• No results found

levensbeschouwing_sv-1

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "levensbeschouwing_sv-1"

Copied!
81
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Levensbeschouwing, mens en markt

Samenvatting van Marie Torrelle en Julie Somers, a.d.h.v. samenvatting op Weducforum. 2014-2015

Inhoudstafel

Inhoud

Levensbeschouwing, mens en markt...1

Inhoudstafel...1

Voorwoord...6

Hoofdstuk 1: Westerse tradities...7

Inleiding...7

1. Jodendom...7

1.1 Verspreiding, oorsprong en strekkingen...7

1.2 Godsbeeld...8

2.3 Teksten...9

1.4 Religieuze praktijk...9

1.5 Beladen verleden en gecontesteerd heden...11

2. Christendom...13

2.1 Verspreiding...13

2.2 ‘Joodse sekte’...14

2.3 Geloofsleer...15

2.4 Religieuze praktijk...16

2.5 Eerste grote splitsing: katholieke versus orthodoxe Kerk in 1054...18

2.6 Tweede grote schisma: de reformatie en de Church of England...19

3. Islam...23

3.1 Verspreiding, oorsprong en strekkingen...23

3.2 Leer en praktijk...26

(2)

Hoofdstuk 2: Oosterse tradities en atheïsme...35

Inleiding...35

1. Hindoeïsme...36

1.1 Verspreiding en vedische oorsprong...36

1.2 Algemene kenmerken...37

1.3 Het kastensysteem...39

2. Boeddhisme...40

2.1 Verspreiding...40

2.2 Het leven van Boeddha...41

2.3 De boeddhistische leer (dharma)...41

2.4 Boeddhistische strekkingen...42 3. Sikkhisme...43 4. Jaïnisme...45 5. Atheïsme...45 5.1 Niet-geaffilieerden...45 5.2 Terminologische verheldering...46 5.3 Historiek...48

5.4 Is atheïsme een levensbeschouwing?...50

Hoofdstuk 3: Religie en levensbeschouwing in België...51

1 Historische achtergrond...51

1.1 Kerstening, middeleeuwen en kloosterleven...51

1.2 Reformatie en Nederlandse opstand...52

1.3 Contrareformatie en Verlichting...53

1.4 Belgische onafhankelijkheid...55

2 Kerk-staat verhouding in België...55

2.1 Het Belgische kerk-staat model...55

(3)

3 Levensbeschouwing en onderwijs...57

3.1 Eerste Schoolstrijd (1878 – 1884)...57

3.2 Tweede Schoolstrijd (1950-1958) en het schoolpact...58

3.3 Grondwet 1988 en bijkomende erkende levensbeschouwingen...59

3.4 Huidige situatie...59

4 Het gewijzigde levensbeschouwelijke landschap...60

4.1 Secularisering en ontkerkelijking...60

4.2 Ontzuiling...62

4.3 Diversiteit...63

Hoofdstuk 4: Kleine geschiedenis van religieuze(in)tolerantie...66

1 Inleiding...66

2 De tweezwaardenleer...66

2.1 Machtsstrijd...66

2.2 Res mixtae...67

2.3 Bevoegdheidsverdeling is geen scheiding van kerk en staat...67

3 Tolerantie in de Middeleeuwen...67

3.1 Ketters en ongelovigen...68

3.2 De legitimiteit van dwang en geweld...68

3.3 Tolerantie als second best opinion...68

4 Het einde van de reconquista...69

5 Erasmiaanse tolerantie...70

6 Doorbraak van het protestantisme...71

6.1 Vrede van Augsburg en Westfalen...71

6.2 Edict van Nantes...72

7 De weg naar godsdienstvrijheid als individueel recht...72

7.1 Locke...73

(4)

7.3 De politiek volgt...74

7.4 Mill: Over de vrijheid...74

8 Conclusie...76

Hoofdstuk 5: Hedendaagse politiek liberalisme...76

Hoofdstuk 6: Wetenschap en zingeving...77

1 De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens...77

1.1 Praktisch belang van kennis...77

1.2 ‘We know more than we can tell.’...77

1.3 Wetenschap en techniek...77

1.4 Definitie van wetenschap...77

1.5 Het mythische denken...78

1.6 Het moderne wetenschappelijke denken...78

1.7 De morele waarde van kennis...79

1.8 Kennis om de kennis...79

2 De zingevende interesse van de mens...79

2.1 Wetenschap en leefwereld...79

2.2 Wetenschap is zelf ingebed in een ruimer geheel...80

2.3 Erklären – Verstehen...80

2.4 Zinvragen...80

2.5 Zin ervaren, niet creëren...81

2.6 Zingeving en wetenschap...81

2.7 Het (ongelijk) van Wittgenstein, deel 1...82

2.8 Comtes wet van de drie stadia...83

2.9 Het (on-)gelijk van Wittgenstein, deel 2...83

3 Wetenschap en religie – kenmerken van een moeilijk debat...84

3.1 Is ‘wetenschap vs. religie’ gelijk aan ‘ongelovigen vs. gelovigen’?...84

(5)

3.3 Naturalisme en macht...85

Gastcollege 1: India...86

De Indiase religie...86

(6)

Voorwoord

Levensbeschouwelijke landschap in West-Europa is sterk gewijzigd: o Seculariseringtendens (=afname in de invloed van religie)

 gepaard met vorm van (mentale) ontzuiling o Toegenomen levensbeschouwelijke diversiteit

o Aanhoudend maatschappelijk debat over religie in de publieke ruimte Actief pluralisme ( UA):

geen levensbeschouwing, maar een houding t.a.v. levensbeschouwingen. Reflectiecentrum opgericht door UA: Pieter Gillis.

o Dit centrum wil bijdragen aan een elementaire levensbeschouwelijke geletterdheid die nodig is om genuanceerd om te gaan met levensbeschouwelijke thema

o Studenten uitnodigen om levensbeschouwelijke zaken bespreekbaar te maken en erover na te denken

Levensbeschouwingen spelen in op zinvragen en existentiële vragen die mensen zich stellen o centrale rol: het heilige en de dood

o ‘Band tussen het eindige en oneindige, tussen het relatieve en het absolute, met als centraal vraagstuk dat van de eindigheid of om het duidelijk te zeggen, dat van de dood’.

o zowel opvattingen als praktijk

Marxisme, anarchisme, nationalisme en socialisme

o bezig met samenleven, niet met het mysterie van het zijn en de (on)zin van ons bestaan

o niet verder besproken

Religiewetenschapper Ninian Smart: 7 dimensies o Ritual o Doctrinal o Mythical or narrative o Experimental or emotional o Ethical or legal o Organisational or social o Material or artistic

Elke religie is een particuliere combinatie van enkele of meerdere van deze dimensies Godsdiensten:

vooral element van verticale transcendentie en dragen een moment van heteronomie in zich o bovennatuurlijk beginsel buiten en boven de mens(heid)

o Atheïsme

bevraagt, verwerpt of acht onmogelijk het bestaan van dergelijk bovennatuurlijk beginsel

(7)

o Boeddhisme en jaïnisme

(8)

Hoofdstuk 1: Westerse tradities

Inleiding

3 monotheïstische openbaringsgodsdiensten: jodendom, christendom & islam o gaan alle drie terug op figuur van stamvader Abraham

o elk: eigen openbaringstraditie, maar bouwen op elkaar voort o Godsdiensten van het boek (heilig schrift heeft belangrijke rol) o oorsprong: Midden-Oosten ↔ ‘Westerse tradities’

o ‘Oosterse tradities’

= hindoeïsme, boeddhisme, sikkhisme, jaïnisme, taoïsme, confucianisme, shintoïsme Ontstaan in Azië en ook voornamelijk daar geconcentreerd

1. Jodendom

1.1 Verspreiding, oorsprong en strekkingen

o Stamvader = Abraham (net zoals bij islam en christendom) > God stuurt Abraham weg op zoek naar het Beloofde Land o ‘Beloofde Land’ = Kanaän of Israël, met Jeruzalem als hoofdstad o Uittocht uit Egypte onder leiding van Mozes

o Historisch oogpunt: weinige kennis over Abraham en Mozes

o Van alle religies is en was het jodendom geneigd tot migratie: 25% van de joden woont niet meer in het land van geboorte (diaspora = verstrooid wonen der joden) 7e-8e eeuw v.C. ontstaan van joodse monotheïsme en messianisme

o gepaard met nationalistisch programma dat zuid-Kanaän (Juda, jahwistische traditie) met vluchtelingen ut noord-Kanaän (Israël, elohistische traditie) moest verenigen

o godsdienst ingezet als middel om te verenigen o streven naar eenheid rond één God

o Jeruzalem: hoofdstad

o verhalen over vroeger eengemaakt rijk (onder koning Saul, David en Salomo)

587 v.C. Gebied ingenomen door Babyloniërs (Babylonische ballingschap) o joodse (politiek) messiaanse en monotheïstische traditie verdiept

en verder uitgewerkt

o idee van goddelijke schepping

6e eeuw v.C. Perzen aan de macht

o joden kunnen terugkeren o herbouwen tempel in Jeruzalem

Ten tijde van Jezus (jaar 70 ongeveer) heerschappij van de Romeinen

o verwoesten tempel: overblijfsel = westmuur = klaagmuur

(9)

135 na C. jaar waarin anti-Romeinse opstand van Simon Bar Kochba wordt neergeslagen o nadien: joodse gemeenschap leeft voornamelijk in diaspora

 eerst rond Middellandse zee, nadien ook Oost- en West-Europa  verschillende etnische en culturele invloeden

o Sefardische joden (Portugal, Spanje, Noord-Afrika) o Jemenietische joden (Jemen)

o Asjkenazische joden (Midden- en Oost-Europa, Rusland)  80% o Oriëntaalse joden (Oezbekistan, Azerbeidzjan, Dagestan,

Georgië)

18e eeuw ontwikkeling chassidische jodendom olv. Bel Eliëzer

o Beter bekend als Baal Shem Tov – Meester van de goede naam

o zwarte kledij, hoed/keppel, zwarte pijpenkrullen, vrouwen verplicht hoofd bedekken…

o = orthodoxe strekking

18e-19e eeuw ontstaan liberale strekkingen van jodendom

o onder invloed van Verlichting in Duitsland en de VS

ME Bloei van Kabbala

o Kabbala

= mystieke strekking die aanstuurt op ontmoeting met de transcendente God door persoonlijke ervaring en vervoering, eerder dan door studie kennis op te doen over god

1.2 Godsbeeld

o Eerste, duurzame, monotheïstische religie

o God = schepper van hemel en aarde, heerst over alle natuurwetten ! geen natuurgoden; wel beïnvloed door bijv. zonnegodverering (Egypte) o God is transcendent (verheven boven natuur en wereld)

kan niet gevat of beschreven worden

is onzichtbaar en mag niet worden afgebeeld zijn naam mag niet worden uitgesproken slechts in metaforen te karakteriseren.

o Hij wordt heer (Adonai) genoemd en schriftelijk aangeduid als: YHWH (Hebreeuws voor ‘zijn’)

 God toonde zich aan Mozes als brandende braambos en maakte zich kenbaar als ‘ik ben die is’

o God sluit exclusief en eeuwig verbond met Israëlieten:

 God zal hen beschermen en het volk moet Hem trouw blijven o Geen missionair karakter

o Hij is in essentie de uitdrukking van hoop op bevrijding (‘beloofde land’), maar kan mensen ook op de proef stellen

(10)

o Hellenistische periode: intrede van geloof in een leven na de dood (4e-2e E vC)

o Messiaanse verwachting: aankondiging van bevrijder (als gezant van God)  hier: (joods-)christenen scheiding van joodse traditie

 Christenen: Jezus is de verlosser

2.3 Teksten

o Genesis en Exodus (1)

 Vroege geschiedenis van joodse volk  gaan terug op oudere, vaak orale, tradities o 3 wetboeken: Leviticus, Numeri en Deuteronomium (2) o (1) + (2): ‘vijf boeken van Mozes’

= de Thora (joodse wet) = Pentateuch

o Tenach

 bevat Thora, profetische boeken (nevi’im) en 11 zogenaamde heilige geschriften (ketuvim)

o Thora

 613 geboden en voorschriften  300 gelden vandaag nog effectief

200 n.C. Misjna

o = mondelinge traditie van joodse wet opgeschreven

o vormt opnieuw uitgangspunt voor verdere rabijnse discussie in verschillende joodse gemeenschappen

o discussie: vermeld in Talmoed van Jeruzalem (400 nC) en Babylonische Talmoed (500 nC)

Thora, Misjna en Talmoed

o hertalen naar hedendaagse levensvoorschriften o = Halacha (als het over de wet gaat)

= Haggada (als het over niet-juridische zaken zoals liturgie gaat)

1.4 Religieuze praktijk

o Geen centraal leergezag o Orthopraxie

 = juiste observantie van religieuze (wettische) voorschriften  ↔ orthodoxie bij christendom (= juiste leer)

o Morele voorschriften, kledingvoorschriften, bepalingen over reinheid, richtlijnen voor het vieren van de heilige sabbat

Sabbat = zaterdag

= zevende dag van de joodse week

= rustdag door JWHW voorgeschreven in de 10 geboden

= herdenking van Gods rustdag na de schepping en verbond tss God en joodse volk

(11)
(12)

Kashrut = koosjerspijswetten o geen varkensvlees

o dieren onverdoofd slachten + moeten uitbloeden o melk en vlees altijd gescheiden

Gebed

o ochtend, middag en avond in de synagoge

o Sabbat + feestdagen: Extra gebedsdienst

o Belangrijke rituele voorwerpen: rollen van de Thora en zevenarmige kandelaar of ‘menorah’ (symboliseert de brandende braamstruik van Mozes).

Belangrijke joodse religieuze feestdagen:

o Chanoeka (Hannukkah) = feest van 8 dagen, vieren van de overwinning van licht op duisternis, kandelaar met 9 armen (elke avond extra licht aansteken)

o Paasfeest (Pesach) = herdenken bevrijding uit slavernij door uittocht uit

Egypte

 duur: 7 dagen

 midden v 7e maand van joodse kalender (maart-april) o Loofhuttenfeest (Soekot) = herdenking van 40 jaar durende omzwervingen in de

woestijn tussen Egypte en het Beloofde Land, toen het volk van Mozes in hutten verbleef

 15e dag van eerste maand van joode kalender o Rosh Hashana

 eerste 2 dagen van joodse kalender

 synagoge: 100x op sjofar (ramshoorn) geblazen

 als symbool voor goed jaar worden zoete dingen gegeten o Jom Kippoer

 Volgt op Rosh Hashana

 Na Rosh Hashana: enkele dagen van soberheid  op 10e dag van het nieuwe jaar

 = grote verzoendag

= heiligste feest van joden, enige dag waarop hogepriester het heiligste deel van de tempel van Jeruzalem betrad om volk met God te verzoenen

= dag van vasten en boetedoening

 traditioneel: 1 geit van rots gooien, 1 geit in de woestijn sturen met ‘alle zonden van Israël

Verschillende overgangsrituelen

o Hebreeuwse naamgeving bij geboorte

o Besnijdenis na 8 dagen bij jongens

o Bar Mitswa volwassen worden van 13-jarige jongens

 vanaf dan onder de joodse wet

 tijdens plechtigheid voorlezen uit Thora o Huwelijksritueel

(13)

o Rituelen bij het overlijden

! Binnen liberale strekking ook Bat Mitswa voor 12-jarige meisjes

1.5 Beladen verleden en gecontesteerd heden

In christelijk Europa

o Joden: wantrouwig bejegend

o momenten van tolerantie, afgewisseld met periodes van actieve vervolging o kerk en kerkvaders: theologische reden

= joden werden mee verantwoordelijk geacht voor de kruisdood van Jezus die ze niet als de Messias erkennen

 kerk verwierp gebruik van geweld tegen joden

 pas sterkere kerkelijke weerstand tov joden vanaf 12e eeuw

Economisch succes van joden o groter wantrouwen

o joden hadden monopoliepositie inzake het verlenen van leningen met rente (expliciet verboden voor christenen)

o joden vaak extra belast

 Kerk (ook Thomas van Asuino) keurt dit goed

joden hebben grote schuld af te lossen en behoren daarom toe aan de christenen als slaven

 1147: Venerabilis

joden moeten kruistochten mee financieren; jodendom = synagoge van Satan; Joden hebben het intellect van beesten (Zijn het wel mensen?)

 1136: Abelardus

open houding; geloof sluit het gebruik van gezond verstand niet uit In volksgeloof

o joden beschuldigd van rituele (kinder)moorden en ontheiliging van hostie o kerk betwiste deze beschuldigingen

o ook associatie tussen joden en uitbreken van de pest (14e eeuw)

10e – 12e E af en toe intellectuele bloeiperiode voor sefardische jodendom onder

islamitische regime in Spanje

Late ME grotere intolerante houding tav joden

1215 vierde Lateraans concilie: joden moeten herkenbaar zijn o dragen gele lap en punthoed

1391 vervolging joden in Sevilla, Cordoba en Valencia

o veel joden bekeren tot het christendom (judeoconversos, marranen) o ontsnappen aan vervolging en mogelijkheid tot opklimmen tot

(14)

1478 Oprichting Spaanse inquisitie

1492 joden verplicht zich te bekeren of te migreren door uitdrijvingsedict o bekeerde joden bleven echter in gevaar voor vervolging

Door vervolging en onverdraagzaamheid

o veel joden vluchten naar Polen, weg uit Duitsland (hier waren ze eerst welkom) o 1648 gewelddadige kozakkenopstand

kozakken = nomadenstam in Oekraïne die onder Pools bestuur stond  streden tegen Poolse adel en landeigenaars en tegen joden  honderdduizenden omgekomen

2e helft 19e E joden slachtoffer van tsaristisch geïnspireerde pgroms en razzia’s

o vluchten naar West-Europa en VS (Red Star Line, tss 1873 en 1935)

Holocaust = Shoah

o heel Europa systematische vervolging en deportatie van joden o oplossing voor ‘jodenprobleem’

o 6 miljoen slachtoffers, velen vluchten weg uit Europa 1948 Oprichting staat Israël

o veel joden keren terug naar Midden-Oosten

o idee van een joodse staat komt terug na WOII met steun van geallieerden Laatste ¼ v 19e E Zionistische beweging ontstaan

o ijveren voor creatie van onafhankelijke joodse staat

Einde 19e E grote joodse emigratiegolven naar (toenmalige) Palestina

o ontstaan van belangrijke joodse gemeenschap = de ‘Yishuv’ o onder impuls van zionisme en druk van antisemitisme 1948 VN deelt Palestina op in Arabische en Joodse staat

o Yishuv roept haar onafhankelijkheid uit als staat Israël

o na onafhankelijkheidsstrijd: Israël meer grondgebied dan oorspronkelijk voorzien

o veel Palestijnen gevlucht naar Libanon, Westelijke Jordaanoever en Gazastrook

o Arabische wereld erkent Israël niet: breekt strijd uit over grenzen 1964 PLO (Palestijnse bevrijdingsorganisatie) opgericht

o doel: joodse staat ongedaan maken

1967: 6daagse oorlog

o Israël verovert Gazastrook en het schiereiland Sinaï op Egypte, de Westelijke Jordaanoever op Jorandië en Golanhoogten op Syrië o Israël begint met bouw van Joodse nederzettingen

(15)
(16)

1973 Jom Kippoer oorlog

o tevergeefse poging van Syrië en Egypte om grondgebied terug te winnen 1978 Akkoorden van Camp David

o eerste doorbraak in vredesproces

Midden jaren ’90 Oslo akkoorden (enkele jaren na 1e intifada = Palestijns verzet) o PLO erkend door Israël als vertegenwoordiger van Palestijnen o PLO belooft terrorisme tegen Israël te staken

o Nobelprijs voor Vrede (1994) voor PLO-leider (Yasser Arafat), Israëlische premier (Yitzchak Rabin), Israëlische minister van Buitenlandse zaken (Shimon Peres)

Conflict nog niet opgelost

o Palestijnse vluchtelingenproblematiek o Terreurdreiging

o Muur tussen Israël en Westbank

o Politieke en economische instabiliteit in Palestijnse gebieden o Onduidelijkheid over statuut van Jeruzalem

o Joodse nederzettingen o Hamaz en Hezbollah o Etc.

2. Christendom

2.1 Verspreiding

o Grootste en meest verspreide religie o Katholicisme

 dominant in grote delen van Midden- en Zuid-Amerika, zuidelijk Europa o Reformatorische strekkingen (lutheranen en calvinisten)

 populairder in Noord-Europa en VS  Calvinisten: VS en Nederland

 Lutheranen: Duitsland en Scandinavische landen o Protestantse traditie

(Anglicaanse kerk meegerekend ook al is dit strikt genomen niet correct) o Protestantse Pinksterbewegingen en ‘Evangelicals’

 groeiende aanhang in Latijns-Amerika, delen van Afrika en in kosmopolitisch getinte Europese steden

o Grieks en Russisch orthodoxen

 vooral in Oost-Europa en Rusland o Mormonen en Jehova’s getuigen

o Christenen vaak in meerderheidspositie in een land  niet in Arabisch-islamitische landen

(17)

2.2 ‘Joodse sekte’

o Ontstaan vanuit joodse traditie

 zeer expliciete messiaanse verwachting en kritiek op rigorisme (rigorisme = streng naleven van wetten en geboden)

o Christelijke Bijbel: Oud en Nieuw Testament  Oud Testament

≈ joodse Bijbel (Tenach) maar in een andere volgorde  Nieuw Testament: nieuw verbond

Jezus = figuur die joodse messiaanse profetieën uit het Oude Testament vervult

Nieuwe Testament: 4 canonieke evangeliën (= blijde boodschappen) + brieven + Openbaring > verhalen over het leven van Jezus Christus (maar pas veel later na zijn dood opgeschreven)

o Marcusevangelie ca. jaar 70

 twee andere synoptische evangeliën (Mattheus en Lucas zijn hier waarschijnlijk ook op gebaseerd in combo met onbekende bron Q die Marcus niet had) o Mattheusevangelie

o Lucas evangelie

o Johannesevangelie ca. 90-110

o Handelingen der apostelen

 ‘historisch boek’; geschreven door evangelist Lucas  beschrijving van vorming van 1e christelijke

gemeenschappen o Brieven

 Deze van Paulus zijn het belangrijkst en het oudst

o Openbaring: = Apocalyps

 toegewezen aan evangelist Johannes (twijfel hierover) !! Geen van de evangelisten heeft Jezus gekend (niet verwarren met apostelen – Jezus’ leerlingen)

Evangelies geloof verkondigen, geen geschiedschrijving o over ‘historische Jezus’: weinig bekend

o waarschijnlijk is er een Joodse charismatische figuur geweest die rondging in Palestina

o onwaarschijnlijk dat hij 12 apostelen had, wel volgelingen die na zijn dood geloofden in het Messias verhaal

Verschilpunten met het jodendom

o Incarnatie of vleeswording van God in de mens Jezus

 Christelijk feest: Kerstmis (geboorde van Jezus herdacht) o Messias is in persoon Jezus op aarde gekomen

 = verlosser waarop joden al zo lang wachtten

 verlossing = liefde van God voor alle mensen, niet soort van politieke revolutie o Christelijke heilsboodschap is universeel, bedoeld voor heel de wereld

(18)

 ↔ joden geloven het ‘uitverkoren’ volk van God te zijn o Omgang met wettelijke voorschriften

 Christenen: telt alleen het dubbele liefdesgebod: bemin God, en bemin je naaste zoals jezelf

 joden: 613 geboden uit Thora o Gericht op hiernamaals

 geloven in verrijzenis van Jezus en algemene wederopstanding uit de doden  geloven in verrijzenis van ziel en lichaam (hel, hemel of vagevuur)

 recente theologie: concept van hel rijmen met algoedheid en vergevingsgezindheid van God

! Ook op ritueel vlak: aantal gelijkenissen en verschillen

2.3 Geloofsleer

o Transcendente God (overstijgt alle natuurlijke fenomenen, schepper van hemel en aarde) o Monotheïstische godsdienst

o Kern van geloof

 = gemeenschappelijk voor alle christenen

 zoals opgetekend op het concilie van Nicea (325) in apostolische geloofsbelijdenis  geloofsbelijdenis

= resultaat van strijd rond ‘juiste leer’ (orthodoxie)

(was Jezus Christus louter menselijk, zuiver goddelijk of zowel menselijk als goddelijk?)

313 Officiële erkenning van christendom door Constantijn (Romeinse keizer)

325 Gekozen voor formulering ‘homo-ousios’

o = Christus is één in wezen met de Vader

o Jezus blijft binnen Drie-Eenheid (Vader – zoon – Heilige Geest) op dezelfde hoogte van God

o Jezus: voortgekomen uit God, maar niet door God geschapen

451 Concilie van Chalcedon

o Jezus is 1 persoon met 2 naturen (goddelijke + menselijke) o Nestorianisme = ketterij (Beschouwen Jezus als 2 personen)

Orthodoxie

o Vraag naar de ‘juiste leer’

o Christendom = godsdienst van de interpretatie o Ontstaan van ketters

o 9 kruistochten (tussen 11e – 13e E) tegen Jeruzalem (Moslims) o 1492: missionering van de nieuwe wereld

Zoektocht naar de juiste leer

o 1e eeuwen: leer aftoetsen aan Griekse filosofie

 Rationeel systeem met legitieme waarheidsaanspraken  Griekse wijsbegeerte verzoenen met christelijke

(19)

 Neo-Platonisme = dominante wijsgerige strekking

o 354-430 Augustinus

 Eerste sluitende synthese van Platoonse wijsbegeerte en christelijke geloofsleer

o Late ME Herontdekking van Aristotelische wijsbegeerte

 Via Arabische cultuur vanuit Spanje weer naar Europa

o 1225 – 1274 Thomas van Aquino

 Grootse synthese tussen geopenbaarde, bovennatuurlijke christelijke waarheid en menselijke, natuurlijke verstand  Bouwt verder op Augustinus maar in overeenstemming met de

aristotelische filosofie

 Natuurlijke rede (lumen naturale) + goddelijke openbaring  Vandaag nog steeds gesteund door Rooms-Katholieke Kerk  Thomistische natuurrechtsdenken

 Nu nog uitgangspunt voor heel wat ethische kwesties (vb. geen homoseksualiteit)

Christelijke filosofie

o Geopenbaarde geloofswaarheden verhelderd met het versant

o Fides quaerens intellectum (geloof op zoek naar verstandelijk inzicht) van Anselmus van Canterbury

o Formulering van aantal godsbewijzen

 Thomas van Asuino in ‘Summa Theologiae’

 Beschrijving 5 wegen (quinque viae) die het bestaan van God rationeel bevestigen

 God eer bewijzen met het menselijk verstand

2.4 Religieuze praktijk

Handelingscomponenten

o Boodschap van Jezus uitdragen door de navolging van Christus in het dagelijkse leven o Door gebed en bijbelstudie (vooral bij protestantse tradities)

o Vervullen van belangrijkste geboden van Jezus (Heer liefhebben met heel uw hart, ziel en verstand) o 10 geboden van Mozes

Sacramenten

o Middel om spirituele zegening te ontvangen o Uiterlijk teken van innerlijke beleving

o Katholieken en orthodoxen: 7 sacramenten

 Eucharistie Belangrijkste viering

Herdenking van Laatste Avondmaal Na ‘Onze Vader’: te communie gaan *  Biecht

 Doopsel  Vormsel  Huwelijk

(20)

 Ziekenzalving  Priesterwijding o Protestanten: 2 sacramenten

 Doopsel  Eucharistie

(* te communie gaan = diepe vorm van communicatie met Jezus waarbij gelovigen de hostie of het lichaam van Christus tot zich nemen)

Belangrijke hoogdagen

(Sommige door alle christenen anderen enkel binnen bepaalde strekking) o Pasen

 Gaat terug op joodse traditie

 Herdenken verrijzenis van Jezus Christus  Goede week

 Witte donderdag Laatste avondmaal (elke eucharistieviering)

 Goede Vrijdag Lijden en kruisdood Jezus

 Stille Zaterdag Ontdekking lege graf

 Pasen Verrijzenis

o Aswoensdag

 40 dagen voor Pasen

 Voor Katholieken en orthodoxen (en sommige protestanten)  Begin Vastentijd of Veertigdagentijd

 Periode van vasten en bezinning op de feitelijke christelijke levenspraktijk o Hemelvaart

 40 dagen na Pasen

 Tussen deze dag en Pasen: Jezus zou regelmatig bij zijn lln zijn verschenen  Op Hemelvaart komt hij voorgoed thuis bij Heer in de Hemel

o Pinksteren

 50 dagen na Pasen

 Volgeling van Jezus ontvangen inspiratie van de Heilige Geest

 Lln krijgen zendingsopdracht, opdracht om de boodschap van Jezus te verspreiden  Gaat ook terug op de joodse traditie

o Kerstmis

 25 december

 Geboorte van Jezus en dus komst van Gods Zoon in de wereld

 2 v 4 canoniek evangeliën (Lucas en Matteüs) bevatten een erg verschillend kerstverhaal

 Einde van adventsperiode o Advent

 Begint op 4e zondag voor kerstmis o Driekoningen

 6 januari (week na Kerstmis)

 Verwijst naar openbaring of verschijning van God (epifanie) aan alle volken op aarde

(21)

 Eerst: 3 wijzen maar door koninklijke geschenken (goud, wierook, mirre) drie koningen

o Maria Lichtmis

 2 februari, 40 dagen na Kerstmis

 Gaat terug op de joodse traditie: jonge moeder moet zich 40 dagen na de bevalling reinigen in de tempel en elke mannelijke eerstgeborene aan God opdragen

 Kaarsen aansteken en zegenen, soms gedragen in lichtprocessie

(omdat oude, vrome Simeon blij was ‘het licht van de wereld’ gezien te hebben) o Allerheiligen

 1 november  Eren van heiligen

 Heiligen = mensen die door hun manier van leven een heilzaam voorbeeld waren o Allerzielen

 2 november

 Herdenken van alle overledenen

! Binnen Protestante en orthodoxe traditie zijn Allerheiligen en Allerzielen geen hoogdagen Collectieve geloofsbeleving

o Vooral katholieke en orthodoxe kerken o Traditionele processies en bedevaartsoorden o Wereldjongerendagen

Pausen

o 1920 – 2005 Poolse paus Johannes-Paulus II

 Eerste niet-Italiaanse paus sinds 1523  Reisde de wereld rond

 In 2014 heilig verklaard

o Opvolger Benedictus XVI

 Keek streng toe op orthodoxie

 Eerder afstandelijk, intellectueel imago  Afgetreden in 2013

o Opvolger Franciscus

 Verwijzend naar Franciscus van Assisi, stichter van Franciscanen (Minderbroeders)

 Authentiek spreken  Streven naar soberheid

2.5 Eerste grote splitsing: katholieke versus orthodoxe Kerk in 1054

Ecclesia

o Originele Griekse woord voor kerk

o Verwees naar relatief kleine geloofsgemeenschappen die zich vooral in stedelijk verband organiseerden

(22)

o Door culturele en theologische verschillen tussen Griekse oosten en het Latijnse westen

o Door geschillen over machtsverhoudingen

o Orthodoxe kerken in het oosten: Constantinopel als hoofdstad Theologische aanleiding = filioque-kwestie

o Rome: Heilige geest is ‘uit zowel de Vader als de Zoon (filioque) voortgekomen

o Orhodoxe: Geest is alleen uit de Vader voortgekomen (en niet uit de Zoon)

Andere aanleiding

o Rome meent het christelijke centrum te zijn  Met begraafplaats van Petrus

 Katholieke pausen beweren de rechtmatige opvolgers te zijn van Petrus  Bekleden het Petrus-ambt

o Oosterse kerk: minder centralistische trekken

 Geen hiërarchisch verschil tussen Petrus en andere apostelen  Petrus is hooguit een ‘primus inter pares’

 Lokaal geleid door patriarchen en metropolieten, zonder centrale paus  Oecumenisch patriarchaat van Constantinopel: traditioneel de belangrijkste  MAAR ook Grieks, Russisch, Roemeens, Servisch en Bulgaars orthodoxe kerk

hebben elk eigen patriarch

 Meer ‘conciliair’ en dus meer ‘democratisch’ model  Politiek vlak: erg verweven met de staat

 Caesaropapisme: wereldlijke leider is ook geestelijke leider

Inhoudelijke verschillen

o Op het gebied van echtscheiding

 Orthodoxe kerk: tot 2x toegestaan

o Orthodoxe kerk erkent dogma’s niet die Rooms-Katholieke Kerk na splitsing heeft afgekondigd

 Onbevlekte ontvangenis (1854)  Onfeilbaarheid van de Paus (1870) o Religieuze praktijk

 Orthodoxe kerk: iconen hebben een belangrijke plaats

 Rooms-Katholieke kerk: afbeeldingen van Jezus, Maria en bijbeltaferelen voornamelijk pedagogische bedoeling;

functie icoon eerder spiritueel

 Orthodoxe kerk: boog tussen altaar en gelovigen staan iconen opgesteld = iconostase

o Nog andere Oosterse kerken

 Orthodoxe kerk is niet van toepassing voor alle oosterse kerken  Egypte (Koptische Kerk), Armenië, Syrië, Ethiopië

2.6 Tweede grote schisma: de reformatie en de Church of England

2.6.1 Luther en Calvijn

(23)

o Reactie op aflatenhandel van dominicaan Johann Tetzel ten voordele van bouw van Sint-Pietersbasiliek te Rome

o Massaal verspreid

o Veel weerklank in Duitse rijk

o 1519: veroordeling Luther door theologische faculteiten Leuven en Keulen

o 1520: veroordeling Luther in pauselijke bul Exsurge Domini (‘Sta op Heer’)

o 1521: Rijksdag van Worms: verantwoorden voor keizer Karel V en rijksvorsten

o Luther in de rijksban

o Duikt onder op de Wartburg bij Eisenach en werkt aan Duitse vertaling van het Nieuwe Testament

Luther wordt wel gesteund door sommige wereldlijke heersers: o Passen hun bestaande kerk stapsgewijs aan

o 1522: Rijksdag te Spiers

 5 hervormingsgezinde vorsten en 14 steden dienen bezwaarschrift in = Protestation

o 1531: protestantse vorsten en rijksteden verenigen zich in Schmalkaldische verbond  Ijveren voor erkenning van het lutheranisme

o 1546: oorlog met Karel V (1555: einde oorlog met vrede van Ausburg)

Hervormingen van het lutheranisme

o Afschaffing van de vele katholieke niveaus van bemiddeling tussen God en mens  Katholicisme: God is haast tastbaar aanwezig in dingen, op religieuze plaatsen

en in personen

 Protestantisme: houdt letterlijk en figuurlijk een beeldenstorm  Gelovige is zelf zijn eigen priester; zelf rechtstreekse relatie met God  Persoonlijk gebed, lezen van de Schrift en persoonlijk geloof

o Bijbel: enige bron van openbaring en gezag

o Pausdom en kerkelijke hiërarchie wordt afgewezen o Geloof in de rechtvaardiging door het geloof alleen o Belang van goddelijke genade

o 2 sacramenten  Doopsel

 Laatste avondmaal

o 5 sola’s (telkens gericht tegen niveau van bemiddeling tss God en mens)  Sola scriptura – alleen de Schrift

 Heilige Bijbelteksten: enige betrouwbare bron

 Alleen waarheid achterhalen door zelf de Schrift te lezen  Bijbel beschikbaar in de volkstaal (niet enkel Latijn)

 Grote invloed op ontwikkeling van de Europese talen en culturen  Latijnse bijbelvertaling = Vulgaat van Hiëronymus (begin 5e E)  Sola fide – alleen door het geloof

(24)

 Katholieke leer: verrichten van ‘goede werken’ (ook kopen van aflaten) + werken van barmhartigheid (hongerigen spijzen, dorstigen laven, gevangenen bezoeken, bedroefden troosten)

 Rechtvaardiging enkel afdwingen door geloof, door innerlijke gerichtheid op God

 Goede werken: betuigen van dankbaarheid aan God en teken van genade

 Sola gratia – alleen door de genade

 Verlossing van zonden: rechtstreeks van God en is niet afdwinbaar  Geen tussenkomst van priester (Biecht)

 Doopsel en eucharistie: enige sacramenten want komen voor in de evangelies

 Solus Christus

 Alleen Christus bemiddelt tussen mens en God  Soli Deo Gloria

 Alle eer komt aan God toe

 Afzetting tegen Maria, paus en heiligenverering

Johannes Calvijn (1509 – 1564)

o Één van de bekendste hervormers naast Luther o Frans-Zwitserse theoloog

o Aanvaardt 5 sola’s

o Verscherpte kritiek op katholieke transsubstantiatieleer

 Gedachte dat eucharistische brood en wijn in lichaam en bloed van Christus veranderen

o Leer van de predestinatie

 Mens kan enkel door God gerechtvaardigd worden  Niemand kan dit beïnvloeden

 God kiest op voorhand wie gered wordt en wie niet

 Goede werken = tekenen en getuigenissen van Gods genade; niet om Gods genade te verkrijgen

o Calvinistische deugden van spaarzaamheid en vlijt

 Welvaart werd beschouwd als teken van uitverkiezing door God (tekenleer) o Max Weber

 Wortels van het westerse kapitalisme lagen in deze calvinistische ethiek o Meer autonome kerk

 Luther: laat zich steunen door vorsten; kerk sterk afhankelijk van staat j o 1541: Calvijn keert terug naar Genève

 Raakt als Ministre in machtsstrijd verwikkeld met Raad van Genève die de stad bestuurt (ook in zaken van godsdienst en kerkhervorming)

 Calvijn: voortouw in creëren van goed geordende kerk  Tegenwerking van les libertins

 Pas meer invloed uitoefenen als hij meerderheid van vertrouwelingen krijgt in de raad

 1546: grote spanningen met Ami Perrin (die hem terug naar Genève bracht)  1555: Perrin veroordeeld en gevlucht: Genève wordt soort theocratische

(25)

o Calvinisme: eerst ingang in Zuid-Frankrijk, later grote delen van Nederlanden o Ook ingang in Engeland en Schotland onder naam ‘Presbyterianisme’

o Leidinggevende functie naar leken

(26)

Huldrich Zwingli (1484 – 1531)

o Andere belangrijke hervormer uit Zwitserland

o Komt tot gelijkaardige conclusies onafhankelijk van Luther o Veroordeelt aflatenhandel en verplichte celibaat

o Luther en Zwingli niet akkoord op punt van reële aanwezigheid van Jezus in Eucharistie

 Zwingli verwierp dit idee

o Afscheuring van Zwingli: baptisten (nog steeds talrijk in VS)

o Zwingli zelf: conflict met anabaptisten (pleitten voor herdopen op volwassen leeftijd)

2.6.2 Anglicaanse Kerk en methodisme Anglicaanse Kerk

o Opgericht door Hendrik VIII, Tudor koning van Engeland o Zelfde periode als Lutheranisme

o Niet protestants, zeker niet in haar ontstaan o Verzet tegen de leer van Luther

o Afsplitsing van Rooms-Katholieke Kerk omwille van geschil met de Paus omdat hij niet mag scheiden van vrouw 1 om te mogen trouwen met vrouw 2

o 1534 act of supremacy

 Ontstaan van Anglicaanse Kerk (Church of England)

 Bezittingen van Katholieke Kerk worden geconfisqueerd

 Protestanten worden vervolgd

o Oorspronkelijk; lokale katholieke kerk maar zonder paus en met Hendrik VIII als hoofd

o Later wel sterke invloed van protestantisme

 Via gereformeerde kritiek van presbyterianen/puriteinen

 Nadruk op individueel geloof

 Nadruk op onbemiddelde relatie tussen gelovige en God/Christus

o 1555: terugkomst Rooms-Katholieke Kerk

 Onder impuls van ‘Bloody Mary’ – koningin Mary I

 Na haar dood: troonopvolgster Elizabeth I: pauselijk gezag weer verworpen

o Wel veel punten in overeenkomst met Rooms-Katholieke Kerk

 Liturgie

 Hiërarchische structuur

 Banden met monarchie

o Verschillen

 Anglicaanse priesters mogen trouwen

 Vrouwen kunnen tot priester en bisschop gewijd woden

18e eeuw Ontstaan van herbronningsbeweging: methodisme

o Ontstaan uit Church of England

o Ontlenen inspiratie aan leven en leer van John Wesley (anglicaanse priester)

o Wesleyians

o Grote inzet voor armen

o Opvattingen dat iedereen Gods genade verdient o Missionaire ijver

(27)

o Staan aan oorsprong in VS van de vele zogenaamde ‘Black Churches’

o Margareth Thatcher, Nelson Mandela, George W. Bush

2.6.3 Protestantisme in de VS o ½ van Amerikanen: protestant

o ¼ van Amerikanen: katholiek

o Binnen protestantisme: heel veel vertakkingen

o 3 tradities

 Mainline protestant churches

 Evangelicals

 Historically Black Churches

o Verschillen qua inhoud, beleving en historiek

 Zwarte kerken: getekend door de geschiedenis van slavernij

 Evangelicals: veel belang aan persoonlijke bekeringen; erg missionair

 Mainline protestantisme: sociale hervormingen

 Evangelicals: ontstaan meestal als breuk met gevestigde kerkinstelling  Mainline protestantisme: zet werk van gevestigde instellingen verder o Binnen deze drie tradities verschillende families van denominaties

 Lutheraans

 Methodist

 Baptist (grootste groep)

 Pentecostal

 Presbyteraans

 Anglicaans

 Adventist

o Binnen deze families: particuliere denominaties

 Kerken en gemeenschappen als administratieve en organisatorische eenheden

 Vb.binnen baptistische familie: the American Baptist Churches in the USA, the National Baptist Convention en the Southern Baptist Convention

3. Islam

3.1 Verspreiding, oorsprong en strekkingen

o Op één na grootste religie in de wereld

o Ontstaan in Mekka: koopman Mohammed ontvangt van Allah een reeks goddelijke

openbaringen vanaf 610

o Allah = Arabische woord voor God

o Missionaire religie die wereldwijd vertakt is

o Minder geglobaliseerd dan het christendom

 Latere geboortedatum

 Uitkomst van een aantal oorlogen

 Kolonisatie

o Belangrijkste strekkingen in de Islam

(28)

 Voornamelijk in het Midden-Oosten: meerderheid in Iran, Azerbeidzjan, Bahrein en (Zuid-)Irak

 10-13% van moslimpopulatie

 Erg invloedrijke strekking  Leven in olierijke gebieden

 Hiërarchisch systeem met geestelijke leiders aan de top = Ayatollahs

Opvolgers van Mohammed = bloedverwanten = Imams

 Hezbollah in Libanon

 Soennieten

 Meerderheid in de andere moslimlanden, vooral grote meerderheid in

Pakistan, India, Jemen, Libanon, Syrië, Afghanistan, Turkije en diverse Golfstaten

Imam = voorganger in het gebed

 Al-Qaeda en Isis

Verdere verschillen tussen sjiieten en soennieten o Kleine verschillen in gebedshouding

o Aantal keren dat men tijdens de bedevaart rond de ka’ba loopt o Discussie over opvolging van Mohammed (= oorsprong splitsing) o Uitgegroeid tot een bijna etnisch onderscheid

(aanhoudende politieke en gewapende conflicten) Schisma

o Ontstaan 7e eeuw

o Mohammed († 632): geen opvolger aangeduid

 Sjiieten: kalief moet voortkomen uit familie van de profeet

Ali (neef van Mohammed) = legitieme en natuurlijke opvolger

 Soennieten: erkennen ‘4 rechtgeleide kaliefen’

1e en 2e kalief:

Mohammeds schoonvaders Abu Bakr en Umar

3e kalief: Mohammeds schoonzoon Uthman

4e kalief: Ali

o 656 Benoemig van Ali

 Tegengewerkt door een neef van Uthman: Generaal Mu’awiyah

(gouverneur Damascus en stichter van Oemajjadendynastie)  Beschuldigde Ali van moord op Uthman

o 661 Moord op Ali

 Zoon (Mohammeds kleinzoon) Hoessein weigert om soennitische kalief van Oemajjaden Yazid I (zoon van Mu’awiyah) als kalief te erkennen

(29)

o 680 Dood Hoessein in slag bij Karbala

 Asjoera = herdenking op 10e dag van het jaar door sjiieten Dynastie van de Oemajjaden (661 – 750)

o Vanaf dynastie: Soennitische strekking wordt dominant in de islam (door militaire overwinningen en politieke moorden)

o Soennitisch kalifaat

= Bestuursvorm waarbij een regio door het islamitisch recht geregeerd wordt en de wereldlijke aangelegenheden aan de religie zijn ondergeschikt

 Wordt eerste islamitische wereldrijk

 Regering vanuit Damascus (Syrië) over Arabië, Perzië en gebieden in het oosten tot aan de Indus; van noordelijk Afraika tem huidig Spanje  Aanvankelijk: vrij tolerant voor andere talen, culturen en religies  Joden + christenen

 dhimmi-status = beschermde status  bijzondere belasting betalen (djizja)

 meer dan moslims aan bepaalde regels houden  velen kiezen voor bekering

Abd al-Malik (kalief van 685 – 705) o Arabisering

o In Jeruzalem (centrum van joden en christenen):

bouw van Rotskoepel op de voor de joden heilige Tempelberg Kalifaat van de Abbasiden (750 – 1258)

o Tijdelijke alliantie met opstandige sjiieten

o Oemajjaden: verdreven; kunnen dynastie enkel verderzetten in Spanje o Interne spanningen binnen het rijk

o Ontstaan diverse kleinere ‘tegen kalifaten’

 Fatimiden Ismaïlitische sjiieten, 909 -1179, Egypte

 Kalifaat van Cordoba 929 – 1031

 Almohaden 1121 – 1269

o Bouwen gloednieuwe hoofdstad: Bagdad

 Groeit uit tot kosmopolitisch en cultureel centrum

o ‘klassieke periode’: architectuur en literatuur komen tot bloei o Overrompeling Mongolen = einde van dit kalifaat in 1258

o Egypte: ‘Schaduwkalifaat’ van Mamelukken houden nog stand tot 1517 wanneer de Ottomanen het kalifaat overnemen

Ottomanen

o 1453 veroveren Constantinopel op de christenen olv Mehmed II

(val van het Oost-Romeinse rijk) o Rijk komt verder tot bloei, verovering Egypte

 Olv sultans Selim I (1470-1520) & Süleyman I (1520-1566)  Beleg van Wenen in 1529

 Slag bij Lepanto aan de Griekse Oostkust (1571)

(30)

o 3 maart 1924: Mustafa Kemal Atatürk schaft het kalifaat af (stichter van het huidige ‘seculiere’ Turkije)

! Al-Qaeda en Isis ijveren nu nog steeds voor een herinvoering van het kalifaat

3.2 Leer en praktijk

3.2.1 De Koran

610 Eerste visioenen van profeet Mohammed in grot van Hira (nabij Mekka) o Reciteert deze visioenen

o Mohammed = analfabeet

o Recitaties door medewerkers op schrift gezet

o Koran = deze recitaties = al Qur’an = het heilige boek waarin Allah zich openbaart

Koran Al Qur’an

o 114 hoofdstukken = soera’s

o Bestaan op hun beurt uit 6236 verzen

o Soera’s: gerangschikt volgens lengte (eerst langste), behalve de eerste Verschillende periodes van recitatie

o Vaak andere stijl en met eigen inhoudelijke accenten

o Mohammed: erg kritisch tegenover zijn rijke medeburgers en karavaanhandelaars in Mekka

o Na 3 periodes van recitaties: Mohammed vlucht naar Yathrib na een visioen o Vlucht = begin van de islamitische jaarrekening

= al Hijra (622) o Na 622

 Nog steeds vijandige reacties, wordt weerspiegeld in de recitaties  Langere verzen

 Inhoudelijk: toelating om gewapenderhand te gaan strijden  Tekst bevat meer gedrags- en strafregels

 Alleen islam is de strikt monotheïstische godsdienst van Ibrahim

Hoe is de koran ontstaan in haar huidige vorm? o Niet volledig te achterhalen

o Aanvankelijk stukken gememoriseerd en mondeling gereciteerd o Fragmentarisch, als geheugensteun, soera’s op schrift gesteld o Steeds meer ‘dragers van de openbaring’ sterven

o Abu Bakr: geeft opdracht zoveel mogelijk notitiefragmenten te verzamelen o Aan ingang van moskeeën: mensen reciteren wat ze van de Koran kennen o Dit wordt op perkament genoteerd

o Belet niet dat er verschillende Koranvarianten blijven bestaan

 Kalief Uthman: richt commissie op die een ‘officiële’ uitgave van de openbaring moet voorbereiden

 653 uiteindelijke codificering

 4 belangrijkste steden krijgen een exemplaar: Mekka, Kufa, Basra, Damascus  Alle andere versies vernietigen

(31)

 Project van Uthman niet door iedereen aanvaardt: variaties blijven bestaan  Koran presenteert zichzelf als wonder: perfect en onnavolgbaar

o Vertalingen is verboden, gebeurt toch (oa naar Perzisch) Traditie (Hadith/Soennah)

o Naast Koran: belangrijkste bron van de Islam

o Verzameling overleveringen van Mohammeds overtuigingen en handelingen

Koran + traditie

o Basis voor het leven en de leer van de moslims

o Basis voor het islamitisch recht (sharia) en bijhorende jurisprudentie (fiqh) o Fiqh steunt ook op consensus van vooraanstaande rechtsgeleerden (idjma) en

analogieën (qiya’s) 3.2.2 Openbaringstheologie

Kernboodschap van de koranische prediking

o Eis tot gerechtigheid in het licht van de goddelijke wilsbeschikking en de menselijke lotbestemming, met op de dag des oordeels de mogelijkheid van de straf van het vuur of de beloning van het paradijs

o Strikt monotheïsme

o Eis tot solidariteit en gerechtigheid in relatie met de medemens

Islam Overgave aan Gods wilsbeschikking, ontvangen van heil en geluk dat daarmee is verbonden, en het volgen van wat goed en menswaardig is, in gerechtigheid en menselijke solidariteit

Jezus (Ira)

o Bijzondere plaats als profeet

o Islam beschouwt zichzelf als voltooiing van de joods-christelijke openbaring o Zowel continuering als breuk met joods-christelijke traditie

 Jezus ≠ zoon van God

Verschillen Islam, jodendom en christendom

o Godsdienst van de tekst: Allah heeft zich definitief in de tekst

geopenbaard

o Koran = echte openbaring letterlijke woord van God, onnavolgbaar,

onvertaalbaar o Mohammed: ander theologisch statuut

mens die Allah als middel heeft gebruikt om zijn woord hier op aarde te brengen

3.2.3 Orthopraxie

= het stellen van de juiste handelingen

Korte geloofsbelijdenis Er is geen god dan Allah en Mohammed is Zijn profeet Islamitische gemeenschap (Oemma)

(32)

o Autonome groep o Eigen gedragsregels o Eigen, specifieke identiteit

o Geloofsbelijdenis + aantal rituele gebruiken en voorschriften inzake het familiale, sociale en politieke leven

o Rechtsgemeenschap waarin wordt aangegeven

 Wat gewettigd of toegestaan is halaal

 Wat ongewettigd of verboden is haraam

De vijf pijlers van de Islam – vijf geloofsplichten (opdeling gedragsregels) o De geloofsbelijdenis (Sjahada)

 Er is geen god dan Allah en Mohammed is Zijn profeet o Het rituele gebed (Salat)

 Voorschrift om te bidden: zowel in Koran als Hadith  5x per dag nadat men zich ritueel gereinigd heeft

 Zonsopgang, middag, eind van middag, zonsondergang, ’s avonds  Op gebedsmat gericht naar Mekka

 Omvat naar gelang het gebedsmoment verschillende cycli waarin gelovige reeks lichaamshoudingen uitvoert (staan – buigen – knielen – zitten)  Cyclus = rak’a

 Begint met takbier: Allahoe akbar – God is de grootste

 Einde gebed: tasliem: Vrede zij met u en de genade en zegen

van Allah

 Oproeping tot gebed in islamitische langen: vanaf minaret door de muezzin  Enkel middaggebed van mannen op vrijdag moet in de moskee

 Imam staat vooraan

 Gezicht imam naar Mihrab (gebedsnis die de richting van mekka aanwijst)  Gelovigen staan achter imam in rijen met gezicht in dezelfde richting  Tijdens vrijdagsdienst: imam houdt preek vanop de minbar

o Solidariteitsbijdrage (Zakat)

 Manier waarop moslims voor elkaar zorgen

 Traditioneel: percentage van inkomen of van wat men dat jaar gespaard heeft  Meestal geen externe controle

 Niet duidelijk in hoeverre deze plicht wordt opgevolgd o Vasten (Sawm of Siyam)

 Tijdens maand ramadan = 9e maand van islamitische maankalender

 Tijdens uren dat het licht is: niet eten, drinken, seks, roken  Maaltijden met vrienden en familie

 Vasten draagt bij tot religieus bewustzijn en het sociale gebeuren  Einde vasten: suikerfeest (Eid al-Fitr of het kleine feest)

o Bedevaart (Hadj)

 Minstens 1x in iemand leven

 Bij voorkeur in de hadj-maand = 12e maand  Bedevaart naar Mekka

 Ka’ba = vereerde kubusvormige bouwwerk waarover een zwarte sluier hangt met in gouddraad geborduurde korantekst

(33)

 Op hoe van Ka’ba: zwarte steen = symbool van band tss Allah en de mens  Verering Ka’ba: heidense en polytheïstische oorsprong, maar zowel Abraham

als Mohammed zou het gebouw herbouwd en religieus gezuiverd hebben

 Vanaf 10e dag van hadj-maand: 70dagen na ramadan

 Driedaagse offerfeest (Eid al-Adha of het grote feest, feest van Ibrahim)

 Herdenking dat Ibrahim zijn zoon wou offeren aan God maar deze dit toch verhindert, Ibrahim mag een ram slachten

 Moslims slachten op rituele wijze een schaap en delen het vlees  Anderen geven geld aan armen/goed doel

Regels die te maken hebben met voeding en intermenselijke relaties o Verbod op woeker

o Verbod op kansspelen

o Verbod op drinken van alcoholische dranken o Voedselvoorschriften

o Toestaan van polygamie

o Erfenisrecht in voordeel van de man

o Weinig gezegd over kledij van de vrouw (hoofddoeken en boerkadiscussies) o Voedsel

 Halal tenzij het specifiek vermeld wordt als haram in de islamitische geschriften

 Haram

= alcohol, varkensvlees, bloed, vlees van vanzelf doodgegane dieren, vlees dat niet volgens islamitische voorschriften is geslacht, halal voedsel gemixt met haram en afgeleide producten van haram origine

 Sommige tradities (vb Hanafischool): geen schaaldieren, anderen wel o Halalslachten

 Dier moet halal zijn

 Moet goed leven gehad hebben  Mag slachtvoorbereiding niet zien  Mag slachting v voorgangers niet zien

 Slachter moet ervaren zijn en moslim (behalve als het echt niet anders kan)  Allah moet aanroepen worden bij elke slachting

 Dier moet naar Mekka gericht zijn

 Slachtmethode: onverdoofde keeling met mes o Geen info in Koran of Hadith over besnijdenis

 Alle moslimjongens besneden

 Rond 10e levensjaar of op het moment dat ze uit de Koran kunnen voorlezen  Sommige moslimstreken: ook meisjes besneden

 Meisjesbesnijdenis: zowel binnen als buiten moslimwereld veel weerstand  Vaak is vrouwenbesnijdenis in moslimlanden verboden

o Geen info in Koran over verbod op representatieve kunst  Behoort ook niet tot vroege islam

 Nu: afbeeldingen in moskeeën geheel afwezig

 Afbeelden = activiteit waarmee men Gods uniek scheppend vermogen zou uitdagen

(34)

Strafregels

o Koran en Hadith: specifieke strafregels die door middeleeuwse islamitische rechtssysteem werden opgenomen

o Geloofsaval

o Moord en straatroof o Diefstal

o Overspel en ontucht o Beschuldiging van ontucht

o Gokken en het innemen van bedwelmende dranken

o Meeste islamitische landen: regels niet meer letterlijk toegepast, maar gebruikt voor eigentijdse interpretatie

3.3 ‘De islam’ bestaat niet

3.3.1 Diversiteit

Binnen islam nog veel diversiteit

o Grootste tweespalt tss soennieten en sjiieten

o Ook binnen deze groeperingen onenigheid over aantal theologische, juridische en ideologische kwesties

o Binnen sjiisme

 Splitsing in 765 na dood van de 6e imam  Twaalvers

 Irak, Iran, Libanon, Koeweit, Pakistan  steunen jongere broer Ismaïl: Moesa  erkennen na Moesa nog 5 imams

 wachten op terugkeer van ‘verborgen’ imam Mohaammed al-Mahdi (de verlosser); wonderbaarlijk verdwenen en nu beschermd door God; op het einde der tijden zal hij terugkeren om vrede en

rechtvaardigheid te stichten  Ismaïlieten

 zogenaamde zevenersjiieten, India, Oost-Afrika  erkennen Ismaïl als 7e imam

 ononderbroken keten van imams tot in moderne tijd  Druzen (Syrië)

 Alawieten (Syrië)  Alevieten (Turkije)  Zaidisme (Jemen)

o Binnen Soennisme: ontwikkeling 4 rechtsscholen  Hanafi

 Turkije, India, Centraal Azië  Maliki

 Maghreb  Shaafi

 Egypte, Indonesië en Maleisië  Hanbali

(35)

 4 scholen ontwikkelden een eigen interpretatie van het onderricht in Koran en Hadith

 Zijn allen genoemd naar hun stichter in 8e-9e eeuw  Conservatieve Wahhabisme

 Saoedi-Arabië

 Verwante Salafisme (conservatief) 3.3.2 Soefisme

Oemajjadendynastie

o Islamitische ascetische beweging

o Einde 7e eeuw en tijdens 8e eeuw ontstaan

o Claimt terug te gaan op Ali, Mohammeds neef en schoonzoon

o Resulteert in eigen, spirituele exegese van Koran en omvangrijke, vaak moeilijke literatuur over spirituele kennis en mystieke eenheid met goddelijke aanwezigheid o Soefisme

= deze islamitische mystieke stroming

 Genoemd naar eenvoudige kleding in wol (soef) die door ascetische figuren (soefi’s) werd gedragen

 Accent ligt op relativitei van rijkdom en van het menselijk leven

 Totale afhankelijkheid van mens ten overstaan van de almacht van God  Basis: bewustzijn dat alleen God uit zichzelf bestaat en een eigenlijk bestaan

heeft, mens en schepping hebben slechts een relatief bestaan

o Vandaag: over heel de wereld soefibroederschappen met eigen devoties en rituelen  Dzikr (meest gekend ritueel)

= het herhalen van bepaalde godsnamen of aanroepingen en litanieën, met daaraan verbonden collectieve lichaamsbewegingen

Bij de Mevlevi’s (draaiende derwisjen) uit Turkse stad Konya 3.3.3 Saoedisch Wahhabisme

Wahhabisme

o Islamitische ideologie

o Soennitische strekking in Saoedi-Arabië

o Nog steeds aan grondslag van het staatsbestel in Saoedi-Arabië

o Nauw gelinkt aan politiek systeem van het koningshuis en de vele prinsen die er aan de macht zijn

o In context van radicale/politieke islam: aparte rol

o Vertoont gelijkenissen met andere politiek islamitische bewegingen op 1e zicht  Saoedi-Arabië is tegen deze bewegingen (vb moslimbroeders en IS)  Steunt regimes (vb Egypte na Morsi) die deze alternatieve islamitische

bewegingen proberen te onderdrukken o Saoedi-Arabië = soennitisch

 Probeert invloed van de Sjiieten in de regio te onderdrukken

 Steunde daarom initieel rebellen in Syrië toen deze in opstand kwamen tegen president Asad (Alawiet, sjiiet)

o Grondlegger: Muhammad Ibn ‘Abd Al-Wahhâb’  Bekendste boek: Kitab Al-Tawhid

(36)

 Zuiverheid van Islam herstellen

 Islamitische praktijk inperkten tot strikte navolging van koran, hadith en sharia  Vele devotionele volkspraktijken verboden

 Leven volgens letterlijke lezing van islamitische heilige teksten  Geen staatsrecht los van de sharia

(vestimentaire voorschriften voor man & vrouw, specifieke rolverdeling) o Strikte interpretatie van islam: grote invloed op zogenaamd islamitisch reveil

 Saoedische steun aan internationale organisaties zoals Islamitische Liga (Steun voor bouwen van moskeeën en islamitische centra en voor verspreiden van korans en korancommentaren in het buitenland)

 2 prestigieuze heiligdommen op grondgebied van Saoedi-Arabië: Mekka & Medina

o Vanuit Saoedi-Arabië: tot vandaag inspanningen om  Eenvormige, eenduidige islam te promoten

 Islamgemeenschap doen voorkomen als uniforme gemeenschap 3.3.4 Djihad, militantisme en salafisme

Djihad

o Sommige moslims: beschouwen djihad als 6e islampijler o Aanvankelijk: ‘innerlijke strijd’

 Morele inzet of strijd tegen verleidingen

o Later (tijdens 4e recitatieperiode in Medina): fysieke strijd voor het geloof

 Gewapende inzet of strijd (qitaal)

 Wordt gebruikt door militante moslims als rechtvaardiging voor het gebruik

van geweld en terreur

o Extreem islamitisch militantisme: laatste decennia veel aandacht

 Aanslag World Trade Center in New York (11/9/2001)

 Moord op Theo van Gogh in Amsterdam (2004)

 Terroristische aanslagen in Madrid (2004) en Londen (2005)

 Taliban in Afghanistan

 Al-Qaeda met Osama Bin Laden (1957-2011) en Al-Zawâhirî (1951-…)

 Zelfmoordaanvallen in Irak, Afghanistan, Pakistan en India

 Lotgevallen van moslimbroeders in Egypte

 Burgeroorlog Syrië

 Soennitisch IS kalifaat in Syrië en Irak

 Radicalisering van jongeren

 Ontstaan van sharia-bewegingen

o Militante bewegingen vaak vereenzelvigd met zogenaamde politieke islam

 Deze is echter intern erg divers

 Niet correct om politieke islam enkel aan terrorisme te linken

Salafisme

o Eind 19e eeuw

o Conservatieve puriteinse strekking binnen soennitische islam

o Wil zich laten inspireren door de eerste generaties moslims (salaf = voorouders) o Zet zich af tegen gecorrumpeerde islam (takfir) en tegen westerse moderniteit o Erg strikte benadering van islam gebaseerd op letterlijke lezing van teksten

(37)

o Zowel in radicaal extremistische, gewelddadige en djihadistische versie als niet-gewelddadige vrome versie

o Hedendaagse radicalisering

 Gevolg van feit dat nogal wat jongeren aansluiting vinden bij dit salafisme (al dan niet vermengd met wat Saoedisch Wahhabisme)

 Meestal via internet

 Politieke tak van het salafisme:

streeft naar een samenleving gebaseerd op en ondergeschikt aan de sharia  Verwerpen idee van liberale democratie

o Overeenkomsten met het Wahhabisme  Vertrekken van een puriteinse insteek

Inspiratiebronnen van de radicale, antiwesterse islam: Maududi en Qutb

o 2 soennitische auteurs aan ideologische basis van een antiwesterse radicalisering en de zogenaamde politieke islam

 Mawlânâ Sajjid Abul-A’la Maududi  Sayyid Qutb

o Ideeën liggen aan basis van allerlei antiwesterse identitaire bewegingen die de islamitische wet als vaste referentie voor het gedrag en de identiteit van de moslims overal ter wereld voorhouden

o Jamaat-i-Islami

 Islamitische partij gesticht in 1941 door Maududi in Brits-India  Inzet voor islamitische staat

 Staat gebaseerd op Koran en islamitische wet

 Klaagt westerse militaire, culturele en economische dominantie aan  Moslimgemeenschap: eigen ‘complete levenscode’ fundamenteel

tegengesteld aan die van het westen

 Westen: economisch en sociaal leven los van ethische principes

 Westerse maatschappij gevestigd op: nationalisme, democratie, scheiding tussen kerk en staat

o Qutb

 Zet zich af tege libertair decadente, materialistische en dehumaniserende westerse ‘way of life’

 Islam = meest perfecte systeem om aan politiek te doen en samenleving rechtvaardig te ordenen

 Reageert ook tegen pseudo-islamitische leiders  Prominent lid van Moslimbroeders

 Opgehangen want betrokken bij moordpoging op president Egypte Nasser  In gevangenis nog een uitgebreide commentaar op Koran en een djihadistisch

politiek islamistisch pamflet geschreven

 Roept op tot prediking en eventueel zelfs geweld

 Stap voor stap eind maken aan de tijd van jahiliyya of onbekendheid met het goddelijke gezag

 Groeit na zijn dood uit tot icoon van radicale islam en inspirator voor heel wat gewelddadige djihadisten

(38)

o Valt niet te herleiden tot wahhabisme, salafisme, al-Qaeda, IS, of ideeën van Qutb en Maududi

o Nu: ook meer gematigde fracties  vb. Moslimbroeders in Egypte

 staan niet afkerig tov democratische weg om politieke macht te verkrijgen en uit te oefenen

o ‘Matiging’ en ‘Democratic turn’

 Vaak resultaat van externe druk

o Doel van nogal wat politiek islamitische bewegingen

 Islam een meer prominente plaats geven in samenleving  Partijpolitiek = slecht één vd middelen

 Ander middel: sociaal vangnet (gebrek van de staat) 3.3.6 Moderne interpretaties van de islam

Radicale islam

o Als modern fenomeen bekijken

o Reactie tegen diegenen (ook geloofsgenoten) die moderniteit, democratie en wetenschap omarmen en dus met het Westen ‘meeheulen’

o Op traditioneel-orthodoxe en fundamentalistische manier teruggrijpen naar oorspronkelijke zuivere leer, naar letterlijke lezing van teksten en naar verzet tegen moderniteit

o Groepen ≠ representatief voor de hele islam

o Extreme, militante vorm door meeste moslims verworpen Islam des Lumières

o Term van Malek Chebel (2004)

o Sommige islamtheologen verkennen het terrein om te moderniseren en zoeken naar die islam des lumières

(39)

Hoofdstuk 2: Oosterse tradities en atheïsme

Inleiding

2 grote oosterse tradities o Hindoeïsme

 Na het christendom en de islam: grootste religie ter wereld  Tal van goden vereerd, bestaat geen orthodoxie

o Boeddhisme

 4e grootste religie ter wereld  Geen godsidee

 Gaat over de zoektocht naar een goede manier van handelen en zijn  Geen godsdienst of religie zoals in het westen

 Levenswijze

 Meer verwant met Chinese filosofische stromingen zoals confucianisme en taoïsme

o Groot verschil met westerse tradities

o Nadruk ligt veel minder op het hebben van juiste overtuigen over God(en) en de bovennatuur

Confusius en het confucianisme o Leefde in 6e eeuw vC o Oost-China

o Zijn kerngedachten zijn tot op vandaag de belangrijkste levensbeschouwelijke voedingsbodem van de Chinese samenleving

o Kerngedachten terug te vinden in de Analecten

= verzameling gesprekken en uitspraken van Confucius, geredigeerd in 2e E vC o Zegt weinig over metafysica en bovennatuur

o Biedt politiek en ethisch model aan om maatschappelijke orde en vrede te bewerkstelligen

o Verwijzing naar

 Belang van goede koning  Kennis van oude tradities  Goed gedrag

 Fatsoen in openbaar leven  Familiewaarden

 Medemenselijkheid

Daoïsme = Taoïsme

o Filosofen Zhuang Zi (4e E vC) en Lao Zi (6e E vC)

o Lao Zi: auteur van lange filosofische gedicht Daodejing (Boek van weg en deugd)

 De-deel: sociaal-politieke aangelegenheden

 Dao-deel: over aard van werkelijkheid en de te volgen weg

o Zhuang Zi: auteur van het gelijknamige boek  Collectie van teksten

(40)

 Centraal: gedachte dat mensen hun eigen leven moeten kunnen leiden, los van conventies, maatschappelijk aanzien of andere externe beslommeringen  Trek je terug uit de samenleving, leef open en spontaan vanuit innerlijke

kracht, hanteer een vorm van mild scepticisme bij beoordeling van anderen

1. Hindoeïsme

1.1 Verspreiding en vedische oorsprong

o Groot aantal

o Toch geen geglobaliseerde religie o Ruim 94% van de hindoes leeft in India o Grootste religie in India

o Geen officiële instantie die de juiste leer en praxis vastlegt o Lokale verschillen

 Sommige goden staan centraal in bepaalde regio’s  Andere goden in andere regio’s

 Ook rituelen en religieuze teksten erg lokaal gekleurd o Ontstaan in de Indusvallei in Pakistan

o ‘India’ en ‘Hindoe’: afgeleid van ‘Sindhu’ = traditionele benaming van Indusrivier o 1800 vC: groot aantal Arische volksstammen veroveren Indusvallei

 Trokken bijna 1000 jaar door India  Onderwierpen inheemse bevolking  Installeren eigen ‘vedische’ beschaving

 Kennis of inzicht (veda) staat centraal om maatschappelijke orde in stand te houden

 Kennis van goden  Kennis van offers

 Kennis van (vuur)rituelen

 Kennis neergeschreven in een aantal basisteksten of veda’s  Hindoeïsme is ontwikkeld uit het geloof van de vedische Ariërs  Grotendeels gebaseerd op offerpraktijk en ‘do ut des’ principe

 Via juiste kennis en rituele handelingen tracht men goden te beïnvloeden en wereldse voorspoed te bereiken

 Belangrijke goden

 Indra koning van hemel

 Agni God van het vuur

 Soma god van hemelse planten

o Later filosofische bespiegelingen geschreven op de Veda’s

 Upanishaden Begin 6e eeuw vC

Vooral kritiek op ingewikkelde en ritualistische offerpraktijken en de te grote macht van de priesterklasse

Einde aan vedische cultuur Begin hindoeïsme

o Boeddhisme en jaïnisme ontstaan ook als reactie op vedische cultuur

 Leggen meer nadruk op inzicht, meditatie, ascese, geweldloosheid en verlichting ipv op (vaak individuele) devotiepraktijken

(41)

1.2 Algemene kenmerken

Term hindoe

o Verwees eerst naar het volk van Hind, het Indiase subcontinent

o Tijdens islamitische Mogolrijk (1526-1858): alle niet-islamitische Indiërs o Later pas (eind 18e E) naar een religie of levenswijze

Hindoeïsme

o Geen geopenbaarde religie o Geen stichter

o Geen eenduidige unieke heilige schrift o Geen bindende geloofsdogma’s

o Rituele praktijken zijn niet erg strikt en uniform voorgeschreven o Geen geïnstitutionaliseerde piramidale hiërarchie

o Weinig intentie tot missionering (geboren als Hindoe)

o Geen samenhangende religie, bestaat uit 100den interne scheidslijnen waaraan kaste, gemeenschap, taal en geografie ten grondslag liggen

o Regionale teksten, rituelen en goden: belangrijker dan pan-hindoeïstisch concept o Kleurrijke verscheidenheid van vereringsvormen en offerpraktijken

o Variatie aan geloofspunten en filosofische principes o Eerder levenswijze en cultuur dan religie

o Verschillende praktijken, verschillende doelen

 Mens spirituele wegen bieden naar bevrijding (moksha) uit herhaalde cyclus van leven en dood

 Kwaliteit van het leven hier en nu verbeteren o Religieuze domein is heel breed

 Omgaan met natuur  Zingen

 Dansen  Kunst

o Eigen kosmologie (wereld-ei)

o Positieve eerbied voor de kosmische orde en voor de natuur  Veel hindoe’s = vegetariër

 Koe = heilig dier o Leer van het karma

 Handelen en bijhorende straffen en beloningen o Cyclisch wereldbeeld

 Natuurwet in de kosmische orde (dharma) vertoont cyclische beweging  Steeds vernieuwende kringloop van wedergeboorten (samsara)

 Verlossing (moksha is mogelijk o Niet monotheïstisch

 Combinatie van monisme, polytheïsme en pantheïsme Combinatie van monisme, polytheïsme en pantheïsme

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

De gemeente Hollands Kroon moet zich inspannen om hier zo goed mogelijk gebruik van te maken om woningbouw ook op dit punt te stimuleren.. Infrastructuur

Omdat ik vanuit Velp de route heb aangepast maakte dat we elkaar onderweg niet meer tegengekomen zijn, maar heel bijzonder vond ik het dat ik later ontdekte dat Paul

Voor een flexibele installatie kan de monitor arm met de meegeleverde montagemiddelen aan de zijkant van uw bureau of tafel worden vastgeklemd (met behulp van de

Ter weerszijden van de hall strekken twee groote vleugels zich uit. De rechtervleugel wordt geoccupeerd door de Nederlandsche inzending en de linker door de Indische in- zending.

Want niet alleen u ervaart soms overlast, de buren hebben waarschijnlijk ook wel eens last van u.. Hieronder leest u een aantal tips om rekening te houden

Als de school de leerling niet de extra ondersteuning kan bieden die hij nodig heeft, is het verplicht om in overleg met de ouders een passend aanbod op een andere school te

Leerlingen die gepest worden doen vaak andere dingen of hebben iets wat anders is dan de meeste van hun leeftijdgenoten: ze bespelen een ander instrument, doen een andere sport,

Robert Morand sprak voor twee. Hij vertelde hoe hij in Zuid-Amerika aange- land was, over zijn eerste tochten door- heen Bolivië, zijn ontdekkingsreizen naar de