• No results found

Media Framing in het Vluchtelingendebat: een content analyse van artikelen van BILD Zeitung, Der Spiegel, Elsevier en De Telegraaf

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Media Framing in het Vluchtelingendebat: een content analyse van artikelen van BILD Zeitung, Der Spiegel, Elsevier en De Telegraaf"

Copied!
114
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Bron afbeelding (Laif, 2015)

Datum: 13/03/2016

Geschreven door Chris Kuijpers S1576968

Onder supervisie van Prof. Dr. Ir. J.J.C. Voorhoeve

Universiteit Leiden

Faculty of Governance and Global Affairs

Master International and European Governance

MEDIA FRAMING IN HET

VLUCHTELINGENDEBAT

Een content analyse van artikelen van BILD Zeitung,

Der Spiegel, Elsevier en De Telegraaf

(2)
(3)

Voorwoord

Voor u ligt de scriptie ‘Media Framing in het Vluchtelingendebat‘. Dit onderzoek is gehouden in het kader van mijn afstuderen aan de opleiding International and European Governance aan Universiteit Leiden – Faculteit Governance and Global Affairs te Den Haag. In de periode van september 2015 tot en met maart 2016 ben ik bezig geweest met het

onderzoek en het uiteindelijk uitschrijven van de scriptie.

De inspiratie en interesse voor het onderwerp van deze scriptie is ontstaan door een combinatie van verschillende vakken die ik heb gevolgd in het kader van mijn

masteropleiding aan de universiteit. Bijvoorbeeld de vakken die ik bij mijn scriptiebegeleider, Professor Joris Voorhoeve, heb gevolgd en die vooral gericht zijn op internationale

betrekkingen. Maar ook vakken zoals Politics, Governance & Media, waar mijn specifieke interesse voor media framing werd geprikkeld.

Ik heb tijdens mijn scriptieperiode veel steun gehad aan mijn begeleiders, Professor Joris Voorhoeve en Vasilis Karakasis. Zij lieten mij vrij in mijn eigen keuzes, en

stimuleerden mij om te onderzoeken wat ik echt interessant vind. Professor Joris Voorhoeve heeft een uitvoerige en uiteenlopende kennis, wat mij in deze periode, en in de colleges die ik bij hem heb gevolgd aan de universiteit, erg heeft geïnspireerd. Zonder hen had ik dit product niet op deze manier kunnen neerzetten.

Daarnaast wil ik ten eerste mijn ouders, Louis en Rita Kuijpers, bedanken, omdat zij mij altijd onvoorwaardelijk steunen. Ten tweede wil ik mijn studiegenoten, Merle Prast, Roos van Gent, en Irene Brandhorst, bedanken voor alle steun en inspiratie tijdens lange dagen studeren op de universiteit.

Ik wens u veel leesplezier,

(4)

Abstract

The title, ‘Media Framing in the Refugee Debate: A content analysis of the media articles of BILD Zeitung, Der Spiegel, Elsevier and De Telegraaf’, shortly summarizes the subject of this thesis. An article by Rutger Bregman (2015) for De Correspondent, which is a Dutch journalistic website, induced this study. Bregman (2015) writes about the remarkable campaign ‘Wir Helfen!’/’We are helping!’ in the German newspaper BILD Zeitung, which was set up to support and help refugees. He argues that in contrast to the German newspapers, the newspapers in the Netherlands frame refugees in a negative way. Several scholars and experts who argue that different internal and external factors influence the German and Dutch media could confirm the statement of Bregman (Reichelt, 2016; Saharso, 2007: 523; Shadid, 1995; Shoemaker & Reese, 1996). The cases are therefore selected on the expectation of variation.

When journalists and media are using negative or positive frames, this can affect the local population and its perceptions of the refugees. Therefore, this thesis seeks to investigate whether there is a difference between the two cases by analysing the media articles of the four media in a timeframe from April 2015 until September 2015.

The research questions that correspond with the goals of this thesis are: which media frames have the highest visibility in German and Dutch media during the time period of April 2015 until September 2015, and is it possible to detect a difference between the cases? After analysing the relevant theory on media and media framing, hypotheses were developed. The first hypothesis articulates that there is a difference between the Dutch and German media frames, and that the visibility of positive media frames (humanitarian, victim and multicultural frame) is higher in the German media, while the visibility of negative media frames (bogus-refugee, intruder, Islam-as-threat, and emancipation frame) is higher in the Dutch media. The second hypothesis expects a difference between the information-rich and information-poor media.

To confirm the hypotheses and to answer the research questions, a content analysis was conducted with the usage of a relevant codebook that encapsulates the media frames that are deducted from the theory. In addition, a qualitative method that focuses on rhetoric was used to supplement the quantitative method.

The results have shown that there is a difference between the Dutch and German media, with an exception of the victim frame. The victim frame has a high visibility in all four media. The two German media show a high visibility of the positive media frames

(5)

(humanitarian, victim, and multicultural frame), whilst the two Dutch media have a high visibility of the victim and intruder frame. There is a consistent visibility in German media of positive frames; whilst in the Dutch media there is a combination of negative and positive media frames. There is thus a lot of difference among the Dutch media. Elsevier shows a high visibility of negative frames, whilst the results of De Telegraaf are more nuanced. For

example, De Telegraaf shows a high visibility of the humanitarian and victim frame, in addition to the negative frames. This means that the hypothesis is partially confirmed: the German media show a high visibility of the positive frames (humanitarian, victim, and multicultural frame), however the Dutch media do not only show a high visibility of the negative frames (bogus-refugee, intruder, Islam-as-threat, and emancipation frame), but also of some of the positive frames, such as the victim and humanitarian frame.

The second hypothesis can be completely confirmed. The results have shown a difference between the information-rich and information-poor media. However, this difference is greater within the Dutch context than within the German context.

The results confirm that there can be a difference in the visibility of media frames between different cultures, and that the selection of news and the visibility of media frames are influenced by several external and internal factors, such as cognitive and organisational factors, culture, politics, and economics. It is likely that the most important influences are national culture and organisational factors, such as the type of media. It also shows that the variables that influence the media frames are dynamic. This consequently means that neutral impartiality of journalists is hard to achieve. However, the research is not generalizable to the population, which means that the results of this research only explain the particular sample that has been researched.

Further research could focus on the several internal and external factors that influence the media frames, as this research has not researched the correlation between these factors and the media frames. Especially the German case would be interesting because of recent developments in relation to the refugees and framing.

(6)

Inhoudsopgave

Hoofdstuk 1: Introductie 7

1.1 Wetenschappelijk onderzoek 7 1.2 Maatschappelijke, praktische en academische relevantie 8 1.3 Afbakening onderwerp 11

1.4 Doel- en probleemstelling & de onderzoeksvragen 11

1.5 Onderzoeksopzet 12

1.6 Leeswijzer 12

Hoofdstuk 2: Literatuur & theoretisch kader 13

2.1 Literatuuronderzoek 13

2.1.1 Media & maatschappij 14

2.1.2 Media & politiek 17

2.1.3 Media & commercie 19

2.2 Theoretisch kader 19

2.2.1 Framebuilding & framesetting 21 2.2.2 Determinanten van framebuilding 22

2.2.3 Determinanten media frames in Duitsland 26 2.2.4 Determinanten media frames in Nederland 28 2.3 Media frames detecteren 29 2.3.1 Overkoepelende frames 29 2.3.1 Media frames & migratie 32 2.4 Conceptueel model 34 Hoofdstuk 3: Methoden 36 3.1 Deductieve aanpak 36 3.2 Content analyse 37 3.2.1 Retoriek 37 3.3 Data-verzameling 38 3.3.1 Soorten media 39 3.3.2 BILD Zeitung & De Telegraaf 40 3.3.3 Elsevier & Der Spiegel 41 3.3.4 Verzameling 42

(7)

3.4 Tijdframe 43 3.4.1 Tijdlijn 45 3.5 Analyse artikelen 45 3.5.1 Codeboek 45 3.5.2 Humanitair frame 46 3.5.3 Pseudovluchteling frame 47 3.5.4 Slachtoffer frame 47 3.5.5 Indringer frame 47 3.5.6 Multicultureel frame 47 3.5.7 Islam-als-bedreiging frame 48 3.5.8 Emancipatie frame 48 3.6 Conclusie 48 Hoofdstuk 4: Resultaten 49

4.1 Algemene resultaten per mediabron 49 4.1.1 De Telegraaf 51 4.1.2 BILD Zeitung 51 4.1.3 Elsevier 51 4.1.4 Der Spiegel 51 4.2 Statistische vergelijking mediabronnen 51 4.2.1 ANOVA variantieanalyse 51 4.2.2 T-Toets 53 4.3 Codeboek gemiddelden 55 4.3.1 De Telegraaf 57 4.3.2 BILD Zeitung 57 4.3.3 Elsevier 58 4.3.4 Der Spiegel 59 4.4 Tijdsframe per mediabron 60

4.4.1 De Telegraaf 60 4.4.2 BILD Zeitung 60 4.4.3 Elsevier 61 4.4.4 Der Spiegel 61 4.5 Kwalitatieve analyse 61 4.5.1 De Telegraaf 62

(8)

4.5.2 BILD Zeitung 64 4.5.3 Elsevier 67 4.5.4 Der Spiegel 68 4.6 Conclusie 69 Hoofdstuk 5: Discussie 72 5.1 Hypothesen 72

5.2 Theorie & resultaten 74

5.3 Verder onderzoek 79 5.4 Beperkingen 80 5.4.1 Validiteit en betrouwbaarheid 83 Hoofdstuk 6: Conclusie 84 Bronnenlijst 88 Bijlagen 96 A 96 B 97 C 99 D 101 E 102 F 102 G 107

(9)

Hoofdstuk 1: Introductie

“Zelfs de Duitse schandaalpers schaamt zich voor ons vluchtelingenbeleid” (Bregman, 2015), kopte het artikel van Rutger Bregman op de website van De Correspondent1. De auteur informeert in het artikel over de vluchtelingencampagne van de Duitse krant BILD Zeitung. Deze campagne is speciaal opgezet om mensen op te roepen om vluchtelingen te helpen. Bregman (2015) beargumenteert dat dergelijke acties bij de Nederlandse media niet zichtbaar zijn, en hij laat een voorbeeld zien dat De Telegraaf, de Nederlandse tegenhanger van BILD Zeitung, zich focust op de negatieve gevolgen die vluchtelingen op de maatschappij kunnen hebben.

Dit artikel werd de eerste aanleiding voor dit onderzoek. Immers; is het werkelijk zo dat Duitse media positiever berichten over vluchtelingen dan Nederlandse media? En op welke manier doen ze dit dan anders dan de Nederlandse media? Wetenschappers en experts bevestigen dat het waarschijnlijk is dat de media in Duitsland en Nederland worden

beïnvloed door diverse factoren, en vanwege deze reden op een bepaalde manier rapporteren (Reichelt, 2016; Saharso, 2007: 523; Shadid, 1995; Shoemaker & Reese, 1996). Een

onderzoek naar Duitse en Nederlandse media en het gebruik van media frames zou hier meer informatie over kunnen geven. De case-selectie is daarom gedaan op basis van een verwachte variatie van de twee casussen.

In de komende paragrafen worden de relevante concepten en theorieën kort

besproken. Aansluitend volgt er een uitleg over waarom het relevant is om te onderzoeken of er verschil zit in het gebruik van media frames bij de Nederlands en Duitse media, waarna een duidelijke afbakening van het onderwerp volgt. De doel- en probleemstelling met de bijbehorende onderzoeksvragen worden in de volgende paragraaf geformuleerd. Vervolgens wordt er kort de onderzoeksopzet besproken, en daaropvolgend de leeswijzer gepresenteerd.

1.1 Wetenschappelijk onderzoek

In voorgaande jaren zijn er verschillende onderzoeken verschenen over de media en hun relaties met de maatschappij en de politiek. Wetenschappers erkennen dat er een relatie en tevens een wisselwerking bestaat tussen politici en journalisten, en de bevolking en

1

De Correspondent is een online journalistieke onderneming dat streeft naar dieperliggende journalistiek, dat wel actueel is maar actualiteit niet als voornaamste doelstelling ziet. De Correspondent focust zich juist op nieuwe inzichten en achterliggende context in vraagstukken. De website onderscheidt zich door zich te focussen op onderzoek, feiten te checken en ook de invloed van media te betrekken in hun verslaggeving. (De

Correspondent, n.d.).

(10)

journalisten. Media kunnen daardoor een effect hebben op beeldvorming, opinie en beleid (Cook, 1998; Louw, 2010; Capella & Jamieson, 1997; McQuail, 2000). In dit onderzoek worden media gedefinieerd als: een overkoepelend begrip voor veel verschillende vormen van communicatie, bijvoorbeeld kranten, televisie, sociale media of tijdschriften (Oxford Dictionaries, 2016).

Om de perceptie of interpretatie van een bepaald vraagstuk te kunnen beïnvloeden, maken journalisten gebruik van zogenaamde media frames. Media frames worden gezien als “het selecteren van een aantal aspecten van de waargenomen realiteit en in het vervolg het aantrekkelijk communiceren hiervan in een artikel, op een dergelijke manier dat een specifieke definitie van een probleem, causale interpretatie, morele evaluatie, en/of

aanbeveling wordt aangemoedigd” (Entman, 1993: 52). Met een frame plaatsen journalisten een vraagstuk in een bepaald kader, zodat de ontvanger ook vanuit dit kader het vraagstuk bekijkt en interpreteert. Het gebruik van de media frames wordt beïnvloed door externe en interne factoren en kan daardoor per cultuur en land verschillen (Brüggeman, 2014; Van Gorp, 2007). Dit zou dus betekenen dat er een verschil zou kunnen zijn tussen de

Nederlandse en Duitse media frames. Wanneer er wordt gekeken naar beide landen en de externe factoren die een invloed kunnen hebben, is het interessant om op te merken dat Duitsland vaak historisch wordt beïnvloedt met betrekking tot migranten en vluchtelingen (Saharso, 2007: 523), en dat dit vervolgens een cultuur heeft gecreëerd die verwelkomend tegenover vluchtelingen staat (Horn, 2015; Reichelt, 2016). Wetenschappers beargumenteren dat de Nederlandse media een eenzijdig beeld geven van minderheden en dus vaak negatieve frames gebruiken (Shadid, 1995). Ook cultureel gezien is het publieke debat in Nederland over multiculturalisme en migratie verhard (Sleegers, 2007: 20-31). D’Haenens & Bink (2006) leggen echter genuanceerder uit dat er een balans bestaat tussen negatieve en positieve frames in de Nederlandse media.

Het conceptueel model van de onafhankelijke en afhankelijke variabelen volgt in Hoofdstuk 2 nadat de relevante literatuur en theorie uitvoerig is besproken.

1.2 Maatschappelijke, praktische, en academische relevantie

De relevantie van een onderzoek naar het gebruik van media frames met betrekking tot de vluchtelingen door Duitse en Nederlandse media is groot. Dit wordt in de volgende paragrafen uitgelegd aan de hand van de maatschappelijke, academische, en praktische relevantie.

(11)

Zoals beschreven in de vorige paragraaf hebben journalisten en media invloedrijke rollen in de maatschappij. Wanneer het duidelijk is dat journalisten een invloed hebben op de beeldvorming in een samenleving, kan er worden nagedacht over de effecten die zij hebben wanneer zij bijvoorbeeld minderheden presenteren in hun artikelen. In dit onderzoek wordt er gekeken naar een voorbeeld van hoe minderheden kunnen worden gepresenteerd in media-artikelen, namelijk de vluchtelingen. Er wordt niet gekeken naar welke effecten journalisten en de betreffende media hebben, maar wel naar welke frames zij toepassen in relatie tot het vluchtelingendebat. Echter, onderzoek naar media framing kan belangrijk zijn om te bepalen hoe de beeldvorming is in een samenleving en hoe de vluchtelingen in het vervolg in de samenleving worden opgenomen. Bewustzijn van welke frames er worden gebruikt, kan daarom important zijn om onze persoonlijke perceptie daarop aan te passen en eventueel beeldvormingskwesties aan de kaak te stellen, ook wanneer er eventuele positievere frames met betrekking tot de vluchtelingen in Duitsland worden gebruikt.

Door recente gebeurtenissen in Duitsland is er een debat ontstaan over welke media frames Duitse journalisten gebruiken, hoe de frames en daarbij de journalisten beïnvloed worden door externe en interne invloeden, en wat voor effect dit heeft op de Duitse

samenleving. Tijdens de jaarwisseling van 2015 naar 2016 in Keulen zijn er een groot aantal vrouwen beroofd, aangerand en verkracht door een groep mannen. De media en politici in Keulen rapporteerden snel na deze avond dat de jaarwisseling in de stad rustig was verlopen. Echter, na een aantal dagen werd het duidelijk dat dit zeker niet het geval was. Informatie werd (bijna) niet gegeven, wat zorgde voor ophef in Duitsland, maar ook in Nederland (Van der Laan, 2016). Want waarom werd dit incident door de politiek, maar ook door de media, niet besproken? Had de bevolking geen recht op de volledige waarheid en moesten zulke incidenten niet meteen openbaar worden?

Men vroeg zich af waarom de politie zo lang had gewacht. Pas vier dagen na de jaarwisseling werd er een persconferentie gehouden waarin verteld werd dat de daders waarschijnlijk van Noord-Afrikaanse en Arabische afkomst waren. Daarnaast werd een dag later duidelijk dat er al langer bij de politie bekend was dat er criminele groeperingen actief waren in Keulen, en dat de politie weinig tot geen controle over deze groeperingen heeft (Van der Laan, 2016). Vanwege snelle berichtgeving over de afkomst van de groep mannen, werd de link met de vluchtelingenstroom gemaakt door de bevolking. Dit zorgde voor het

(12)

Maar, wat hebben de media hiermee te maken? Niet alleen de politiek kwam ter discussie te staan, maar ook de media. In Duitsland werd er besproken dat de media bewust niet over deze incidenten hebben bericht. Een verklaring zou kunnen zijn dat er een taboe heerst op het bespreken van etnische afkomst bij criminele incidenten. Daarnaast was het opvallend dat het nieuwsincident laat werd opgepikt en Duitse media voorzichtig waren met de berichtgeving over het incident. Dit alles heeft er voor gezorgd dat er een nationaal en internationaal debat ontstond over de functie van journalisten en de media. Dit debat ging over welke taboes er doorbroken moeten worden, en of de media er niet voor moeten zorgen dat alle maatschappelijke en politieke debatten worden besproken en weerspiegeld in hun berichtgeving (Hommes, 2016).

Dit onderzoek analyseert niet de recente gebeurtenissen. Toch is dit onderzoek met betrekking tot deze ontwikkelingen belangrijk omdat het detecteert of er inderdaad

positievere frames zichtbaar zijn in de onderzochte Duitse media. Resultaten van het

onderzoek kunnen meer inhoud geven aan het debat over deze casus en over journalistiek in het algemeen, en het kan meer informatie geven over media en hun functie in de

maatschappij. Het onderzoek kan daardoor een maatschappelijke en praktische relevantie vervullen.

In Hoofdstuk 5 volgen er nog meer aanbevelingen voor verder onderzoek, aangezien dit interessant en relevant kan zijn voor het debat in Duitsland, maar ook in andere Westerse landen die een soortgelijke journalistiek bedrijven.

In het begin van deze paragraaf werd er al uitgelegd dat er verschillende onderzoeken zijn gedaan naar journalisten, media, en het gebruik van media frames. Toch blijft onderzoek naar deze onderwerpen ook voor academische redenen relevant. Het gebruik van media frames is namelijk geen statisch begrip en zal net als normen en waarden, cultuur, en politiek over de tijd heen veranderen (Shoemaker & Reese, 1996). Dit betekent dat een krant tien jaar geleden andere frames kan hebben gebruikt in relatie tot vluchtelingen dan dezelfde krant op dit moment zal gebruiken (Hommes, 2016). Daarnaast, in het kader van bestuurskunde en publieke organisaties zijn media belangrijk omdat zij zorgen voor de toegang tot informatie en deze via verschillende kanalen overdragen naar de samenleving. Deze dienst zorgt ervoor dat de media kunnen worden gezien als onderdeel van de publieke sfeer (Garnham, 1990). Tevens is media framing allang onderdeel van studies in verschillende disciplines, zoals sociologie of psychologie, wat in Hoofdstuk 2 verder wordt toegelicht. Onderzoek naar het functioneren van framing kan daarom toevoegen aan de academische literatuur.

(13)

1.3 Afbakening onderwerp

De Duitse krant BILD Zeitung lanceerde in 2015 een campagne die opriep om vluchtelingen te helpen. Dit maakt de krant interessant om te betrekken in de analyse. Om een vergelijking te kunnen maken, moet er ook een Nederlandse tegenhanger worden geanalyseerd, dit is De Telegraaf geworden. Daarnaast is er de keuze gemaakt om niet alleen op de massamedia te richten, maar ook informatierijke media te betrekken in de analyse. De informatierijke media zijn in dit geval Elsevier en Der Spiegel, omdat zij over het algemeen een doelgroep

aanspreken die wat actiever bezig is met politieke en maatschappelijke vraagstukken dan de doelgroepen die gebruik maken van de massamedia (Louw, 2010: 17).

Deze vier geschreven media zijn de focus van de analyse. Daarnaast is er gekozen voor een tijdsbestek van zes maanden, van april 2015 tot en met september 2015. In dit tijdsbestek worden de offline artikelen van de vier media geanalyseerd met een codeboek dat dient als basis voor het kwantitatieve onderzoek. De media frames worden daarnaast

specifiek onderzocht met betrekking tot het vluchtelingendebat.

1.4 Doel- en probleemstelling & de onderzoeksvragen

Wanneer de theorie wordt toegepast op deze specifieke case, kan er worden gekeken naar de verschillen met betrekking tot de zichtbaarheid van bepaalde media frames in de Duitse en Nederlandse media. Dit is ook meteen de doelstelling van het onderzoek. Het is van belang om hiernaar te kijken omdat het duidelijk is dat wanneer er door journalisten gebruik wordt gemaakt van bepaalde media frames dit invloed kan hebben op de perceptie en interpretatie die de bevolking van een bepaald vraagstuk heeft, in dit geval de vluchtelingen. Met deze doel- en probleemstelling in het achterhoofd, zijn er twee relevante onderzoeksvragen geformuleerd:

Onderzoeksvraag 1: Welke frames hebben de hoogste zichtbaarheid in de media in Duitsland en Nederland (BILD Zeitung, De Telegraaf, Der Spiegel en Elsevier) met betrekking tot vluchtelingen in de periode van april 2015 tot en met september 2015?

Onderzoeksvraag 2: In hoeverre is er een verschil tussen de zichtbaarheid van de media frames in Duitse en Nederlandse media, en de informatierijke (Der Spiegel, Elsevier) en informatiearme media (BILD Zeitung, De Telegraaf) met betrekking tot vluchtelingen in de periode van april 2015 tot en met september 2015?

(14)

1.5 Onderzoeksopzet

Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt er gebruik gemaakt van een kwantitatieve content analyse met een codeboek als basis voor de data-verzameling. Daarnaast ondersteunt een kwalitatieve methode met betrekking tot het bestuderen van retoriek in de artikelen de kwantitatieve analyse.

Het onderzoek is geschreven in de periode van september 2015 tot en met maart 2016. In deze periode werd de onderzoeksopzet ontwikkeld, de data-verzameling en de analyse gedaan, en uiteindelijk het onderzoek uitgeschreven. Het onderzoek is opgezet in het kader van de Master Public Administration: International and European Governance aan de Faculteit Governance and Global Affairs van Universiteit Leiden te Den Haag.

1.6 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 begint met de algemene literatuur over media en de relatie tussen aan de ene kant media, en aan de andere kant maatschappij, politiek en commercie. Daarna wordt er meer op het concept van media framing ingegaan. In Hoofdstuk 3 worden de specifieke methoden van dit onderzoek besproken, en wordt het codeboek voor de content analyse met de specifieke media frames gepresenteerd. Waarna, in Hoofdstuk 4 de uiteindelijke resultaten van de content analyse door middel van kwantitatieve en kwalitatieve methoden worden besproken. In Hoofdstuk 5 volgt dan de uiteindelijke discussie van de resultaten en worden de hypothesen aangenomen of weerlegd. De conclusie, en daarbij het antwoord op de onderzoeksvragen, worden vervolgens in Hoofdstuk 6 gepresenteerd.

(15)

Hoofdstuk 2: Literatuur & theoretisch kader

In Hoofdstuk 1 werd er al kort besproken dat er in voorgaande jaren door wetenschappers verschillende theorieën geschreven zijn over de rol van de media in de samenleving. Ook zijn er onderzoeken gedaan naar op wat voor manier de media invloed kunnen hebben op de samenleving en op de politiek. Hierbij is het van belang om te weten wat de rol van

journalisten binnen de samenleving is. Journalisten zijn namelijk de actoren die bepalen welk nieuws en op wat voor manier het nieuws wordt gepresenteerd aan het publiek. Daarom is het bestuderen van het selectieproces van de media content en welke factoren deze selectie beïnvloeden important, aangezien dit ook ons referentiekader bepaald wanneer we een bepaald vraagstuk bekijken.

Aan het begin van het hoofdstuk komen deze verschillende theorieën over media langs, met een focus op de relatie van media met de maatschappij, politiek en commercie. Daarna wordt er expliciet gekeken naar het concept van media framing, wat frames zijn, hoe ze ontstaan, hoe ze te meten zijn, en welke factoren de frames en het selectieproces van nieuws beïnvloeden. Deze paragrafen zijn relevant voor het analyseren van de resultaten van dit onderzoek, en dienen ook als fundament voor het adviseren van verder onderzoek.

Afsluitend wordt er een conceptueel model gegeven die de hypothesen ondersteunt en een goede connectie maakt met het volgende hoofdstuk, de Methoden.

2.1 Literatuuronderzoek

Media zijn een overkoepelend begrip voor verschillende vormen van communicatie: bijvoorbeeld kranten, televisie, sociale media of tijdschriften (Oxford Dictionaries, 2016). Deze diverse mediasoorten hebben een rijke geschiedenis met diverse functies in

verschillende maatschappijen. Hiermee wordt bedoeld dat in sommige gevallen media kunnen worden gebruikt als bronnen en/of methodes van overtuiging of propaganda. In democratische voorbeelden zal er worden geprobeerd om objectieve manieren van

berichtgeving te bereiken, ofwel de vrije pers2. Onpartijdigheid is echter niet makkelijk te

bereiken aangezien journalisten, net als de rest van de bevolking, niet geheel objectief kunnen

2 McQuail (2000) benadrukt dat de meeste media theorieën Westers georiënteerd zijn. Dit betekent dat de theorieën niet allemaal toepasbaar zijn op verschillende culturen, aangezien deze vaak beïnvloed zijn door een bepaalde cultuur en maatschappij. Een voorbeeld hiervan haalt McQuail (2000: 8) aan door uit te leggen dat massa media meestal alleen toepasbaar zijn op open maatschappijen in plaats van religieuze unitaire of patriarchale familiesystemen.

(16)

zijn3. Vaak worden de begrippen objectiviteit en onpartijdigheid door elkaar heen gebruikt, maar hebben ze wel verschillende definities. Onpartijdigheid betekent dat vooroordelen afwezig zijn en er een duidelijkheid bestaat van welke keuzes er zijn gemaakt door de journalist. Objectiviteit betekent echter dat bepaalde feiten of bewijs kunnen worden geïdentificeerd (Sambrook, 2012: 5-6). Voor dit onderzoek zal daarom het concept van onpartijdigheid worden gebruikt, aangezien het gaat over media framing en welke keuzes de journalist hierbij maakt.

Er zijn ook theorieën die stellen dat de media de kleur van een bepaalde

maatschappelijke of politieke stroming aannemen. De functies van de media zullen daarom een maatschappelijke controle reflecteren met verhoudingen tussen individuelen en

instituties. Dit betekent dat de media niet te begrijpen zijn wanneer de maatschappelijke context niet eerst wordt beschreven (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 1-2).

2.1.1 Media & Maatschappij

Dat de media en maatschappij zo verbonden zijn met elkaar, wordt onderschreven door verschillende wetenschappers. Tuchman (1978) is een van de eerste die over media en framing schrijft. In zijn werken benadert hij media als instituties, en als voornaamste maatschappelijke instituties. De media, volgens Tuchman (1978: 4), maken informatie

beschikbaar voor consumenten door middel van institutionele methoden waarin nieuws wordt gevonden, verzameld en geselecteerd door professionals. Tuchman (1978: 5) maakt duidelijk dat nieuws tot stand komt door cultuur en door onderhandelingen, wat ervoor zorgt dat nieuwsartikelen verschillende vormen aannemen binnen verschillende culturen. De selectie van nieuws zal daarom altijd gebeuren met de motivatie dat het onderwerp voor de verteller en de ontvanger nieuwswaardig moet zijn. Andere gebeurtenissen worden hierbij niet uitgelicht wanneer ze niet als relevant worden gezien of als ze simpelweg niet zijn

opgemerkt. De ontvanger is in dit geval altijd afhankelijk van de verteller, en de verteller kan

nooit alomvattend en onpartijdig zijn (Tuchman, 1978: 4-5). Volgens Tuchman (1978) zijn er binnen de maatschappelijke theorieën twee

verschillende manieren om naar nieuws te kijken. De eerste manier is een traditionele aanpak waarbij maatschappelijke structuren de voornaamste factoren zijn met betrekking tot

3 Journalisten hebben, net als vele andere beroepen, een code van ethiek. Dit betekent dat er een universele norm is waaraan journalisten zich horen te houden. Volgens McQuail (2000: 11) wordt deze code nog steeds in acht genomen, en is de onpartijdigheid van journalisten hierin erg belangrijk. Wanneer er, anno 2015, naar deze code wordt gekeken is het interessant om te zien dat journalisten worden geacht om nauwkeurig, correct, en integer te zijn. Daarnaast is het belangrijk voor ze om als ‘watchdogs’ te dienen, bronnen te vermelden, context te geven, en verantwoordelijk te opereren (Society of Professional Journalists, 2014).

(17)

nieuwsbepaling. Dit betekent dat maatschappelijke normen en waarden belangrijk zijn in het selecteren van nieuws, aangezien de journalisten binnen deze maatschappelijke structuren werken. Dit zou kunnen worden gedefinieerd als externe invloeden. Tuchman (1978) benoemt ook een andere manier van naar nieuws kijken die niet traditioneel is. Deze benadering geeft een actieve rol aan journalisten en redacteuren binnen de media als instituties. Hier wordt er vanuit gegaan dat nieuwswaardigheid meer te maken heeft met welke keuzes worden gemaakt, wat kan worden gedefinieerd als interne invloeden. Nieuws wordt gezien als hebbende een actieve rol in de maatschappij, en nieuws kan bepaalde gebeurtenissen definiëren en vormen.

Wanneer er vanuit wordt gegaan dat media worden gevormd door de maatschappij en hier niet los van staan, kunnen er naast verschillende maatschappelijke en overheidssystemen ook verschillende mediasystemen worden onderscheiden. Siebert, Peterson & Schramm (1956) kwamen in de jaren ‘50 met vier theorieën van de pers, wat een grote invloed kreeg op hoe media werden gezien in de jaren erna. Zij maakten een onderscheid tussen autoritaire theorie, liberale theorie, maatschappelijk verantwoordelijkheidstheorie, en communistische theorie. De eerste twee theorieën zijn volgens de schrijvers traditionele theorieën van de pers. Siebert, Peterson & Schramm (1956) werken deze traditionele benaderingen dan ook uit, maar beschrijven ook twee andere benaderingen die eigenlijk zijn afgeleid van de eerste twee. Hiermee bedoelen de auteurs dat de maatschappelijk verantwoordelijkheidstheorie een

modificatie is van de liberale theorie, terwijl de communistische theorie een modificatie is van de autoritaire theorie. In de volgende alinea’s worden de laatste twee nader uitgelegd omdat deze het meest relevant zijn voor de case.4

Binnen de liberale theorie hebben de media functies waarmee ze informeren, amuseren, en verkopen. Ze zijn er vooral om de waarheid te ontdekken en de overheid te controleren. In dit geval hebben de media zeer vrije functies, waarin waarheid een erg belangrijke rol speelt. De markt waarin de media zich begeven is dan ook erg vrij. Wat niet

4 De autoritaire theorie betekent dat de media vooral een ondersteunende functie hebben van de overheid en hun beleid. De media kunnen worden beheerd door publieke en private organisaties. Wanneer er wordt gekeken naar de media-functie, kan er worden verondersteld dat dit vooral publiekelijk wordt beheerd. Echter, het is mogelijk dat ook private organisaties een media-functie hebben. De overheid controleert de media door patenten,

licenties, en soms ook censuur. Het is belangrijk om op te merken dat binnen dit systeem het niet mogelijk is om de overheid te bekritiseren (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 7).

De communistische theorie heeft daarbij een overlap met de autoritaire theorie. Deze theorie is echter gericht op het voormalige Sovjet Unie. Hier hebben de media een functie waarbij zij de Sovjet staat ondersteunen en helpen in het bereiken van succes. De media zal in dit geval ook helemaal worden beheerd door de overheid, zonder enige onafhankelijkheid. Hier wordt er tevens nooit kritiek gegeven op de overheid en haar

(18)

wordt getolereerd is laster, obsceniteit, en opruiing. De media worden in dit geval vrijwel altijd privaat beheerd (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 7).

De maatschappelijk verantwoordelijkheidstheorie heeft overlap met de liberale

theorie, wat betekent dat de media een soortgelijke informerende, amusementsfunctie hebben. Het verschil zit in het belangrijkste motief om discussie en conflict te veroorzaken: de

maatschappelijke verantwoordelijkheid van de media. Hierin is de publieke opinie en professionele ethiek erg belangrijk. Wat niet wordt getolereerd is dat er een invasie van de erkende private rechten en maatschappelijke interesses plaats gaat vinden (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 7). De maatschappelijke verantwoordelijkheidstheorie laat zien dat de media altijd eerlijk en accuraat moeten zijn. Dat betekent onder andere dat de media ervoor moeten zorgen dat het duidelijk is wat feiten zijn en wat meningen zijn. Hierbij hebben zij de obligatie dat ze niet alleen feiten moeten presenteren, maar hier ook de gehele context van te geven. De standpunten van partijen of personen waarmee de media eens zijn moet niet alleen worden uitgelicht, ook de standpunten van anderen zijn belangrijk om te bespreken in relatie tot een bepaald vraagstuk. Daarnaast is het belangrijk voor de media om een representatief beeld te schetsen van de maatschappij en ook de doelen en normen en waarden van de maatschappij te presenteren. Als laatste is het belangrijk dat de media zorgen voor volledige toegang tot informatie (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 90-91).

In de Duitse en Nederlandse casussen kan er worden vastgesteld dat de liberale en maatschappelijke verantwoordelijkheidstheorieën het dichtste bij het soort overheids- en mediasysteem in de buurt komen. Beide landen zijn Westers en democratisch, wat betekent dat de media in deze gevallen niet geheel gecontroleerd worden door de overheid. De media kunnen dan een controlerende functie aannemen van de overheid. De auteurs wijzen

niettemin op het feit dat de traditionele liberale geleerden het obstakel van commercie niet serieus genoeg hebben genomen. Zij gingen er vanuit dat het kapitalistische systeem dit wel op zou kunnen lossen. De commerciële kant speelt echter een grote rol. De media moeten namelijk manieren zien te vinden om inkomsten te werven en hun producten te verkopen (Siebert, Peterson & Schramm, 1956: 52). De commerciële kant van de media wordt in paragraaf 2.1.3 verder uitgelicht.

Wanneer de maatschappelijke theorieën worden gevolgd, kan er worden geconcludeerd dat media zelfstandige instituties zijn. Zij hebben veel interactie met de samenleving en maatschappij, en hebben dan ook invloed op de maatschappij en de maatschappij op hen. Maatschappelijke normen en waarden hebben invloed op nieuwsselectie, maar de journalisten hebben tevens zelf invloed door middel van

(19)

onderhandelingen over welk nieuws wordt geselecteerd (Tuchman, 1978: 5). De verschillende mediasystemen hangen in vervolg veel samen met de maatschappelijke systemen die aanwezig zijn in een land.

2.1.2 Media & Politiek

Media kunnen naast maatschappelijk ook politiek worden benaderd. Cook (1998) richt zich meer op de benadering waarin media worden gezien als politieke instituties. De auteur beargumenteert dat de politiek te weinig aandacht krijgt met betrekking tot het bestuderen van de media (1998: 9). Wanneer de sociologische studies kijken naar de relatie tussen politieke effecten en media, bijvoorbeeld de eventuele effecten op verkiezingen, namen zij de politieke invloeden via de media als uitgangspunt. Volgens Cook (1998: 11) heeft dit

implicaties aangezien dit de invloeden van de media niet genoeg belicht. Media hebben een directe invloed op politiek. Vooral wanneer politieke figuren rekening houden met de media en tevens wanneer de media bepaalde problemen op de politieke agenda zetten, wat kan worden omschreven als agendasetting (Cook, 1998: 12).

Met dit in het achterhoofd, beargumenteert Louw (2010: 48) dat journalistiek het beste kan worden begrepen door het bekijken van begrippen als “watchdog” journalistiek en “Fourth Estate” (Louw, 2010: 48). Deze begrippen betekenen dat journalisten verschillende rollen kunnen hebben. Een voorbeeld hiervan is wanneer journalisten zichzelf zien als

volledige en autonome participanten van het bestuurskundige proces, ofwel de Fourth Estate. De term watchdog geeft aan dat wanneer journalisten als autonoom worden gezien, ze ook bepaalde rechten hebben. Wanneer de journalist als watchdog dient, zal hij of zij een controlerende functie hebben over de politiek; ze mogen alles rapporteren en monitoren (Louw, 2010: 48). Deze versie van journalistiek kan ook een andere vorm aannemen wanneer de journalist zich gaat afzetten tegen politici, bijvoorbeeld door het specifiek richten op personaliteiten van politici, wat gedefinieerd wordt als “muckraking” journalistiek (Louw, 2010: 50). Louw (2010) beargumenteert dat dit niet een geheel realistisch beeld is van de relatie tussen politiek en journalisten. Journalisten kunnen ook de motivatie hebben om sensatie te zoeken om op deze manier commercieel te kunnen opereren. Daarnaast komt het ook voor dat de media of journalist een bepaalde politieke partij of ideologie steunen en eventueel met politici gaan samenwerken, wat wordt omschreven met de term “lapdog” (Louw, 2010: 51).

(20)

Journalisten en de media kunnen dus worden beschouwd als actoren die tussen de politiek en de maatschappij staan. Niet alleen proberen journalisten politici te beïnvloeden, dit gebeurt ook andersom. Vanuit een politiek oogpunt kan er worden beargumenteert dat politici de mogelijkheid hebben om de media en journalisten te gebruiken om hun eigen berichten over te brengen naar de maatschappij. De massamedia hebben voor de politiek veel betekend om ook massademocratie mogelijk te maken (Louw, 2010: 47). Politici kunnen in dit geval spin-doctors gebruiken die zullen proberen journalisten zo goed mogelijk af te leiden en te beïnvloeden. Louw (2010) schrijft in zijn boek over deze relatie, wat vooral gebaseerd is op de Amerikaanse voorbeelden waar spinning is uitgegroeid tot een

volwaardige praktijk. Spinning is niet nieuw; het verdraaien van een bepaalde kwestie om zo positief mogelijk over te komen bestaat al erg lang in de communicatie. Voor journalisten kan het voordelig werken omdat sensatie verkoopt. Echter, het is soms moeilijk vast te stellen wat echt is en wat niet, vanwege het gebruik van getrainde manipulatieve boodschappen van de spin-doctors. Het kan ook voorkomen dat journalisten niet eens de moeite nemen om hun bronnen te controleren. Spin-doctors weten dit en zullen dan ook op zoek gaan naar de journalisten die het makkelijkste met ze in zee gaan. Spin-doctors zijn daarnaast vaak ex-journalisten en weten vanwege deze reden precies hoe ex-journalisten werken en denken. Dit betekent trouwens niet dat alle spinning succesvol is. Het kan voorkomen dat bepaalde manieren van beïnvloeding mislukt (Louw, 2010: 72). Louw (2010: 72) beargumenteert dat journalisten afhankelijk zijn van deze politieke PR-machines en dat er een symbiotische relatie is tussen politici, journalisten en spin-doctors die het politieke nieuws construeren. Deze relatie wordt in het vervolg gevoed door commercie, wat betekent dat journalisten proberen om sensationeel nieuws te produceren. Wanneer journalisten onafhankelijk zijn van politiek en overheid, zal commercie zorgen voor nieuwe problemen (Louw, 2010: 73).

Dit laatste punt is zeer interessant, waarmee Louw (2010: 61) aangeeft dat sensatie verkoopt. Journalisten zullen vanwege deze reden proberen om een zo groot mogelijk publiek te bereiken met hun artikelen. Dit betekent dat ze eerst uitzoeken wat populaire gedachten zijn bij het publiek, en daar hun artikelen omheen construeren. Daarnaast is het op te merken dat wanneer een vraagstuk groter wordt en meer aandacht krijgt, dit het algemene verhaal bij verschillende soorten media homogener maakt en het moeilijker wordt voor mensen met een andere mening hun eigen mening te verkondigen (Louw, 2010: 61; Entman: 1989: 67).

(21)

2.1.3 Media & Commercie

In voorgaande paragrafen werd er al kort aandacht geschonken aan de commerciële kant van de media (Siebert, Peterson, & Schramm, 1956: 52; Louw, 2010: 61). Er werd

beargumenteert dat de media tactieken zullen gebruiken om meer aandacht te genereren voor hun artikelen en publicaties. Dit kan een commerciële gedachtegang hebben, waarmee ze adverteerders proberen te trekken en/of winst proberen te genereren. Media instituties kunnen dan ook worden gezien als bedrijven met een winstoogmerk in een omgeving waar ze

beïnvloed worden door competitie. Om dit te doen zullen ze tactieken toepassen om de aandacht te trekken, door bijvoorbeeld het gebruik van oneliners en aantrekkelijke koppen van artikelen.

Een andere manier van commerciële beïnvloeding is wanneer organisaties de media gebruiken om reclame te maken. Adverteerders kunnen reclameposities in de media kopen om het gewenste publiek te bereiken. Dit betekent dat de media content ook kan worden beïnvloed door financiers. Adverteerders zijn vaak niet bang om financiële invloed uit te oefenen. Dit kunnen ze doen door te dreigen met het onthouden van financiële steun. Voor media is deze financiële steun erg belangrijk omdat het een cruciale inkomstenbron is

(Shoemaker & Reese, 1996: 186). Daarnaast kan het voorkomen dat media ervoor kiezen om bepaalde content te publiceren omdat dit financiers juist kan aantrekken.

Competitie kan tevens een invloed hebben op de media. Andere kranten kunnen concurrentie zijn, wat zorgt voor de marktwerking van de media. Deze externe commerciële invloed hangt samen met een interne invloed: de doelstellingen van het mediabedrijf. Een van de doelen van media, als het niet het voornaamste doel is, is het maken van winst. Media zullen incalculeren welke content en wat voor soort berichtgeving het meeste kan opleveren (Shoemaker & Reese: 1996: 139-140), en hierop hun content afstemmen.

2.2 Theoretisch kader

Na de algemene theorieën, die kijken naar welke rol de media hebben en hoe de media als bedrijven werken, zijn beschreven, kan er wat dieper op het concept van media framing worden ingegaan. In de laatste jaren is media framing uitgegroeid tot een zelfstandige studie binnen verschillende disciplines. Dit komt grotendeels omdat er een groeiende interesse ontstond in hoe media een invloed zouden kunnen hebben op de publieke opinie (de Vreese, 2003: 21). Verschillende stromingen binnen de communicatie, zoals politicologie en

sociologie, hebben de importantie van framing erkend. Media frames werden geïntroduceerd door Tuchman (1978) en Gitlin (1980), en stamt eigenlijk uit de psychologische en

(22)

sociologische tradities. Vaak wanneer iets uitgroeit tot een zelfstandig fenomeen, ontstaan er ook verschillende interpretaties van dit fenomeen. Dit komt omdat verschillende disciplines het concept hebben uitgewerkt en toegepast. In de komende alinea’s worden een deel van deze interpretaties omschreven en daarbij de meest relevante interpretaties uitgelicht.

Scheufele (1999: 106) onderscheidt twee soorten frames, namelijk individuele en media frames. Media frames worden gezien als “het selecteren van een aantal aspecten van de waargenomen realiteit en in het vervolg het aantrekkelijk communiceren hiervan in een artikel, op een dergelijke manier dat een specifieke definitie van een probleem, causale interpretatie, morele evaluatie, en/of aanbeveling wordt aangemoedigd” (Entman, 1993: 52). De media hebben op deze manier macht met betrekking tot de interpretatie van de ontvanger van de realiteit. De al bestaande kennis van een onderwerp zal worden geactiveerd wanneer de ontvanger nieuwe informatie ontvangt. De media frames zorgen er echter voor dat de ontvanger een vraagstuk op een bepaalde manier interpreteert, eventueel hetzelfde als de journalist, en bepaalde conclusies hiervan afleidt. In veel gevallen betekent dit dat de ontvanger de bepaalde informatie snel en op een goede manier kan interpreteren, maar het kan in sommige gevallen ook betekenen dat conclusies op een verkeerde manier worden afgeleid (Capella & Jamieson, 1997: 42; McQuail, 2000: 495). Individuele frames zijn meer gericht op het mentale aspect van de ontvanger. Hier heeft Entman (1993: 53) ook een omschrijving van: “mentale clusters van ideeën dat het verwerken van informatie begeleid” (Entman, 1993: 53).

Dit wordt eigenlijk tegengesproken door de sociologische traditie waarin framing wordt gezien als onderdeel van een cultuur, en daarmee onafhankelijk is van individuelen (Goffman, 1981: 63). De individueel zal de frames en de argumenten in de tekst met een cultureel fenomeen verbinden. Journalisten gebruiken de frames die al onderdeel zijn van repertoire van frames in een cultuur. Framing kan op deze manier gezien worden als een manier waarop de individu het nieuws of dergelijke informatie interpreteert. Dit betekent dat er in de sociologie vooral wordt gekeken naar wat de individu of het publiek voorgeschoteld krijgt. Deze interpretatie van framing heeft ervoor gezorgd dat er binnen de sociologische traditie er een bredere focus is ontstaan (Cacciatore, Scheufele & Iyengar, 2015: 4). Goffman (1974: 10) definieert daarnaast een frame als een methode dat verschillende momenten van de realiteit combineert. Deze momenten kunnen worden gezien als onderdeel van lopende of voortdurende activiteit of realiteit. Momenten kunnen ook niet significant zijn wanneer er geen extra informatie wordt geleverd in de vorm van een frame. Dit betekent dat bijvoorbeeld

(23)

sommige gesprekken geen bepaalde betekenis of waarde heeft wanneer er geen additionele informatie is geleverd over hoe het gesprek heeft plaatsgevonden.

Van Gorp (2005: 487) borduurt verder op de theorie vanGoffman (1981). Hij beargumenteert ook dat individuele frames niet bestaan, wat in tegenspraak is tot de theorie van Scheufele (1999). Hij noemt deze individuele gedachtes schema’s. Daarnaast zegt hij dat frames niet onafhankelijk van de ontvanger bestaan. Framing betekent, volgens hem, dat de ontvanger de frames en de bijbehorende mechanismen met elkaar zal verbinden.

Een andere aanpak, de constructivistische, richt zich vooral op de articulatie van de frames. Zij zien frames vooral als een van de methodes dat bepaalde opinies formuleert. Specifieke woorden en zinnen zijn belangrijk, net als het gebruik van retoriek. Hier wordt er beweerd dat de individu de betekenis van bepaalde frames afleidt van hun eigen interpretatie of ideeën (de Vreese, 2003: 26; D’Angelo, 2002).

Frames worden dus door verschillende disciplines en/of door verschillende wetenschappers anders omschreven. Sommige disciplines focussen zich meer op de relatie van journalisten met de mediasystemen, terwijl anderen meer kijken naar hoe de informatie wordt ontvangen door de maatschappij. Daarbij zit er ook een verschil in de manier waarop frames worden gezien: als een cognitieve constructie van schema’s van de realiteit, als ontstaan door

maatschappelijke, politieke, of media discours, of als een tekstuele structuur zoals artikelen in kranten (Scheufele, 2006: 66). Voor dit onderzoek wordt er gebruik gemaakt van het idee dat media frames inderdaad niet onafhankelijk zijn van een cultuur, dat journalisten al bestaande culturele frames toepassen, en dat de individu nodig is voor de interpretatie van het frame (Goffman, 1981; Van Gorp, 2005). De definitie van media frames, dat rekening houdt met het aantrekkelijk presenteren van diverse aspecten van de waargenomen realiteit, is daarbij belangrijk (De Vreese, 2003: 53; Entman, 1993: 52). Daarom wordt er in dit onderzoek gekeken naar het verschil tussen de media frames die toegepast zijn in de verschillende culturen van Duitsland en Nederland.

2.2.1 Framebuilding & framesetting

Framing is een proces. Er kan een onderscheid worden gemaakt tussen framesetting en framebuilding. Framesetting is gerelateerd aan de interactie tussen de media frames en al bestaande kennis van de ontvanger (de Vreese, 2003: 52). Terwijl framebuilding kijkt naar de factoren die de structuur van de media frames beïnvloeden (de Vreese, 2003:52). Deze

(24)

processen zijn van belang om uit te leggen omdat het meer uitleg geeft over hoe media frames ontstaan en hoe ze werken.

Voor dit specifieke onderzoek is framebuilding belangrijk om uit te lichten, omdat het aangeeft hoe bepaalde frames in de media zijn ontstaan en hoe deze door journalisten worden aangepast. Daarnaast geeft het een goed beeld van hoe journalisten opereren en welke frames zij toepassen. Volgens Scheufele (1999: 115) wordt er bij framebuilding gekeken naar welke organisatorische en structurele factoren van het mediasysteem effect hebben, of welke individuele karakteristieken van de journalist effect heeft op de inhoud van het nieuws. Verschillende factoren kunnen invloed hebben, zoals de journalist, de politieke oriëntatie van het bepaalde medium, of externe invloeden zoals politieke of economische invloeden

(Scheufele, 1999: 115).

2.2.2 Determinanten van framebuilding

Ze werden al kort benoemd in de vorige paragraaf: de factoren die framebuilding zouden kunnen beïnvloeden. Nieuwsselectie wordt door journalisten vaak uitgevoerd in een bepaalde routine, zodat er snel en makkelijk beslissingen kunnen worden gemaakt. Toch zijn er

bepaalde factoren die dit proces beïnvloeden. De journalist kan zich namelijk niet geheel afsluiten van interne en externe invloeden.

Volgens de Vreese (2003) heeft de productie van nieuws een belangrijke invloed op het bepalen van media frames. Journalisten maken een nieuwsselectie en vervolgens bepalen ze hoe ze dit nieuws presenteren. Frames worden toegepast om nieuws op een interessante manier over te kunnen brengen. De productie wordt beïnvloed door interne en externe factoren. Volgens de Vreese (2003: 43) zijn de interne factoren vooral normen en waarden, routines, en interorganisationele belemmeringen. De externe factoren zijn vooral

eigendomsrecht, financiering, politieke affiliatie, en competitie in de nieuwssector (de Vreese, 2003: 43). Er is daarnaast ook een aanzienlijke invloed van spin-doctors en belangengroepen.

Frames hebben bovendien altijd een connectie met cultuur (van Gorp, 2007; Brüggeman, 2014), maar zijn ook cognitief aanwezig in de journalist. Dit betekent dat de selectie van bepaalde frames bewust is ondernomen omdat de journalisten weten welke frames het goed zullen doen in een bepaalde context waarin zij zich begeven. Er is vanwege deze reden een consequente en consistente zichtbaarheid van bepaalde frames op nationaal niveau. Het is daarom niet mogelijk dat een artikel een geheel individueel journalistiek frame presenteert, omdat de journalist niet individueel keuzes kan maken binnen het mediabedrijf.

(25)

Vandaar dat Brüggeman (2014) uitlegt dat journalisten ook frames presenteren van externe actoren. Journalisten zullen een indicatie geven van welke frames het belangrijkste zijn (Brüggeman, 2014: 62). Brüggeman (2014: 69) beargumenteert dat framing vaak

padafhankelijk5 is, en dat verschillende landen andere frames toepassen met betrekking tot een bepaalde situatie.6

Shoemaker & Reese (1996) en Gans (1979) zijn wetenschappers die nog verder zijn ingegaan op de factoren die invloed hebben op framebuilding. Een van de factoren is intern aan de journalist. Dit betekent dat de journalist nieuws beoordeeld op een professionele doch subjectieve manier. In dit geval staan de psychologische factoren centraal, met een nadruk op de professionele, persoonlijke en politieke houdingen die journalisten aannemen (Shoemaker & Reese, 1996; Gans, 1979). Shoemaker & Reese (1996) beargumenteren dat de

machtspositie van de journalist hierin belangrijk is, aangezien de journalist met de meeste macht ook de meeste invloed kan hebben op de inhoud. Daarnaast kan zijn of haar

demografische positie ervoor zorgen dat bepaalde groepen of individuen anders worden belicht: vrouwen schrijven bijvoorbeeld anders over vrouwen dan mannen. Ook wanneer iemand heel erg lang voor een media organisatie werkt, kan het zijn dat de journalist nog meer wordt beïnvloed door collega’s en ook de structuren en routines van de desbetreffende organisatie. Een journalist kan vergelijkbaar gaan rapporteren en schrijven over een bepaald vraagstuk als zijn of haar collega’s. Daarnaast, wanneer een mediabedrijf erg groot is, zal de individuele inbreng van journalisten niet groot zijn (Shoemaker & Reese, 1996: 256).

Een andere factor zijn de organisatorische vereisten: zoals commercie, of de

arbeidsverdeling binnen het bedrijf. Hier staan ook de bedrijfsroutines centraal. Wanneer er wordt gekeken naar organisatorische invloeden, kan er worden beargumenteert dat het maken van winst wel degelijk de inhoud van het nieuws bepaald. Vooral wanneer een mediabedrijf niet financieel gezond is, zal het winstoogmerk belangrijker worden dan professionele afwegingen. Shoemaker & Reese (1996: 257) beargumenteren dat nieuwsartikelen minder

5Padafhankelijkheid (in het Engels: path dependence) betekent dat geschiedenis belangrijk is en dat het

verleden invloed kan hebben op de toekomst (Mahoney & Schensul, 2006: 3).

6 Brüggeman (2014) geeft een andere definitie van frame-setting, waarin de individuele interpretatie van de journalist een belangrijkere functie heeft dan de interactie tussen ontvanger en journalist. Brüggeman (2014) beargumenteert dat journalisten niet alleen belangrijk zijn met het selecteren van bepaald nieuws, maar dat ze ook invloed hebben op het publieke debat. De auteur vraagt zich af in hoeverre journalisten bepaalde frames van externe actoren toepassen, of dat ze hun eigen frames gebruiken. Dit betekent niet dat alle journalisten hetzelfde gedragen, aangezien er veel verschillende journalisten en soorten media zijn. Frame-setting of agenda-setting van journalisten zorgen ervoor dat zij bepaalde content vormen. Zoals al eerder gezegd is geheel onpartijdige journalistiek niet mogelijk, omdat de keuzes die journalisten maken vaak al een eigen cognitieve interpretatie zijn van de informatie (Brüggeman, 2014: 64-65)

(26)

gevoelig zijn voor afwegingen die met winst te maken hebben. Ook zijn de achtergronden van directieleden en managers belangrijk. Wanneer zij bijvoorbeeld een bedrijfsachtergrond hebben, kan dit een invloed hebben op de bedrijfsvoering en wat voor prioriteiten er worden gesteld.

Een van de factoren heeft een duidelijke focus op gebeurtenissen, wat ook wel de “mirror theory” (spiegel-theorie) wordt genoemd (Gans, 1979: 79). In dit geval wordt er vanuit gegaan dat de journalist een spiegel voor gebeurtenissen houdt, waarna dit gereflecteerd wordt naar het publiek. Kritiek hierop is dat journalisten een actievere rol hebben met betrekking tot het beïnvloeden van nieuws. Shoemaker & Reese (1996: 82) voeren het argument aan dat de persoonlijke houdingen en normen en waarden worden gereflecteerd in redactionele en opiniestukken, maar ook in andere nieuwsberichten die niet zozeer om een duidelijke opinie vragen.

De laatste factoren die benoemd worden zijn de externe invloeden, wat veel verschillende vormen kan aannemen. Een vorm hiervan is wanneer de keuzes van journalisten beïnvloed worden door bijvoorbeeld nationale normen en waarden. Dit

correspondeert met theorieën die beargumenteren dat journalisten kijken naar het publiek en wat voor nieuws zij willen horen, maar ook bijvoorbeeld theorieën die zeggen dat

machthebbende figuren in de maatschappij een belangrijke invloed hebben op de selectie van nieuws (Gans, 1979: 282). Daarnaast geven Shoemaker & Reese (1996: 7) ook aan dat media indicaties geven van wat als normaal kan worden waargenomen . Ze geven bijvoorbeeld een specifieke aandacht aan bepaalde groeperingen of personen die machtige posities hebben, terwijl anderen worden genegeerd of op een onaantrekkelijke manier worden gepresenteerd. Wat media vaak doen is het overbelichten van bepaalde gebeurtenissen; en daarbij ook de negatieve kanten ervan. Maar het kan ook soms de andere kant op werken, wanneer de media juist een bepaald aspect van een gebeurtenis weglaten. Media zullen vaak gebeurtenissen vormgeven om het aantrekkelijker en spannender te maken voor het publiek. Daarnaast merken Shoemaker & Reese (1996: 45) op dat gebeurtenissen die in het begin anders of onconventioneel zijn, veel media aandacht krijgen. Maar wanneer deze gebeurtenissen vaker voorkomen, verliezen ze hun nieuwswaardigheid.

Sommigen zeggen dat de keuzes omtrent mediaselectie en media frames te maken hebben met economische krachten, ofwel de “market approach” (Shoemaker & Reese, 1996: 7). Anderen zeggen dat het meer te maken heeft met ideologie en politiek, waarbij media worden beïnvloed door politieke machtsverhoudingen binnen de maatschappij (Shoemaker & Reese, 1996; Gans, 1979: 78-79). Wanneer het mediabedrijf sterke banden heeft met

(27)

non-media bedrijven, kunnen deze non-non-media bedrijven een grote invloed kunnen uitoefenen over het mediabedrijf. Dit is een goed voorbeeld van de externe invloeden die Gans (1979) en Shoemaker & Reese (1996) aanvoeren. Ze geven ook aan dat wanneer een bron grote economische of politieke macht heeft, deze vaak een substantiële invloed kan uitoefenen op mediapublicaties. Dit wordt onder andere door de politiek gedaan door het gebruiken van spin-doctors, om op deze manier hun argumenten over te brengen op het grote publiek

(Louw, 2010). Ook kan er een journalistieke bevooroordeling ontstaan met betrekking tot een bepaalde ideologie, politieke partij en/of politici. Dit kan zich uitten in openlijke

bevooroordeling, bijvoorbeeld wanneer een bepaalde partij of politicus een duidelijk platform krijgt. Maar het kan ook zijn dat het niet overduidelijk is, en het doel verborgen blijft, wat het geval is bij propaganda. Daarnaast kan het overduidelijk zijn en onbedoeld, en het kan

onbedoeld en verborgen zijn. Het laatste is vaak het geval bij bepaalde ideologieën die onbewust in de teksten verborgen liggen en met analyse ook vaak moeilijk te grijpen zijn (Shoemaker & Reese, 1996: 39-40).

Een ander voorbeeld van externe invloeden zijn andere media. Naast dat de

concurrentie en marktwerking een invloed hebben, kan het ook zijn dat wanneer invloedrijke media veel aandacht geven aan een bepaald vraagstuk, het waarschijnlijker is dat andere mediabedrijven ook aandacht gaan geven aan deze kwestie. Media zijn ook vaak afhankelijk van sponsors en adverteerders, wat betekent dat zij ook invloed kunnen uitoefenen op de inhoud van de media (Shoemaker & Reese, 1996: 260). Daarnaast is het soms het geval dat een mediabedrijf ervoor kiest om een specifieke doelgroep aan te spreken. In dit geval, zal de content van deze nieuwsartikelen meer gericht zijn op deze specifieke doelgroep (Shoemaker & Reese, 1996: 260).

Een belangrijke opmerking is dat er nooit een enkele factor is die het proces van framing beïnvloedt (Gans, 1979: 78-79). Hiermee bedoelt de auteur dat er verschillende factoren zijn die een invloed hebben op de media frames. Een journalist zal bijvoorbeeld nooit helemaal vrij in zijn of haar keuzes zijn, en zal ook niet alleen maar een spiegel voorhouden. Daarbij geeft Gans (1979) ook aan dat journalisten niet helemaal bewust zijn van deze factoren, omdat deze veel met een bepaalde nationale, maar ook met subculturen te maken hebben.

Deze informatie over de determinanten van media frames in het algemeen kan ook worden toegepast op de case-selectie van dit onderzoek, namelijk Duitsland en Nederland. Dit is belangrijk omdat het verder kan uitleggen waarom er een verschil wordt verwacht

(28)

tussen de cases, en daarmee de hypothese kan onderbouwen en verklaren. In de volgende alinea’s zal er aandacht worden gegeven aan wat determinanten van de media frames in de specifieke casussen zouden kunnen zijn. Belangrijk is om hierbij op te merken dat dit

onderzoek niet kijkt naar een eventuele correlatie of causaal verband tussen de determinanten en de media frames.

Shoemaker & Reese (1996) geven een goede lijst met eventuele factoren die media frames kunnen beïnvloeden. Wanneer deze versimpeld worden weergegeven, kan er een distinctie worden gemaakt tussen interne en externe invloeden. De interne invloeden zijn moeilijker te detecteren, vooral wanneer het gaat om de intrinsieke invloeden bij de journalist. Interne invloeden die zich in de organisatie bevinden, kunnen wat makkelijker worden aangetoond, en zullen ook per mediabedrijf verschillen. De externe invloeden, die vooral te maken hebben met cultuur, economie, en politiek, zijn interessant met betrekking tot de verschillen tussen de nationale casussen. In de komende paragrafen zullen vanwege deze reden de externe invloeden vooral een leidende rol hebben. Daarnaast zijn de externe invloeden makkelijker te detecteren via waarnemingen in de theorie en de actualiteiten, wat belangrijk is aangezien er geen empirisch onderzoek wordt gedaan naar de precieze invloeden en factoren met betrekking tot de twee casussen. Vanwege deze reden kan er ook niet worden geconcludeerd welke factoren een correlatie hebben met de media frames. In de volgende twee paragrafen is er, gebaseerd op de theorie van Shoemaker & Reese (1996), een

onderscheid gemaakt tussen de externe factoren: cultuur (waaronder historie), economie, en politiek.

2.2.3 Determinanten media frames in Duitsland

Dat er een andere cultuur aanwezig is in Duitsland dan in Nederland heeft zich tijdens dit vluchtelingendebat geuit in de aanwezigheid van de zogenaamde “Wilkommenskultur”7 in Duitsland. Dit begrip is erg belangrijk omdat het samenhangt met de historische, politieke, economische en demografische factoren die in deze paragraaf worden besproken.

Brüggeman (2014) benoemde padafhankelijkheid als een belangrijk concept in relatie tot media frames. Duitsland heeft historisch gezien een reden om een positieve houding aan te nemen tegenover vluchtelingen, namelijk door de Tweede Wereldoorlog. Duitsers weten dat het Vluchtelingenverdrag tijdens de Conventie van Genève niet voor niets is opgezet na

7

Wilkommenskultur is het Duitse begrip voor een welkom cultuur. Dat betekent dat politici een aantal jaren geleden dit hebben geformuleerd om migranten aan te trekken om naar Duitsland te komen om een plek op de arbeidsmarkt in te nemen. Anno 2015 wordt het gebruikt om steun en hulp voor vluchtelingen te stimuleren (Akrap, 2015).

(29)

de Tweede Wereldoorlog, en dat veel Duitsers zelf ook vluchtelingen waren tijdens deze periode. Dit historische bewustzijn kan nog steeds invloed hebben op de normen en waarden in Duitsland. Duitsers hebben hierdoor het idee dat ze moeten bewijzen dat het Duitsland van de Tweede Wereldoorlog niet meer bestaat, en migranten daardoor moeten verwelkomen (Horn, 2015). Negatieve houdingen met betrekking tot vluchtelingen kunnen sneller worden beschouwd als rechtspopulisme, vanwege de geschiedenis. BILD-redacteur Julian Reichelt legt uit in een aflevering van het Nederlandse televisieprogramma Brandpunt dat journalisten volgens hem de taak hebben om rust te brengen als het gaat om historische crisissen. Hij beaamt dat het verleden een rol speelt en hij laat daarnaast weten dat hij trots is op het feit dat de historische verworvenheid verdedigd wordt door de journalist (Reichelt, 2016). Echter, niet iedereen denkt dat deze invloed nog echt aanwezig is, aangezien het al een lange tijd geleden is en veel mensen van deze generatie niet meer leven (Augstein, 2016).

Wetenschappers beargumenteren dat er in Duitsland sprake is van een ethno-culturele samenleving (Saharso, 2007: 516), wat betekent dat het moeilijker is om andere culturen en religies te accepteren. Maar, door de jaren heen is dit veranderd en de integratie en acceptatie van migranten is aanzienlijk verbeterd. Dit komt mede door de val van de muur (Saharso, 2007: 523). Daarnaast waren veel Oost-Duitsers ook vluchtelingen tijdens de DDR-tijd.

Een andere factor die invloed kan hebben op media frames in Duitsland, is de reden dat het land economisch en demografisch voordeel kan creëren door het aantrekken van migranten. Dit is vooral in relatie tot arbeid. Duitsland heeft een vergrijzende samenleving, weinig vrouwen in arbeid, en zouden dit uiteindelijk kunnen opvullen met migranten die naar het land toekomen (Horn, 2015). De Wilkommenskultur is vanwege deze reden ook

geformuleerd om migranten aan te trekken om naar Duitsland te komen (Akrap, 2015). Deze factor werd ook in de artikelen van de onderzochte media goed naar voren gebracht.

Politiek gezien heeft de Bondskanselier Angela Merkel een erg sterke positie ingenomen ten gunste van de vluchtelingen. Uitspraken als “Wir schaffen das!” (“Het gaat ons lukken”) (Hildebrandt & Ulrich, 2015) zorgden ervoor dat de Duitse leider overduidelijk de vluchtelingen wil steunen. Ook is het waarschijnlijk dat de Koude Oorlog in Duitsland een indruk heeft gemaakt op de Bondskanselier Angela Merkel, die opgroeide in Oost-Duitsland en weet hoe het is om in onvrijheid en een dictatuur te leven (Van der Aa, 2016;

Leijendekker, 2016).

Dit betekent echter niet dat alle Duitse politici zo hartelijk tegenover de

(30)

CDU, is er veel commentaar op haar uitspraken en haar standpunten (Leijendekker, 2016). Ook partijen als de AfD (Alternative für Deutschland) zijn zeer kritisch over de

vluchtelingenstroom die naar Duitsland komt. Echter, dit commentaar op het beleid van de regering is vooral iets wat nog redelijk recent is ontwikkeld.

2.2.4 Determinanten media frames in Nederland

Historisch gezien is er in Nederland een minder sterke aanleiding om vluchtelingen te verwelkomen dan in Duitsland. Nederland heeft wel al eerdere ervaring met het opvangen van vluchtelingen in bijvoorbeeld de Eerste en Tweede Wereldoorlog, en ook tijdens andere crisissen die in andere landen voordeden (Fennema, 2015). Maar Nederland heeft niet

eenzelfde historisch schuldgevoel als Duitsland heeft. Hierbij is belangrijk dat Nederland wel degelijk zwarte bladzijdes in het verleden heeft, net als Duitsland, maar deze minder recent zijn dan bijvoorbeeld de Tweede Wereldoorlog.

Nederland heeft een aanwezigheid van een diverse multiculturele samenleving en er wordt vaak geroepen dat de Nederlandse samenleving erg tolerant is. Echter, door de jaren heen is de nationale discours over een multiculturele samenleving wel degelijk veranderd. Eerst werd deze samenleving in Nederland meer gezien als een ideaalbeeld, waarna de discours harder is geworden in eentje over aanpassing aan de nationale cultuur en de multiculturele samenleving zelfs als mislukt werd gezien (Sleegers, 2007: 20-31). In Nederland is er sindsdien sceptischer gekeken naar het begrip van de multiculturele

samenleving, en er is bewezen dat Nederlands migranten niet zien als Nederlands ook al zijn ze in hetzelfde land geboren (Saharso, 2007: 518).

Politiek gezien neemt de minister-president Mark Rutte (VVD) geen sterke positie in, wat collega Angela Merkel wel doet. Nederland is al vele jaren bekend met een politiek en publiek debat over multiculturalisme, islam en migrantenstromen. Dit heeft zich bijvoorbeeld geuit in het opkomen van partijen en politici als Pim Fortuyn en de LPF, en Geert Wilders en de PVV (Sleegers, 2007).

Wanneer er wordt gekeken naar economische factoren, wordt er in Nederland niet geroepen dat migratie zou helpen met economische belangen, of het aanvullen van de demografie, wat in Duitsland wel een belangrijke plek inneemt.

Media framing als begrip, het proces van media framing, en de determinanten ervan, laten zien dat het geen statisch concept is. Wanneer de verschillen tussen Nederland en Duitsland in acht worden genomen, kan er worden verondersteld dat het waarschijnlijk is dat er een

(31)

verschil is tussen de soorten media frames die worden gebruikt door Duitse en Nederlandse media. Dit kan komen door cultuur, normen en waarden, commerciële doelen, politiek, organisatorische factoren, enzovoort. Met deze informatie in het achterhoofd, kan er worden geconcludeerd:

Er is een verschil tussen de media frames die zichtbaar zijn in de artikelen van de Duitse media en de artikelen van de Nederlandse media in de onderzoeksperiode van dit onderzoek

2.3 Media frames detecteren

De literatuur duidt aan dat het erg waarschijnlijk is dat er media frames aanwezig zijn in de artikelen. Belangrijk voor onderzoekstechnische redenen is om te bepalen hoe dit concept te operationaliseren is. In de volgende paragrafen wordt er dieper op de detectie van de frames ingegaan. Daarna wordt er gekeken aan de hand van voorgaande onderzoeken hoe deze technieken toepasbaar zijn op dit onderzoek, waarna in Hoofdstuk 3 verder wordt uitgelegd welke keuzes zijn gemaakt met betrekking tot het meten van de frames.

2.3.1 Overkoepelende frames

Over het algemeen wordt er vanuit gegaan dat een deductieve aanpak makkelijker is om na te bootsen, een grotere data-verzameling toelaat en de analyse beter maakt omdat het

makkelijker is verschillen te kunnen detecteren (de Vreese, 2005). Daarnaast beargumenteren Cacciatore et al. (2015: 8) dat de deductieve aanpak ervoor zorgt dat er een consequentere techniek ontstaat met betrekking tot de verschillende frames.

De Vreese (2005) onderscheid frames in “issue-specific frames” (hierna: probleem-specifieke frames) en “generic frames” (hierna: universele frames) (2005: 54). Hiermee bedoelt de auteur dat de probleem-specifieke frames gericht zijn op specifieke problemen of gebeurtenissen, terwijl het universele frame dit overstijgt door toepasbaar te zijn op

verschillende onderwerpen. Wanneer er een focus is op een probleem-specifieke frame, kan dit ervoor zorgen dat er wordt gekeken naar een bepaalde gebeurtenis en daardoor meer relevant is voor het geobserveerde onderwerp. Echter, dit betekent ook dat het misschien niet altijd generaliseert, moeilijker te vergelijken is met andere studies, en ook moeilijker te gebruiken is voor het bouwen van theorieën (De Vreese, 2005: 55).

Niet alleen de Vreese (2005) maakt een onderscheid in overkoepelende frames. Iyengar (1991) gebruikt een eigen definitie voor dit fenomeen, namelijk “episodische” en

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

The main elements of the central research question (the qualification of IMEs and the analysis of consequences of the regulation of IMEs for individual authors) are addressed in

De Telegraaf en het Algemeen Dagblad behoren tot een andere categorie kranten dan de Volkskrant en het NRC Handelsblad.. 4p 9 a Tot welke categorie kranten behoren De Telegraaf

− De opiniërende functie wordt minder goed vervuld, omdat de lezer in de regionale krant minder diepgravende artikelen vindt over allerlei lokale politieke/maatschappelijke

Deze zone laat zich ook zien op de bodemkaart, met name in de verspreiding van de w-Php-gronden (fig. De vraag is echter in hoeverre dit een paleo-ven betreft of, of het

Opmerkelijk is tot slot dat uit het onderzoek is gebleken dat een aantal ondernemingen de aard van het geschil be- spreekt bij de voorwaardelijke verplichtingen terwijl er ook

In Chapter 4, we have studied a new model of endocrine regulation, derived from the classical Goodwin’s oscillator yet has an additional nonlinear negative feedback.. In this model,

En este sentido, nuestro estudio busca contribuir al análisis de la política de tratamiento de aguas residuales desde una perspectiva de gobernanza y nuestra pregunta de

In dit geval zijn het aantal likes van de pagina een minder goede indicator voor prominentie van de pagina in het netwerk, gezien de pagina’s, die de meeste likes hebben vaak niet