• No results found

De kracht van het gedrukte woord Hoe patriotten en de orangisten de pers gebruikten om de publieke opinie te beïnvloeden in het najaar van 1799

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "De kracht van het gedrukte woord Hoe patriotten en de orangisten de pers gebruikten om de publieke opinie te beïnvloeden in het najaar van 1799"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

De kracht van het gedrukte woord

Hoe patriotten en de orangisten de pers gebruikten om de publieke opinie te

beïnvloeden in het najaar van 1799

Sjors Koopman 10845690

Masterscriptie Militaire Geschiedenis Universiteit van Amsterdam

24-08-2018

(2)

Abstract

Het doel van deze scriptie is het analyseren van de wisselwerking tussen media zoals kranten en pamfletten en het beïnvloeden van de publieke opinie. Specifiek gaat deze scriptie over de Brits-Russische expeditie in Noord-Holland in het najaar van 1799. Door kranten en

pamfletten te onderzoeken wordt duidelijk welke pogingen patriotten, en in mindere mate orangisten, deden om de publieke opinie over henzelf en over de tegenpartij positief of negatief te beïnvloeden.

Er wordt gekeken naar kranten die tijdens het conflict in het najaar van 1799 werden gepubliceerd door patriotten en orangisten. Daaruit blijkt dat patriotgezinde kranten hun kranten een persuasieve functie gaven om de publieke opinie in hun voordeel te beïnvloeden, onder andere door het gebruik van brieven en heldenverhalen. Pamfletten werden door de patriotten op eenzelfde wijze gebruikt. Door boodschappen te publiceren die positief waren over patriotten en negatief over orangisten en andere vijanden, probeerden de patriotten de publieke opinie te beïnvloeden. Orangisten hadden minder succes met het beïnvloeden van de publieke opinie. Dit kwam voornamelijk door de censuur die hen was opgelegd door de patriotten die aan het roer stonden in de Bataafse Republiek.

Het onderzoek toont aan dat de patriotten verwoede pogingen deden om de publieke opinie te beïnvloeden. In kranten en pamfletten zijn verschillende voorbeelden te vinden die de persuasieve functie van de bronnen weergeven. De orangisten werden belemmerd in hun pogingen om de publieke opinie te beïnvloeden, voornamelijk door wetgeving. De precieze toedracht van de pogingen om de publieke opinie te beïnvloeden blijft echter moeilijk te achterhalen. Dit onderzoek biedt ruimte om na te denken over de invloed van de media op de publieke opinie tijdens conflicten, de exacte invloed van de media vraagt om verder

(3)

Inhoudsopgave:

 HOOFDSTUK I: INLEIDING

4

HOOFDSTUK II: HISTORISCHE ACHTERGROND

8

- 2.1: De Verlichting in de Bataafse Republiek 8 -2.2: De Brits-Russische invasie in Noord-Holland in 1799 14

-2.3: De situatie na de invasie 17

-2.4: Enkele prominente personen 17

 HOOFDSTUK III: THEORIE EN DEFINITIE 19

-3.1: de historiografie van 1799 19

-3.2: Jürgen Habermas en de publieke opinie 21

HOOFDSTUK IV: ONDERZOEKSMETHODEN

25

 HOOFDSTUK V: PATRIOTSE KRANTEN

28

-5.1: Berichtgeving 29

-5.2: Ingezonden brieven 32

-5.3: Generaal Daendels als nationale held 36

-5.4: Conclusie: kranten in de mediastrijd van 1799 39

 HOOFDSTUK VI: PATRIOTSE PAMFLETTEN

40

-6.1: Pamfletten aan het begin van het conflict 41

-6.2: Pamfletten tijdens het conflict 44

-6.3: Pamfletten na afloop van het conflict 47

-6.4: Conclusie: pamfletten in de mediastrijd van 1799 53

 HOOFDSTUK VII: DE ORANGISTEN EN DE MEDIA

55

-7.1: Orangistische kranten 55

-7.2: Willem V aan het woord – een pamflet van voor het conflict 57 -7.3: Conclusie: de orangisten en de mediastrijd van 1799 59

 HOOFDSTUK VIII: CONCLUSIES 61

 Bibliografie

65

(4)

Noord-Holland staat bekend als een streek waar men tot rust kan komen. Boven Alkmaar en Haarlem liggen uitgestrekte duingebieden en weilanden die uitnodigen tot een lange wandeling of fietstocht. Ook de Noord-Hollandse kust biedt mooie plekken om te recreëren. Niets doet vermoeden dat de regio tussen Castricum en Den Helder ooit het toneel was voor de strijd tussen twee machtsblokken.

In 1799 vochten Frankrijk en Groot-Brittannië hier hun politieke geschillen uit. Revolutionair Frankrijk had in 1795 de Nederlandse revolutionairen, de zogenaamde patriotten, geholpen bij het verjagen van de laatste Oranje-stadhouder, Willem V, uit de Republiek. Hierop volgde de stichting van de Bataafse Republiek, waarin de patriotten de scepter zwaaiden. Groot-Brittannië zag met lede ogen aan hoe Europa steeds meer in de greep van Frankrijk raakte en besloot daarop tot de vorming van de Tweede Coalitie, met

Oostenrijk, Rusland, het koninkrijk Napels en het Ottomaanse Rijk.1 Om de invloed van

Frankrijk in te dammen, werd door hen aan verschillende fronten oorlog gevoerd. Ook Holland werd het toneel van hevige strijd toen de Britten en de Russen via de kop van Noord-Holland probeerden de Franse invloed in de Bataafse Republiek te ondermijnen, om

uiteindelijk de Oranje-stadhouder in zijn positie te herstellen.2

Parallel aan de politieke ontwikkelingen speelde sinds ongeveer 1750 een politieke pers. Voorheen werd dat medium voornamelijk gebruikt voor verslaggeving van oorlog en andere gebeurtenissen. Vanaf het midden van de achttiende eeuw werden kranten en pamfletten door een breed publiek gelezen en bepleitten ze bepaalde politieke idealen. Dit proces is beschreven door Jürgen Habermas,3 een vooraanstaand Duits filosoof die zich

bezighoudt met onder andere politieke filosofie. Zijn werk ‘Strukturwandel der

Offentlichkeit’ uit 1962 geeft een definitie over het concept publieke opinie. De definitie van Habermas zal in dit onderzoek als leidraad worden gebruikt en zal uitvoerig worden

behandeld in hoofdstuk 3.

Kranten werden in de loop van de achttiende eeuw meer opiniërend van aard en de publieke opinie kreeg een prominentere rol in de samenleving. Hoewel het begrip opinie niet per se nieuw is voor deze tijdsperiode, kreeg het wel een nieuwe lading, als element binnen de Verlichting. De Verlichting zorgde in Europa voor een meer politiek betrokken volk.

Europese burgers lieten zich, als groep, door middel van opiniërende kranten en pamfletten 1 Marco van der Hoeven, Graddy Boven en Annelies Aers- van Bueren, 1799! Strijd achter de duinen.

Brits-Russische invasie in Noord-Holland, (Den Helder, 1999), 3-4.

2 Geert van Uythoven, Voorwaarts, Bataven! De Engels-Russische invasie van 1799, (Zaltbommel, 1999), 12-14. 3 Jürgen Habermas, Sara Lennox, Frank Lennox, ‘The Public Sphere. An Encyclopedia Article, in New German

(5)

politiek beïnvloeden.

Rond 1780 weerspiegelde de pers een kloof die de Nederlandse maatschappij spleet. Enerzijds wilden revolutionair-gezinde patriotten het volk overtuigen van hun

Verlichtingsideeën, anderzijds probeerden orangisten via de pers hun beleid te verantwoorden en de aanvallen van de patriotten af te weren.4 Na de Omwenteling van 1795, toen Willem V

was verdreven5 en de patriotten aan de macht kwamen, nam de politieke persvrijheid

aanzienlijk af. De patriotten hielden echter niet op met het beïnvloeden van de publieke opinie; integendeel, tijdens het conflict van 1799 schetsten zij in kranten en pamfletten een positief beeld van zichzelf en een negatief beeld van de orangisten. Hoewel de patriotten al decennialang de pers gebruikten om hun imago positief te beïnvloeden, was de situatie vanaf 1795 anders. Door middel van de pers en de beïnvloeding van de publieke opinie konden zij deze nieuwverworven macht legitimeren. Ze gebruikten daar ook de Brits-Russische inval voor. De aanval op Nederlands grondgebied betekende ook een aanval op de politieke normen en waarden van het patriotten regime. Zij gebruikten de inval van 1799 om de weerzin tegen Oranje verder op te wekken en hun eigen regime verder te legitimeren als regime van het volk. Orangistische uitingen waren verboden, dus de stadhoudergezinde partij had door allerlei beperkende overheidsmaatregelen veel minder mogelijkheden.

De insteek van dit onderzoek is in kaart te brengen hoe vooral de patriotten probeerden met behulp van mediaberichtgeving over het conflict in Noord-Holland de publieke opinie te beïnvloeden. Het doel van dit onderzoek is te kijken op welke wijze revolutionaire

machtshebbers de media kunnen gebruiken om de publieke opinie in hun voordeel te kunnen beïnvloeden. In de analyse wordt de definitie van Jürgen Habermas over het wezen van publieke opinie gehanteerd. De hoofdvraag van dit onderzoek luidt: Hoe gebruikten patriotten en orangisten rond de Brits-Russische expeditie in Noord-Holland van 1799 kranten en pamfletten om de publieke opinie te beïnvloeden ter versterking van het Bataafse bewind?

Het daadwerkelijke effect van pers en partijen op de publieke opinie is voor 1799 moeilijk te peilen. Er zijn geen statistieken die weergeven wat de publieke opinie was. Daarom is in dit onderzoek gekeken naar wat wel zichtbaar is, namelijk

beïnvloedingspogingen via de pers, met name in kranten en pamfletten. Zo konden drie deelvragen worden geformuleerd.

4 Maarten Schneider, De Nederlands krant, 1618-1978. Van ‘nieuwstydinghe’ tot dagblad, (4e ed.: Baarn, 1979),

85-87.

5 N.C.F. van Sas, De metamorfose van Nederland. Van oude orde naar moderniteit, 1750-1900, (Amsterdam, 2004), 105.

(6)

1. Hoe gebruikten de patriotten in het najaar van 1799 politieke kranten om de publieke opinie te beïnvloeden?

2. Hoe gebruikten patriotten in het najaar van 1799 pamfletten om de publieke opinie te beïnvloeden?

3. Welke mogelijkheden hadden de orangisten in het najaar van 1799 om via de media de publieke opinie te beïnvloeden?

In dit onderzoek staat primaire bronnen centraal. De primaire bronnen zijn op inhoud geanalyseerd. De analyse richt zich vooral op op de boodschap die uit de bronnen naar voren kwam en de invloed van die boodschap op de publieke opinie. Het is moeilijk om een

theoretisch concept als publieke opinie te meten en te operationaliseren. Habermas’ definitie is belangrijk voor het verdere onderzoek omdat bevindingen van de analyse daaraan worden. Een methode publieke opinie te onderzoeken in vroegmoderne oorlogsliteratuur en

oorlogsverslaggeving wordt aangeboden door Jensen en Geerdink, in hun boek

Oorlogsliteratuur in de vroegmoderne tijd. Vorm, identiteit en herinnering. Zowel Habermas als Jensen en Geerdink zullen worden besproken in het theoretisch kader van dit onderzoek.

In de eerste plaats wordt gekeken naar kranten uit 1799 om de pogingen tot

beïnvloeding van de publieke opinie vast te stellen. Daarnaast zijn ook pamfletten uit dat jaar van belang, omdat in perioden van politieke hoogspanning veel opiniërende pamfletten worden geschreven.6 De kranten zijn bestudeerd met behulp van Delpher.nl, een website die is

ontwikkeld door de Koninklijke Bibliotheek en een groot deel van de in Den Haag

gearchiveerde kranten ontsluit. Pamfletten zijn in gedigitaliseerde vorm bestudeerd via Dutch Pamphlets Online, eveneens van de Koninklijke Bibliotheek, die oude pamfletten bewaart. Deze primaire bronnen zijn aangevuld met verschillende publicaties over ofwel het conflict van 1799 zelf ofwel de definitie van Habermas over publieke opinie. Deze definitie komt inhoudelijk aan de orde in hoofdstuk 3.2. De keuze voor de bronnen is vooral bepaald door de tijdsperiode, die strekt van augustus 1799, het begin van het conflict, tot december 1799, de nadagen van het conflict. Daarnaast is gekeken naar de inhoud van de bron en de boodschap de het trachtte over te brengen. Daarbij is de persuasieve functie van Jensen en Geerdink van belang die wordt besproken in het hoofdstuk IV. Een verdere toelichting voor de keuze van de specifieke bronnen is te vinden bij de inleidingen van de analytische hoofdstukken.

De meeste moderne literatuur over het conflict van 1799 beperkt zich tot een

beschrijving van de gebeurtenissen: het verloop van de veldslagen en de wederwaardigheden van de hoofdfiguren staan in vrijwel alle werken centraal. Veel van de historiografie is 6 Schneider, De Nederlandse krant, 85.

(7)

immers geschreven in de negentiende eeuw, toen militair-historische gebeurtenissen vooral een nationalistische functie had of vooral oog had voor de ‘geschiedenis van grote mannen’. Meer recente publicaties dateren veelal van rond het 200-jarig jubileum van het conflict, en zijn dikwijls geschreven door lokale historische genootschappen die op traditionele wijze het slagveld en de lokale gebeurtenissen beschrijven. Dit onderzoek hoopt dus bij te dragen door het conflict te bestuderen benaderd vanuit het verschijnsel ‘publieke opinie’. Zo’n benadering kan meer inzicht verschaffen in hoe een revolutionair regiem, dat in 1799 nog niet lang bestond, in een tijd van crisis zocht naar zelflegitimatie.

Daarnaast kan dit onderzoek helpen bij het nadenken over de publieke opinie rond conflicten in ruimere zin. De media hebben steeds meer invloed gekregen op de beeldvorming daarover. Het televisiejournaal is voor velen een van de weinige bronnen om zich te

informeren over conflicten in de wereld. Hoewel de relatie tussen publieke opinie en de media in de moderne tijd dikwijls is vastgesteld, geeft dit onderzoek een andere kijk op het

vraagstuk. Het hanteert een historisch conflict en analyseert daarin de relatie tussen publieke opinie en media.

In hoofdstuk II van dit onderzoek komt het conflict aan de orde. Hier wordt de context geschetst waarin de patriots-orangistische mediastrijd plaatshad. In hoofdstuk III wordt ingegaan op de historiografie rond het conflict en de definitie van Jürgen Habermas over het wezen van de publieke opinie. Hoofdstuk VI biedt aandacht aan de onderzoeksmethoden van dit onderzoek. Hier wordt kort toegelicht met welk bronmateriaal de analyse is opgesteld. Ook wordt hier de begrippen ‘oorlogsliteratuur’ en ‘oorlogsverslaggeving’, met behulp van het werk van Jensen en Geerdink in een operationeel kader geplaatst. Jensen en Geerdink geven een methode om naar oorlogsliteratuur te kijken die ook van toepassing is voor dit onderzoek. De analyse van de hoofdvraag het onderzoek wordt behandeld in hoofdstukken V-VII, waarin de resultaten van het bronnenonderzoek worden gepresenteerd. Deze is als volgt ingedeeld: In hoofdstuk V, over kranten, komen globale, als objectief gepresenteerde berichten aan de orde, maar ook ingezonden brieven en de presentatie van de rol van de Bataafse generaal Daendels, die beide een expliciet activerende bedoeling hadden. In hoofdstuk VI ligt de nadruk op pamfletten en hun veranderende boodschap aan het begin van, tijdens en na afloop van het conflict. In hoofdstuk VIII wordt getoond dat de orangisten minder actief waren in de strijd om de publieke opinie, omdat zij er minder mogelijkheden voor hadden. Conclusies en de resultaten worden geven en gecombineerd tot een antwoord op de hoofdvraag in het laatste hoofdstuk.

(8)

HOOFDSTUK II: HISTORISCHE ACHTERGROND

In dit hoofdstuk wordt de historische context geschetst waarin de gewapende inval van Russen en Britten in Noord-Holland in 1799 zich afspeelde om te begrijpen welke rol de media konden spelen.

2.1 De Verlichting in de Republiek

De Verlichting was een intellectuele stroming ontstaan in de achttiende eeuw. In deze periode vond een ontwikkeling plaats in het intellectuele klimaat in Europa, die begon in Frankrijk maar zich gaandeweg over de rest van het continent verspreidde. In de woorden van Immanuel Kant was de Verlichting de periode waarin de mensheid afscheid nam van het tijdperk van onwetendheid en het tijdperk van mentale bevrijding aanving. ‘The advancement of knowledge – understanding of nature, but human self-knowledge no less – would propel this great leap forward’. De mens nam een centrale rol in het wereldbeeld in. ‘Sapere aude’, dat vertaald kan worden als ‘durf te weten’, was de zinspreuk voor deze nieuwe tijd.7

In Nederland had een eigen variant van de Verlichting. Lang zag men dat overigens niet zo. Tot de jaren tachtig van de twintigste eeuw meenden historici dat de Verlichting Nederland voorbij was gegaan omdat de Republiek in de achttiende eeuw in verval raakte. De Republiek zou niet de ontwikkeling hebben doorgemaakt die in Frankrijk tot hevige debatten en radicale ontwikkelingen had geleid. Sinds 1980 toetsen Nederlandse historici de

Verlichting in ons land echter niet meer aan die van Frankrijk. Volgens hen maakte Nederland een eigen, minder radicale variant door.8

Een van de historici die de Nederlandse Verlichting hebben geanalyseerd als een op zichzelf staande ontwikkeling is Wijnand Mijnhardt. In heel Europa werden volgens hem de tradities op het gebied van religie, wetenschap en literatuur ter discussie gesteld. Hier gebeurde dat ook maar op relatief rustige wijze.9 Mijnhardt beargumenteert dat de spanning

tussen kerk en staat en het bevechten van tolerantie in Nederland een minder grote rol speelden dan in Frankrijk. Tolerantie en godsdienstvrijheid waren in Nederland immers al tijdens de vorming van de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden gegroeid. Vooral aan het begin van de achttiende eeuw sloten de Nederlandse gewoonten goed aan op de idealen 7 R. Porter, The Enlightenment. Studies in European History, (Londen 1990), 1.

8 G.J. Johannes, ‘Infrastructuur en Verlichtingscultuur. Het Nederlandse tijdschrift: ‘spiegel der Verlichting’? in:

BMGN – Low Countries Historical Review. 111 (2), pp. 149-166, aldaar 149-150.

(9)

van de Verlichting. Hierdoor was er minder behoefte aan een nieuwe, radicale stroming.10 De

Verlichting maakte hier gebruik van de flexibiliteit van de Nederlandse maatschappij en stimuleerde de ontwikkeling van een nieuwe samenleving, die de mogelijkheid bood met behulp van de pers een publieke opinie te vormen.11 Een verschil met de Franse Verlichting

was dat in Nederland de idealen van de nieuwe stroming doorgaans op theologische wijze werden verklaard.12

Simon Schama verklaart in zijn werk over de patriottenbeweging in de achttiende eeuw dat de Verlichting moeite had om voet aan wal te krijgen in Nederland. Hoewel de Republiek ervoor zorgde dat veel Franse Verlichtingsdenkers konden worden gelezen door de liberale en tolerante wetgeving rond boekdrukken, stelt Schama dat het Nederlandse volk weinig werd beïnvloed door de werken van de philosophes.13 Zoals is betoogd in het

bovenstaande had de Republiek haar eigen kijk op de Verlichting die meer religieus

ingeboezemd was. H.H. Zwagerman beschrijft in zijn boek over de Nederlandse Verlichting hoe Nederlandse denkers als Justus van Effens (1684-1735) de aanwezigheid van een godsdienst wilde combineren met redelijkheid. Dit was in tegenstelling tot de Franse- of Engelse Verlichting die een sterke vorm van deïsme verkondigden. 14

De idealen van de Verlichting werden in Nederland gebruikt ter bevordering van de zeden. Voor een goed burger was het in Nederlands perspectief belangrijk om tolerant en betrokken te zijn. Deze idealen kwamen in de loop van de achttiende eeuw echter onder druk te staan, mede door verschillende oorlogen die door de Republiek werden verloren, en de achterstand die werd opgelopen op gebied van economie en militaire macht ten opzichte van machtige buurlanden. Een gevolg daarvan was dat Nederlandse intellectuelen door middel van het gedrukte woord in de zogenaamde Spectators probeerden het Nederlandse volk te verlichten. Deze tijdschriften zagen rond 1730 voor het eerst het licht. De toon in deze spectators was volgens Mijnhardt steeds apolitiek en het was belangrijk om bij het nastreven van de verlichte idealen nooit God uit het oog te verliezen.15

Het gedrukte woord was volgens Van Sas de spreekbuis van de Verlichting, die vanaf 1750 de samenleving in de Republiek op een aantal punten significant veranderde. De oude politieke orde die nog stamde uit de Middeleeuwen werd vervangen door een politieke cultuur 10 Ibidem, 55.

11 N.C.F. van Sas, ‘The Netherlands. 1750-1813, in: Hannah Barker en Simon Burrows eds,. Press, Politics and

the Public Sphere in Europe and North-America 1760-1820, (Cambridge 2002), 48-68, aldaar 52.

12 Mijnhardt, ‘Nederlandse Verlichting’, 57.

13 Simon Schama, Patriots and Liberators. Revolution in the Netherlands 1780-1813, (New York, 1977), 68. 14 H.H. Zwager, Nederland en de Verlichting, (Bussum, 1972), 62-63.

(10)

waarin het volk bepalender was. Daarnaast werden de bestaande verhoudingen tussen volk en regering en kerk en staat scherper.16 Spectators waren als spreekbuis van de Verlichting lang

neutraal gebleven, maar kregen vanaf 1750 een opiniërende rol. Mede door het idee dat de Nederlandse waarden in verval waren geraakt, ontstond in deze periodieken discussie en werd gezocht naar een oplossing. De patriotten hadden kritiek op de regenten van de Republiek, die de normen en waarden van de Nederlandse cultuur, zoals tolerantie, nijverheid en

nuchterheid, uit het oog waren verloren. Deze ideeën vormden de ideologische basis van de patriottenbeweging van de achttiende eeuw. Voor oplossingen keken de patriotten terug naar het verleden van de Republiek, toen die normen en waarden nog wel werden nageleefd. De spectators speelden een centrale rol in het verspreiden van deze gedachte en verloren zo hun apolitiek imago.17 Ze groeiden uit tot een politieke pers. De opkomst van deze

Verlichtingsdiscussie kan gezien worden als het startpunt van de verdere politisering van het gedrukte woord in Nederland na 1750. In toenemende mate werd de pers daarna ingeschakeld om de politieke macht ter verantwoording te roepen. Daarbij is de invloed van de Franse politieke pers aanwezig. Schama wijst op deze beïnvloeding door revolutionaire Franse voorbeelden na 1780.18

Nederland eind achttiende eeuw: de Omwenteling en de Bataafse Republiek

De Verlichting bood vanaf 1750 ruimte voor een politieke pers, die werd ingezet om de publieke opinie te beïnvloeden. Het initiatief lag volgens Maarten Schneider bij de patriotten. Onder invloed van de Verlichting streefde de patriotten naar een nieuwe maatschappij waar het volk bepalend was voor het bestuur van het land in plaats van een ondemocratisch gekozen vorst.19 De patriotten hadden kritiek op het bestuur van de Republiek

en uitten zich daarover in politieke couranten, pamfletten en tijdschriften. Pamfletten werden vooral in tijden van politieke crisis gebruikt om de gang van zaken te kritiseren. De patriotten hekelden de decadente en autoritaire wijze waarop het land werd bestuurd door de

Stadhouder. 20 In dit gebruik van de politieke pers voerden de patriotten door hun

vernieuwingsgerichte agenda de boventoon. De orangisten, aanhangers van de Oranje-stadhouder en verdedigers van de status quo, probeerden hoofdzakelijk de veranderingen 16 Van Sas, ‘The Netherlands’, 52.

17 Mijnhardt, ‘De Nederland Verlichting’, 79. 18 Schama, Patriots and Liberators, 80.

19 W.W. Mijnhardt, ‘De Nederlandse Verlichting’, in: F. Grijzenhout e.a., ed,. Voor vaderland en vryheid. De

revolutie van de patriotten, (Amsterdam 1987), 53-79, aldaar 77-79.

(11)

tegen te houden die de patriotten wilden doorvoeren.21 Simon Schama beargumenteert dat de

inzet van de politieke pers de meest effectieve manier is geweest om een revolutionair sentiment te ontwikkelen in de Republiek, buiten het feit dat Willem V veel blunders maakte die niet goed vielen bij het volk. 22 Hoewel het onmogelijk is volgens Schama om de precieze

toedracht van de patriottenpers op de publieke opinie te meten, stelt hij wel dat niet te ontkomen valt aan de enorme impact die de patriottenpers had in het formuleren van een revolutionair sentiment en het populariseren van de ideologie van de patriotten. 23

De politieke periodieken ven het einde van de achttiende eeuw werden bijna alle door patriotten uitgegeven.24 De Post van den Neder-Rhijn was daarvan de bekendste. Andere

voorbeelden waren de Noordhollandsche courant en de Courier van Europa, en er waren er nog meer.25 De positie van de orangisten in de politieke pers was minder sterk – opvallend,

omdat het grootste gedeelte van de burgers volgens Van Sas orangistisch was.26 Die zwakkere

positie was het gevolg van de positie die de orangisten in het debat innamen. De patriotten waren in hun periodieken fel en demagogisch omdat zij een verandering van de bestaande orde nastreefden,27 de orangistische kranten niet. Zij waren na 1780 vooral bezig het eigen

beleid te verantwoorden tegenover de lezer. Daarbij probeerden zij door argumentatie en redelijkheid de lezer te overtuigen van hun gelijk. Dat sloeg volgens Schneider en Sautijn niet aan bij de lezer, die op zoek was naar spektakel in plaats van objectiviteit. De patriotten verweten de orangisten laconiek te zijn. Dat idee werd gek genoeg ook gedeeld door prominente orangistische uitgevers die vonden dat hun eigen beweging meer in actie moest komen.28 Overigens deden de orangisten volgens Schneider kwalitatief niet onder voor de

patriotten wat betreft hun publicisten, deze waren talrijk en getalenteerd.29

De strijd tussen patriotten en orangisten werd niet alleen met woorden gevoerd. De twee groepen probeerden ook te voorkomen dat de vijandige partij haar kranten kon

publiceren. In de eerste helft van de jaren tachtig van de achttiende eeuw, toen de stadhouder nog aan de macht was, probeerden de orangisten bijvoorbeeld via juridische weg de Post van den Neder-Rhijn te laten verbieden. Dat was moeilijk omdat per stad werd bepaald of een 21 J. Roegiers en N.C.F. van Sas, ‘Revolutie in Noord en Zuid (1780-1830)’, in: J.C.H. Blom e.a. ed., Geschiedenis

van de Nederlanden, (3e ed.: Amsterdam, 2015), 269-310, aldaar 276-277.

22 Schama, Patriots and Liberators, 79. 23 Ibidem, 80.

24 Schneider, De Nederlandse krant, 87. 25 Ibidem, 89-91.

26 Van Sas, De metamorfose van Nederland. 334. 27 Schneider, De Nederlandse krant, 92.

28 Ibidem, 97-98. 29 Ibidem, 97.

(12)

krant wel of niet mocht worden uitgegeven.30 Omgekeerd maakte de regelgeving van de

Bataafse Republiek het de orangisten na 1795 moeilijker te publiceren. De persvrijheid werd in de Frans-Bataafse tijd formeel als heilig beschouwd, maar in praktijk viel dat tegen. Het was toen bijvoorbeeld verboden periodieken uit te brengen die als ontwrichtend voor de samenleving werden beschouwd.31 In de praktijk betekende dit dat vooral orangisten moeilijk

konden publiceren.

De Omwenteling van 1795 en de vestiging van de Bataafse Republiek

Na 1785 kwamen de politieke spanningen in de Republiek tot uitbarsting. De patriotten probeerden in 1786 de stadhouder uit zijn functie te stoten. Willem V werd echter bijgestaan door de Pruisen, en leidende patriotten werden na de Pruisische inval van 1787 gedwongen te vluchten naar Frankrijk. In de winter van 1794/5 rukten de Fransen vanuit het zuiden op, over de bevroren rivieren. Zij kregen daarbij hulp van gevluchte Nederlandse patriotten. In januari van het jaar 1795 werd de Republiek overmeesterd en werd op last van de Fransen de

Centrale Administratie ingesteld.32 Willem V vluchtte naar Engeland. Daarna stonden overal

in Nederland comités op die het lokale bestuur in handen nemen: de Omwenteling. Met de Omwenteling werd het traditioneel bestuur van de Republiek op de schop gegooid. Op 16 mei 1795 erkende Frankrijk de Bataafse Republiek als onafhankelijke natie.

Daarmee was de Bataafse Republiek echter nog geen verenigd land.33 Het bestuur van

de Republiek kende tot 1799 verschillende vormen. Alle hadden gemeen dat er geen stadhouder meer aan het roer stond maar een zogenaamde volksvertegenwoordiging. Het duurde tot februari 1796 tot alle gewesten van de Republiek zich hadden samengevoegd en hun volksvertegenwoordigers hadden afgevaardigd naar de Nationale Vergadering, gehuisvest in Den Haag. De nieuwe volksvertegenwoordigers stonden voor een grote taak: het opstellen van een nieuwe grondwet. In november 1796 werd een eerste concept uitgebracht.34 Dat kon

echter niet rekenen op de gewenste meerderheid. Het was te zeer geïnspireerd op het Franse model; de eigen Nederlandse Verlichting kwam niet duidelijk genoeg naar voren. Het was te radicaal voor Nederlandse begrippen. 35

De Nationale Vergadering slaagde er niet in met een grondwet te komen. Onder 30 Van Sas, De metamorfose van Nederland, 203.

31 Ibidem, 105.

32 Rosendaal, De Nederlandse Revolutie, 97. 33 Ibidem, 98.

34 Ibidem, 99-100.

(13)

radicale patriotten ontstond onrust die in januari 1798 leidde tot een coup,.36 De Fransen

speelden hier een grote rol in, evenals de Bataafse generaal en patriot Herman Daendels.37

Radicale patriotten namen nu zelf het heft in handen, de federalistische oppositie werd uit de Vergadering verwijderd. De radicalen wilden een grondwet die aansloot op het Franse model waarbij de regering direct door het volk werd gekozen. Ook wilden zij verder gaan in het scheiden van kerk en staat en het afschaffen van het feodale systeem en lokale privileges, aspecten van het ancien regime waartegen de patriotten zich hadden verzet.

Na 22 januari 1798 was het Nederlands bestuur meer een dictatuur dan een vrijzinnige democratie. Aan het hoofd van de Bataafse Republiek stond nu een vijfkoppig

bestuursorgaan: het Uitvoerend Bewind. Dat vond dat de revolutie moest worden opgelegd aan het volk in plaats van uit het volk zelf voort te komen. De regeerders wilde daarvoor met kracht maatregelen doorvoeren.38 Een voorbeeld daarvan is de censuur op de pers, die vanaf

1795 vorm begon te krijgen en in 1798 werd verscherpt met zware straffen.39

De volksvertegenwoordiging zag de radicaliteit van het Uitvoerend Bewind met lede ogen aan. Zeker onder gematigde patriotten, de zogenaamde moderaten, werd met afschuw gekeken naar de autoritaire trekken van het nieuwe bestuur. In juni van het jaar 1798 was de maat vol. Generaal Daendels werd verzocht door de moderate patriotten met behulp van de Fransen een tweede staatsgreep te plegen - nog geen vijf maanden na de vorige. Daendels liet op 12 juni het Uitvoerend Bewind arresteren en opsluiten in Huis ten Bosch. De zuivering die sinds januari door de radicalen was uitgevoerd, werd teruggedraaid en de moderate patriotten namen de teugels van het Uitvoerend Bewind in handen.40 Zij werkten samen met de

Nationale Vergadering over het te voeren beleid, dat werd uitgevoerd door zogenaamde Agenten, te vergelijken met hedendaagse ministers.41

De positie van de pers in de Bataafse Republiek.

Na 1795 stond de persvrijheid onder druk. Zo was het nadrukkelijk verboden positief te schrijven over het Huis van Oranje. Orangisten die niet gearresteerd wilden worden, publiceerden anoniem, maar in 1798 werd ook dat verboden. Op het overtreden van deze

36 Rosendaal, De Nederlandse revolutie, 106.

37 Sas, van, Metamorfose van Nederland, 322.

38 Rosendaal, De Nederlandse revolutie, 106. 39 De Vries, ‘Moderne Intellectueel’, 266. 40 Rosendaal, De Nederlandse revolutie, 110. 41 Ibidem, 106.

(14)

wetgeving werden zware lijf- en gevangenisstraffen gesteld.42 Hoewel deze regelgeving niet

expliciet tegen de orangisten gericht was, werkte ze in de praktijk wel zo uit. Patriotgezinde uitgevers hoefden namelijk niet anoniem te publiceren en liepen geen gevaar te worden bestraft; orangisten wel.

Hoewel de literatuur weinig vermeldt over de situatie in 1799, lijkt het aannemelijk dat deze niet veel veranderd was. Publicaties van orangisten van voor 1799 zijn zeer moeilijk te vinden; waarschijnlijk was hun persvrijheid toen nog steeds beperkt, terwijl de patriotten actief publiceerden.

2.2 De Brits-Russische invasie in Noord-Holland in 1799

De strijd in Noord-Holland tussen de Frans-Bataafse en Brits-Russische troepen kwam in het licht van de politieke spanning in Europa niet als een verrassing, al werd de precieze locatie van de Brits-Russische inval tot het laatste moment geheimgehouden. De Eerste

Coalitieoorlog van 1792 tot 1797 tegen Frankrijk had de balans tussen de grote naties in Europa danig verstoord. De Britten vreesden na afloop daarvan dat de Franse Republiek te machtig werd en besloot daarom een Tweede Coalitie te vormen met Rusland, Oostenrijk, het Ottomaanse Rijk en het koninkrijk Napels. De Tweede Coalitieoorlog begon in 1799 en de Fransen moesten in het zuiden van Europa zware verliezen incasseren. Om de druk op te voeren besloten de Britten en de Russen gezamenlijk vanuit het noorden aan te vallen. De Bataafse Republiek leek voor de Brits-Russische coalitie een gemakkelijk doelwit. De coalitie verkeerde namelijk in de veronderstelling dat de inwoners van de Bataafse Republiek

terugverlangden naar de tijd van Oranje.43 Deze misvatting van de Brits-Russische

bondgenoten zorgde uiteindelijk voor reeks zware gevechten in de Tweede Coalitieoorlog. De Franse en Bataafse regeringen wisten dat een landing op handen was, alleen al door de intense briefwisselingen tussen Groot-Brittannië en Oranje-loyalisten vlak voor het

conflict. Als reactie daarop stationeerde de Frans-Bataafse regering waarnemingstroepen aan de kust om in het geval van een invasie snel te kunnen reageren. Ook werd de Franse generaal Guillaume Brune in Nederland gestationeerd, met een aanzienlijke hoeveelheid Franse

42 Marleen de Vries, ‘De geboorte van de moderne intellectueel. Literatuur en politiek rond 1800’, in: Frans Grijzenhout e.a. ed., Het Bataafse experiment. Politiek en cultuur rond 1800, (Nijmegen 2013), 243-274, aldaar 263-266.

(15)

troepen.44 Op 22 augustus 1799 gingen de Brits-Russische troepen bij Texel voor anker. Op

het laatste moment werd echter door de Britse legerleiding besloten Noord-Holland binnen te vallen, volgens de Britse officier E. Walsh, die zijn ervaringen kort nadien te boek stelde, vanwege de grote Oranje-aanhang in dit gebied.45 Op 27 augustus begon de landing van de

geallieerde troepen. Na dagen wachten op goed weer landden de Britse troepen ten zuiden van Den Helder, bij het dorpje Callantsoog. Fort Den Helder, dat onder leiding stond van generaal Daendels, viel in handen van de invasiemacht. Ook de Bataafse vloot onder leiding van Schout-bij-nacht Samuel Story moest zich overgeven aan de Britse overmacht, op 29

augustus. De Britse troepen hadden daarmee een sterke positie in de kop van Noord-Holland ingenomen, de invasie was begonnen.46

De eerste gevechten tussen de Bataven en de Britten braken uit op 10 september. Bij Krabbedam kwamen vroeg in de ochtend de Bataafse verdedigers in actie. Door verwarring aan Bataafse zijde werd de slag in het voordeel van de Britten beslist. Het gaf de Britse troepen morele steun. Hun moreel werd nog beter toen op 12 september de Russische troepen aan land kwamen om de Britten te ondersteunen.47 Op 13 september arriveerde de

opperbevelhebber van de Brits-Russische troepen, prins Frederik, hertog van York.48 Onder

zijn leiding vond de tweede grote slag in het conflict plaats. Op 19 september stonden de twee troepenmachten tegenover elkaar in de Slag bij Bergen, tussen Bergen en het iets noordelijker gelegen Schoorl. De historiografie liegt er niet om, het was een hevige slag want York wilde beslist de Frans-Bataafse linie doorbreken.49

De hoofdaanval onder leiding van de Russische generaal Ivan Ivanowitch Hermann moest de tegenstander bij Bergen de beslissende slag toebrengen, terwijl de overige Brits-Russische troepen via de flanken druk moesten zetten op de Frans-Bataafse troepen. De uitvoering van Dit plan verliep niet naar behoren. De Russische troepen van Hermann raakten in verwarring en beschoten elkaar in plaats van de vijand. Daarnaast plunderden de Russische soldaten de dorpen rondom Bergen. Bij die plunderingen werd Schoorl grotendeels in brand gestoken. Bij Bergen werden de troepen onder leiding van Hermann verslagen door een verrassingsaanval van de Bataafse generaal Jean-Baptiste Du Monceau die vanuit Alkmaar troepen had gestuurd. Hermann werd daarbij gevangengenomen. Er vonden nog enkele 44 E. Walsh (vertaald door H.G.D. Eysink Smeets), Russen en Engelschen in Noord-Holland. Een verslag van de

expeditie naar Holland in de herfst van het jaar 1799. (Schoorl, 1983), 21. Schama, Patriots and Liberators,

391-392.

45 Walsh, Russen en Engelsen, 26. 46 Ibidem, 28-35.

47 Ibidem, 45.

48 Hoeven, van der, Strijd achter de duinen, 13-14.

(16)

schermutselingen plaats rond Bergen. Bij Egmond aan Zee, Egmond aan de Hoef en Alkmaar werd ondanks het falen van de opmars van Hermann hevig gevochten.50

De slag bij Alkmaar vond plaats op 2 en 3 oktober. Deze slag was bepalend voor de Brits-Russische troepen. Hoewel de troepen van York verzwakt waren door de gevechten bij Bergen, toonde hij initiatief door het hoofdkwartier van de Frans-Bataafse troepen aan te vallen. De opmars via Egmond aan Zee verraste hen en bezorgde generaal Brune,

opperbevelhebber van de Frans-Bataafse troepen, een nederlaag. De inname van Alkmaar maakte de weg vrij voor een opmars naar het zuiden. Na een korte periode van euforie trokken de Brits-Russische troepen op 6 oktober richting Castricum, waar de Frans-Bataafse troepen een nieuwe linie hadden ingenomen. Dat was de enig mogelijke route omdat de Bataven het land ten oosten van Castricum onder water hadden gezet.51

De gevechten die uiteindelijk de Slag bij Castricum genoemd werden, liepen voor de Brits-Russische troepen desastreus af. Hoewel het York lukte Castricum in te nemen, werd hij constant belaagd door nieuwe Frans-Bataafse troepen. Die waren in het voordeel omdat ze genoeg voorraden hadden om constante strijd te leveren. De Brits-Russische aanvoerlijn werd daarentegen steeds langer en daardoor minder efficiënt. Uiteindelijk werd York verslagen en was hij genoodzaakt zich terug te trekken. De hertog zag in dat de veldtocht een onmogelijk opgave was. Op 18 oktober tekenden de beide partijen het capitulatieverdrag: de Conventie van Alkmaar. Hierin gaf York zich over en beloofde hij de totale terugtrekking van de Brits-Russische troepen. Op 30 november moesten alle invasietroepen de Bataafse Republiek hebben verlaten.52 Zo eindigde een hoopvol begonnen campagne van de Britten en de Russen

in een deceptie voor zowel hen als de orangisten. En dit terwijl de Frans-Bataafse troepensterkte op zijn hoogst op 25.000 wordt geschat, tegenover een Brits-Russische troepenmacht van wel 40.000 man. Bij de Frans-Bataafse troepen vielen 7.000 doden en gewonden; bij de Britten en Russen lag dit aantal met 18.000 aanzienlijk hoger.53

2.3 De situatie na de invasie 50 Walsh, Russen en Engelse, 66.

51 Hoeven, van der, Strijd achter de duinen, 16. 52 Ibidem 19-20.

(17)

De invasie had een nare nasmaak achtergelaten bij de leiding van de Franse Republiek. Die had moeten aanzien dat de Bataafse zusterrepubliek niet in staat was zichzelf te verdedigen bij een inval op haar eigen grondgebied. Dat de Bataafse Republiek op het randje van de afgrond had gestaan werd door de radicale patriotten gebruikt om steun te krijgen van de Fransen. De Republiek raakte verwikkeld in een politieke machtsstrijd, die niet bevorderlijk was voor de groei opbouw van de nieuwe natie.

Het verloop van de invasie had de Fransen aan het denken gezet. Om een goede buffer in het Noorden te hebben tegen een inval van de Britten, moest het heft in eigen handen worden genomen. De revolutionairen konden het niet aan de Bataven overlaten om de noordgrens van Frankrijk te beschermen.54 De inval kon als een van de aanleidingen worden

gezien voor het instellen van een Franse vorst in het koninkrijk der Holland in 1806. Napoleon zette toen zijn broer Lodewijk Napoleon aan het hoofd van het nieuwgevormde koninkrijk. Lodewijk moest voor een stabiele politieke situatie in Holland zorgen.

2.4 Enkele prominente personen

Bij de bespreking van de kranten en pamfletten in Hoofdstukken V – VII komt een aantal personen aan bod die een rol speelden in het conflict in Noord-Holland. De belangrijkste van hen worden hier kort geïntroduceerd.

De inspanningen om de Republiek te verdedigen werden geleid door generaal Guillaume Brune (1763-1815). Toen duidelijk werd dat de Brits-Russische troepen een expeditie naar de Bataafse Republiek organiseerden, werd hij aangesteld als opperbevelhebber van de verdediging. In die hoedanigheid wist Brune in de Slag bij Castricum het tij te keren en de Britten en Russen definitief te verslaan. Hij werd daarbij bijgestaan door generaal Jean Baptiste du Monceau (1760-1821). Du Monceau had tijdens de inval van de Britten en de Russen het bevel over de Bataafse troepen in Friesland en Groningen, maar werd

overgeplaatst naar Noord-Holland om mee te vechten tegen de Britten en de Russen. Hij raakte in de Slag bij Bergen gewond en maakte de rest van het conflict niet mee.55 De

Bataafse troepen in Noord-Holland stonden onder leiding van generaal Herman Willem Daendels. Daendels was een patriot in hart en nieren en vluchtte net als vele andere patriotten na de mislukte staatsgreep van 1786 naar Frankrijk.56 De rol van Daendels in het conflict en

de strijd om de publieke opinie komt in paragraaf 5.3 uitvoeriger aan de orde.

Aan Brits-Russische zijde speelden twee personen een hoofdrol. De opperbevelhebber 54 Rosendaal, 113.

55 Uythoven, Voorwaarts, Bataven, 56 Uythoven, van, Voorwaarts, Bataven! 15.

(18)

was de Engelse prins Frederik Augustus, hertog van York (1763-1827). Al sinds 1789 was hij opperbevelhebber van het Britse leger, waarschijnlijk omdat hij de zoon was van koning George III. Als legeraanvoerder had York veel ervaring opgedaan in de Eerste Coalitieoorlog. Geert van Uythoven, een historicus die zich voornamelijk bezighoudt met de bestudering van het conflict in 1799, is echter niet positief over zijn functioneren. Zijn aanstelling tot

opperbevelhebber had de hertog eerder te danken aan politieke ontwikkelingen dan aan zijn bekwaamheid op het strijdtoneel, en ook in 1799 schoot hij te kort.57 De Russische troepen

stonden onder leiding van Ivan Ivanowitch Hermann (1741-1801), een oudgediende in het leger van tsaar Paul. Hij vocht voor 1799 voornamelijk tegen Ottomaanse troepen. Zijn rol in de expeditie in Noord-Holland was klein, aangezien hij tijdens de eerste veldslag gevangen werd genomen door Frans-Bataafse troepen.58 York en Hermann komen bij de bespreking van

kranten en pamfletten minder uitvoerig aan de orde dan de Frans-Bataafse officieren omdat het onderzoek vooral gericht is op de Bataafse beïnvloeding van de pers.

57 Ibidem, 38. 58 Ibidem, 42.

(19)

HOOFDSTUK III: HISTORIOGRAFIE EN DEFINITIE

3.1 De historiografie van 1799

Rond het tweehonderdjarig jubileum van het conflict, in 1999, werden veel publicaties uitgegeven over de Brits-Russische inval in Noord-Holland. Daarmee werd ongetwijfeld de belangstelling voor dit vergeten stukje geschiedenis weer gewekt. Door lokale historische verenigingen, zoals in Bergen en Castricum, werden boeken gepubliceerd over het vergeten strijdtoneel in de eigen regio.

In De Metamorfose van Nederland besteedt Van Sas aandacht aan het jaar 1799. Op het eerste gezicht lijkt het hoofdstuk in te gaan op de betekenis van de veldtocht in Noord-Holland. Van Sas legt uit hoe de inval bij Callantsoog een reactie was van de Brits-Russische bondgenoten op de uitbreiding van de Franse invloed op het Europees continent. Zij hadden verwacht dat de bevolking van de Bataafse Republiek hen zou helpen het bewind van de Bataven omver te werpen. Maar hoewel er volgens Van Sas in 1799 in Nederland veel orangisten waren, kregen zij maar weinig bijval van de burgers. De reden daarvoor is niet geheel bekend. Van Sas gaat niet in op de rol van de media in deze periode. Hij beschrijft kort de gebeurtenissen en noemt enige getallen, passend in de historiografische traditie die vooral gericht is op de gebeurtenissen, de grand-strategy en de cijfers, maar een verdere analyse van het conflict achterwege laat.59

In het populair-historische boek De Huzaren van Castricum gaat de journalist en schrijver Albert Alberts in op de ontwikkelingen in de Republiek van 1780 tot 1800. De laatste hoofdstukken vertellen het verhaal van de expeditie van 1799 en de diplomatieke ontwikkelingen die daartoe hebben geleid. Ook vermeldt de auteur waar troepen waren gestationeerd en hoeveel troepen er in Alkmaar aanwezig waren. In het hoofdstuk Door de duinen en het moeras wordt op samenvattende wijze de veldtocht beschreven. Het boek is uitgegeven in 1973.60 Dit kan een verklaring zijn voor de analyse die veelal ontbreekt in de

hoofdstukken over 1799. Er is een gebrek aan een analyse van het conflict dat zich buiten de traditionele militaire geschiedschrijving begeeft.

Ook Voorwaarts, Bataven! De Engels-Russische invasie van 1799 geeft een beschrijving van het conflict, zonder nadere analyse. Geert van Uythoven, die het boek 59 Van Sas, Metamorfose van Nederland, 329, 335.

60 A. Alberts, De huzaren van Castricum. Een geschiedenis van de Nederlandse Republiek van 1780 tot 1800, (Amsterdam 1973).

(20)

schreef rond het 200-jarig jubileum van het conflict, beschrijft de politieke ontwikkelingen die eraan voorafgingen. Hij geeft een zeer gedetailleerd beeld van een aantal prominente

personen. Tevens geeft Van Uythoven een uitvoerige behandeling van de vier verschillende legers die meededen aan het conflict. Daarbij komen niet alleen de samenstelling van de legers maar ook aspecten als uniformen, vaandels en uitrusting aan de orde. Wat volgt is een mooie, uitgebreide samenvatting van het conflict, waaruit duidelijk de hevige strijd spreekt die ermee gepaard ging. Ook Van Uythoven geeft geen verdere analyse.61

Een andere historiografische bron voor dit onderzoek is een vertaald werk uit 1800. A Narrative of the Expedition to Holland in the Autmn of the Year 1799, geschreven door E. Walsh, werd in 1983 vertaald door Eysink Smeets. Hij vult het partijdige verslag van Walsh aan met bijlagen van officiële rapporten maar voegt geen analyse toe aan het verhaal.62 Joost

Rosendaal geeft in zijn monografie over revolutionair Nederland een korte samenvatting van het conflict. Daarin wordt duidelijk dat dit gepaard ging met hevige strijd, maar de nadruk ligt op het narratief, niet op nadere conclusies of hypothesen.63

Simon Schama

Een boek dat meer aandacht verdient is het boek van Simon Schama uit 1977. In Patriots and Liberators gaat Schama in op de politieke situatie van de Nederlanden rond de revolutiejaren en de jaren die daarop volgden. Hierin stelde hij de Bataafse Republiek en later het koninkrijk Holland voor als een autonome entiteit, in plaats van een zusterrepubliek van het grotere Franse imperium. Het uiteindelijk werk is onder Nederlandse historici een belangrijke nota geworden over de ontwikkeling van de Nederlandse revolutie rond het einde van de

achttiende eeuw. 64

Schama schrijft in zijn monografie ook over het conflict in 1799. Zijn nauwkeurige analysemethoden zet hij voor in dit hoofdstuk. De Britse historicus wijkt in zijn korte hoofdstuk over de expeditie van 1799 niet af van andere historici die over dit onderwerp geschreven hebben. Alvorens hij de politieke situatie in de Republiek rond de inval

analyseert, schetst Schama kort de context van het conflict en de situatie van de Bataafse en Franse troepen. Een leidend onderwerp van Schama’s analyse is de diplomatieke

communicatie tussen de Bataafse- en de Franse Republiek, en die van de Engelsen en de Duitse staten. Wat volgt is een beschrijving van het conflict door de ogen vande belangrijkste 61 Van Uythoven, Voorwaarts, Bataven!

62 Walsh, Russen en Engelsen.

63 Joost Rosendaal, De Nederlandse Revolutie. Vrijheid, volk en vaderland 1783-1799. (Nijmegen, 2005), 111-113.

(21)

participanten, gebaseerd op briefwisselingen en egodocumenten uit archieven in zowel Nederland als Frankrijk. De analyse van Schama is dat de Brits-Russische troepenmacht een aantal verkeerde inschattingen had gemaakt. De buitenlandse troepenmachten hoopten dat de Bataafse krijgsmacht niet op was gewassen tegen de overmacht van de Brits-Russische troepen. 65 Daarnaast stelt Schama dat de Brits-Russische legerleiding een verkeerde

inschatting had gemaakt rond het sentiment van de Bataafse burger. De geallieerde

troepenmachten hoopten dat de Bataafse burgers zich welkom opstelde tegen de ‘bevrijders’. Het tegendeel werd bewezen toen bleek dat de landing in Noord-Holland er juist voor zorgde dat de Bataafse Republiek verenigd werd door de aanval op hun grondgebied.66

Schama’s analyse, hoewel nauwkeurig, beperkt zich tot het zoeken van een verklaring voor het verlies van de Brits-Russische troepen. In de analyse wordt opgemerkt dat de inval van Noord-Holland zorgde voor meer verbondenheid binnen de Bataafse Republiek. De vervolgstap om te analyseren waarom de verbondenheid groeide wordt in dit onderzoek gemaakt. Daarmee geeft Schama’s analyse een aanzet tot verder onderzoek.

Samenvattend kan worden gesteld dat onderzoek naar de veldtocht van 1799 altijd aan de oppervlakte is gebleven. De manier van analyse die bij dit onderzoek wordt voorgesteld is nergens te vinden in de historiografie. In plaats van een onderzoek naar het verloop van het conflict, is het doel van dit onderzoek om het conflict in een breder kader te zetten. De niche van dit onderzoek komt voort uit de analyse van de manieren waarop revolutionaire staten hun macht probeerden te consolideren door middel van het beïnvloeden van de publieke opinie. Buiten het feit dat deze invalshoek vernieuwend is voor de historiografie van de Brits-Russische expeditie in 1799, kan deze invalshoek ook aanzetten tot verder onderzoek naar de wisselwerking tussen publieke opinie en verslaggeving in media en kranten. Het ontbreken van een bredere kijken op het conflict dient mede als verantwoording voor het belang van dit onderzoek.

3.2 Jürgen Habermas en de publieke opinie

In de historiografie van de Frans-Bataafse tijd valt vaak het woord publieke opinie. Ook in dit onderzoek speelt de publieke opinie een centrale rol. Het is daarom van belang het begrip goed te definiëren. Daarnaast kan het in de context van dit onderzoek worden geplaatst door aan te geven wat de publieke opinie in de laatste jaren van de achttiende eeuw inhield. 65 Ibidem, 391.

(22)

Het wezen van de publieke opinie

De term publieke opinie lijkt een abstract begrip dat moeilijk is te definiëren. Het werk van de vooraanstaande Duitse filosoof en socioloog Jürgen Habermas (1929-) geeft echter een zeer compleet pakket van kenmerken die goed samenvatten wat een publieke opinie is en hoe deze gevormd kan worden. Volgens Habermas moet de publieke opinie gezien worden als het resultaat van de zogenaamde publieke sfeer, waarin burgers zich vrijuit kunnen uitspreken. Om een publieke opinie te kunnen vormen, moet een natie beschikken over een systeem waarin informatie wordt uitgewisseld die bijdraagt aan het voeren van het debat in de publieke sfeer. Media zoals kranten zijn daarin cruciaal.

Habermas definieert publieke opinie als volgt: ‘’The expression ‘public opinion’ refers to the tasks of criticism and control which a public body of citizens informally – and, in periodic elections, formally as well – practice vis-à-vis the ruling structure organized in the form of a state.’’67 Hieruit kan worden opgemaakt dat de controle die burgers uitoefenen over

de centrale overheid een centraal element is van het begrip publieke opinie. De publieke sfeer is het toneel waar private burgers samenkomen en daarmee een publiek vormen. In deze publieke sfeer wordt de publieke opinie gevormd. De publieke opinie zorgt voor debat tussen burgers en regeringen waarin burgers de overwegingen, wetten en andere staatsbepalingen van de regering ter discussie stelde. 68 Door zich te informeren over ontwikkelingen in de

politiek is het volk in staat een mening te vormen. Als deze mening door velen wordt gedragen, kan de politiek niet anders dan erop reageren. Voor het vormen van een publieke opinie was de zogenaamde Räsonnement van belangrijk. Dit Duitse begrip slaat terug op de redelijkheid van de Europese burgers die door de Verlichting steeds meer onderwezen werden in de redelijkheid. De Verlichting was volgens Habermas een directe oorzaak voor het

vormen van publieke opinies in Europese landen. Een van de aspecten van de Verlichting die bijdroeg aan het vormen van een moderne publieke opinie was het idee dat private personen zich niet mochten onttrekken van de publieke zaak. Het was de taak van geleerden en professionals om het volk te instrueren over ontwikkelingen binnen de natie. Habermas beargumenteert dat deze ontwikkeling heeft bijgedragen aan de opkomst van de politieke pers, en daarmee de opkomst van de publieke opinie. 69

Geïnformeerde burgers hebben een manier nodig waarin informatie over het politieke 67 Habermas, ‘Public Sphere’, 49-50.

68 Jürgen Habermas, The Structural Transformation of the Public Sphere. An Inquiry into a Category of

Bourgeois Society, vertaald door Thomas Burger en Frederick Lawrence, (Cambridge, Massachusetts, 1991), 27.

(23)

proces wordt overgedragen, zodat er discussie over kan worden gevoerd. Habermas stelt dat de rol van de pers daarbij onmisbaar is, maar benadrukt ook de wisselwerking tussen pers en de publieke sfeer. De publiciteit die de pers teweegbrengt, soms gestuurd door de staat, beïnvloedt de dragers van de publieke opinie, het publiek. 7071 Aan het einde van de achttiende

eeuw kreeg de pers door de politieke journalistiek een nieuwe rol in de samenleving. Waar kranten voorheen alleen verslag deden van gebeurtenissen, werd de politieke pers nu gezien als de vormgever van de publieke opinie. Politieke kranten en pamfletten werden gebruikt als middelen in de partijpolitieke strijd.72

De rol van het gedrukte woord bij de vorming van de publieke opinie staat centraal in de definitie van Habermas. Zonder pers was het niet mogelijk om een publieke discussie te voeren en dus moeilijk voor een publieke opinie om te ontstaan.73 Vanaf de achttiende eeuw

was de publieke sfeer niet alleen nog maar in handen van de burger, de staat infiltreerde het domein van het publiek. Dit had volgens Habermas te maken met de ontwikkeling van de politieke pers, en de invloed die het kon hebben op de publieke opinie. Om het beleid van de staat te verantwoorden werd de pers gebruikt om de burgers in te lichten over de al dan niet goede daden van de staat. 74 Dit verschijnsel is bepalend voor de analyse van dit onderzoek.

Veel voorbeelden uit de bronnen slaan terug op deze wisselwerking die Habermas geeft als definitie voor publieke opinie. Habermas geeft echter een ahistorische definitie van het begrip publieke opinie, al gebruikt hij in zijn conceptvorming een historische methode. Voor dit onderzoek is het nodig zijn concept in de juiste tijdsperiode te plaatsen, zodat de bronnen goed kunnen worden geanalyseerd.

De jaren tachtig en de eerste helft van de jaren negentig van de achttiende eeuw waren belangrijk voor de persvrijheid in de Republiek. De Republiek kende een vrijzinnige traditie en er was weinig censuur op gepubliceerde stukken.75 Daardoor konden de patriotten toen via

de pers invloed op de publieke opinie in de Republiek blijven uitoefenen. Orangistische regenten probeerden de periodieken van de patriotten aan banden te leggen, maar met weinig succes.76

Toen de patriotten in 1795 de macht grepen, veranderde dit. De politieke pers was een strijdtoneel van de partijpolitiek in de nieuwe Bataafse Republiek en werd daarom door de 70 Ibidem, 2-4.

71 Habermas, ‘Public Sphere’, 49-50.

72 Habermas, Transformation Public Sphere, 182. 73 Ibidem,49-50.

74 Habermas, Transformation Public Sphere, 181. 75 Van Sas, ‘The Netherlands’, 49-50.

(24)

patriotten onder handen genomen. Vanaf 1795 was het in de Bataafse Republiek verboden om kritisch te schrijven over de rechten van de mens, een product van de revoluties in Europa en een paradepaardje voor de patriotten. Positieve berichten over de Oranje-familie, die naar Engeland gevlucht was, waren ook verboden. Dit leidde tot de vervolging van orangistische publicisten. Zij gaven hun stukken daarom anoniem uit. Maar ook anonieme publicaties werden in 1798 verboden77 en op overtreding stonden zware lijf- en gevangenisstraffen.78 Zo

werden de orangisten in het nauw gedreven. Zij konden niet zonder risico meedingen in de strijd om de publieke opinie.

De inperking van de persvrijheid in de Bataafse Republiek vanaf 1795 maakt dat het begrip publieke opinie voor deze periode op een andere manier moet worden geïnterpreteerd. De beïnvloeding van de publieke opinie leek in 1799 vooral van de patriotten te komen. Zij hadden als het ware vrij spel in de politieke pers, waar hun tegenstanders juist met ernstige beperkingen te kampen hadden.

77 De Vries, ‘Moderne intellectueel’, 263. 78 Ibidem, 266.

(25)

HOOFDSTUK IV: ONDERZOEKSMETHODEN

De hoofdvraag van het onderzoek luidt: Hoe gebruikten patriotten en orangisten rond de Brits-Russische expeditie in Noord-Holland van 1799 kranten en pamfletten om de publieke opinie te beïnvloeden ter versterking van het Bataafse bewind?? Twee belangrijke elementen in dit onderzoek zijn de publieke opinie en de politieke pers. In het vorige hoofdstuk is duidelijk gemaakt wat publieke opinie betekent. Daarnaast is gekeken hoe de term publieke opinie kan worden toegepast op de tijdsperiode van dit onderzoek. Door de kijken naar kranten, tijdschriften en pamfletten zal in de verschillende hoofdstukken geprobeerd worden om een antwoord te geven op de vraag hoe de patriotten de publieke opinie probeerde te beïnvloeden. Daarbij is het handig om een verantwoording te geven voor de gebruikte bronnen en de manier waarop die bronnen moeten worden geanalyseerd.

De Nijmeegse neerlandica Lotte Jensen en de letterkundige Nina Geerdink geven in hun bundel een analyse van de manier waarop literatuur werd gebruikt in tijden van oorlog. Het begrip literatuur houdt voor hen meer in dan boeken of reisverslagen, ook pamfletten, kranten en tijdschriften horen erbij.79 Bij literatuuronderzoek moet volgens hen gekeken

worden naar de persuasieve functie van de bron. Dat wil zeggen dat bij de analyse van een bron moet worden meegenomen welk doel de auteur of uitgever voor ogen stond.80 Daarbij

spelen factoren als de achtergrond van de auteur of uitgever een rol, zoals diens plaats van herkomst. Bij oorlogsliteratuur in de vroegmoderne tijd kwam het volgens Jensen en Geerdink vaak voor dat een uitgave de persuasieve functie had een wij-zij gevoel te creëren.81

In de literatuur die hier is onderzocht werd dit wij-zij gevoel opgewekt om de publieke opinie te beïnvloeden: wij, de patriotten, waren beter in de strijd dan zij, de bondgenoten van Oranje. Deze methode geeft handvatten voor de analyse van de verschillende bronnen die in dit onderzoek aan bod zijn gekomen. Daarmee is bepaald in welke mate pamfletten, kranten, en andere publicaties van de pers hebben bijgedragen aan het wij-zij gevoel rond de

gebeurtenissen van het najaar van 1799.

Een manier om oorlogsliteratuur en verslaggeving te onderzoeken wordt ook gegeven door Jensen en Geerdink. De auteurs stellen dat er moet worden gekeken naar de meerwaarde en de functie van een primaire bron. Deze functie is in het geval van literatuur altijd

persuasief. Zeker in het geval van politieke literatuur is de overtuigingskracht van een bron 79 Nina Geerdink en Lotte Jensen, ‘Inleiding’, in: Lotte Jensen e.a. ed., Oorlogsliteratuur in de vroegmoderne

tijd. Vorm, identiteit en herinnering, (Hilversum, 2013), 7-21, aldaar 9.

80 Geerdink en Jensen, ‘Inleiding’, 10. 81 Ibidem, 11 en 14.

(26)

belangrijk. Om oorlogsliteratuur en verslaggeving in de vroegmoderne tijd te analyseren moet dus gekeken worden naar de overtuigingskracht van de bron. Het stellen van de volgende vragen is van belang bij het analyseren van een literaire bron: wat was de boodschap die de bron wilde overbrengen en op welke manier werd die boodschap overtuigend gemaakt? 82 Het

stellen van deze vragen gebeurt actief in het onderzoek. Daarmee geven Jensen en Geerdink een methode die kan worden gehanteerd bij het analyseren van oorlogsliteratuur.

De antwoorden op de methodologische vragen hangen sterk af van de context waarin de bron geschreven is. Daarom is het van belang om de context van dit onderzoek te kennen. Om de methode meer overtuigingskracht te geven is daarom eerder in dit onderzoek

uitgebreid aandacht besteed aan de voorgeschiedenis en globale ontwikkelingen van het conflict in Noord-Holland in 1799.

Jensen en Geerdink behandelen in hun bundel verschillen soorten bronnen die werden gebruikt tijdens conflicten. Twee van de soorten bronnen die zij als voorbeeld geven zijn het tijdschrift en de krant. Het nadeel van de onderzochte periode is dat de relevante kranten maar in zeer beperkte mate beschikbaar zijn voor inzage. Daarom moet bij de analyse gebruik gemaakt worden van onlinemogelijkheden. In Nederland is het sinds 2013 mogelijk kranten online in te zien op de website Delpher. Volgens Van Groesen is Delpher zeer waardevol; het geeft toegang tot bronnen die in vroeger onderzoek bijna nooit werden gebruikt en biedt historici daarmee een compleet nieuw speelveld.83

Hoewel Delpher dus een uitkomst is bij grootschalig onderzoek, kleven er ook nadelen aan. Omdat het digitaliseren van kranten een tijdrovend proces is, stelt de maritiem historicus Michiel van Groesen vast dat veel kranten nog niet online beschikbaar zijn. Daar spelen ook menselijke fouten een rol bij. Een meer technologisch aspect is het lettertype. De achttiende-eeuwse drukpers is gemakkelijker te lezen dan zeventiende-achttiende-eeuwse handschriften, maar sommige letters worden door Delpher toch niet goed begrepen. Daardoor leveren bepaalde zoektermen niet het gewenste resultaat. Bovenal mist de online onderzoeker volgens Van Groesen de historische sensatie die het lezen van papieren exemplaren geeft en die belangrijk is voor een historicus.84 Voor het onderzoeken van pamfletten is de website van de

Koninklijke Bibliotheek, Dutch Pamphlets Online gebruikt. De eventuele problemen die op doen bij het analyseren van de bronnen zijn goed te ondervangen.

Bij het analyseren van de kranten en pamfletten is een aantal afwegingen gemaakt die 82 Ibidem, 10-11.

83 Michiel van Groense, ‘Digital Gatekeeper of the Past. Delpher and the Emergence of the Press in the Dutch Golden Age’, in: Tijdschrift voor tijdschriftstudies, #38, 2015, pp. 9-19, aldaar 10.

(27)

tot een keuze voor de bronnen heeft geleid. Voor pamfletten is heel duidelijk gekeken naar de periode waarin ze zijn uitgegeven. De periode tussen eind augustus en begin december is doorslaggevend geweest bij de gemaakte keuzen. Ook is bij pamfletten gekeken naar het publiek waarvoor het bedoeld was. De focus is een breed publiek die moest worden

geïnspireerd door een boodschap van de auteur. Het zijn dus doorgaans relatief makkelijke beschrijvingen.

Bij kranten ligt de keuze voor de bronnen iets moeilijker omdat er veel kranten beschikbaar zijn op Delpher.nl. Bij de selectie voor kranten is gekeken naar verschillende aspecten. In het geval van hoofdstuk 5 is ten eerste gekeken naar kranten waarvan duidelijk was dat zij voor een patriot-gezinde publiek werden geschreven. Groningen en Haarlem stonden beide bekend als patriot-gezinde bolwerken. De Bataafsche Binnenlandsche Courant verklapte zijn affiniteit als in de titel. Niet alle artikelen in de kranten zijn geanalyseerd. Advertenties, die doorgaans op de laatste pagina’s stonden, of in de schuine kolom op de flanken van de pagina’s zijn niet opgenomen in het onderzoek. De focus bij de analyse lag bij de artikelen die werden aangeduid met Bataafse Republiek, of een variant daarvan. Voor die focus is gekozen omdat het conflict zich afspeelde in de Bataafse Republiek, en berichtgeving en brieven doorgaans onder die kop werden gepubliceerd. Bij de analyse van brieven in kranten is vooral gekeken naar de hoeveelheid brieven die in kranten naar voren zijn

gekomen. Vooral de Groninger courant leek in verhouding veel brieven te publiceren. In de meeste uitgaven van de krant uit Groningen staan in ieder geval vier ingezonden brieven. Een krant als de Nieuwe Haagse Nederland Courant bevatte er zelden een. In het geval van

hoofdstuk 7 is actief gezocht naar een krant die schreef voor een orangistische doelgroep. Uit het onderzoek zal blijken dat dit moeilijker was dan hier wordt aangenomen.

(28)

HOOFDSTUK V: PATRIOTSE KRANTEN

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de opiniërende werking van kranten. Hoe gebruikten de patriotten in het najaar van 1799 politieke kranten om de publieke opinie te beïnvloeden? In het theoretisch kader is vastgesteld dat kranten rond 1799 werden ingezet om de publieke opinie te beïnvloeden. Bij de analyse van de kranten zal blijken op welke manier dit gebeurde. Dit hoofdstuk zal een aantal analysen bevatten van kranten die tussen het begin van het conflict en oktober werden uitgegeven. Voor deze afbakening is gekozen omdat in de periode tussen 27 augustus en 6 oktober de meeste gevechten plaatsvonden. Na 6 oktober kwamen slechts enkele schermutselingen voor totdat de Brits-Russische troepen zich op 19 november terugtrokken.

In dit hoofdstuk wordt gekeken naar drie manieren waarop de krant invloed kon uitoefenen op de publieke opinie. Eerst wordt gekeken naar de berichtgeving in kranten. Daarmee wordt de globale berichtgeving bedoeld die is opgesteld door de uitgever zelf en niet door een externe partij. Hoewel deze berichtgeving als neutrale informatie werd

gepresenteerd, wordt in dit hoofdstuk aangetoond dat de boodschap van deze berichtgeving ook gekleurd kon zijn, om het publieke debat te voeden met informatie die voordelig was voor de patriotten. Daarnaast wordt gekeken naar ingezonden brieven. Voornamelijk de Groninger Courant publiceerde brieven van Bataafse leger- of burgerfunctionarissen. Uit het onderzoek moet blijken hoe deze brieven een bijdrage konden leveren aan de publieke opinie van de patriotten. Tot slot wordt gekeken naar de rol van een held in de publieke opinie. In dit geval treedt de invloedrijke patriot generaal Daendels op het podium. In de analyse van zijn rol bij het beïnvloeden van de publieke opinie wordt gekeken naar brieven die door hem werden gepubliceerd. Ook wordt geanalyseerd hoe Daendels zelf actief invloed probeerde uit te oefenen op de publieke opinie door middel van kranten.

De kranten die aan bod komen tijdens de beantwoording van deze deelvraag zijn allen afkomstig van de website Delpher.nl. Op deze site zijn 2307 kranten uit 1799 te vinden. Van augustus tot december 1799, de maanden van het conflict en de nadagen, zijn 712 kranten gedigitaliseerd. Om vervolgens tot een compacte selectie van bronnen te komen zijn de meeste van deze kranten globaal doorgelezen. Daaruit is gebleken dat sommige kranten, zoals de Groninger Courant, meer egodocumenten als brieven publiceerden dan andere kranten. Andere kranten leken juist meer opiniërend of persuasief te zijn. Door de kranten op deze manier te benaderen, met behulp van het analysemodel van Jensen en Geerdink, is uiteindelijk dit corpus aan bronnen tot stand gekomen. (die keuzecriteria staan toch al op p. 26?)

(29)

5.1 Berichtgeving

Voor het vormen van de publieke opinie is volgens Habermas een goede

informatievoorziening van belang. Informatie werd tijdens de inval van Noord-Holland in 1799 vooral uitgewisseld via kranten en pamfletten. Op 27 augustus 1799 landden de Britten en de Russen op het strand bij Callantsoog. De geallieerde ‘bevrijders’ hadden de exacte plaats van hun landing tot op 27 augustus verborgen gehouden. Niettemin wisten de Bataven en de Fransen wel van een eventuele verrassingsaanval. 85 In een uitgave van de Groninger

Courant op 27 augustus 1799 werd al verslag gedaan over een actie. De berichtgeving onder het kopje ‘Grootbritannien’ gaf een droge opsomming van de troepensterkte van de hertog van York en hoe deze troepenmacht in de dagen voor de landing werd klaargemaakt voor de aanval. De hertogen York en Cumberland gaven leiding aan de Engelse troepen die die dag in Noord-Holland landden. Het was opvallend dat de Bataafse Republiek, onder leiding van de patriotten, op de hoogte was van de aanval. Voor de kusten van de Republiek waren in de dagen voorafgaande aan 27 augustus meerdere vijandige schepen gesignaleerd. De Republiek was echter nog niet op de hoogte van de exacte landingslocatie. 86

Om het publiek op de hoogte te houden van de ontwikkelingen bood de Groninger courant informatie aan. Dit verliep volgens de conceptvorming van Jürgen Habermas over hoe de publieke opinie kan worden gevormd. 87 Uit de informatie bleek dat er een aanval zou

komen die de rechtmatige leider van de Republiek in zijn positie moest herstellen. De

suggestie werd gewekt dat deze aanval een veroveringscampagne van de Britten en de Russen betekende, die met superieure troepen de oversteek maakten. Zo werd berichtgeving die neutraal scheen toch gebruikt om de publieke opinie naar de hand van de patriotten te zetten.

Enkele dagen na de inval van de Britten en de Russen bij Callantsoog stonden de Nederlandse kranten vol berichtgeving over het conflict. De Binnenlandsche Bataafsche courant gaf op 30 augustus van het jaar 1799 een extra editie uit die berichtte over de reactie van de politiek op de inval in Noord-Holland. Bij de analyse van deze uitgave van de

Binnenlandsche Bataafsche courant heeft het waarde om de positie van dit dagblad te analyseren. Na de Omwenteling van 1795 was het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek op zoek naar een courant die als spreekbuis van de staat kon fungeren. In 1798 85 Uythoven, van Voorwaarts, Bataven! 14.

86 ‘Groninger courant, 28-08-1799’ , Delpher.nl, https://www.delpher.nl/nl/kranten/view?query=&facets

%5Bperiode%5D%5B%5D=2%7C18e_eeuw%7C1790-1799%7C1799%7C&page=4&coll=ddd&resultscoll=dddtitel&identifier=ddd %3A010159056%3Ampeg21%3Ap001 bezocht op 29-05-2018.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Twijffel daar geen oogenblik aan; en houd dit vrij altijd voor een' stelregel: al wie zijn Vaderland aan zijn eigenbelang durft opofferen, zal Vriend, Minnaaresse, noch Echtgenoote

3) Oorzakelijk verband tussen de schending van een resultaats- verbintenis met betrekking tot de medische behandeling en de lichamelijke schade. Bestaan van een oorzakelijk

Voor sommige instrumenten zijn voldoende alternatieven – zo hoeft een beperkt aantal mondelinge vragen in de meeste gevallen niet te betekenen dat raadsleden niet aan hun

Deze middelen worden ingezet voor het integreren van de sociale pijler (onder andere wonen – welzijn – zorg) in het beleid voor stedelijke vernieuwing en voor

Als hij/zij een ernstige fout heeft gemaakt Als hij/zij niet integer is geweest Als inwoners gemeente geen vertrouwen meer hebben Als gemeenteraad geen vertrouwen meer heeft

We leven in hel tijdperk van de revolutionaire hervorming van de wereld. De macht en het gezag van het land van de Grote Oktoberrevolutie en van het

Hoewel de orangisten met de patriotten van mening verschilden over de definitie van een vrije Republiek en van mening waren dat niet de volkssoevereiniteit maar de stadhouder deze zou

Een ogenblik sloot zij haar ogen en toen zij die weer opende, zei ze: ‘Ik wil graag dominee, als ik er niet meer ben, dat u de andere kinderen van het dorp wilt zeggen, hoe goed