• No results found

Die Ewige Frau. Onderzoek naar 'verdwenen' uitgeversvrouwen

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Die Ewige Frau. Onderzoek naar 'verdwenen' uitgeversvrouwen"

Copied!
73
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

D

IE

E

WIGE

F

RAU

Onderzoek naar ‘vergeten’ uitgeversvrouwen

Universiteit van Amsterdam

Masterscriptie Redacteur/editor

Sophie Bindels, 10808256

23 augustus 2016

Begeleider: Dr. N.T.J. Laan

Tweede lezer: Drs. E.J. Rietstap

(2)

F

ACULTEIT

G

EESTESWETENSCHAPPEN

M

ASTERSCRIPTIE

R

EDACTEUR

/

EDITOR

,

2015-2016

D

OOR

:

S

OPHIE

B

INDELS

,

10808256

S

CRIPTIEBEGELEIDER

:

D

R

.

N.T.J.

L

AAN

(3)

Van linksboven naar linksbeneden, met de klok mee: Alice von Eugen-van Nahuys;

Annette Versluys-Poelman; Victorine Bakker-Hefting; Jacqueline Meulenhoff-de Haan

(4)

Graag wil ik bedanken:

Dr. N.T.J. Laan, voor de verhelderende gesprekken, de kritische blik, de toegewijde begeleiding en het bijsturen van mijn werk;

Uitgeverij Querido en met name Annette Portegies en Patricia de Groot, voor de toestemming tot inzage, hun hulp en ideeën, de aanmoediging en het brainstormen; Het Letterkundig Museum in Den Haag en vooral de medewerkers van de studiezaal, voor de inzage van het archief en hun toewijding bij het vinden van extra

materiaal.

Tot slot wil ik graag mijn ouders, broer en vrienden bedanken voor hun steun, vertrouwen en wijze woorden tijdens mijn afstudeerperiode.

(5)

I

NHOUD

HOOFDSTUK 1 INLEIDING EN THEORETISCH KADER...7

1.1.POORTWACHTENDE NETWERKEN...9

1.2.WERKGEBIEDEN IN DE UITGEVERIJ...10

1.3.EEN STERKE PERSOONLIJKHEID...10

1.4.METHODE VAN ONDERZOEK EN OPZET...12

HOOFDSTUK 2 DRIE ‘VERDWENEN’ UITGEVERSVROUWEN...15

2.1.WILLEM VERSLUYS EN ANNETTE VERSLUYS-POELMAN...15

2.1.1.INDELING VAN DE WERKZAAMHEDEN...15

2.1.2.ANNETTE VERSLUYS-POELMAN IN HET KORT...16

2.1.3.DE TAAKVERDELING...17

2.2.JOHN MEULENHOFF EN JACQUELINE MEULENHOFF-DE HAAN...20

2.2.1.DE TAAKVERDELING...21

2.3.BERT BAKKER EN VICTORINE BAKKER-HEFTING...24

2.3.1.VICTORINE BAKKER-HEFTING IN HET KORT...24

2.3.2.DE TAAKVERDELING...25

HOOFDSTUK 3 ‘DE BAAS EN ZIJN ASSISTENTE?’ ...29

3.1.HET QUERIDO-ARCHIEF NADER BEKEKEN...30

3.2.1915-1929:OBSERVATIES...31

3.2.1.MARGOT HILVERS-VOS EN ALICES VERANDERENDE ROL...32

3.2.2.GEDEELDE ASSISTENTSTAKEN? ...34

3.2.3.VERTAALSTER MET HART EN ZIEL...35

3.2.4.ALICES VERTAALREPERTOIRE...38

3.2.5.ALICE VAN NAHUYS EN ARTHUR SCHNITZLER...39

3.2.6.VERTALINGEN: ONDERGEWAARDEERD? ...41

(6)

3.3.1.EIGEN AUTEURS EN EEN PERSOONLIJKE AANPAK...45

HOOFDSTUK 4 VIER VROUWEN, VIER VERGELIJKINGEN...49

4.1.DE TAAKVERDELING VOLGENS JOOST NIJSEN IN HET KORT ...49

4.2.ECHTPAAR VERSLUYS EN QUERIDO/VAN NAHUYS...50

4.3.ECHTPAAR MEULENHOFF EN QUERIDO/VAN NAHUYS...52

4.4.ECHTPAAR BAKKER EN QUERIDO/VAN NAHUYS...54

4.5.MOTIEVEN EN POSITIE VAN DE VIER VROUWEN...56

HOOFDSTUK 5 CONCLUSIE, DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN...59

5.1.DISCUSSIE EN AANBEVELINGEN...60

BIBLIOGRAFIE...63

PRIMAIRE BRONNEN...63

SECUNDAIRE BRONNEN...65

ONLINE BRONNEN...69

(7)

H

OOFDSTUK

1

I

NLEIDING EN THEORETISCH KADER

Het is curieus, en het heeft ook iets ontroerends, bij Maaike Meijer en Rosemarie Buikema te lezen dat veel schrijvers over Querido, en aanvankelijk ook Sötemann nog in Vijfenveertig

seizoenen, Alice van Nahuys grotendeels over het hoofd zien. Wink zegt dat Querido

“altijd-door geassisteerd [werd] “altijd-door Alice van Nahuys, die ook veel voor hem vertaalde”, terwijl Sötemann haar pas in zijn tweede boek over de uitgeverij, Querido van 1915 tot 1990, “een zelfbewuste, zakelijke en elegante vrouw” noemt. Ik schreef al dat Arie [Arie Querido, de zoon van Emanuel Querido, S.B.] haar maar één keer vermeldt: “…geholpen door Alice van Nahuys” – terwijl juist hij natuurlijk heel goed moet hebben geweten van haar rol in en betekenis voor de uitgeverij en de uitgever. Later zullen Klaus Mann en Fritz Landshoff haar met alle lof voor haar intelligentie en elegantie als “medewerkster” aanduiden. Dat genderopvattingen bij deze miskenning een rol hebben gespeeld, zoals Meijer en Buikema stellen, lijkt mij buiten kijf. Maar voor zover genoemde schrijvers van de relatie tussen Querido en Van Nahuys op de hoogte waren, zou het bij sommigen van hen ook wel eens om verlegenheid kunnen gaan. En Arie zal zijn eigen heel wezenlijke redenen hebben gehad om het liever niet over Alice te hebben.1

In november 2015 vierde uitgeverij Querido haar honderdjarig bestaan en zag het boek Emanuel

Querido. Een leven met boeken het levenslicht. De grote lijnen van de geschiedenis van uitgeverij

Querido zijn velen niet vreemd: een van oorsprong Amsterdamse uitgeverij met Emanuel Querido aan het roer, de geboortegrond van auteurs waarvan sommige inmiddels tot de canon van de Nederlandse literatuur behoren, en een uitgever die tragisch aan zijn einde kwam. Aan de hand van onder andere archiefstukken reconstrueerde Willem van Toorn het leven van Emanuel Querido en observeerde hierbij een opvallend gegeven: de rol van Alice van Nahuys leek door biografen nauwelijks te worden beschreven. Van Toorn impliceert dat zowel haar rol in als haar betekenis voor de uitgeverij veel groter waren dan de bestaande literatuur doet vermoeden. Deze gang van zaken lijkt eerder regel dan uitzondering in de traditionele geschiedschrijving over uitgeverijen: de mensen ‘achter de schermen’ (zowel personeel als familieleden) worden grotendeels over het hoofd gezien, terwijl de uitgever alle aandacht krijgt. Nico Laan constateert dit ook in zijn artikel Vormen

van samenwerking tussen kritiek en uitgeverij (II):

(8)

De geschiedschrijving van uitgeverijen concentreert zich op de uitgever zelf. Voor de rol van het personeel is weinig aandacht, met als gevolg dat we soms nauwelijks weten wat dat personeel precies doet.2

In biografieën over Emanuel Querido komen zijn persoonlijkheid, karakter en politieke voorkeuren ruimschoots aan bod. Niet geheel onlogisch, een uitgeverij is immers een heel persoonlijk bedrijf:

De persoonlijkheid van de uitgever bepaalt volkomen het karakter van zijn zaak […] een uitgeverij is de man – of vrouw – aan het hoofd, ook al is die afhankelijk van de kwaliteit der aangeboden manuscripten [...] Wanneer dus een uitgeverij een zo persoonlijk bedrijf is, moet haar geschiedenis voor een heel belangrijk deel samenvallen met karakter en historie van haar bestuurder.3

Alice van Nahuys wordt door biografen slechts zijdelings besproken in haar hoedanigheid van assistente. Alleen Sötemann maakt in Vijfenveertig seizoenen een opmerking die doet vermoeden dat haar rol groter was dan naar de buitenwereld werd gecommuniceerd:

In 1929 wordt Querido’s medewerkster Alice van Nahuys benoemd tot adjunct-directrice, en een jaar later wordt ze in de directie opgenomen. Het lijkt me geen toeval dat het literair niveau van het fonds in snel tempo stijgt, juist in de jaren van 1928 tot 1930. […] Men mag wel aannemen dat haar deelgenootschap in de leiding van het bedrijf medeverantwoordelijk is voor deze markante ontwikkeling.4

Het gebrek aan aandacht voor personeel en familie bij een uitgeverij is voor een groot deel toe te schrijven aan een van de belangrijkste functies van de uitgever, die van het boegbeeld. Uitgeverijen waren vaak (kleine) familiebedrijven, de uitgever was de uitgeverij.5 Wat er in het fonds van de

uitgeverij werd opgenomen, was een duidelijke weergave van de persoonlijkheid en opvattingen

2 Laan, Nico. ‘Vormen van samenwerking tussen kritiek en uitgeverij.’ Nederlandse Letterkunde 12 (2007): 261. 3 Sötemann, Guus. Vijfenveertig seizoenen. Amsterdam: Amsterdamsche Boek- en Courantmaatschappij; Em. Querido’s Uitgeversmaatschappij, 1960. 7-8.

4 Idem, 58.

5 Van Krevelen, Laurens. ‘Van liefhebberij tot cultureel ondernemerschap. Over de ontwikkeling van de literaire uitgeverij in Nederland.’ Jaarboek voor Nederlandse boekgeschiedenis 10 (2003): 16-17.

(9)

van de uitgever. Die fungeerde behalve als boegbeeld immers ook als eerste poortwachter van de literaire wereld.

1.1. Poortwachtende netwerken

Het idee van poortwachterschap is aan het begin van de vorige eeuw in Duitsland ontstaan, maar heeft waarschijnlijk de meeste bekendheid verworven door de Amerikaan Lewis Coser. In zijn artikel Publishers als Gatekeepers of Ideas linkt Coser het idee van de poortwachter (gatekeeper) direct aan de veldtheorie van Pierre Bourdieu:

Relations between producers of ideas and their consuming publics or audiences are typically mediated through social mechanisms that provide institutional channels for the flow of ideas. These channels, in turn, are controlled by organizations or persons who operate the sluicegates; they are gatekeepers of ideas inasmuch as they are empowered to make decisions as to what is let ‘in’ and what is kept ‘out’.6

De poortwachters zijn in dit geval de uitgevers die uitgaande van zowel hun eigen voorkeuren als hun idee van wat ‘de wereld’ nodig heeft en nog mist, auteurs wel of niet ‘door de poort’ laten. Er bestaat geen feitelijke informatie over het nemen van uitgeefbeslissingen en de argumentatie voor deze beslissingen.7 De redenen om werk uit te geven lijken ongrijpbaar en worden vaak – al dan

niet opzettelijk – in mysterieuze bewoordingen als ‘uitgeversneus’ of ‘Fingerspitzengefühl’ uitgedrukt. Toeval speelt ook een grote rol, aangezien voor sommige boeken de tijd rijp moet zijn (denk hierbij aan het verschijnsel van Schwob) en het pas na publicatie duidelijk is of een werk ook echt succesvol wordt.

Een poortwachter staat echter niet op zich en poortwachten is allesbehalve een statische taak, beargumenteren Thomas Franssen en Giselde Kuipers in hun artikel over Nederlandse redacteuren op de mondiale markt:

Poortwachten is een process met meerdere fasen, en niet één enkel besluitvormingsmoment. Poortwachters staan niet bij de deur zoals uitsmijters bij een nachtclub. […] zijn centra van ‘poortwachtende netwerken’.8

6 Coser, Lewis. ‘Publishers as Gatekeepers of Ideas.’ The Annals of the American Academy of Political and Social Science (1975): 15.

7 De Glas, Frank. ‘Hebben uitgeverijen invloed op de literaire canon?’ Spiegel der letteren 34 (1992): 293.

8 Franssen, Thomas en Giselde Kuipers. ‘Overvloed en onbehagen in de mondiale markt voor vertalingen. Nederlandse redacteuren in het transnationale literaire veld.’ Sociologie 7 (2011): 91.

(10)

Een belangrijk onderdeel van poortwachten is het netwerken, zowel met de fondsauteurs als andere redacteuren. In het artikel van Franssen en Kuipers wordt onder andere ingegaan op scouts en agenten, beide beroepen die ten tijde van Alice van Nahuys nog niet in Nederland bestonden. Toch is het idee van poortwachtende netwerken zeker al toepasbaar op die tijd. Ook toen werd de besluitvorming gedecentraliseerd, men moest vertrouwen op bijvoorbeeld vrienden in de industrie.9

Er was niet één man die alles besliste, ondanks dat de huidige secundaire literatuur dit wel impliceert. Het personeel, de familie en de echtgenotes vormden een belangrijk onderdeel van het netwerk en dus het poortwachterproces. Zij worden echter in de geschiedschrijving over uitgeverijen niet vaak genoemd, de nadruk ligt vooral op de uitgever.

1.2. Werkgebieden in de uitgeverij

Joost Nijsen, ten tijde van dit schrijven uitgever bij uitgeverij Podium, bespreekt een invloedrijk persoon ‘op de achtergrond’ in zijn doctoraalscriptie Twee zulke goede namen. Willem Versluys en

Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. Aan de hand van het fonds en anekdotes van

schrijvers en bekenden van het echtpaar onderzoekt hij in hoeverre Annette Versluys-Poelman bij uitgeverij W. Versluys een rol van betekenis speelde. Hij deelt de uitgeverij op in verschillende werkgebieden om te kunnen inventariseren welke rol Annette Versluys-Poelman speelde. Deze werkgebieden zijn achtereenvolgens: administratie, exploitatie, productie, secretariaat, redactie en ten slotte directie.10 Naast Annette Versluys-Poelman waren ook Jacqueline Meulenhoff-de Haan en

Victorine Bakker-Hefting personen die achter de schermen van een uitgeverij een rol speelden. Ook aan deze vrouwen doet de secundaire literatuur niet altijd evenveel recht. Alice van Nahuys stond hierin dus niet alleen.

1.3. Een sterke persoonlijkheid

Alice Emilie van Nahuys werd op 15 februari 1894 geboren in Den Helder als dochter van marineofficier Albertus Pieter van Nahuys en soubrette Emilia Bertha Culp. Het stel was ongehuwd. Na haar moeders overlijden vertrok Alice met de familie van moederskant naar Antwerpen.11

9 Franssen, Thomas en Giselde Kuipers. ‘Overvloed en onbehagen in de mondiale markt voor vertalingen. Nederlandse redacteuren in het transnationale literaire veld.’ Sociologie 7 (2011): 71.

10 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 31.

11 Bibliotheca Rosenthaliana. ‘Nahuys, Alice Emilie (Alice) van 1894-1967.’ Database Joods Biografisch Woordenboek. Geraadpleegd 1 juni 2016. <http://www.jodeninnederland.nl/id/P-5417>.

(11)

Hoewel er over Alices scholing niets bekend is, is haar goede opleiding (zeker voor meisjes in die tijd) waarschijnlijk terug te voeren op de familie van haar moeder. Haar overleden moeder kwam uit het roemruchte geslacht Culp uit Groningen: ‘In deze toentertijd stijve en standsbewuste provinciestad werd de familie Culp door velen met de nek aangekeken, omdat zij behoorde tot een joodse komedianten- en muzikantenfamilie.’12

Julia Culp, die later een van de bekendste vooroorlogse Nederlandse mezzosopranen zou worden (‘de Hollandse nachtegaal’), was Alices nicht. De familie Culp hechtte veel waarde aan een goede opleiding, over Julia Culp is bijvoorbeeld het volgende bekend:

Dankzij hun energieke en statusgevoelige moeder kregen de ijverige en intelligente dochtertjes Julia en Betsy een goede schoolopleiding, terwijl ze ook respectievelijk viool en piano moesten leren spelen. [...] Als jodin van lagere komaf werd Julia, eerst op een deftige meisjesschool en daarna op de Rijks-HBS, door klasgenoten getreiterd en genegeerd.13

Het is dan ook geen ongegronde speculatie ervan uit te gaan dat de familie Culp voldoende aandacht had voor de talenten en opleiding van Alice.

Na de Duitse aanval op Antwerpen keerde Alice in 1914 terug naar Nederland, dit is de reden dat ze soms als ‘vluchtelingetje uit België’ wordt beschreven. Over de eerste periode na haar terugkeer in Nederland lopen de verhalen uiteen. Zo zou ze als assistente aan de slag zijn gegaan bij de boekenafdeling van De Bijenkorf, waar Emanuel Querido op dat moment werkte. Bij de oprichting van zijn uitgeverij in 1915 zou ze hem zijn gevolgd naar Keizersgracht 333, het eerste pand van de uitgeverij.14 Een ander verhaal geeft haar een eigenwijzer karakter: ten tijde van de

oprichting van de uitgeverij werkte ze bij N.V. Boekhandel en Uitgevers Maatschappij Ontwikkeling en Emanuel moest haar overhalen om voor hem te komen werken.15 Twee verhalen,

twee verschillende kleuringen van karakter. Welke versie ook de juiste is, Alice stapte op eenentwintigjarige leeftijd over naar de uitgeverij van Emanuel Querido en werkte er tot 1929 als

12 Lindeijer, Joop. ‘Julia Culp’. Dutch Divas. Geraadpleegd 1 juli 2016. <http://web.archive.org/web/20110815083247/

http://dutchdivas.net/mezzo_sopranen/julia_culp.html>. 13 Ibidem.

14 Van Toorn, Willem. Emanuel Querido. Een leven met boeken. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 2015. 109-10. 15 Reinalda, Bob. ‘Querido, Emanuel’. BWSA Online. April 2013. Geraadpleegd 3 februari 2016. <https://

(12)

vertaalster en assistente. In 1929 werd ze benoemd tot adjunct-directrice en een jaar later nam ze met volledige rechten zitting in de directie.

Alice woonde lange tijd bij het echtpaar Querido in: ze werd door Emanuel regelmatig aan anderen voorgesteld als zijn pleegdochter en was onderdeel van het gezin Querido. In zijn boek laat Willem van Toorn Lotte Hellinga-Querido aan het woord:

Ik was dol op haar, ze was mijn tante Lice. Ze verwende me, ze kwam met kleertjes uit de Bonneterie aandragen. [...] Ze deed graag dingen met mij, ze las me voor. [...] Kijk, Alice was een heel sterke persoonlijkheid, zeer aanwezig. Ik was als kind werkelijk dol op haar.16

Emanuel Querido en Alice van Nahuys begonnen een affaire, die Hellinga-Querido als volgt typeert:

Als ik nu naar het leven van mijn grootvader [Emanuel Querido, S.B.] kijk, zie ik dat mijn grootmoeder een heel andere rol in zijn leven had. Een steunende rol. Ze smeerde zijn boterhammetjes. Terwijl Alice zijn intellectuele partner was.17

De relatie van Emanuel en Alice duurde tot het moment dat Alice verliefd werd op een vertegenwoordiger van de uitgeverij, Fred von Eugen. Gekrenkt ontsloeg Emanuel hen allebei, maar hij nam na een afkoelingsperiode Alice toch weer aan, ze was immers onderdeel van de directie en bleek onmisbaar. Alice en Fred trouwden op 7 april 1937.

Tijdens de Tweede Wereldoorlog stapten zowel Emanuel als Alice door hun Joodse achtergrond uit de uitgeverij. Emanuel Querido overleefde de Tweede Wereldoorlog niet en overleed in 1943 in Sobibor. Na de oorlog zette Alice de uitgeverij in zijn geest voort samen met onder andere Tine van Buul en later Reinold Kuipers. Alice overleed in 1967 in St. Moritz, Zwisterland.

1.4. Methode van onderzoek en opzet

De rol die Alice van Nahuys voor zowel Emanuel Querido als zijn uitgeverij speelde, blijft in de geschiedschrijving over uitgeverijen grotendeels onderbelicht. Dit is echter geen ongebruikelijk verschijnsel, zowel personeel als familie van uitgevers lijken een grotere rol in de uitgeverij te

16 Van Toorn, Willem. Emanuel Querido. Een leven met boeken. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 2015. 112. 17 Ibidem.

(13)

hebben gespeeld dan in uitgeversbiografieën wordt beschreven. Het lijkt erop dat de rol als boegbeeld ervoor zorgde dat anderen die bijdroegen aan de uitgeverij naar de achtergrond verdwenen. Dit is een betreurenswaardig verschijnsel: poortwachten is netwerken, en uitgevers staan nooit alleen. Echtgenotes en personeel hebben een rol van betekenis gespeeld, en het is dan ook een groot gemis als de geschiedschrijving hun onvoldoende aandacht geeft.

De situatie van Alice van Nahuys komt overeen met die van een aantal bekende uitgeversparen waarbij de echtgenote op de achtergrond wel degelijk een rol speelde: ze is hier in het gezelschap van Annette Versluys-Poelman, Jacqueline Meulenhoff-de Haan en Victorine Bakker-Hefting. In hoofdstuk 2 zal ik hun levens en werkzaamheden verder uitdiepen, waarna ik in hoofdstuk 3 de situatie en werkzaamheden van Alice van dichtbij zal bekijken. Aan de hand van archiefmateriaal uit het Letterkundig Museum zal ik een zo volledig mogelijk beeld proberen te schetsen van de werkzaamheden van Alice van Nahuys en Emanuel Querido, verdeeld in twee periodes: 1915-1929 en 1930-1940. De keuze voor deze indeling is niet arbitrair: vanaf 1929 kwam Alice van Nahuys duidelijker in beeld bij de uitgeverij, aangezien ze toen tot adjunct-directrice werd benoemd. Van beide periodes zal ik de belangrijkste correspondentie samenvatten en onderzoeken welke rol Emanuel en Alice speelden: wat waren hun taken? Wat deed Alice officieel op grond van haar functie en wat deed ze officieus? Wat zeggen de aanwezige briefwisselingen over haar rol, veranderde die naarmate ze wel al als mededirectrice fungeerde maar het alleen in naam nog niet was? In hoofdstuk 4 zal ik Alices situatie met die van de drie andere uitgeversvrouwen vergelijken.

Is een belangrijke positie die de uitgever inneemt, namelijk die als boegbeeld van zijn zaak, de sleutel tot het mysterie van de ‘verdwijning’ van uitgeversvrouwen en personeel uit de geschiedenisboeken? Traditioneel is er in de geschiedschrijving over uitgeverijen weinig aandacht voor personeel en familie. Deze scriptie zal daar verandering in brengen.

(14)
(15)

H

OOFDSTUK

2

D

RIE

VERDWENEN

UITGEVERSVROUWEN

Alice van Nahuys stond als ‘uitgeversvrouw’ niet alleen. Ook Annette Versluys-Poelman, Jacqueline Meulenhoff-de Haan en Victorine Bakker-Hefting waren werkzaam in een uitgeverij met de naam van hun echtgenoot. Speelden zij een rol van betekenis? De traditionele geschiedschrijving over uitgeverijen ziet Alice van Nahuys grotendeels over het hoofd, hoe zit dit met de drie andere uitgeversvrouwen?

2.1. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman

Joost Nijsen onderzoekt in zijn doctoraalscriptie aan de hand van het fonds van de uitgeverij, archiefmateriaal en anekdotes in hoeverre Annette Versluys-Poelman achter de schermen een rol van betekenis speelde. Nijsen bekijkt de drijfveren van Willem Versluys, welke positie hij innam ten opzichte van auteurs, hoe de aandacht over verschillende auteurs werd verdeeld en wie of wat prioriteit kreeg. De echtgenote ‘achter’ de uitgever en haar invloed op haar echtgenoot en het fonds worden geïnventariseerd aan de hand van een door Nijsen opgestelde taakverdeling.

2.1.1. Indeling van de werkzaamheden

Nijsen deelt de uitgeverij op in verschillende werkgebieden om te inventariseren in welke mate Annette Versluys-Poelman inbreng had in de uitgeverij. Deze taken zijn achtereenvolgens: administratie, exploitatie, productie, secretariaat, redactie en ten slotte directie.18 In deze scriptie zal

die indeling ook worden aangehouden.

Administratie houdt de boekhouding in en omvat onder andere het calculeren van boeken en het opstellen van afrekeningen. Exploitatie wordt door Nijsen gedefinieerd als de publiciteit (advertenties, presentexemplaren) en de verkoop:

‘Verkoop’ omvat niet alleen de orderbehandeling op het uitgeverskantoor, maar ook de vertegenwoordiging. [...] het op pad zijn met de nieuwe ‘aanbieding’ - reismodellen, prospecti en fondsbestellijsten in zijn koffer.19

18 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 31.

(16)

Productietaken zijn onder andere het beslissen over papiersoort, bindwijze, bandmateriaal en lettersoort. Degene die verantwoordelijk is voor productie ‘is de spil tussen papierleveranciers, zetters, drukkers en binders enerzijds, en de auteurs en de ontwerpers anderzijds’.20 Het secretariaat

heeft als taken het in orde maken van contracten, het verzenden van brieven, boeken en manuscripten, het beheren van het recensiearchief en het regelen van de correspondentie met auteurs, vertalers, journalisten et cetera. Redactie houdt zich bezig met creatieve fondsinhoudelijke kwesties (redigeren van werk, auteursgesprekken, binnengekomen manuscripten beoordelen, acquisitie et cetera), terwijl de directie zich richt op de zakelijke aspecten van de uitgeverij. Het bepalen van het beleid, de koers en de strategie zijn typische taken van de directie.

2.1.2. Annette Versluys-Poelman in het kort

Annette Poelman (1853-1914) was een van de zes dochters van dominee en publicist dr. A.L. Poelman en volgde een opleiding tot onderwijzeres. Ze heeft nooit in het onderwijs gewerkt. Na haar huwelijk met Willem Versluys in 1876 legde ze zich volledig toe op het huishouden en de opvoeding van hun kinderen.21 Vanaf 1894 werd ze de rechterhand van haar man in de uitgeverij.

Haar uitgeverswerkzaamheden deed ze naast de zorg voor het huishouden en haar gezin van vier zonen. Na haar dood droeg Willem Versluys de zaken over aan zijn zoon, die de uitgeverij omvormde tot een schoolboekenuitgeverij.

Annette was volgens het Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis van groot belang voor het burgerlijk feminisme van de eerste golf.22 Zo was ze samen met onder andere Wilhelmina Drucker, Aletta

Jacobs en Theodore Haver betrokken bij de oprichting van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in 1894 en was ze jarenlang de presidente van deze organisatie. In 1897 droeg ze bij aan de oprichting van de Vereeniging Onderlinge Vrouwenbescherming, waar ze ook een aantal jaren de rol van presidente vervulde. Verder was ze betrokken bij de oprichting van de Vrijzinnig Democratische Bond, die zich inzette voor algemeen kiesrecht. In 1905 zette ze ‘Tehuis Annette’ op, een toevluchtsoord voor ongehuwde moeders en hun kinderen en initieerde ze een moederschapsverzekering. In 1911 was ze een van de vrouwen die de oproep van het Nederlandsch

20 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 33.

21 Idem, 5.

22 Everard, Myriam. ‘Het burgerlijk feminisme van de eerste golf: Annette Versluys-Poelman en haar kring.’ Jaarboek voor Vrouwengeschiedenis 6 (1985): 106-37.

(17)

Wetenschappelijk Humanitair Komitee om homoseksuelen rechtvaardig te beoordelen, ondertekende. Ze overleed in Amsterdam op 10 februari 1914.

2.1.3. De taakverdeling

Willem Versluys hield zich volgens Nijsen onder andere bezig met de administratie, waarbij hij hulp kreeg van een bediende.23 Over andere personeelsleden is niets bekend. Willem Versluys’ grootste

werkveld was de exploitatie van boeken. Gedurende de eerste jaren van de uitgeverij was hij veelvuldig op reis met de nieuwe ‘aanbieding’: prospectussen, fondslijsten en reismodellen. Dat moet, zeker in die tijd, een heel tijdrovende bezigheid zijn geweest en de mogelijkheden tot artistieke dialoog met zijn auteurs waren dan ook beperkt, concludeert Nijsen.24 Verder

coördineerde Willem Versluys de uitgeverskant van de productie:

Ik heb papiermonsters aangevraagd, die ik aan Uwe goedkeurig zal onderwerpen. Bedoelt U met een witte band dezelfde kleur als den band, die om den eerste druk zit, of wilt U hem nog wat helderder wit hebben?25

Ook op het gebied van secretariaat en directie zijn er genoeg brieven door Nijsen gevonden die hem ervan overtuigen dat Versluys ook op die gebieden genoeg invloed had: ‘[...] zien we Versluys voortdurend beslissingen nemen inzake ‘conditiën’ (honoraria, voorschotten etc.), oplage, prijs, uitvoering, et cetera.)’.26 Waar hield Annette zich mee bezig?

De twee personen die de uitgeverij grotendeels vorm hebben gegeven, zijn Annette Versluys-Poelman en de onderwijzer Jan Versluys, de broer van Willem. In de beginjaren van de uitgeverij werden er vooral schoolboeken uitgegeven, waarbij Jan Versluys ongetwijfeld een rol heeft gespeeld. Ook het feministische netwerk van Annette speelt in latere jaren een belangrijke rol in het fonds. Na haar intrede wordt bezuinigd op de personeelskosten en worden er meer feministische uitgaven verzorgd. Zo gaf de uitgeverij de werken van het Nationaal Bureau voor Vrouwenarbeid uit, een duidelijk voorbeeld van de invloed van Annette op het fonds:

23 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 31.

24 Idem, 32. 25 Idem, 33. 26 Idem, 34.

(18)

Daarnaast bevatte het fonds een uitgebreide rubriek ‘Lectuur over sociale kwesties, vragen van den dag enz.’, met talloze feministische uitgaven (van o.a. M. Louis Frank, Titia van der Tuuk, Marie Jungius en Annette Versluys-Poelman zelf) maar ook andere sociaal bewogen werken, over opvoeding, kinderbescherming en dienstweigering.27

Uitgeverij Versluys gaf verder boeken uit van de Tachtigers, ook dit was te danken aan het netwerk en de coachende invloed van Annette.28 Zo was ze confidante van Willem Kloos en trad ze op als

‘verpleegster en reddende engel’ voor auteurs.29 Naast Kloos had ze ook warme belangstelling voor

de rest van de Tachtigers:

[...] blijkt dat de laatste [Annette Versluys-Poelman, S.B.] Kloos met raad en daad terzijde stond, of het nu om kwesties van financiële aard ging, amoureuze perikelen of zijn fysieke en psychische problemen. [...] Haar coachende rol heeft er ongetwijfeld in hoge mate toe bijgedragen dat de Tachtigers zo langdurig hun werken aan de onderneming W. Versluys hebben toevertrouwd.30

Ook bij ‘lectuur voor jongelieden’ was Annette betrokken, alsook bij het kunstfonds van de uitgeverij.31 Op het gebied van netwerken en acquisitie van literatuur lijkt Willem Versluys dus voor

een groot deel afhankelijk te zijn geweest van zijn echtgenote en broer. Een andere plaats waar hij niet veel invloed lijkt te hebben gehad, is op het gebied van redactie:

Hoewel er tussen Versluys en zijn auteurs vele mondelinge, door ons niet te achterhalen gesprekken hebben plaatsgevonden, waarin wellicht veelvuldig van gedachten is gewisseld over de inhoud van de uitgegeven en uit te geven werken, zouden ook in de correspondentie sporen terug te vinden moeten zijn van redactioneel beleid. Hoe kwamen de nieuwe aanbiedingen tot stand? Schreef Versluys wel eens briefjes aan auteurs die hij graag wilde

27 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 51.

28 De Tachtigers: een literaire beweging van rond 1880 die zich afzette tegen de literatuuropvattingen van hun voorgangers, met name de negentiende-eeuwse realisten. Impressionisme en naturalisme speelden in het werk van de Tachtigers een grote rol. Bekende Tachtigers waren onder andere Willem Kloos, Albert Verwey, Lodewijk van Deyssel en Herman Gorter.

29 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 52.

30 Ibidem.

31 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 53.

(19)

uitgeven? Wees hij veel ongevraagd binnengekomen manuscripten af? Wees hij wel eens een boek af van een schrijver die reeds bij hem gepubliceerd had, deed hij voorstellen tot wijziging? Welke auteurs en welke boeken waren hem het liefst?32

Nijsen vraagt zich hardop af in hoeverre Willem Versluys eigenlijk betrokken was bij literair-inhoudelijke zaken:

Eigenlijk nergens vertoont Versluys een glimp van waarachtige betrokkenheid met de boeken en periodieken die hij op de markt bracht. De zeldzame keren dat hij zich een inhoudelijke opmerking veroorlooft, geeft hij bovendien weinig blijk van begrip voor de werking van literatuur.33

Degene van wie wél literair-inhoudelijke brieven te vinden zijn, is Annette Versluys-Poelman. Zo zijn er vanaf 1892 brieven te vinden van haar aan Lodewijk van Deyssel over zijn boek De kleine

republiek. In deze brieven gaat ze inhoudelijk in op zijn werk. Vanaf 1894 verdwijnt het

schoolboekenfonds van uitgeverij Versluys steeds verder naar de achtergrond ten gunste van het algemene fonds. Tussen de broers Versluys ontstond in die jaren een breuk waarvan Nijsen de oorzaak niet heeft kunnen achterhalen. In een brief van een vriendin aan Annette wordt er wel een tipje van de sluier opgelicht:

Wat heb je toch al dikwijls gevreesd dat Jan Versluys met al zijn sluwheid Willem tot ‘t slachtoffer van zijn hebzucht zou maken. Maar dat hij al zoo mooi op weg was om tot dat doel te geraken kon je niet denken en is een ellendige ontdekking.34

Terwijl Willem Versluys zich bezighield met onder andere administratie, exploitatie, secretariaat en directionele taken, was Annettes rol die van redacteur, netwerker en coach van auteurs. Haar bijdrage heeft ongetwijfeld ervoor gezorgd dat uitgeverij Versluys zo lang heeft bestaan. Zowel Annette als Jan Versluys hebben Willem door middel van het geven van adviezen, het opsturen van manuscripten en hun netwerk geholpen met het uitgeven van (succesvolle) literatuur. Bovendien heeft Annette een goede band opgebouwd met meerdere auteurs en dichters die van groot belang bleken voor het fonds. Toch is dit voor het grote publiek niet duidelijk, en wordt Willem Versluys

32 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 36.

33 Ibidem.

34 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 50.

(20)

als het boegbeeld van de uitgeverij gezien. De uitgeversechtgenote speelde achter de schermen een rol van betekenis, evenals Jacqueline Meulenhoff-de Haan van uitgeverij Meulenhoff.

2.2. John Meulenhoff en Jacqueline Meulenhoff-de Haan

Jan (‘John’) Meulenhoff en Jacqueline Meulenhoff-de Haan leidden jaren zij aan zij de gelijknamige uitgeverij. Vóór haar huwelijk in 1938 was Jacqueline als secretaresse werkzaam voor de eerdere uitgever van uitgeverij Meulenhoff, J.M. Meulenhoff, de vader van John. Over haar persoonlijke leven voor ze met de familie Meulenhoff in aanraking kwam, is niets bekend. Zowel Frank de Glas, Pierre Dubois als Piet Calis beschrijven de rol van Jacqueline als bijna groter dan die van haar man, die echter als boegbeeld van de uitgeverij wordt gezien. Dubois, jarenlang literair adviseur bij uitgeverij Meulenhoff, waagt zich in zijn boek Memoranda retour Amsterdam-Brussel:

1942-1952 aan een karakterschets van zijn voormalig leidinggevende:

John Meulenhoff was een wat schuchtere, schutterig-verlegen, in de grond van de zaak aardige en gevoelige man. [...] Maar de intuïtie van zijn vader miste hij en bovendien diens besluitvaardigheid. Zijn ondergrond was waarschijnlijk degelijker, hij had vermoedelijk meer gelezen en het ontbrak hem ook niet aan smaak en inzicht. Maar hij was berucht om zijn aarzelingen. Het kostte hem vaak eindeloos lang tijd een beslissing te nemen, zeker als het een nieuw auteur betrof. [..] Hij was charmant in de omgang, een beetje week en dandy-achtig soms, zoals hij zich wippend op zijn tenen voortbewoog. Maar hij kon ook tiranniek zijn en plotseling onredelijke driftbuien hebben.35

Ook Piet Calis beschrijft John Meulenhoff op gelijksoortige wijze:

John Meulenhoff was in het algemeen een vriendelijke man, die hoge idealen koesterde over de toekomst van onze cultuur, maar die vaak een onzekere indruk maakte. Adriaan Morriën vertelde over hem: ‘Hij vond het erg moeilijk om beslissingen te nemen. Hij zou zelfs nog aarzelen om de bijbel te herdrukken.’36

35 Dubois, Pierre. Memoranda retour Amsterdam-Brussel: 1942-1952. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1988. 194-95. 36 Calis, Piet. De vrienden van weleer: schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948. Amsterdam: Meulenhoff, 1999. 161.

(21)

2.2.1. De taakverdeling

De taakverdeling van Joost Nijsen is voor dit uitgeversechtpaar moeilijker te gebruiken. Er is een aantal boeken over uitgeverij Meulenhoff geschreven, maar tot dusver heb ik nergens een uitgebreid archiefonderzoek kunnen ontdekken. De website van uitgeverij Meulenhoff biedt enigszins inzicht in het personeel en hun werkzaamheden. Daar wordt beschreven hoe J.M. Meulenhoff in 1895 de uitgeverij oprichtte met ‘alleen een bediende en een pakknecht. Na drie jaar telt het bedrijf al 10 personeelsleden.’37 Het ligt dus voor de hand dat de verder niet bij naam genoemde personeelsleden

verantwoordelijk waren voor de taken die in de beschikbare naslagwerken noch aan John, noch aan Jacqueline worden toegeschreven.

Uitgeverij Meulenhoff was een familiebedrijf, in 1916 werd het gesplitst in uitgeverij J.M. Meulenhoff-Uitgever Amsterdam en importafdeling Meulenhoff & Co. In 1923 worden de bedrijfsstructuur en de naam opnieuw veranderd, de uitgeverij heet dan N.V. Meulenhoff & Co’s Import- en Algemeene Boekhandel Amsterdam. Tot 1930 is Daniël van der Sande samen met J.M. Meulenhoff directeur van de vennootschap. In 1936 wordt J.R. (John) Meulenhoff onderdirecteur en in 1937 wordt hij directeur.38

Jacqueline Meulenhoff-de Haan was jarenlang de belangrijkste literair adviseur van haar echtgenoot en had haar eigen kamer bij de uitgeverij. Uit haar werkzaamheden valt af te leiden dat literair adviseur eigenlijk een voorloper was van de titel redacteur:

Ze [Jacqueline, S.B.] interesseerde zich levendig voor de uitgeverij, las veel, onderhield contacten en vriendschappelijke relaties met een groot aantal auteurs, gaf haar mening over manuscripten en oefende een grote invloed op haar man uit.39

Piet Calis omschrijft haar als een sterke persoonlijkheid die iets ouder was dan haar man en een duidelijke stempel zou drukken op het fonds van uitgeverij Meulenhoff.40 Uit de boeken van Pierre

Dubois blijkt verder dat Jacqueline een belangrijke rol speelde in het nemen van beslissingen, iets waar John moeite mee had: ‘[...] John Meulenhoff daar iets te subtiel voor was, en zeker te

37 Redactie website Uitgeverij Meulenhoff. ‘Biografie van J.M. Meulenhoff.’ Meulenhoff. Geraadpleegd 10 augustus 2016. <http://www.meulenhoff.nl/nl/p4cd00a2d37d78/oprichter-jm-meulenhoff.html>.

38 Ibidem.

39 De Glas, Frank. De regiekamer van de literatuur: een eeuw Meulenhoff 1895-2000. Zutphen: Walburg Pers, 2012. 42. 40 Calis, Piet. De vrienden van weleer: schrijvers en tijdschriften tussen 1945 en 1948. Amsterdam: Meulenhoff, 1999. 161.

(22)

voorzichtig.’41 Zo had Jacqueline een belangrijke stem in de keuze van de dichtbundels die

Meulenhoff uitgaf, de series De eik en De ceder waren bijna volledig haar verantwoordelijkheid.42

Waar Annette Versluys-Poelman zich vooral bezighield met de feministische uitgaven binnen het fonds, was Jacqueline verantwoordelijk voor een groot deel van het poëziefonds.

Jacqueline trad als literair adviseur op tot in 1949 Pierre Dubois werd aangesteld om voor de ‘planning’ te zorgen.43 Planning betekende destijds veel meer dan het woord tegenwoordig inhoudt.

Zo was hij onder andere verantwoordelijk voor de acquisitie van nieuwe auteurs, het beoordelen van manuscripten, het onderhouden van contacten met auteurs en het doen van voorstellen voor vertalingen en nieuwe uitgaven. Hoewel Jacqueline nog een tijd haar taken bij de uitgeverij vervulde, werd haar kamer wel officieel door Dubois in gebruik genomen:

[...] had het overnemen van haar kamer toch iets symbolisch, want op termijn zou hulp als de hare verdwijnen, dat wil zeggen worden overgenomen door redacteuren of andere personeelsleden.44

Dubois geeft echter aan dat hij niet het gevoel heeft dat hij ooit haar heeft vervangen:

Dat eindigde niet met mijn komst. Zolang ik er was heeft zij die invloed behouden en het is mij eigenlijk nooit helemaal duidelijk geweest waarom zij zich had teruggetrokken, te meer omdat ik vaak het gevoel kreeg dat het feit dat ik haar in zekere zin opvolgde, mij ongewild en wellicht ongeweten niet in dank werd afgenomen.45

Jacquelines vriendschappelijke relatie met auteurs wordt in meerdere boeken aangehaald, onder andere in Dit tussen ons is geen eenzaam avontuur: brieven aan Marie-Louise Doudart de la Grée

en aan Alie Bosch van Anna Blaman.46 Anna Blaman schreef in september 1946 in een brief aan

41 Dubois, Pierre. Hermetisch en besterd: een literair leven in jaren van onrust. Den Haag: Nijgh & Van Ditmar, 1987. 109-10.

42 Blaman, Anna. Dit tussen ons is geen eenzaam avontuur: brieven aan Marie-Louise Doudart de la Grée en aan Alie Bosch. Amsterdam: Meulenhoff, 1990. 45.

43 Laan, Nico. ‘Vormen van samenwerking tussen kritiek en uitgeverij.’ Nederlandse Letterkunde 12 (2007): 261. 44 Idem, 262.

45 Dubois, Pierre. Memoranda retour Amsterdam-Brussel: 1942-1952. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1988. 190. 46 Anna Blaman (Johanna Petronella Vrugt, 1905-1960) was een schrijfster van romans, gedichten en verhalen. In 1948 verscheen een van haar bekendste werken, Eenzaam avontuur.

(23)

Jeanne van Schaik-Willing: ‘Ik houd [...] veel van Jacqueline Meulenhoff, die ik intelligent vind en van een zeer aparte charme als vrouw.’47 Ondanks dat een groot deel van de beslissingen door

Jacqueline werd genomen en ze een deel van de redactie op zich nam, netwerkte het echtpaar Meulenhoff samen:

Dat ik op de samenwerking van John en Jacqueline wat het vak betreft even inga, is om te vertellen over hun verhouding met schrijvers. Daarin kwam bij beiden een zelfde hartelijkheid en zorg tot uiting. Niet alleen het bedrijf, maar vooral ook de mensenlijke verhouding tot de auteurs verbond hen onder anderen met Bertus Aafjes, Raimond Brulez en vooral met Maurice Gilliams. In hun correspondenties komt de waardering voor Jacqueline en John regelmatig tot uiting. […] Het waren vooral die zorgzaamheid en de warme belangstelling voor het zakelijke, maar vooral ook het persoonlijke wel en wee van zijn medemensen, die John tot zo’n innemende persoonlijkheid maakten. Hij was hartelijk, hoffelijk en hield van het leven, waarin hij zich bewoog met de natuurlijke charme van de perfecte gentleman. Gereserveerdheid kwam daaraan echter niet te pas: zijn enthousiasme voor wat hem interesseerde – en dat was heel veel – deed soms wel eens naïef aan, maar was altijd volkomen oprecht en werkte aanstekelijk.48

Hoewel het nemen van beslissingen John Meulenhoff minder leek te liggen, beleefde hij plezier aan netwerken. De ‘Meulenhoff-tafel’ op de Frankfurter Buchmesse was jarenlang een belangrijk ontmoetingspunt voor auteurs:

John was dan ook een voortreffelijk gastheer die van feestvieren hield en snel een gelegenheid aangreep om gezellig met vrienden of relaties te gaan eten en drinken. Hij was bovendien een uitstekend causeur. De tafel die hij vele jaren met Jacqueline tijdens de Buchmesse elke avond in de bar van het Frankfurter Hof bezette, vormde een soort van bijenkorf, waar de hele internationale uitgeverswereld in- en uitzwermde.49

47 Struyker Boudier, Henk. Speurtocht naar een onbekende. Anna Blaman en haar Eenzaam avontuur. Amsterdam: Meulenhoff, 1973. 44.

48 Visser, Rienk, et al. ‘Jan Rudolph Meulenhoff. Amsterdam, 1906 - Amsterdam, 1978.’ Jaarboek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (1981): 187-88.

(24)

Een voorbeeld van een netwerk dat zich over verschillende ‘bevolkingslagen’ (zowel literair als ambtelijk) verspreidde, was het netwerk van het echtpaar Bakker. Naast het interessante, veelomvattende netwerk dat Bert Bakker erop na hield, wordt deze uitgeverij veelal beschreven met nadruk op de naamgever zelf.

2.3. Bert Bakker en Victorine Bakker-Hefting

Victorine Bakker-Hefting kwam in de secundaire literatuur over uitgeverijen weinig aan bod, totdat in 1988 de biografie Victorine van de hand van Nienke Begemann verscheen. Het boek is bijna volledig vanuit het perspectief van Victorine Bakker-Hefting geschreven; het leest als een lang interview waarin ze haar hele leven uit de doeken doet. In het boek wordt duidelijk dat ze op meerdere gebieden bij uitgeverij Bert Bakker een grote rol heeft gespeeld.

2.3.1. Victorine Bakker-Hefting in het kort

Na haar opleiding tot sociaal werkster kwam Victorine Hefting (1905-1993) terecht in de bibliotheek van het Kunsthistorisch Instituut in Utrecht, waar ze een verhouding had met hoogleraar professor Vogelsang, een van de grondleggers van de kunstgeschiedenis in Nederland. Mede door hem volgde ze de studie kunstgeschiedenis (bijvak: Nederlands) en na haar studie bouwde ze contacten, vriendschappen en relaties op met literaire zwaargewichten als Martinus Nijhoff, Gerrit Achterberg, Simon Vestijk en Adriaan Roland Holst. Victorine Hefting was dus al ruim voordat ze met Bert Bakker in het huwelijksbootje stapte actief in het culturele leven en bezat een groot netwerk.

Tijdens de bezetting was ze voor het museale en artistieke milieu in Den Haag van grote betekenis en na de oorlog werd ze directrice van Schone Kunsten en adviseur van de wethouder.50

Kort na de oorlog trouwde ze met Bert Bakker en tot hun scheiding was ze werkzaam in de uitgeverij. Haar betrokkenheid bij de uitgeverij zorgde ervoor dat ze in 1953 haar examens aflegde om erkend uitgever te worden, aangezien Bert haar had gevraagd of ze, mocht hem iets overkomen, de uitgeverij wilde overnemen en voortzetten.51

50 Begemann, Nienke. Victorine. Amsterdam: Bakker, 1992. 255. 51 Idem, 257.

(25)

2.3.2. De taakverdeling

Bert Bakker en Victorine Bakker-Hefting bezaten een groot en machtig netwerk in cultureel Den Haag. Aangezien dit netwerk een van de meest uitgebreide van de literaire wereld was en zich vertakte in meerdere lagen van de bevolking, zal ik eerst daarop focussen alvorens verder te gaan met de rest van de taakverdeling.

In de Rodenko-biografie ‘Ik ben een vreemdeling. Ik sta apart.’ wordt de eerste ‘selectie’ voor het netwerk verder toegelicht:

Rodenko had Bakker eind 1947 voor het eerst ontmoet in verband met de kwestie Achterberg en leerde hem daarna beter kennen in het Haagse caféleven en de literaire salon van de actrice Hélène Oosthoek. [...] Bij haar uitgenodigd worden, betekende dat je bij de groten uit de Nederlandse literatuur hoorde. [...] Hij was voor haar ‘op en top een kritische geest’ en die was welkom op zo’n avond. Rodenko ontmoette hier naast uitgever Bert Bakker, de dichters Martinus Nijhoff, Jacques Bloem en de Griekse dichter-diplomaat Nicolas G. Lély.52

Bovengenoemde Martinus Nijhoff was de boezemvriend van Victorine Bakker-Hefting, zij was iemand met wie hij bijna alles deelde:

De laatste vijf jaar van zijn leven hebben Pom [koosnaam voor Martinus Nijhoff, S.B.] en ik elkaar iedere dag opgebeld. [...] spraken bij onze dagelijkse telefonades altijd over van alles, over kleinigheden en mensen, maar ook vaak over dichtregels en zeer veel over synoniemen en nuanceverschillen tussen woorden, waarvoor hij een klankbord nodig had. [...] Ik was in de zeer gunstigste zin ook een beetje een vuilnisvat voor hem, aan wie hij van alles kwijt kon en wie hij openlijk vertelde wat hij van de mensen vond.53

Martinus Nijhoff was behalve dichter en criticus, ook iemand die op ambtelijk niveau een groot netwerk bezat. Zo was hij na de oorlog lid van de Letterkundige Ereraad die schrijvers moest ‘zuiveren’, verder was hij voorzitter van de Rijkscommissie voor eregelden aan letterkundigen en

52 Hilberdink, Koen. ‘Ik ben een vreemdeling, ik sta apart’: een biografie van Paul Rodenko (1920-1976). Amsterdam: Meulenhoff, 2000. 204.

(26)

adviseerde hij onderwijsminister G. van der Leeuw. Bovendien zag Bakker hem als een literaire autoriteit en nam hij zijn advies graag aan.54

Naast Nijhoff had ook Victorine met haar achtergrond als directrice invloed op de opbouw van het netwerk Bakker:

De kring van Bakker had dan ook vertakkingen naar de ambtelijke wereld van de gemeente en van het ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen aan de Nieuwe Uitleg 1. Van die contacten profiteerden Bakkers vrienden en auteurs.55

Ook de chef van de afdeling Kunsten, dr. Jan Hulsker, was onderdeel van het netwerk, waardoor een groot deel van cultureel Den Haag in meer of mindere mate met het echtpaar Bakker verbonden was:

[...] was hij leraar Nederlands, filmrecensent van Het Vaderland, lid van de Centrale Commissie van de Filmkeuring en vanaf 1948 hoofd van de afdeling Kunstzaken van de gemeente Den Haag. [...] Een prominente Hagenaar dus, die regelmatig was te vinden bij Bakker thuis aan de Koninginnegracht. Ook bezocht hij samen met hem de Haagse Kunstkring of café De Posthoorn, in de jaren vijftig pleisterplaatsen van artistiek Den Haag. De twee waren, gesteund door Bakkers vrouw Victorine Hefting en de PVDA-wethouder van Onderwijs en Kunsten Jan van Zwijndregt, de pilaren waarop het naoorlogse artistieke leven in Den Haag steunde. Bij bijna elk cultureel evenement waren ze betrokken. Dat had een schaduwzijde. Wie bij de heren niet in de gunst viel, had pech. Vooral Bakkers optreden was ronduit dictatoriaal, want hij meende op alle culturele fronten de dienst te kunnen uitmaken.56

Victorines ambtelijke connecties alsook haar vriendschappen met auteurs en dichters hebben zeker aan Bakkers al bestaande netwerk bijgedragen. Hoewel deze connecties goed waren voor de uitgeverij, komt in haar memoires een aantal keer naar voren dat auteurs waar ze een vriendschappelijke band mee had, haar specifiek niet om een oordeel over hun werk vroegen. Zo gaf ze aan dat Gerrit Achterberg zijn gedichten het liefst met Bert besprak, ‘en niet met mij, want hij

54 Hilberdink, Koen. ‘Ik ben een vreemdeling, ik sta apart’: een biografie van Paul Rodenko (1920-1976). Amsterdam: Meulenhoff, 2000. 206.

55 Idem, 207. 56 Idem, 208.

(27)

had geen vertrouwen in mijn oordeel.’57 Hetzelfde gold voor Adriaan Roland Holst, maar Victorine

lijkt dit geen probleem te vinden: ‘Met mij sprak hij gelukkig niet over zijn werk, zodat ik mijn reserves erover niet hoefde te ventileren.’58 Haar rol in auteursgesprekken groeide met de jaren,

vooral vanwege het toenemende alcoholgebruik van haar echtgenoot: ‘[...] in de latere periode was Bert eigenlijk geen man voor gesprekken.’59

Hoewel ze tot de uitgave van haar memoires door de traditionele geschiedschrijving grotendeels over het hoofd werd gezien, was het in de literaire wereld wel duidelijk dat Victorine een belangrijke rol speelde in de uitgeverij. In haar memoires kijkt ze terug op de afwijzing van een nieuw werk van Jan Wolkers, een boek dat zij wel had willen uitgeven maar haar echtgenoot uiteindelijk niet. Wolkers gaf vervolgens meermaals aan dat ‘die stijve vrouw’ zijn werk wél goed had gevonden.60

Uit haar memoires blijkt dat Victorines rol in de uitgeverij te vergelijken viel met die van de uitgever zelf; hoewel ze assistente was, fungeerde ze bijna op hetzelfde niveau als Bert:

[...] temeer Bert ervan genoot als we samenwerkten voor de uitgeverij en daar ook altijd op aanstuurde, want dat we dat deelden vond hij het leukste wat hij kon bedenken [...] Voor de uitgeverij kreeg ik altijd alles te lezen. Meestal waren we het eens, en bovendien konden we elkaar uitleggen waarom we iets wel of niet goed vonden.61

Behalve emotioneel en redactioneel was Victorine ook financieel betrokken bij de uitgeverij. Na de dood van haar vader investeerde ze een groot deel van diens erfenis in de uitgeverij: ‘Daar had hij [Bert Bakker, S.B.] me helemaal niet toe hoeven overhalen, ik wilde het zelf en stond er volkomen achter.’62

Haar werkzaamheden bij de uitgeverij combineerde ze met haar eigen werk: in de ochtend werkte ze in de uitgeverij, de middagen en avonden hield ze vrij voor meerdere besturen waar ze zitting in had.63 Haar werk bij de uitgeverij bestond uit alle taken die een redacteur tegenwoordig

57 Begemann, Nienke. Victorine. Amsterdam: Bakker, 1992. 280. 58 Idem, 287. 59 Idem, 309. 60 Idem, 258. 61 Idem, 256-57. 62 Idem, 260. 63 Idem, 256.

(28)

uitvoert; van corrigeren en het beoordelen van manuscripten tot het optekenen (en soms lichtelijk afzwakken) van brieven:

Hij vond het heerlijk om mij brieven op te geven: vooral als hij boos was en er brieven op poten geschreven moesten worden liet hij dat meestal aan mij over en ondertekende hij. Ik zorgde ervoor dat de puntjes goed op de i werden gezet maar dat de schade toch ook beperkt bleef, wat anders niet altijd het geval was als hij opgewonden raakte.64

Victorines taken lagen dus ook op administratief en secretarieel gebied; het lijkt erop dat Bert zich met beide niet zozeer bemoeide. Hun netwerk onderhouden deden Bert en Victorine samen, op het gebied van redactie stonden ze ook op redelijk gelijke voet. Door haar financiële inbreng lijkt het erop dat Victorine ook op directiegebied een rol speelde. Wie verantwoordelijk was voor de exploitatie, productie en secretariaat wordt door Victorine niet verder belicht. Bert Bakker junior, die later de uitgeverij van zijn oom overnam, geeft meer inzicht in het personeel en hun werkzaamheden:

[...] vertelde later over de dagelijkse praktijk op de uitgeverij van zijn oom dat Bakker de enige was die zich met redactionele beleid bezighield, de rest van het personeel (“enorm pand aan de Koninginnegracht in Den Haag [...] en daar had hij vier zalen tot zijn beschikking, terwijl het hele personeel, tien man toen, in het souterrain zat opgesloten. In een kamertje van zes bij zes zonder raam”) was bij de productie betrokken. “Daar kocht je papier, daar liet je het boek zetten, en dan had je de drukker. Daar had je een hoop personeel voor nodig, en verder had iedereen magazijn aan huis. En daar zat ook nog een aantal mensen te factureren.” [...] Daarna kwam de secretaris en vóór twaalf uur was alles afgewerkt, zodat zijn brieven ‘s middags konden worden getekend en nog dezelfde dag de deur uitgingen.65

64 Begemann, Nienke. Victorine. Amsterdam: Bakker, 1992. 257.

65 Van Faassen, Sjoerd en Hans Renders. ‘‘Misschien ligt in mijn functie als uitgever [jong] een nieuw veld open’. Bert Bakker en het uitgeefklimaat in de jaren veertig en vijftig.’ Zacht Lawijd 7 (2007-2008): 34.

(29)

H

OOFDSTUK

3

‘D

E BAAS EN ZIJN ASSISTENTE

?’

De uitgeverij van Emanuel Querido startte in 1915 met alleen Emanuel zelf en de kennis die hij had opgedaan in het boekenvak. Zijn werk bij De Bijenkorf en bij zijn eigen boekenmagazijn, alsook het milieu waarin hij verkeerde (hij was een belezen man en zijn broer Israël was gepubliceerd schrijver), hadden hem ten tijde van de oprichting van zijn eigen uitgeverij voldoende handvatten gegeven om niet reddeloos ten onder te gaan. Emanuel had allerlei ideeën voor zijn fonds door zijn eerdere ervaringen in de literaire wereld. Zo wilde hij onder andere socialistische werken uitgeven, en mensen ‘opvoeden’.66 Zijn fonds zou niet uit ontspanningslectuur bestaan, al werd er gedurende

de beginjaren wel een weinig succesvolle serie opgezet met boeken voor op het strand en op vakantie.67

Uit de secundaire literatuur wordt duidelijk dat Emanuel de exploitatie van het fonds op zich nam. Zo was hij tijdens de beginjaren van de uitgeverij zelf actief als vertegenwoordiger, waarmee hij veel indruk heeft gemaakt bij boekhandelaren. Hij nam zijn werk en het fonds uitermate serieus en eiste dat van iedereen die zijn pad kruiste:

Met grimmige ernst was hij overtuigd van het ongelijk der boekverkopers, die niet wilden kopen. Het ‘nee, dan even goede vrienden’ kwam niet bij hem op. Gedreven door zijn visie, was hij ontoegankelijk voor iedere twijfel aan zijn uitgaven. [...] Hij sprak met een ‘fluwelen stem’ bijna fluisterend en acteerde als een volleerde toneelspeler.68

Toen Alice van Nahuys in 1915 bij Emanuel in dienst trad, stond de uitgeverij nog in de kinderschoenen. Officieel fungeerde Alice in de periode van 1915 tot 1929 als assistente, in 1930 trad ze toe tot de directie. In een interview met het Nieuwsblad van het Noorden uit februari 1958 gaf Alice aan dat ze haar carrière startte met ‘het schrijven van adressen en het uittikken van rekeningen voor dezelfde uitgeverij’.69 Administratie en secretariaat zouden dus haar

66 Van Toorn, Willem. Emanuel Querido. Een leven met boeken. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 2015. 115. 67 Voor strand en bosch en in den trein, reis- en ontspanningsboeken: deze serie startte in 1917 (ingenaaid met vierkleurenomslag). Fl 0.35 per deeltje. De serie stopte na zes delen.

68 Van Amerongen, Eddy. ‘Boekverkoper Em. Querido stichtte befaamde uitgeverij.’ Nieuw Israëlitisch Weekblad. 29 maart 1991, 41.

(30)

hoofdwerkzaamheden zijn, terwijl Emanuel de rest van de werkzaamheden op zich nam (exploitatie, productie, redactie en directie). Een artikel in het Nieuw Israëlitisch Weekblad uit 1991 beschrijft Alices inbreng echter als veel groter en brengt de ogenschijnlijk simpele taakverdeling aan het wankelen:

Ze was meer dan een gewoon medewerkster: intelligent, begaafd, met een hoogst ontwikkelde literaire smaak, was ze niet alleen adviseuze, maar had ze meestal de beslissende stem bij het vertalen van een boek. Want hoewel Emanuel Querido autodidact was, heeft hij de achterstand van zijn talenkennis nooit kunnen inhalen.70

Wat was de rol van Alice van Nahuys nu echt? Was ze ‘slechts’ assistente – zoals ze zelf aangaf en in de secundaire literatuur naar voren komt – en in welke zin dan? Of waren haar werkzaamheden omvangrijker en vergelijkbaar met (delen van) die van Emanuel Querido zelf?

Om deze vragen te kunnen beantwoorden is het nodig om de rol van Alice van Nahuys te inventariseren. Aan de hand van archiefmateriaal, secundaire literatuur en kranten- en tijdschriftartikelen zal ik een beeld schetsen van haar werkzaamheden. Wat deed ze officieel op grond van haar functie in de tijd dat ze ‘slechts’ assistente was? Hoe was de werkverhouding tussen Alice en Emanuel, was hij duidelijk ‘de baas’ of was het een meer gebalanceerde samenwerking?

Om de werkzaamheden van Alice goed te kunnen inventariseren, zal ik gebruikmaken van de verdeling in taken die Joost Nijsen in zijn doctoraalscriptie gebruikt. De afdelingen zijn als volgt: administratie, exploitatie, productie, secretariaat, redactie en directie.71 Een uitgebreide beschrijving

van de werkzaamheden die bij elk onderdeel horen, is te vinden in hoofdstuk 1 van deze scriptie.

3.1. Het Querido-archief nader bekeken

Het archief van de Querido-correspondentie in het Letterkundig Museum in Den Haag bestaat uit 127 dozen archiefmateriaal, plus nog eens 160 meter dozen met divers archiefmateriaal. In deze 127 dozen bevindt zich alle bewaarde correspondentie van uitgeverij Querido vanaf 1915. Correspondentie met schrijvers en bladen, maar ook prospectussen, rekeningen en kattebelletjes zijn

70 Van Amerongen, Eddy. ‘Boekverkoper Em. Querido stichtte befaamde uitgeverij.’ Nieuw Israëlitisch Weekblad. 29 maart 1991, 41.

71 Nijssen, Joost. Twee zulke goede namen. Willem Versluys en Annette Versluys-Poelman, uitgevers te Amsterdam. [Doctoraalscriptie] Amsterdam: Instituut voor Neerlandistiek, Universiteit van Amsterdam, 1989. 31.

(31)

er te vinden. Ook zijn er enkele brieven van Querido Verlag en een grote ordner met condoleancebrieven als reactie op het overlijden van Alice van Nahuys aanwezig. Het is een omvangrijk archief, waarvan ik ongeveer twintig dozen heb ingezien. Van andere auteursarchieven heb ik ongeveer veertig brieven bekeken, zo zaten niet alle brieven die door uitgeverij Querido waren verstuurd in het Querido-archief. Soms zaten ze in het archief van de ontvanger, waar een aparte toestemming voor moest worden aangevraagd.

Mijn keuze voor het te onderzoeken materiaal werd gestuurd door het jaartal: alle correspondentie van 1915 tot 1930 heb ik stuk voor stuk bekeken, alsook die van 1940 tot 1960. Ik heb me hierbij niet tot één auteur beperkt. Uit het archief kon ik al snel concluderen dat het redacteurschap niet altijd de aparte functie is geweest zoals we die tegenwoordig kennen. In een groot deel van de correspondentie van vóór de jaren zestig is de uitgever zowel redacteur, vertrouwenspersoon, financieel adviseur, promotiemedewerker en vertegenwoordiger. Vanaf de jaren zestig is er een beter onderscheid op te merken: de rollen binnen de uitgeverij zijn beter gedefinieerd en de uitgever vervult niet langer alle taken die bij de publicatie van een boek horen.

De correspondentie waarin Alice van Nahuys een actieve rol speelt, valt terug te brengen tot ongeveer tien dozen. Een groot deel van de correspondentie van en naar Querido Verlag, waarvan zij mededirectrice was, is tijdens de bezetting verbrand om de identiteit van de auteurs te beschermen.

3.2. 1915-1929: Observaties

Voordat ik inga op de taakverdeling, is er een opvallende zaak die kort moet worden besproken. Al vrij vroeg in haar carrière ondertekent Alice brieven richting auteurs samen met Emanuel. Dit plaatst haar op gelijke voet met de uitgever en suggereert naast een redactionele rol, een bijna directionele rol, terwijl ze in die tijd officieel assistente was. De auteurs van wie de meeste correspondentie bewaard is gebleven, zijn Emmy van Lokhorst, Margot Hilvers-Vos en Carel Scharten.

Er is in die periode een duidelijk onderscheid te zien tussen auteurs die door Emanuel zelf werden ‘behandeld’ en degenen waarbij Alice ook mede-ondertekende. Carel Scharten, een schrijver, dichter en criticus die debuteerde in De Gids, is een voorbeeld van een auteur bij wie de correspondentie enkel via Emanuel liep. Boven elke brief werd uitdrukkelijk vermeld dat deze

(32)

‘eigenhandig [was, S.B.] getikt’.72 Inmenging van Alice is bij deze brieven dus zo goed als uit te

sluiten.

3.2.1. Margot Hilvers-Vos en Alices veranderende rol

Een interessante briefwisseling is die tussen de uitgeverij en Margot Hilvers-Vos.73 Van de periode

van 1923 tot 1947 zijn aan haar geadresseerde doorslagen en brieven in het archief aanwezig, van haar kant zijn er slechts twee brieven bewaard gebleven. Toch biedt het materiaal voldoende informatie over de relatie tussen de uitgeverij en de auteur en geeft het tevens een kijkje in de rol en activiteiten van Alice. Uit deze briefwisseling wordt duidelijk dat Alice in het geval van Hilvers-Vos op bijna alle door Nijsen genoemde gebieden een rol speelde.

De eerste drie brieven naar Margot Hilvers-Vos zijn alleen door Emanuel ondertekend, hierin geeft hij aan interesse te hebben in het uitgeven van haar manuscript. Emanuel is actief bezig met acquisitie, een redactionele taak. Vanaf 1923, dus ongeveer acht jaar na haar aantreden, ondertekent Alice de brieven mee. In deze gezamenlijk getekende brieven worden onder andere redactionele zaken, maar ook zaken met betrekking tot opmaak (productie) en honoraria (administratie) besproken. Alice lijkt in deze werkzaamheden op gelijke voet te staan met Emanuel.

In 1925 is Alices eerste persoonlijke brief aan Hilvers-Vos zonder ondertekening van Emanuel een feit. Alice bouwt al snel een persoonlijke band met haar op en blijft gedurende de hele uitgeversrelatie regelmatig met haar corresponderen over zowel werk- als privézaken. De vriendschap tussen Hilvers-Vos en Alice komt in datzelfde jaar echt van de grond, er worden in elke brief meer privévragen gesteld en Alice refereert meerdere malen aan eerdere ‘gezellige brieven’. Opvallend detail is dat Emanuel die zomer aangeeft dat hij graag persoonlijk met Hilvers-Vos zou kennismaken. Alice zal hierbij aanwezig zijn, zo blijkt uit latere briefwisselingen.

In oktober 1925 volgt weer een persoonlijke brief van Alice: ‘Gelukkig, dat nu alle deftigheid opzij gezet is, en we elkaar niet meer van zoo’n hoog zadel hoeven te begroeten’.74 Er

wordt meerdere keren over auteursbezoeken gesproken, bezoeken waarbij Alice vaker wel dan niet aanwezig is. Ze lijkt zich actief te hebben bemoeid met Hilvers-Vos en haar boeken, haar redactionele inbreng lijkt op dat moment een feit. Emanuel blijft eindverantwoordelijk voor de

72 Emanuel Querido aan Carel Scharten, 4 december 1919. Den Haag, Letterkundig Museum. Q 00064 B 1.

73 Margot Hilvers-Vos (1891-1985) was een socialistisch dichteres. In 1923 debuteerde ze bij uitgeverij Querido met De nieuwe lent.

(33)

directie en administratie, wat blijkt uit de onenigheden die hij met Hilvers-Vos heeft over geldkwesties. Calculeren is een taak die op dat moment volledig aan Emanuel is voorbehouden, en hij heeft het laatste woord bij geldzaken.

Emanuel Querido en Margot Hilvers-Vos waren het geregeld niet met elkaar eens over honoraria, hierbij liepen de emoties hoog op. Uit de correspondentie blijkt dat de schrijfster contacten onderhield met andere uitgevers die haar hogere vergoedingen boden. Dit schoot Emanuel in het verkeerde keelgat. De driftige brieven die hij als respons stuurt, zijn enkel door hem ondertekend. Meestal – het is niet duidelijk in hoeverre dit toeval of opzet is – volgt op een dergelijke boze brief een persoonlijke brief van Alice waarbij ze niet ingaat op geldkwesties. Emanuel bleek een nogal driftig karakter te hebben en uit de correspondentie waarin zowel hij als Alice deelnemen, lijkt zij de ‘lijm’ te zijn die Hilvers-Vos bij de uitgeverij houdt.

In de communicatie lijkt Alice steeds de persoonlijke zaken met Hilvers-Vos te bespreken, terwijl Emanuel de zakelijke dingen afhandelt. Geleidelijk komt hier verandering in en doet Alice ook zakelijke uitspraken, weliswaar onder de ‘wij’-noemer:

Och we vinden ze [de tekeningen, S.B.] wel aardig, maar toch niets bijzonders. Een beetje afgezaagd. […] Bovendien is het voor ons fonds ongeschikt, omdat wy geen kinderboeken uitgeven.75

De toon in haar brieven lijkt nauwelijks nog op die van een assistente die door haar leidinggevende een brief krijgt gedicteerd: uit de beschikbare brieven wordt duidelijk hoe anders Emanuels manier van communiceren is. Onderstaand citaat uit Alices brief past bijvoorbeeld niet in de dramatische manier van communiceren die Emanuel vaker aanwendde:

Onze vraag was bedoeld: Als je voldoende verzen bijeengezameld hebt, om een bundel samen te stellen, dan zouden wy dien bundel graag het voorjaar geven. Maar je hebt gelyk wanneer je zegt dat je niet met een mager bundeltje wilt komen, doch wachten tot je meer byeen hebt. […] wy vinden het natuurlijk ook veel beter als je zoo goed mogelyk voor den dag komt, dat weet je wel.76

75 Alice van Nahuys aan Margot Vos, 13 juli 1927. Den Haag, Letterkundig Museum. V 08503 P (Doss. ‘Querido’). 76 Alice van Nahuys aan Margot Vos, 16 november 1927. Den Haag, Letterkundig Museum. V 08503 P (Doss. ‘Querido’).

(34)

Alice blijft in haar brieven wel steeds naar Emanuel verwijzen als ‘de baas’, die gezagsverhouding is duidelijk aanwezig.

Hoewel ze zeker ook als assistent bij de uitgeverij werkzaam was, illustreert de correspondentie met Hilvers-Vos dat Alice voordat ze officieel toetrad tot de directie al officieus een positie innam die dicht in de buurt van uitgeefster kwam. Ze vervulde een coachende rol, was bij auteursgesprekken aanwezig en zorgde ervoor dat de soms dramatische brieven van Emanuel iets werden afgezwakt. Alice komt in de correspondentie veel duidelijker als gelijke van Emanuel naar voren dan als iemand die slechts deed wat haar opgedragen werd. Het mede-ondertekenen van inhoudelijke brieven daargelaten, was ze ook de meer persoonlijke, informele noot in de uitgeverij en groeide haar vrijheid om zakelijke uitspraken te doen.

3.2.2. Gedeelde assistentstaken?

Door de jaren heen stuurde Alice recensieverzoeken naar allerlei recensenten en kranten. De brieven, de meeste door haar ondertekend, informeren naar nog te verschijnen recensies. Het opsturen van deze lijsten is een typische taak van het secretariaat:

Van de in 1929 en 1930 gezonden boekwerken volgens onderstaande lyst, mochten wy van Uw blad slechts aankondigingen van enkele exemplaren doch nimmer besprekingen ontvangen.77

Bij de brieven wordt een lijst toegevoegd met de titels die zijn opgestuurd, deze lijst is vaak nog met vulpen aangevuld door Emanuel. De brieven starten midden jaren twintig en iedere keer dat ze worden ondertekend door Alice, zijn ze nog aangevuld door Emanuel. Het lijkt er dus op dat op dat gebied de twee geen duidelijk onderscheid maakten tussen welke taken ‘voor de uitgever’ waren en welke ‘voor de assistente’.

Hoewel Alice startte met typische assistenttaken op secretarieel gebied, nam ze al vrij snel redactionele taken op zich. Emanuel hield zich bezig met de administratie, productie, exploitatie, een deel redactie en had het laatste woord (directie). Beslissingen op het gebied van acquisitie, redactie en beeldredactie lijken in samenspraak met Emanuel te zijn genomen, toch valt er vanuit Alice behoorlijk wat initiatief op te merken. Waar dit initiatief vooral lag en waar ze uitsteeg boven

77 N.V. Em. Querido’s Uitgevers My. aan Redactie van De Stem, Arnhem, 3 juni 1931. Den Haag, Letterkundig Museum. Q 00641 B 1 / MM1989L-005646.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

In general, the direct influence is expected to be more important, since the consumption of foods &amp; beverages occupies a large part of people’s lives (Rozin,

De vrouwenbeweging zelf kreeg in Radioweekblad en Hoor Haar in alle jaren veel aandacht en in de loop van de jaren zelfs steeds meer: in 1985 maar liefst twee keer zoveel als in

Dass dabei das Ver- gnügen nicht immer Selbstzweck sein muss, zeigt ihr Projekt „Zu Tisch, à table“: Benefiz-Essen, bei denen Prominente als Kellner fungieren.. Die Idee dazu

Dit plan zal naar de raden van de gemeenten en de ketenpartners worden toegezonden en vormt de basis voor het Regionaal Beleidsplan voor de regio’s Flevoland en Gooi en

Een studie wees uit dat naast nieuwe rioleringen, ook het wegdek, voetpaden en een afzonderlijk fietspad moesten worden aangelegd. Na de uitvoe- ring van deze werken zou

Het Nationaal Instituut voor de Statistiek geeft vol- gende definitie: “het bestaan en duurzaam voortbe- staan van verschillen tussen mannen en vrouwen in hun positie op

“Pastor Russell heeft er niet in het minst aanspraak op gemaakt, zelf die getrouwe en voorzichtige dienstknecht te zijn” (Gods duizendjarige koninkrijk 1974 blz. “Na nauwkeurig

afzettingen te bestuderen als in Cuise, maar de fauna's zijn iets minder soortenrijk en er komt een aantal andere soorten voor, waaronder grote. exemplaren van