en Auftragstaktik

Zoals in bovenstaande paragraaf was uitgelegd, vielen de troepen van het Eerste Leger de Franse linie aan, terwijl zowel Moltke als Steinmetz zich eigenlijk wilden beperken tot artillerievuur. Deze ongewenste escalatie gebeurde onder leiding van diverse commandanten, die zich door elkaar lieten meeslepen in een bestorming van de Franse stelling.

De aanval begon met de voorste compagnieën van de 29ste brigade. Zij rukten op om de Franse lichte infanterie uit de bossen te verdrijven en zodoende de artillerie te beschermen. Hoewel zij deze beslissing zelfstandig maakten, was generaalmajoor von Wedell, de

commandant van de 29ste brigade, net bezig om hen die opdracht te geven.424 De compagnieën handelden dus ‘im Sinne des Vorgesetzten’.

De aanval loopt eigenlijk pas uit de hand wanneer Wedell in de bossen besluit om door te stoten in de richting van Point du Jour.425 Toen de Pruisen uit de beschutting van het bos tevoorschijn kwamen, openden de Fransen een hevig vuur, waardoor de aanval stil kwam te liggen. Na het eerste contact tussen de 29ste brigade en de vijand beval de commandant van de 15e infanteriedivisie, luitenant-generaal von Weltzien, de 30ste brigade om de aanval van de 29ste brigade te ondersteunen.426 Daarna volgden weliswaar nog meer versterkingen, maar beide commandanten hadden tot dan toe nog terug gekund of op hun plek kunnen verblijven.

423 Ibid.

424 Ibid., 784.

425 Ibid., 785.

Daarmee hadden zij de artillerie veiliggesteld en stonden zij in een relatief veilig positie. Het besluit van Wedell en Weltzien om door te stoten, gaf echter de doorslag en maakte de escalatie definitief en onomkeerbaar. De analyse van de Pruisische rechtervleugel zal zich daarom beperken tot het handelen van Wedell en Weltzien.

Het kenmerk van de Offensivgeist is bij beiden aanwezig. Voor Wedell geldt dat hij in eerste instantie de Fransen uit de bossen wilde jagen, zodat de artillerie van het Eerste Leger de Franse linie kon bestoken zonder zelf onder vuur genomen te worden. Hiermee nam hij het initiatief. Dat deed hij ook doortastend, want vervolgens werd de aanval voortgezet in de richting van Point du Jour.427 Waarom wordt echter nergens vermeld en dat is merkwaardig, omdat dat meestal vrij gedetailleerd staat beschreven. Het is wel duidelijk dat er bij deze aanval duidelijk sprake is van ‘Drang nach vorwärts’ en het nemen van initiatief.

Dit geldt ook voor Weltzien. Hij liet de 30ste infanteriebrigade namelijk oprukken ter ondersteuning, zodra de eerste troepen van de 29ste brigade begonnen aan hun opmars.428 Dat houdt dus in dat hij al versterkingen stuurde voordat de aanval van de 29ste brigade vastliep. Weltzien vertoont daarmee ook de ‘Drang nach vorwärts’ en laat zien dat hij wilde

doorpakken. Hieruit blijkt ook een zekere vastberadenheid om deze aanval te laten slagen. De

moralische Gröβen zijn dus ook duidelijk te herkennen.

Op het gebied van discipline is het voor beide officieren lastig te bepalen of zij zich aan de vereiste regels hebben gehouden. Qua Einheitlichkeit geldt voor beiden dat zij die niet in gevaar brachten. Het Eerste Leger stond namelijk bij voorbaat al op zekere afstand van het Tweede Leger. Sterker nog: toen de 30ste brigade werd opgesplitst, probeerde een deel van deze brigade zelfs contact te leggen met het IXe Korps.429 Dat is geheel conform Moltke’s verordeningen en daarmee vormde de uniformiteit van de slagorde dus geen beperking voor de zelfstandigheid van beide officieren.430

Maar lag hun handelen wel op één lijn met de achterliggende gedachte van hun meerdere? Moltke heeft Steinmetz immers uitdrukkelijk bevolen om de bijdrage van het Eerste Leger voorlopig te beperken tot artillerievuur.431 Dankzij de oorspronkelijke reden voor de aanval van de 29ste brigade, namelijk het uitdrijven van de Franse lichte infanterie ter beveiliging van de eigen artillerie, valt deze beperkte inzet van de infanterie nog wel te verantwoorden. Het stelde de Pruisische artillerie namelijk in staat om haar werk te doen.

427 Ibid., 785; Moltke, The Franco-German War, 55.

428 Groβer Generalstab, Der deutsch-französische Krieg, 786.

429 Moltke, The Franco-German War, 55.

430 Moltke, Moltke's Militärische Werke II, 179.

Bovendien vond de infanterie beschutting in de bossen en waren zij daar relatief veilig. Dit zou dus nog ‘im Sinne des Vorgesetzten’ kunnen zijn.

Diezelfde schermutseling loopt echter om onduidelijke redenen uit de hand en verwordt uiteindelijk tot een frontale bestorming van de Franse stelling. Een mogelijke verklaring zou kunnen liggen in het feit dat Weltzien de 30ste brigade al naar de frontlinie stuurde na het eerste contact tussen de 29ste brigade en de Fransen.432 Dat zou Wedell de indruk kunnen hebben gegeven dat zijn meerdere meer dan slechts een schermutseling wenste. In dat geval zou de bestorming van de Franse stelling slechts een misverstand zijn en dacht Wedell ogenschijnlijk ‘im Sinne des Vorgesetzten’ te handelen.

Het zou echter ook kunnen dat Wedell de komst van de 30ste brigade wel correct interpreteerde en dat Weltzien simpelweg een disciplinaire grens overschreed. Het is namelijk onbekend waarom Weltzien de opmars van de 30ste brigade beval. Ook de precieze opdracht staat nergens vermeld. Wel stelt de militair-historische afdeling van de grote generale staf dat

“die 30ste Brigade auf Befehl des General-Luitenants v. Weltzien […] zum Gefecht

vorgegangen” was.433 Hij stuurde die 30ste brigade dus in ieder geval naar de frontlinie om actief deel te nemen aan de schermutseling. In beide gevallen handelde von Weltzien dus in ieder geval niet volgens de achterliggende gedachte van zijn meerdere en overschreed hij een disciplinaire grens. Voor Wedell is dat lastig te bepalen.

Als laatste relevante kenmerk komt dan de Führungsvorgang aan bod. Voor Wedell geldt dat hij na een gedegen analyse van de situatie tot zijn besluit kwam. Hij stelde namelijk vast dat de artillerie beschoten werd door Franse lichte infanterie uit de bossen. Hierdoor moest de artillerie op afstand blijven en kon zij niet optimaal functioneren.434 Door de Franse eenheden uit de bossen te verdrijven, kon de artillerie zich veilig naar voren begeven en de Franse stelling effectief onder vuur nemen. Zodoende kwam Wedell tot het besluit om op te rukken naar de bossen.

Vervolgens escaleerde de situatie en stootte de 29ste brigade door naar de Franse stelling. Zoals hierboven al is uitgelegd, is het aannemelijk dat Wedell’s bestorming

voortkwam uit een al dan niet juiste interpretatie van de komst van de 30ste brigade. Ook dit besluit kwam dus voort uit een beoordeling van de situatie.

Beide besluiten zijn met daadkracht ten uitvoer gebracht. Dat blijkt onder andere uit het feit dat de brigade door de hevigheid van het vuur in eerste instantie terugtrok, maar zich

432 Groβer Generalstab, Der deutsch-französische Krieg, 786.

433 Ibid.

vervolgens herpakte en de aanval weer voortzette.435 Ondanks “jener verheerende

Kugelregen” en het verlies van een groot deel van haar officieren wist de brigade stand te

houden.436 Het exacte bevel dat Wedell gaf, is niet te achterhalen.

In het geval van Weltzien valt weinig te zeggen over de Führungsvorgang. Weltzien zal de 30ste brigade niet zomaar de strijd in hebben gestuurd, maar zijn motivatie en analyse zijn, evenals zijn exacte bevel, niet te terug te vinden. Wel heeft de 30ste brigade zich

ontzettend strijdbaar getoond in de strijd tegen de Franse linkervleugel. Met behulp van deze brigade werd immers de hoeve St. Hubert ingenomen.437 Ondanks de zware verliezen die de brigade bij deze bestorming leed, poogden zij tevergeefs om door te stoten naar de hoeve Moscou.438 De brigade heeft de uitvoering van het onbekende besluit van Weltzien dus in ieder geval met daadkracht nagestreefd.

De aanvallen van Wedell en Weltzien hebben de Slag bij Gravelotte sterk beïnvloed. De 15e infanteriedivisie leed niet alleen onnodig zware verliezen, maar leidde ook de bestorming van de Franse linkervleugel in. Uiteindelijk zogen zij het gehele Eerste Leger mee in hun aanval, dat zodoende veel te vroeg aan het gevecht begon. Wedell handelde hierbij volledig in overeenstemming met Auftragstaktik. In het geval van Weltzien blijft het gissen in hoeverre hij volgens de doctrine handelde. Wel is het aannemelijk dat zijn optreden niet ‘im Sinne des

Vorgesetzten’ was en dat hij in ieder geval een disciplinaire grens heeft overschreden.

Uit de drie slagen van Metz is duidelijk geworden dat, net als bij Spicheren en Wörth, de doctrine een grote invloed heeft gehad op het ontstaan en het verloop van veldslagen. Net als de veldslagen bij Spicheren en Wörth waren ook de slagen bij Colombey en Mars-La-Tour noch gepland, noch voorbereid. Het ontstaan van al deze veldslagen is te wijten aan

Auftragstaktik.

De Slag bij Colombey ontstond door von der Goltz, wiens brigade eigenlijk een

‘reconnaisance by force’ was. Toen hij zag dat het Rijnleger zich terugtrok, wilde hij dat

beletten door hen aan te vallen. Naast het feit dat deze aanval enorme risico’s met zich meebracht door de numerieke superioriteit en de betere positie van de Fransen, maakte de vesting van Metz bij voorbaat iedere achtervolging onmogelijk. Toch handelde Goltz volgens

Auftragstaktik.

435 Groβer Generalstab, Der deutsch-französische Krieg, 785.

436 Ibid.

437 Ibid., 785-789.

Ook voor de Slag bij Mars-La-Tour geldt dat deze slag niet gepland was. Von Alvensleben viel toen het Rijnleger aan met slechts één legerkorps. Hij was in de veronderstelling dat hij slechts met een achterhoede te maken had en wilde eveneens de ogenschijnlijke terugtocht naar het noorden beletten met een aanval. Deze veldslag was echter zowel in tactisch, als in operationeel opzicht heel riskant. In tactisch opzicht omdat hij tegen een enorme numerieke overmacht vocht en geen versterkingen in de buurt waren. In

operationeel opzicht, en dat is nog veel belangrijker, had het Rijnleger de beoogde

omsingeling kunnen vermijden als het de veldslag had gewonnen. Dat was voor de Pruisen dramatisch geweest. Desondanks handelde Alvensleben grotendeels in overeenstemming met

Auftragstaktik.

De Slag bij Gravelotte is de enige veldslag die wel gepland en voorbereid was. Desondanks is ook deze veldslag zeer sterk beïnvloed door het zelfstandig handelen van een aantal officieren. Manstein begon de veldslag met een inschattingsfout, die vele Pruisen het leven zou kosten. Wedell en Weltzien lieten een schermutseling escaleren tot de vroegtijdige inzet van de infanterie van het Eerste Leger. Naast het feit dat ook hier veel Pruisische

soldaten sneuvelden, riskeerde hun vroegtijdige deelname wederom dat Moltke’s operationele plan fout zou gaan. Manstein en Wedell handelden allebei volgens Auftragstaktik. Voor Weltzien is dat door gebrekkige informatie niet vast te stellen.

Net als in de veldslagen bij Wörth en bij Spicheren, blijkt dus dat Auftragstaktik ook bij de drie veldslagen rond Metz een duidelijke invloed heeft gehad op zowel tactisch, als operationeel niveau. Op tactisch gebied bleek het vaak bijzonder effectief, omdat het de tijdige concentratie van troepen teweegbracht. De keerzijde is dat Auftragstaktik op operationeel niveau vaak juist in penibele situaties bracht, zoals bij Mars-La-Tour.

Conclusie

De centrale vraag van dit onderzoek was in hoeverre Auftragstaktik een rol speelde bij de discrepantie tussen de plannen en de uitvoering van de Pruisische Sedan-campagne in de zomer van 1870. In het eerste hoofdstuk is vastgesteld wat Auftragstaktik precies was en wat de kernelementen waren. Vervolgens zijn alle grote veldslagen die voor de Slag bij Sedan plaatsvonden, geanalyseerd aan de hand van de kernelementen die in het eerste hoofdstuk zijn vastgesteld.

Uit die analyse kan een aantal conclusies worden getrokken. De eerste is dat alle veldslagen zijn begonnen door het zelfstandig handelen van Pruisische commandanten. Deze

commandanten hadden veelal het bevel over divisies of zelfs kleinere eenheden. De meeste veldslagen brandden los door uit de hand gelopen schermutselingen van deze relatief kleine, verkennende eenheden. Vrijwel al deze schermutselingen kwamen voort uit een verkeerde analyse van de situatie door de betreffende commandant, maar omdat de doctrine voorschreef dat commandanten "stets in der Richtung des Kanonendonners" moesten marcheren, liepen deze schermutselingen al gauw uit op daadwerkelijke veldslagen.439 Bijna alle veldslagen in de Pruisische veldtocht zijn op die manier begonnen, veelal eerder dan gepland en soms zelfs tegen wil en dank van het Pruisisch opperbevel. Desondanks handelde het leeuwendeel van deze Pruisische officieren in overeenstemming met Auftragstaktik toen zij het gevecht

begonnen. Hieruit volgt dat Auftragstaktik er meerdere malen toe heeft geleid dat het optreden van de eenheden niet overeenkwam met het operationele doel van de veldtocht.

De tweede conclusie die volgt uit dit onderzoek, is dat de Pruisen bij een aantal veldslagen onnodig hevige verliezen leden door het zelfstandig handelen van Pruisische commandanten. Ook hierbij handelden de commandanten bijna allemaal in overeenstemming met de doctrine. Dit was bijvoorbeeld het geval in de veldslagen bij Mars-La-Tour en

Gravelotte, die allebei een grote invloed hadden op het verdere verloop van de Pruisische veldtocht. In enkele situaties, zoals bij Mars-La-Tour, leden de Pruisen zelfs dermate zware verliezen dat zij de overwinning enkel behaalden door de passieve houding van de Franse commandanten en de tactische voordelen van Auftragstaktik.

Want hoewel veel Pruisische eenheden in uiterst penibele situaties terechtkwamen, juist omdat hun commandant in overeenstemming met de doctrine handelde, heeft

Auftragstaktik ook veel eenheden weer uit die situaties weten te redden. De eis dat

commandanten in de richting van het krijgsgeweld moesten marcheren, stelde hen namelijk ook in staat zich snel te concentreren op het slagveld en de overige eenheden waar nodig bij te staan. Dit gebeurde aan de hand van een analyse van de situatie, zoals voorgeschreven door de doctrine. Die analyse zorgde ervoor dat de Pruisen erin slaagden om snel en adequaat in te grijpen en zodoende een nederlaag af te wenden. Op tactisch niveau was de doctrine dus vooral ook erg nuttig.

De Pruisische overwinning is dus niet zozeer te danken aan Auftragstaktik. In veel veldslagen wisten de Pruisen slechts ternauwernood aan de nederlaag te ontsnappen.

Auftragstaktik hielp dus vooral problemen op te lossen, die het zelf had veroorzaakt. Met

name in de drie slagen bij Metz was een Pruisische nederlaag zeker niet ondenkbaar geweest en dan had de oorlog heel anders kunnen aflopen. Deze veldslagen vormden namelijk de

opmaat en de voorwaarde voor de overwinning bij Sedan. Die had immers nooit kunnen plaatsvinden als het Rijnleger niet was opgesloten in Metz.

Die opsluiting is met name aan het Franse opperbevel te wijten. Ten eerste heeft Bazaine dusdanig lang getreuzeld in de omgeving van Metz, dat hij de veiligheid van die vesting niet kon verlaten zonder slag te leveren. Het was beter geweest om het Rijnleger direct terug te trekken in de richting van Verdun, zodat het Leger van Chalons zich bij hen kon voegen. Dit nieuwe leger was dan zo groot geweest dat de Pruisen er nog een zware klus aan hadden gehad om het te vernietigen in een Kesselschlacht. Hoe de oorlog dan verder verlopen was, valt natuurlijk niet te zeggen. Er kan echter wel gesteld worden dat de Fransen dan een snelle opsluiting en vernietiging hadden kunnen voorkomen en veel meer opties hadden gehad.

Ten tweede valt het de Franse commandanten in het algemeen, maar vooral Bazaine, te verwijten dat zij op tactisch gebied te defensief en passief waren. Door deze passieve houding maakten de Fransen weliswaar maximaal gebruik van het bereik, de nauwkeurigheid en de vuursnelheid van de Chassepot en de mitraillieuses, maar het leidde er ook toe dat de commandanten te weinig initiatief namen. En dat terwijl de Pruisen in meerdere veldslagen in een dermate penibele situatie verkeerden, dat het zeer aannemelijk is dat een Franse

tegenaanval hen fataal was geworden. Met name in de slagen rond Metz had dit

doorslaggevend kunnen zijn, omdat hier dus de opsluiting van het Rijnleger voorkomen had kunnen worden.

In dit onderzoek is daarmee aangetoond dat de nagenoeg mythische status van Auftragstaktik, zoals die onder meer bij Michael Krause en Richard Holmes waar te nemen is, niet helemaal terecht is. De doctrine bood de Pruisen zeker voordelen, maar het was ook zeker niet perfect. Ten tijde van de Frans-Pruisische Oorlog stond Auftragstaktik immers nog in haar

kinderschoenen. De doctrine was destijds echter ontzettend innovatief en wordt, weliswaar in aangepaste vorm, nog steeds gebruikt.440

Bibliography

- Bucholz, Arden, Moltke and the German Wars 1864-1871. Hampshire: Palgrave, 2001

- Bucholz, Arden, Moltke, Schlieffen and Prussian War Planning. New York: Berg

Publishers, Inc., 1991

- Carr, William, The Origins of the Wars of German Unification. Londen: Longman

Group, 1991

- von Clausewitz, Carl, Vom Kriege. Berlijn: F. Dümmler, 1832

- Groβer Generalstab, Kriegsgeschichtliche Abteilung I, Moltke's Militärische Werke I,

Militärische Korrespondenz Dritter Theil: Aus den Dienstschriften des Krieges 1870 / 1871. Berlin: Ernst Siegfried Mittler und Sohn, 1896

- Groβer Generalstab, Kriegsgeschichtliche Abteilung II, The Franco-German War

1870-1871: First Part - History of the War to the Downfall of the Empire. First volume: From the Outbreak of Hostilities to the Battle of Gravelotte, trans. F. Clarke

Nashville: The Battery Press Inc, 1995

- Groβer Generalstab, Kriegsgeschichtliche Abtheilung II, Der deutsch-französische

Krieg 1870-1871:Erster Theil – Geschichte des Krieges bis zum Sturz des Kaiserreichs. Zweiter Band: Von der Schlacht bei Gravelotte bis zum Sturz des Kaiserreichs. Berlin: Ernst Siegfried Mittler und Sohn, königliche Hofbuchhandlung,

1875

- Herre, Franz, Moltke: der Mann und sein Jahrhundert. Stuttgart: Deutsche Verlags- Anstalt, 1984

- Holmes, Richard, The Road to Sedan: The French Army 1866-70. Londen: Royal

Historical Society, 1984

- Howard, Michael, The Franco-Prussian War: The German Invasion of France, 1870-

1871. Londen: Rupert Hart-Davis, 1962

- Kaulbach, Eberhard, “Der Feldzurg 1870 bis zum Fall von Sedan” in: Entscheidung

1870: der deutsch-französische Krieg, eds. Wolfgang v. Groote, Ursula v. Gersdorff.

Stuttgart: Deutsche Verlags-Anstalt, 1970

- Krause, Michael D., "Moltke and the Origins of the Operational Level of War" in:

Historical Perspectives of the Operational Art, eds. Michael D. Krause, Cody Philips.

Washington D.C.: Center of Military History, 2007

- Leistenschneider, Stephan, Auftragstaktik in preuβisch-deutschen Heer 1871 bis 1914. Hamburg: Verlag E.S. Mittler & Sohn, 2002

- von Moltke, Helmuth, Moltke's Militärische Werke II: die Thätigkeit als Chef des

Generalstabes der Armee im Frieden. Berlijn: Ernst Siegfried Mittler & Sohn, 1900

- von Moltke, Helmuth, The Franco-German War of 1870-71. London: Lionel

Leventhal Limited, 1992

- Oetting, Dirk W., Auftragstaktik; Geschichte und Gegenwart einer

Führungskonzeption. Frankfurt am Main: Report Verlag, 1993

- Showalter, Dennis, The Wars of German Unification. Londen: Hodder Arnold, 2004

- Sigg, Marco, Der Unterführer als Feldherr im Taschenformat: Theorie und Praxis der

Auftragstaktik im deutschen Heer 1869 bis 1945. Paderborn: Verlag Ferdinand

Schöningh GmbH & Co. KG., 2014

- Varley, Karine, Under the Shadow of Defeat: The War of 1870-71 in French Memory.

Londen: Palgrave Macmillan, 2008

- Wawro, Geoffrey, The Franco-Prussian War: The German Conquest of France in