• No results found

H OOFDSTUK 3 ‘D E BAAS EN ZIJN ASSISTENTE ?’

3.1. Het Querido-archief nader bekeken

3.2.3. Vertaalster met hart en ziel

Dat Alice in de jaren twintig vooral actief was als vertaalster, blijkt uit de briefwisseling die het Letterkundig Museum van haar bezit:

Het boek, (d.w.z. de eerste druk) komt dus in 1921 vrij, wat natuurlijk de exploitatie-kosten zou verminderen! U zoudt dan echter aan den anderen kant het ‘testament’ verliezen, wat weer de waarde van het boek vermindert.78

Het gaat hierbij om een briefwisseling tussen Alice en Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen. Beide kanten van de correspondentie zijn aanwezig, het is dus mogelijk aan de hand van deze vijf brieven een goed beeld te vormen van de discussie. Bovenstaand citaat laat zien dat Alice al vroeg in haar carrière inzicht leek te hebben in meerdere facetten van de uitgeverij (onder andere de exploitatie en redactie).

Alice schrijft op 19 oktober 1920 de eerste brief en vertelt dat ze de uitgeverij volgt om te zien wat voor ‘moois en belangrijks’ ze uitgeven.79 Ze verwijst specifiek naar een boek van Hermann Bahr,

dat haar meteen op het volgende punt brengt: ze wil de bundel Renaissance van dezelfde auteur graag voor de uitgeverij vertalen. Ze biedt zichzelf als vertaalster voor het boek aan en, opvallend genoeg, tekent met ‘Kiosk, Spui Amsterdam’. Ten tijde van deze brief was ze al werkzaam bij uitgeverij Querido, een gegeven dat ze wellicht opzettelijk probeerde te verhullen. Bij onderzoek naar ‘Kiosk, Spui Amsterdam’ werd niet duidelijk waar ze op doelde: ze refereerde niet aan de uitgeverij (op de Keizersgracht) of De Bijenkorf (aan het Damrak en de Dam) waar ze eerder werkzaam was. Of ze zich wilde voordoen als boekverkoopster (dat impliceert ‘Kiosk’ zeker wel) is speculatie die wellicht het dichtst bij de waarheid komt.

Ze krijgt al snel antwoord van de uitgeverij, die meldt dat de bundel die Alice noemt hen niet bekend is. Ze grijpt deze kans aan en stuurt de bundel in de brontaal op. De reactie hierop is snel: redacteuren blijken de bundel toch te kennen, maar vinden die voor een vertaalde uitgave

78 Alice van Nahuys aan N.V. Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen te Arnhem, 26 oktober 1920. Den Haag, Letterkundig Museum. VLS / MM1989L-005250.

79 Alice van Nahuys aan N.V. Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen te Arnhem, 19 oktober 1920. Den Haag, Letterkundig Museum. VLS / MM1989L-005250.

ongeschikt. Zo vinden ze het moeilijk te bepalen welke essays waardevol en belangrijk zijn voor het Nederlandse publiek en geven ze aan dat deze bundel alleen gelezen zal worden door mensen die Duits spreken en de bundel dus in de brontaal kunnen lezen: ‘[…] vanuit commercieel oogpunt zou het een mislukking worden’.80 Alice laat zich door deze afwijzing niet uit het veld slaan en laat in

de daaropvolgende brief doorschemeren dat ze met haar vorige voorstel andere motieven had: ze peilde de mening van de uitgeverij omdat ze eigenlijk een ander nog te vertalen werk op het oog had. In de brief stelt ze zich op gelijke voet met de uitgeverij door bijvoorbeeld aan te geven dat ze ‘veel voor hun motieven voelt’.81 Vanuit wat lijkt op behoorlijke achtergrondkennis van de

uitgeverij beargumenteert ze waarom de bundel die zij als tweede aanraadt (L’Art van Auguste Rodin), geschikt is voor vertaling en publicatie. Zo geeft ze aan dat dit werk al eerder verscheen, maar een bepaald belangrijk essay niet is opgenomen in die bundel. Uit de brief spreekt mijns inziens een ‘neus’ voor boeken en de logistiek die erbij komt kijken, alsook de mogelijkheid om rationeel te beargumenteren waarom een boek geschikt is voor publicatie. Ook dit voorstel wordt geweigerd:

Ook hiervoor geldt dat wie zich hiervoor interesseert, het in het Frans leest. […] Wij kunnen helaas niet alleen rekening houden met wat wij mooi vinden en gaarne onder de aandacht van anderen zouden brengen, maar wij moeten rekening houden met de commerciële mogelijkheden.82

Na dit antwoord geeft Alice zich gewonnen en stopt de correspondentie. Het lijkt er inderdaad op dat de uitgeverij gelijk had: sinds 1911 is het volledige boek van Rodin wel in meerdere talen verschenen, maar een Nederlandse vertaling lijkt te ontbreken. Misschien heeft Alice zich teveel laten leiden door haar eigen voorkeuren en smaak, maar dat neemt niet weg dat uit deze vroegste correspondentie een proactieve geest spreekt.

80 N.V. Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen te Arnhem aan Alice van Nahuys, 25 oktober 1920. Den Haag, Letterkundig Museum. VLS / MM1989L-005250.

81 Alice van Nahuys aan N.V. Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen te Arnhem, 26 oktober 1920. Den Haag, Letterkundig Museum. VLS / MM1989L-005250.

82 N.V. Uitgeverij M.J. van Loghum Slaterus en Vissen te Arnhem aan Alice van Nahuys, 30 oktober 1920. Den Haag, Letterkundig Museum. VLS / MM1989L-005250.

Tussen 1915 en 1946 vertaalde Alice in ieder geval 39 boeken, de meeste uit het Duits.83 Die

verschenen niet alleen bij uitgeverij Querido, ook voor andere uitgeverijen was ze werkzaam (onder andere de toenmalige uitgeverij Prometheus, N.V. Boekhandel en Uitgevers Maatschappij Ontwikkeling en Van Holkema & Warendorf).

Een ander belangrijk aspect van haar vertaalcarrière was Morks Magazijn, een Nederlands maandblad dat van 1910 tot 1942 werd uitgegeven en onder andere over kunst, cultuur, onderwijs, opvoeding en landenkunde publiceerde. Een vast onderdeel was de Boekentafel, waar regelmatig boeken van uitgeverij Querido voor het voetlicht werden gebracht. Een rubriek waar Alice actief aan meewerkte was die van de vertaalde literatuur, waarvoor ze door de jaren heen artikelen van bijvoorbeeld Arthur Schnitzler vertaalde.

Een deel van Alices hart lag bij het vertalen, en ze stak haar mening daarover dan ook niet onder stoelen of banken. Zo beschrijft Verborgen Boeken onder andere een ingezonden brief die ze naar

Leven en Werken. Maandblad voor meisjes en vrouwen schreef naar aanleiding van de stelling dat

‘de meest minderwaardige vertalingen door vrouwen worden geleverd’.84 In een passioneel betoog

schreef Alice dat de fout juist bij de uitgevers lag, die buitenlandse literatuur ‘uitbesteedden aan H.B.S.-meisjes die wel van lezen hielden en graag iets zouden vertalen’:85

De vertaling van een boek moet voortkomen uit de ontroering bij de lezing gewekt. Opdracht geven en krijgen tot het maken van een vertaling is uit den boze, wijl dan de vertaling te zeer ‘taak’ wordt. Eigenlijk moest het zo gaan: iemand wordt door een boek ontroerd, hetzij door inhoud, gedachte of taalschoon; al lezend wordt het verlangen geboren het te vertalen; bij herlezing vormen zich dan al brokstukken van zinnen, hele zinnen vaak, in de eigen taal.86

Ervan uitgaande dat ze de boeken die ze vertaalde met dezelfde invalshoek koos, is het interessant om deze nader te bekijken.

83 Zie de bijlage.

84 Van Toorn, Willem, et al. Verborgen boeken: Em. Querido’s Uitgeverij tijdens en na de bezetting. Amsterdam: Em. Querido’s Uitgeverij, 2015. 99.

85 Ibidem. 86 Ibidem.