• No results found

Wetenschap en zingeving

In document levensbeschouwing_sv-1 (pagina 82-91)

1

De cognitieve en manipulatieve interesse van de mens

1.1 Praktisch belang van kennis

Arnold Gehlen Mens is een Mängelwesen: een biologisch, onvolgroeid, gemankeerd wezen, dat veel minder dan andere dieren gedetermineerd is door instincten.

o Bij geboorte is de mens hulpeloos: hoofd onvolgroeid.

o Instinct-arme wezens: de mens heeft nood aan informatie over zichzelf en de leefwereld.

Homo sapiens De meest intelligente soort op onze planeet. De mens heeft zowel een cognitieve als manipulatieve interesse.

o Cognitief: door het opnemen (zintuigen), verwerken (hersenen) en verspreiden (taal) van informatie ontstaan cultuur, kennis en wetenschap.

o Manipulatief: op basis van kennis kunnen mensen hun leefwereld controleren, inrichten en manipuleren.

Dingen waar we geen vat op hebben, maken onzeker en boezemen angst in. Mensen zoeken dan veiligheid en controle daar op basis van kennis en verbeelding hun wereldbeeld zo aan te passen zodat het vreemde een plaats krijgt.

1.2 ‘We know more than we can tell.’

M. Polanyi Tacit knowledge: veel kennis is ervaringskennis, intuïtief en impliciet

van aard.

o Knowing-that: uit een boek geleerd.

o Knowing-how, emodied knowledge: imitatie.

1.3 Wetenschap en techniek

Wetenschap en techniek staan in een dialectische verhouding tot elkaar waarbij

wetenschappelijke inzichten tot nieuwe technische toepassingen voeren en omgekeerd. o Wetenschappelijke kennis is slechts een beperkt deel van onze bewuste kennis.

1.4 Definitie van wetenschap

Definitie 1 Wetenschap is een menselijke bedrijvigheid die erop gericht is tot gesystematiseerde en betrouwbare kennis te komen.

Definitie 2 Een geheel van uitspraken, wetten of theorieën betreffende enigszins samenhangend probleemgebied, dat aan volgende drie eisen

beantwoordt:

o Het is mededeelbaar.

o Het vertoont een systematisch en geordend karakter. o Er is een betrouwbaarheidscontrole.

 Wetenschappelijke methode

Definitie 3 Wetenschap is een product van een historische evolutie die de mens heeft doorgemaakt.

De moderne wetenschap is slechts in de 16de en 17de eeuw van start gegaan.

1.5 Het mythische denken

In het uitoefenen van controle op de werkelijkheid stonden dikwijls riten en magische handelingen centraal.

Mythe Het biedt een verhalende, niet-argumentatieve verklaring van de werkelijkheid en de plaats van de mens daarin.

o Het verklaart niet alleen. Ze schrijft ook voor hoe dingen moeten zijn.

o Hoe zijn dingen ontstaan en waarom zijn ze zo nu?

o Het was lange tijd de belangrijkste manier om de wereld te ordenen.

1.6 Het moderne wetenschappelijke denken

6de E v Christus In Klein-Azië ontstaat de filosofie die de dramatische, mythische

voorstellingen in vraag stelt.

o De werkelijkheid verklaren o.b.v. een natuurlijk proces met wetmatigheid.

16de -17de E Doorbraak van het mathematisch denken, ingang van de

experimentele methode en ontwikkeling van een nieuw verklaringsmodel.

Wetenschappelijke Het is zeer betrouwbaar: sterk onderbouwd, precieze en benadering gecontroleerde kennis over de mens en zijn omgeving.

o Het is bepalend voor het hedendaagse wereldbeeld.

o Sinds de Verlichting vindt onze cultuur het principe van het vrije onderzoek zeer belangrijk.

 ‘vrijzinnigen’: kinderen van de Verlichting (niet-religieuze betekenis)

1.7 De morele waarde van kennis

Kennis heeft ook een morele waarde:

Intellectuele Niemand is onverschillig tegenover de geldigheid van de stellingen en integriteit opvattingen die men er op nahoudt.

William Clifford The duty of enquiry: kennis en (morele) verantwoordelijkheid liggen

dicht bij elkaar.

o De keuze voor een onderzoeksonderwerp: bv. onderzoek naar een oplossing voor de honger in de wereld.

Het principe ‘believers’ en ‘non-believers’ of zelfs het onderscheid tussen ‘gelovigen’ en ‘ongelovigen’ berust op het volgende:

o Het is moreel onaanvaardbaar dat mensen er overtuigingen op nahouden die niet op onderzoek en evidentie berusten, maar enkel nuttig zijn voor troost en het eigen plezier van de ‘believer’.

o Evidence-based.

William James The will to believe: soms moeten mensen beslissingen nemen over

zaken waarover (in die situatie) onmogelijk voldoende rationele en empirische gronden gevonden kunnen worden.

1.8 Kennis om de kennis

De mens hecht ook waarde aan kennis op zich: ‘kennis om de kennis’. o Nieuwsgierigheid.

o Van roddels tot welgemeende filosofische interesse.

2

De zingevende interesse van de mens

Wetenschappelijke Laboratoria, experimentele settings en wetenschappelijke surveys. wereld Een regenboog wordt hier natuurkundig verklaard.

Leefwereld Het dagelijkse leven. Hier worden we poëtisch of romantisch door de regenboog aangesproken.

Mensen zijn in staat om met verschillende perspectieven om te gaan. De leefwereld biedt de bredere achtergrond waartegen de wetenschap eerst kan verschijnen. Zonder de genoemde oriënterende leefwereld zou elk wetenschappelijk onderzoek arbitrair (willekeurig) en indifferent zijn.

2.2 Wetenschap is zelf ingebed in een ruimer geheel

Wetenschap bestaat bij gratie van herleiding.

o Bv. het menselijk gedrag wordt herleid tot hormonen.

o MAAR wat met liefde? Het heeft een eigen realiteit en betekenis.

o Ons leven wordt niet gedirigeerd door theorieën en wetenschappelijke principes.

2.3 Erklären – Verstehen

Wilhelm Dilthey Het methodologische verschil

o Natuurwetenschapen verklaren (erklären). o Geesteswetenschappen begrijpen (verstehen).

Menswetenschap Het wil zowel verklaren als interpreteren (Einfühlung). o De mens is zowel onderzoeker als het onderzochte. o Hermeneutiek (interpreteren en begrijpen: ‘an adequate

account of human action must make the agents understandable’ - Taylor – 1995

o Het studieobject staat niet los van de sociale context en de specifieke culturele betekenis.

2.4 Zinvragen

De mens wordt met tal van ‘existentiële en diepe’ vragen en ervaringen geconfronteerd die te maken hebben met zingeving, hoop, ethiek en spiritualiteit.

Immanuel Kant Kritik der reinen Vernuft

Schopenhauer Mens is een metafysisch dier. De mens kan niet anders dan zich een bijzonder soort vragen stellen die het strikt empirisch-rationele overstijgen.

Ludwig Wittgenstein De vraag naar zin is geen wetenschappelijk probleem. o Zingeving heeft te maken met een houding t.o.v. een

gebeurtenis en ervaring (dan met wetenschappelijk weten). o Zinvragen horen per definitie niet tot het ‘magisterium’ van de

wetenschap.

Vele zaken in ons leven zijn ‘cognitief ondoordringbaar’. Sommige dingen maken ons zelf sprakeloos. Vaak zijn er reductionistische en naturalistische verklaringen voor deze

ervaringen, maar halen de personen hier weinig betekenis uit. Er wordt een aanvulling en existentiële verrijking gevonden in levensbeschouwing en religie (ook kunst e.d.).

2.5 Zin ervaren, niet creëren

Zin (en geluk) kan je niet manipuleren of creëren. Het is iets dat je moet ervaren/

overkomen. De ervaring van zin impliceert een moment van heteronomie of transcendentie (niet perse verticale invulling, god). Wat ons in het verlangen naar zin raakt, ligt buiten ons als individu, maar niet noodzakelijk buiten onze (leef)wereld.

Paradoxale Iedereen ‘wil’ gelukkig zijn en erkenning krijgen, maar actief geluk en situatie erkenning nastreven is contraproductief, want deze dingen zijn niet

maakbaar.

o John Elster: geluk en erkenning zijn een ‘essentieel bijproduct’: kan enkel op een indirecte manier tot stand komen.

o Elke ervaring van zin is steeds verbonden aan de principiële mogelijkheid van zinverlies.

o Experiment ervaringsmachine: ook de kwaliteit van de handeling zelf is belangrijk.

2.6 Zingeving en wetenschap

Discussie 1 De plaats en rol van wetenschappelijke kennis inzake zingevingsvraagstukken: uiteenlopende meningen:

o De wetenschappelijke pretenties van religie. o De zingevende pretenties van de wetenschap.

Discussie 2 Het statuut van religies en levensbeschouwelijk taalgebruik. o Tractatus – Wittgenstein: de taal is onmachtig om over de

metafysische vragen iets te zeggen. Zinvolle taaluitingen beperken zich tot the propositions of natural science.

o Philosophische Untersuchungen (1953) – Wittgenstein: nieuw standpunt: taal wordt op verschillende manieren zinvol gebruikt.

 Wetenschappelijke manier van spreken is slechts één taalspel.

 Meaning is use: de betekenis van woorden, dingen en handelingen hangt af van de context.

 Je kan de contexten niet zomaar met elkaar vergelijken en reduceren.

2.7 Het (ongelijk) van Wittgenstein, deel 1

Wittgenstein ‘Bestaat God?’ is geen legitieme vraag. Het is een wetenschappelijke vraag die niet thuishoort in het religieuze taalspel.

Herman de Dijn en Gerard Bodifée verdedigen deze stelling: wetenschap en godsdienst zijn geen concurrenten van elkaar, ze staan naast elkaar, ieder op zichzelf, zonder aanrakingspunten, zonder oog voor elkaar te hebben.

o Wetenschap spreekt over de oorsprong van het bestaan. o Religie spreekt over de bestemming.

Stephen Jay Gould NOMA-principe: niet-overlappende magisteria. Wetenschap en religie zijn niet overlappende magisteria. Ze hebben dus een eigen kracht en reikwijdte.

o Wetenschap: vragen over het wat en hoe. o Religie: vragen over zingeving en moraal.

Beide magisteria zijn verschillend van elkaar, maar hebben een ‘gelijke waarde’ en zijn van ‘even groot belang voor een waardig bestaan’. Het NOMA-principe sluit wonderen uit

o Religie verklaart deze wonderen, terwijl enkel de wetenschap kan verklaren wat er in de wereld gebeurd.

Het NOMA-principe is terug te vinden in het werk van Darwin, maar ook in de officiële teksten van de Rooms-Katholieke Kerk.

Herman Philipse Atheïstische manifest – 1995: ‘would-be gelovigen’ die een ‘semantisch

atheïsme’ aanhangen.

o Als het woord ‘God’ en de uitspraken over God geen enkele beschrijvende inhoud meer hebben, dan is de uitspraak ‘God bestaat’ betekenisloos.

o Vb. Kan het Christendom zonder het ‘wonder’ de verrijzenis? o Philipse is dus tegen het NOMA-principe

Nieuw atheïsme Dawkins en Dennett positioneren zich ook tegen het NOMA-principe. o Wetenschap zegt wel degelijk iets over de plausibiliteit van

bepaalde religieuze overtuigingen: uit het wetenschappelijk denken verschijnt God als een overbodige en zinloze hypothese. Creationisme en Intelligent design overtreden het NOMA-principe

o De wetenschap wordt bij hen op bepaalde punten vanuit de religie in vraag gesteld of aangevuld.

2.8 Comtes wet van de drie stadia

Auguste Comtes Grondlegger van het positivisme. In de ontwikkeling van de menselijke wil om de werkelijkheid te verklaren zijn er drie fases – Une loi des

trois états théoriques:

o Theologisch of fictief: de mens aanziet alle fenomenen als veroorzaakt door één of meerdere bovennatuurlijke actoren

(des agents surnaturels).

 Grootste volmaaktheid in het monotheïsme.

o Metafysisch of abstract: vervangt de bovennatuurlijke actoren door abstracte krachten, entiteiten, ideeën, substanties en essenties.

 Goden worden vervangen door ‘de idee van het goede’, ‘het natuurbeginsel’, ‘de logos’…

 Grootste volmaaktheid in één enkel principe dat voor het begin- en eindpunt van de metafysica staat.

o Wetenschappelijk of positief: verwerpt het bestaan van een wereld van goden of abstracties. Een feit wordt verklaard door andere feiten (des faits généraux).

 Grootste volmaaktheid is steeds algemenere, overkoepelende wetten.

 Het onbereikbare doel van positivistische ondernemingen is het gehele universum in één wet te vatten.

De drie verschillende ondernemingen steven hetzelfde doel na: een verklaring van de werkelijkheid.

Volgens Comte staan mensen die gelovig zijn niet op het niveau van zijn tijd. Deze mens is achterlijk en infantiel: ze zijn blijven hangen in hun kinderjaren.

2.9 Het (on-)gelijk van Wittgenstein, deel 2

James G. Frazer ‘The Golden Bough. A study in Magic and Religion’ – 1976

o Exotische culturen bezitten religies vervuld met magische riten , orakels en mythen. De westerse wereld heeft zich daarvan al ‘bevrijd’. (dwaling)

o Bv. regendans.

o De verklaringen die primitieve mensen geven aan

natuurverschijnselen zijn hopeloos infantiel en irrationeel. Er is geen causaliteit.

Wittgenstein Kritiek op Frazers boek – begin jaren dertig en eind jaren veertig o Frazer is niet onjuist, Wittgenstein gaat diepgaander met zijn

kritieken.

o De primitieven zijn niet ten prooi gevallen aan dwaling. Voordat er dwaling kan zijn, moet er eerst een theorie of verklaring zijn. Aangezien primitieven dit niet opstellen, kunnen ze zich ook niet vergissen.

o De primitieve mens wordt niet misleid door een verkeerde voorstelling van oorzaak en gevolg; hij vergist zich niet.  We handelen zo omdat we ons dan bevredigd voelen. o Religie is geen vorm van verklaring, wel geeft het laat het je een

houding uitdrukken t.o.v. leven en dood, problemen en verklaringen.

 Religie vervangt de waaromvraag.

 Religie wil geen wetenschap zijn dus kan niet beschouwt worden als bad science.

3

Wetenschap en religie – kenmerken van een moeilijk debat

3.1 Is ‘wetenschap vs. religie’ gelijk aan ‘ongelovigen vs. gelovigen’?

Antwoord: NEEN!

De complexiteit van de relatie tussen wetenschap en religie is ontstaan door het ontbreken van sluitende definities zowel van religie als van wetenschap. Religie kan omschreven worden als:

o Een poging om de werkelijkheid te verklaren: een concurrent van de wetenschap. o Een zingevingsysteem.

Het debat wetenschap vs religie en het debat gelovigen vs ongelovigen is niet identiek. o Soms weten we geen houding t.o.v. bepaalde natuurverschijnselen, hoewel we dit

fenomeen wel kunnen verklaren.

o Bv. dood: we kennen meestal de doodsoorzaak, maar toch blijft er een zingevingsvraagstuk als iemand sterft.

3.2 Splijtzwam Darwin?

Deïsme 18de E: het schrapt alle irrationele elementen uit de religie om een

strikt minimalistische belijdenis over te houden. o Idee gaandeweg verdwenen.

Darwin On the origin of Species: een beeld van de natuur werd gegeven

waarbij God naar de marges werd geduwd.

o De mens heeft geen uitzonderlijke plaats in de wereld. We zijn slechts een ‘verbeterde aap’.

o Deze visie is een belediging voor God als voor de mensheid in de ogen van gelovigen. Discussie opgevoerd in volgende twee boeken:

 1871: The Descent of Man.

 1872: The Expression of the Emotions in Man and Animals. o De Rooms-Katholieke Kerk aanvaardt de evolutie zoals

wetenschappelijk beschreven, maar houdt vast aan de idee van een ziel die geschapen is naar het beeld van God.

3.3 Naturalisme en macht

Allerlei groepen gebruiken en misbruiken zowel wetenschap als religie. En zo gebeurt het dat afstandelijke, objectiverende wetenschap en serene religiositeit de heftigste passies

In document levensbeschouwing_sv-1 (pagina 82-91)