• No results found

Een verkenning van de eigenheid en determinanten van het subjectief welzijn bij studenten aan de Universiteit Gent. Casus: Faculteit Economie en Bedrijfskunde

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Een verkenning van de eigenheid en determinanten van het subjectief welzijn bij studenten aan de Universiteit Gent. Casus: Faculteit Economie en Bedrijfskunde"

Copied!
140
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

EEN VERKENNING VAN DE EIGENHEID

EN DETERMINANTEN VAN HET

SUBJECTIEF WELZIJN BIJ STUDENTEN

AAN DE UNIVERSITEIT GENT.

Casus Faculteit Economie en Bedrijfskunde

Aantal woorden: 30 072

Bieke Verhaeghe

Studentennummer: 01602183

Promotor(en): Prof. dr. Dries Verlet

Commissaris: Prof. dr. Bert George

Masterproef voorgelegd voor het behalen van de graad master in de Bestuurskunde

en Publiek Management

(2)

Deze pagina is niet beschikbaar omdat ze persoonsgegevens bevat.

Universiteitsbibliotheek Gent, 2021.

This page is not available because it contains personal information.

Ghent University, Library, 2021.

(3)

III

II Abstract

‘Hoe gaat het?’, ‘alles goed hé’. Dit is een voorbeeld van de gekende smalltalk wanneer je een kennis tegen het lijf loopt. Velen beantwoorden de vraag dan ook enkel uit beleefdheid met ‘alles goed hé’ om de andere niet tot last te zijn. Maar voelt de persoon in kwestie zich effectief goed? De laatste decennia zien we dat het onderzoek naar het subjectief welzijn een volwaardige plek veroverde in het onderzoek naar de kwaliteit van leven. Voorheen stonden hierin economische en andere sociale indicatoren centraal. Over het subjectief welzijn van een aantal subgroepen in de samenleving is er echter minder onderzoek. Het uiteindelijke doel van deze masterproef is om een globaal beeld van het subjectief welzijn van de studenten en de determinanten te kunnen weergeven. Aan de hand van een conceptueel model dat op basis van een grondig literatuurstudie werd gevormd, werd een kwantitatief survey-onderzoek gevoerd bij de studenten van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit van Gent (N = 1147). Hierbij wordt de focus op het empirisch onderzoek gelegd. De resultaten geven aan dat het subjectief welzijn van de studenten lager ligt dan van de gemiddelde Vlaming. Daarnaast blijkt dat de leeftijd, het verkeren in een relatie, het geslacht, de zelfpositionering op de maatschappelijke ladder en de gezondheid het subjectief welzijn van de studenten beïnvloeden. Wanneer naar de specifieke kenmerken van de situatie van de studenten wordt gekeken, vormen de betrokkenheid aan de universiteit en de tevredenheid met het studentenleven belangrijke determinanten voor het subjectief welzijn van de studenten. De steun van anderen, het optimisme, de autonomie, de waargenomen controle, de aanpassing, de externe locus of control, de competentie en het zelfrespect vormen tenslotte de belangrijkste buffers die het subjectief welzijn beïnvloeden.

(4)

IV

III Voorwoord

Het schrijven van deze masterproef vormde een uitdagend diepgaand maar leerrijk proces. Ik ben tevreden dat ik de kans krijg om dit academisch sluitstuk van mijn vierjarige opleiding te kunnen opstellen. Daarnaast is subjectief welzijn van studenten een thema waar ik persoonlijk veel belang aan hecht. Het thema van deze masterproef is ongetwijfeld actueel. Tijdens de coronacrisis werden verschillende opiniestukken en petities door studenten gedeeld met de oproep om meer aandacht op het welzijn van de studenten te vestigen. Dit toont de maatschappelijke relevantie van dit onderzoek aan. Het opstellen van de masterproef werd echter niet door de coronacrisis beïnvloed.

Het groot aantal woorden in de masterproef is onder meer te wijten aan de hoeveelheid tabellen die in de masterproef worden opgenomen. Daarnaast zie ik zelf in dat dit een zeer uitgebreide masterproef is. In overleg met mijn promotor heb ik beslist om het hoge aantal woorden toch zo te laten. Gezien het een verkennend onderzoek is, hecht ik er belang aan om een globaal beeld van het subjectief welzijn van de studenten te vormen.

Bij deze wil ik enkele personen bedanken die me tijdens het proces van mijn masterproef hebben bijgestaan. Ten eerste wil ik Dries Verlet, mijn promotor, uitdrukkelijk bedanken voor de vele hulp, feedback, begeleiding en interesse in mijn masterproef. Doorheen het hele proces kon ik telkens met vragen of onzekerheden bij hem terecht. Dit bracht me telkens nieuwe wetenschappelijke en methodologische inzichten bij. Daarnaast wil ik ook graag Sarah Drieghe bedanken. Als vertrouwenspersoon aan de Universiteit Gent, deelde ze tijdens een gesprek relevante informatie. Op basis van deze informatie verwierf ik extra inzicht in het welzijn van de student, maar dan vanuit het praktische standpunt. Ten derde bedank ik ook graag de Faculteit Economie en Bedrijfskunde voor het openstellen van de gegevens van de studenten. Vervolgens wil ik ook graag mijn medestudenten Judith Colaert, Jessie Vanderheyden en Sandrine Vercruysse bedanken voor de steun en tips die ze me gaven tijdens het proces.

Tot slot wil ik ook mijn ouders bedanken voor de hulp bij het nalezen van mijn masterproef. Ondanks mijn dyslexie, heb ik met hun hulp mijn masterproef op een correcte taalkundige wijze kunnen afronden.

(5)

V

IV Inhoudstafel

I Vertrouwelijksheidsclausule ... II II Abstract ... III III Voorwoord ... IV IV Inhoudstafel ... V V Lijst met afkortingen ... VIII VI Lijst met tabellen en figuren ... IX

Lijst met Tabellen ... IX Lijst met figuren ... XI

1 Inleiding ... 1

2 Subjectief welzijn ... 3

2.1 Wat is welzijn? ... 3

2.2 Definities van subjectief welzijn ... 3

2.3 Componenten van subjectief welzijn ... 4

2.4 Subschalen ... 5

2.5 Flourishing ... 5

2.6 Subjectief welzijn in België ... 6

2.7 Subjectief welzijn, een multidimensioneel concept ... 8

3 Theoretisch kader: De homeostase theorie ... 9

3.1 Homeostase theorie ... 9

3.2 Buffers ... 10

3.2.1 Externe buffers ... 10

3.2.2 Interne buffers ... 11

3.2.3 Zelf-Determinatie Theorie ... 12

3.3 Beïnvloedende factoren van het subjectief welzijn ... 13

3.3.1 Cognitieve factoren ... 13

3.3.2 Affectieve factoren ... 14

(6)

VI

4 De specifieke situatie bij studenten ... 16

4.1 Buffers ... 16 4.1.1 Relaties ... 16 4.1.2 Locus of control ... 17 4.1.3 Zelf-Determinatie Theorie ... 17 4.2 Beïnvloedende factoren ... 17 4.2.1 Socio-economische status ... 17 4.2.2 Geslacht ... 18 4.2.3 Leeftijd ... 18 4.2.4 Academische omgeving ... 18

5 Conceptueel model en onderzoeksvraag ... 23

5.1 Conceptueel model ... 23 5.2 Onderzoeksvraag en hypothesen ... 24 5.2.1 Onderzoeksvraag ... 24 5.2.2 Hypothesen ... 24 6 Methodologie ... 28 6.1 Onderzoeksmethode ... 28 6.1.1 Voordelen ... 28 6.1.2 Nadelen ... 29 6.2 Dataverzameling ... 30 6.2.1 Selectie respondenten ... 30 6.2.2 Verloop ... 30 6.2.3 Data-analyse ... 30 7 Resultaten ... 35 7.1 Respondentenanalyse ... 35 7.2 Univariate analyse ... 40 7.2.1 Subjectief welzijn ... 40 7.2.2 Beïnvloedende factoren ... 47 7.2.3 Buffers ... 51 7.3 Bivariate analyse ... 58

7.3.1 Algemeen subjectief welzijn ... 59

7.3.2 Cognitieve factoren ... 60

7.3.3 Affectieve factoren ... 61

7.3.4 Contextuele factoren ... 62

(7)

VII 7.3.6 Interne buffers ... 69 7.3.7 Conclusie ... 70 7.4 Multivariate analyse ... 71 7.5 Bevindingen en discussie ... 74 8 Algemeen besluit ... 78

8.1 Beperkingen en verder onderzoek ... 78

8.1.1 Beperkingen ... 78

8.1.2 Aanbevelingen voor verder onderzoek ... 78

8.2 Aanbevelingen op basis van de resultaten ... 79

8.3 Conclusie ... 80

Bibliografie ... XI Bijlagen ... XVII

Bijlage 1: Vragenlijst ... XVII

Bijlage 1.1: Nederlandstalige vragenlijst ... XVII Bijlage 1.2: Engelstalige vragenlijst ... XXXV

Bijlage 2: Begeleidende mails ... LII

Bijlage 2.1: Beschrijvende mail ... LII Bijlage 2.2: Herinneringsmail ... LV

Bijlage 3: Histogrammen ... LVII

Bijlage 3.1: Histogram negatieve gevoelens ... LVII Bijlage 3.2: Histogram positieve gevoelens ... LVII Bijlage 3.3: Histogram Satisfaction With Life Scale ... LVIII Bijlage 3.4: Histogram externe locus of control ... LVIII

(8)

VIII

V Lijst met afkortingen

SWLS Satisfaction with life Scale PWI Personal well-being index

ACSA Anamnestic Comparative Self-Assessment FEB Faculteit Economie en Bedrijfskunde SCV Sociaal-Culturele verschuiving

(9)

IX

VI Lijst met tabellen en figuren

Lijst met Tabellen

Tabel 1 Variabelen, vragen en schaal bij de contextuele factoren ... 33

Tabel 2 Frequentietabel responsanalyse hoofdopleiding ... 36

Tabel 3 Frequentietabel responsanalyse leeftijdscategorieën ... 36

Tabel 4 Frequentietabel responsanalyse hoofgroep ... 37

Tabel 5 Frequentietabel responsanalyse geslacht ... 37

Tabel 6 Frequentietabel responsanalyse nationaliteit ... 38

Tabel 7 Frequentietabel responsanalyse beursstudenten ... 38

Tabel 8 Frequentietabel responsanalyse credits ... 39

Tabel 9 Herschaling van de metrische variabelen tot categorische variabelen ... 40

Tabel 10 Frequentietabel algemene levenstevredenheid ... 40

Tabel 11 Frequentietabel geluk ... 41

Tabel 12 Frequentietabel gevoelens ... 41

Tabel 13 Geroteerde componentenmatrix bij de factoranalyse van gevoelens ... 42

Tabel 14 Frequentietabel positieve en negatieve gevoelens ... 42

Tabel 15 Frequentietabel SWLS ... 43

Tabel 16 Componentenmatrix bij de factoranalyse van de items bij de SWLS ... 43

Tabel 17 Frequentietabel levenstevredenheid op basis van de SWLS ... 44

Tabel 18 Percentages bij de oorzaken van de beste en slechtste periodes ... 44

Tabel 19 Frequentietabel ACSA-schaal ... 44

Tabel 20 Centrum- en spreidingsmaten algemeen subjectief welzijn bij de huidige resultaten en de SCV-survey (Verlet, 2019) ... 45

Tabel 21 Frequentietabel levensdomeinen ... 46

Tabel 22 Centrum- en spreidingsmaten levensdomeinen bij de huidige resultaten en de SCV-survey (Verlet, 2019) ... 47

Tabel 23 Frequentietabel levensdomeinen specifiek voor de situatie van de student ... 48

Tabel 24 Frequentietabel partner ... 48

Tabel 25 Frequentietabel leefsituatie ... 49

Tabel 26 Frequentietabel hoogste diploma ouders ... 49

Tabel 27 Frequentietabel zelfpositionering op de maatschappelijke ladder ... 49

Tabel 28 Frequentietabel evaluatie van de gezondheid ... 50

Tabel 29 Frequentietabel aandoeningen, ziektes of handicap ... 50

Tabel 30 Frequentietabel vermoeidheid ... 50

Tabel 31 Frequentietabel academische omgeving ... 51

Tabel 32 Frequentietabel vakantiejob en job tijdens het academiejaar ... 52

Tabel 33 Frequentietabel mate waarin de studenten hun studies zelf betalen ... 52

Tabel 34 Frequentietabel steun van belangrijke anderen ... 52

(10)

X

Tabel 36 Frequentietabel verenigingsleven en vrijwilligerswerk ... 52

Tabel 37 Centrum- en spreidingsmaten externe buffers ... 53

Tabel 38 Frequentietabel optimisme ... 54

Tabel 39 Frequentietabel waargenomen controle ... 54

Tabel 40 Frequentietabel zelfrespect ... 54

Tabel 41 Frequentietabel items aanpassing ... 54

Tabel 42 Componentenmatrix bij de factoranalyse van aanpassing ... 55

Tabel 43 Frequentietabel aanpassing ... 55

Tabel 44 Frequentietabel items externe locus of control ... 56

Tabel 45 Componentenmatrix bij de factoranalyse van externe locus of control ... 56

Tabel 46 Frequentietabel locus of control ... 57

Tabel 47 Frequentietabel autonomie ... 57

Tabel 48 Frequentietabel competentie ... 57

Tabel 49 Centrum- en spreidingsmaten van de interne buffers ... 58

Tabel 50 Correlatietabel meetschalen algemeen subjectief welzijn ... 59

Tabel 51 Lineaire regressie meetschalen algemeen subjectief welzijn ... 59

Tabel 52 Correlatietabel levensdomeinen en algemene levenstevredenheid ... 60

Tabel 53 Lineaire regressie levensdomeinen ... 60

Tabel 54 Correlatietabel gevoelens en algemene levenstevredenheid ... 61

Tabel 55 Lineaire regressie gevoelens ... 62

Tabel 56 Correlatietabel leeftijd en algemene levenstevredenheid ... 62

Tabel 57 Lineaire regressie socio-demografische factoren ... 63

Tabel 58 Correlatietabel zelfpositionering en algemene levenstevredenheid ... 63

Tabel 59 Lineaire regressie socio-economische factoren ... 64

Tabel 60 Correlatietabel gezondheid en algemene levenstevredenheid ... 64

Tabel 61 Lineaire regressie gezondheid ... 65

Tabel 62 Correlatietabel academische omgeving en algemene levenstevredenheid ... 66

Tabel 63 Lineaire regressie academische omgeving ... 67

Tabel 64 Correlatietabel externe buffers en algemene levenstevredenheid ... 67

Tabel 65 Lineaire regressie externe buffers ... 68

Tabel 66 Correlatietabel interne buffers en algemene levenstevredenheid ... 69

Tabel 67 Lineaire regressie interne buffers ... 70

Tabel 68 Hiërarchische regressie meetschalen algemeen subjectief welzijn en levensdomeinen ... 71

(11)

XI

Lijst met figuren

Figuur 1 Algemene levenstevredenheid per leeftijdsgroep (Eurostat, 2019) ... 7 Figuur 2 Evolutie van de algemene levenstevredenheid in Vlaanderen (2008-2018) (Verlet, 2019) ... 8 Figuur 3 Homeostase theorie zelf geproduceerd, op basis van het model van Cummins (2005) en Claes (2017) ... 24 Figuur 4 Histogram negatieve gevoelens ... LVII Figuur 5 Histogram positieve gevoelens ... LVII Figuur 6 Histogram levenstevredenheid op basis van SWLS ... LVIII Figuur 7 Histogram externe locus of control ... LVIII

(12)

1

1 Inleiding

Tijdens het academiejaar 2018-2019 lanceerde de Gentse Studentenraad een universiteitsbrede bevraging omtrent het mentaal welzijn van de studenten aan de Universiteit Gent. Enkele opmerkelijke resultaten werden door de Gentse Studentenraad gerapporteerd. Zo blijkt uit het onderzoek dat er een positief verband bestaat tussen het mentaal welzijn, de tevredenheid en de manier waarop onderwijsactiviteiten worden georganiseerd. Er bestaat daarnaast een negatief verband tussen de manier waarop onderwijsactiviteiten worden georganiseerd en de stress die de opleiding veroorzaakt; te hoge verwachtingen van professoren; en de huidige studiedruk die een negatieve impact hebben op het mentaal welzijn van de studenten. Het is dus van groot belang dat de universiteit inzet op een goede organisatie van onderwijsactiviteiten om zo het welzijn van de studenten te bevorderen (Gentse Studentenraad, 2019). De steekproef werd aan de hand van het mechanisme van zelfselectie bepaald. In deze masterproef wordt dit mechanisme echter niet toegepast aangezien het een bedreiging vormt voor de representativiteit van de steekproef (Roose & Meuleman, 2017).

Verder toont het onderzoek aan dat de examens en studiestress die studenten ervaren, een positieve samenhang vertonen met het gevoel dat ze niet voldoen aan de verwachtingen die de universiteit ten opzichte van de studenten stelt. De stress die examens of studies teweegbrengen, heeft daarnaast een negatief verband met de tevredenheid van studenten over zichzelf. Vervolgens zijn er ook andere factoren die het mentaal welzijn van de studenten beïnvloeden zoals financiële problemen en de gemoedstoestand (Gentse Studentenraad, 2019).

Vervolgens blijkt uit recent onderzoek aan de K.U. Leuven van De Coninck, Matthijs en Luyten (2019) dat de overgang van het secundair onderwijs naar de universiteit stress met zich meebrengt. De studenten moeten zich namelijk aanpassen aan een nieuwe culturele, academisch en sociale omgeving. Het negatief subjectief welzijn van de studenten brengt nadelen met zich mee. Studenten zijn namelijk rapper geneigd om hun studies te beëindigen. Dit zorgt voor een drop out van studenten. Wat op zijn beurt leidt tot economisch verlies door de grote onderwijskost die daaraan vasthangt (Borrello, 2005). Uit onderzoek blijkt dat het voorzien van diensten om het welzijn van studenten te bevorderen van groot belang is. Het beter promoten van het welzijn van de studenten heeft dus een positief effect voor de hele samenleving. Alumni van de universiteiten vormen namelijk belangrijke arbeidskrachten van een land (Dost, 2006).

De studenten van de Faculteit Economie en Bedrijfskunde waren ondervertegenwoordigd binnen de respondenten van het onderzoek van de Gentse Studentenraad (Gentse Studentenraad, 2019). Daarnaast bestaan er meerdere factoren buiten de druk vanuit de universiteit die het welzijn van de studenten beïnvloeden. Om deze reden wordt er aan de hand van deze masterproef inzicht verworven

(13)

2 in de determinanten van het subjectief welzijn van de studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Gent.

Daarnaast wordt de invloed van het academische leven op het subjectief welzijn van deze studenten onderzocht. De Coninck, Matthijs en Luyten (2019) halen namelijk aan dat het subjectief welzijn een belangrijke voorspeller is voor zowel de academische prestatie van de studenten als de drop out. Aan de hand van dit inzicht worden aanbevelingen opgesteld opdat de Faculteit Economie en Bedrijfskunde handelingen kan stellen om het subjectief welzijn van hun studenten in de mate van het mogelijke te bevorderen.

Om een inzicht in het subjectief welzijn van de studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde te verwerven werd de volgende onderzoeksvraag opgesteld: ‘Wat zijn de determinanten van het subjectief welzijn van studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde van de Universiteit Gent?’ Er werd gebruik gemaakt van empirische data die aan de hand van kwantitatief onderzoek werden gegenereerd om de onderzoeksvraag te beantwoorden. 6143 studenten aan de Faculteit Economie en Bedrijfskunde werden op 18 februari 2020 via mail gecontacteerd om een online vragenlijst in te vullen. Studenten die op 9 en 20 maart 2020 deze vragenlijst nog niet ingevuld hadden, kregen op deze dagen een herinneringsmail toegestuurd. Op 16 april 2020 werd de survey afgesloten. De vragenlijst moest digitaal worden ingevuld, waardoor de studenten de keuze kregen om de survey op een zelfgekozen plaats in te vullen. Uiteindelijk namen 1283 studenten deel aan het onderzoek.

Om een duidelijk beeld van het subjectief welzijn te verwerven, wordt de term ten eerste uitvoerig besproken. Daarna worden aan de hand van de homeostase theorie de determinanten van het subjectief welzijn besproken. De determinanten kunnen onder deze theorie in twee groepen worden opgesplitst: de buffers en de beïnvloedende factoren. De buffers beschermen het subjectief welzijn tegen negatieve invloeden uit de omgeving. Daarnaast hebben de beïnvloedende factoren een impact op het subjectief welzijn. Ze kunnen worden opgedeeld in drie groepen: de cognitieve, de affectieve en de contextuele factoren. In het conceptueel model worden daarna de homeostase theorie, de buffers en de beïnvloedende factoren samengevat. Op basis van dit conceptueel model worden vervolgens de onderzoeksvraag samen met de hypothesen opgesteld. Hierop volgt de bespreking van de methodologie. De voor- en nadelen van de verkozen methodologie, de data verzameling, de meetinstrumenten en de selectie van de respondenten maken hiervan deel uit. Daarna worden opeenvolgend de resultaten van de uni-, bi- en multivariate analyse diepgaand besproken. De masterproef wordt ten slotte afgesloten met de discussie, de beperkingen van het onderzoek, de aanbevelingen voor de praktijk en het algemeen besluit.

(14)

3

2 Subjectief welzijn

Een belangrijk concept dat deel uitmaakt van deze masterproef is het subjectief welzijn. Eenvoudig uitgelegd is subjectief welzijn een evaluatie die een persoon over zijn of haar eigen geluk en tevredenheid maakt (Conceição & Bandura, 2008). Om dit onderzoek op een systematische manier te kunnen voeren, is het duidelijk definiëren van de term ‘subjectief welzijn’ van groot belang. De term is echter grondiger te beschrijven dan deze eenvoudige definitie. In dit onderdeel wordt het concept bijgevolg grondig besproken.

2.1 Wat is welzijn?

Diener, Lucas en Oishi (2018) definiëren welzijn als ‘De meest algemene term gaande over hoe goed individuen het in het leven doen, inclusief de sociale, gezondheids-, materiële en subjectieve dimensies van het welzijn’ (p. 3). Het gaat met andere woorden over de kwaliteit van het leven. Volgens Diener en Suh (1997) is levenskwaliteit een veelzijdig concept dat vanuit verschillende hoeken moet worden benaderd. Om die reden moet de levenskwaliteit aan de hand van verschillende indicatoren gemeten worden. De auteurs halen drie indicatoren aan: de sociale, subjectieve en economische indicatoren. Ten eerste zijn de sociale indicatoren metingen die de objectieve omstandigheden in een bepaalde culturele en geografische afbakening weergeven. De indicatoren zijn gebaseerd op kwantitatieve en objectieve statistieken over thema’s zoals onderwijs, welvaart en mensenrechten. Vervolgens meten de economische indicatoren de kwaliteit van het leven aan de hand van de keuzes die personen maken. Ze kiezen namelijk de middelen die de kwaliteit van hun leven het meest bevorderen. De subjectieve indicatoren meten ten slotte de kwaliteit van het leven aan de hand van de cognitieve en affectieve reacties op het leven en levensdomeinen (Diener & Suh, 1997). Bij het meten van het subjectief welzijn gaan personen uit hun eigen perspectief hun levenskwaliteit beoordelen. Hieruit volgt dat subjectief welzijn geen synoniem kan zijn voor de algemene term ‘welzijn’. Theorie over welzijn gaat echter niet enkel over de subjectieve vorm. Zo bestaan er objectieve lijst-gebaseerde modellen van welzijn. Deze modellen stellen criteria op die gehaald moeten worden opdat een persoon een kwaliteitsvol leven zou leiden (Diener, Lucas, & Oishi, 2018). De kwaliteit van het leven kan dus aan de hand van meerdere benaderingen gemeten worden. De meting van het subjectief welzijn is daar met andere woorden een van, gezien het concept op grond van subjectieve indicatoren wordt gemeten.

2.2 Definities van subjectief welzijn

Een hoog niveau van subjectief welzijn wordt volgens Deci en Ryan (2008b) ervaren wanneer personen een hoog niveau van positieve gevoelens, weinig negatieve gevoelens en een hoog niveau van levenstevredenheid ervaren. Deze drie elementen komen vaak terug in de definities van het concept subjectief welzijn die verschillende auteurs hebben geconstrueerd. De auteurs hebben vaak een eigen visie op de definitie. Zo beschrijven Diener en Ryan (2009) subjectief welzijn als “een overkoepelende term die gebruikt wordt om het niveau van welzijn te beschrijven dat mensen beleven volgens hun

(15)

4 subjectieve evaluatie van hun leven” (p. 391). Daarnaast leggen McGilivray en Clarke (2006) in hun definitie de nadruk op de verschillende componenten die het concept subjectief welzijn bevat. Zij definiëren subjectief welzijn als “een multidimensionele evaluatie van het leven die cognitieve beoordelingen van levenstevredenheid en affectieve evaluaties van emoties en toestanden bevat” (p. 4). Ten slotte beschrijven Tamannaeifar en Motaghedifard (2014) subjectief welzijn als “een persoonlijke beoordeling en perceptie van hun levenskwaliteit (inclusief de kwaliteit van hun sociale, psychologische en emotionele interacties)” (p. 37).

De eenvoudige definitie kan dus worden uitgebreid tot de volgende: “Subjectief welzijn is een multidimensioneel concept dat verwijst naar het niveau van welzijn van individuen dat subjectief geëvalueerd wordt door hun algemene tevredenheid met hun leven en belangrijke levensdomeinen en hun geassocieerde emotionele toestand” (Ratelle, Simard, & Guay, 2013, p. 894).

Een belangrijk kenmerk van subjectief welzijn is tot slot dat de cognitieve en affectieve componenten niet op een objectieve manier worden beoordeeld. Subjectief welzijn wordt namelijk geëvalueerd door de persoon vanuit zijn of haar eigen perspectief (Diener, Lucas, & Oishi, 2018).

2.3 Componenten van subjectief welzijn

Om meer inzicht in het subjectief welzijn te verkrijgen, moeten de verschillende onderdelen van het subjectief welzijn worden aangehaald. Ook bij het opdelen van de onderdelen van het subjectief welzijn in componenten, gaan auteurs anders te werk. Zo stellen Moore en Diener (2019) dat subjectief welzijn kan verdeeld worden in drie componenten: Het positief gevoel, het negatief gevoel en de algemene levenstevredenheid. Daarnaast veralgemenen Galinha en Pais-Ribeiro (2011) de componenten tot een cognitieve dimensie en een affectieve dimensie. De cognitieve dimensie houdt de algemene levenstevredenheid en de tevredenheid over specifieke domeinen in. De affectieve dimensie bestaat daarnaast uit een positief en negatief gevoel (Galinha & Pais-Ribeiro, 2011). Tot slot wordt het subjectief welzijn door Denovan en Macaskill (2017) onderverdeeld in emotionele reacties op gebeurtenissen en cognitieve beoordeling van de tevredenheid. Hoewel de auteurs de componenten verschillend benoemen, komen de verschillende benamingen inhoudelijk vaak op hetzelfde neer.

In dit onderzoek wordt ervanuit gegaan dat het subjectief welzijn uit vier elementen bestaat die in twee hoofdcomponenten kunnen worden gevat: de affectieve en cognitieve beoordelingen. De affectieve beoordeling bevat hierbij het negatief en het positief gevoel als element. De cognitieve beoordeling bestaat daarnaast uit de algemene levenstevredenheid en de tevredenheid over specifieke domeinen. De vier elementen van subjectief welzijn kunnen vervolgens nader uitgediept worden. Zo duidt het negatief gevoel op negatieve en onaangename emoties. Hier tegenover staat het positief gevoel dat positieve en aangename emoties omvat (Diener, et al., 2010). Hoewel deze gevoelens invloed kunnen hebben op de cognitieve benaderingen, maken de cognitieve componenten geen deel uit van de

(16)

5 affectieve beoordeling. Emoties verwijzen namelijk naar een specifieke reactie van een persoon op een bepaalde gebeurtenis die in zijn of haar leven plaatsvindt. De levenstevredenheid daarentegen gaat over een algemene beoordeling van een persoon over zijn hele leven en de grotere aspecten in het leven. Binnen de cognitieve beoordeling wijst de algemene levenstevredenheid op een evaluatie die personen maken over hun hele leven (Huebner, 2004). Daarnaast is de domein specifieke tevredenheid enger. Hierbij wordt een evaluatie gemaakt over verschillende aspecten of levensdomeinen (Diener, Lucas, & Oishi, 2018).

2.4 Subschalen

Naast de verschillende componenten van subjectief welzijn, kan subjectief welzijn ook worden onderverdeeld in drie subschalen: de emotionele, psychologische en sociale subschaal. De emotionele subschaal verwijst naar het gevoel dat de persoon verantwoordelijkheid kan opnemen, uitdagingen aankan en zijn of haar gevoelens in het leven redelijk onder controle kan houden. De psychologische subschaal wordt daarnaast beschreven als de inspanning om zaken te verbeteren die evolueert in de persoonlijke talenten (Tamannaeifar & Motaghedifard, 2014). Tot slot duidt de sociale subschaal op “de beoordeling van iemand zijn of haar omstandigheden en functie in de maatschappij” (Keyes, 1998, p. 122).

2.5 Flourishing

In de literatuur worden er twee benaderingen van het welzijn besproken: hedonisme en eudaimonisme. In het hedonisme bestaat subjectief welzijn slechts uit twee componenten, namelijk het positieve en het negatieve gevoel. Hierbij wordt gestreefd naar maximaal plezier en minimale pijn. Het welzijn van personen wordt door het hedonisme als geluk beschouwd. Subjectief welzijn wordt daarnaast ook via het eudaimonisme benaderd. Deze stroming stelt dat plezier hebben niet altijd leidt tot het bevorderen van het welzijn van personen. Volgens het eudaimonisme ontstaat welzijn wanneer personen zich kunnen ontplooien en streven naar hun optimale potentieel (Deci & Ryan, 2008b; Disabato, Goodman, Kashdan, Short, & Jarden, 2015). Als een persoon merkt dat zijn of haar leven goed loopt, ontplooit deze persoon. In de literatuur wordt dit ook flourishing genoemd. Het concept flourishing omschrijft een persoon die zich goed voelt en effectief functioneert. De personen die een hoog niveau van eudaimonisch welzijn ervaren, werken productief, leren effectief, hebben betere sociale relaties en betere levensverwachtingen (Huppert & So, 2009).

Een tweede belangrijk verschil tussen hedonisme en eudaimonisme is de duur van het welzijn. Eudaimonisme omvat namelijk activiteiten die inherent goed zijn voor individuen en bijgevolg op lange termijn voor duurzaam welzijn zorgen. Hedonisme zorgt terwijl voor het ervaren van plezier op een korte termijn (McMahan & Estes, 2011).

De OECD beschrijft eudaimonisme als een derde dimensie van het subjectief welzijn naast gevoelens en de evaluatie van het leven. Volgens de organisatie legt het eudaimonische of het flourishing welzijn

(17)

6 de focus op een goede psychologische werking en het gevoel van betekenis en een doel in het leven te hebben (OECD, 2013). Deze derde dimensie wordt in de empirie echter vaak achterwege gelaten, gezien er weinig bewijs bestaat over de betrouwbaarheid van de meting van het eudaimonische welzijn. Het hedonische welzijn wordt daarnaast door OECD gelijk gesteld aan de affectieve dimensie van het subjectief welzijn. Beide kunnen namelijk worden opgesplitst in dezelfde componenten: het positieve en negatieve gevoel (OECD, 2013).

2.6 Subjectief welzijn in België

De Europese Unie verzamelde in 2018 via de EU-SCILC survey (European Union Statistics on Income and Living Conditions) data om het welzijn van de Europese burgers in kaart te kunnen brengen. De vragenlijst genereerde data voor de toen nog 28 lidstaten, IJsland, Noorwegen en Zwitserland (Eurostat, 2019). Aan de hand van de data kunnen verschillende waarnemingen besproken worden.

Figuur 1 vergelijkt de algemene levenstevredenheid van jongeren van 16 tot 24 jaar met dat van de oudere leeftijdsgroepen. Er kan worden opgemerkt dat jongeren in de deelnemende landen gemiddeld algemeen meer tevreden zijn over hun leven dan de oudere leeftijdsgroepen. Uit figuur 1 blijkt daarnaast dat de algemene levenstevredenheid afneemt naarmate personen ouder worden. Binnen de leeftijdsgroep van 16 tot 24 jaar gaf 9,4% van de respondenten een lage algemene levenstevredenheid aan, terwijl 34,7 % een hoog niveau van algemene levenstevredenheid aangaf. Binnen de oudste leeftijdsgroep van 75 jaar en ouder gaf 23,4% van de respondenten aan een lage algemene levenstevredenheid te hebben. 20,3% binnen deze leeftijdsgroep gaf daarentegen aan dat ze een hoge algemene tevredenheid hadden (Eurostat, 2019).

(18)

7

Figuur 1 Algemene levenstevredenheid per leeftijdsgroep (Eurostat, 2019)

Ten slotte neemt Statistiek Vlaanderen sinds 2008 elk jaar de survey Sociaal-culturele Verschuivingen in Vlaanderen (SCV) af. Dit gebeurt bij Nederlandstalige inwoners in het Vlaamse en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest. Aan de hand van deze survey wordt gepeild naar opvattingen, overtuigingen en gedragingen van de Vlamingen gaande over maatschappelijke en beleidsrelevante thema’s. Wanneer de evolutie van de algemene levenstevredenheid van de Vlaming wordt voorgesteld, valt op dat deze score over de jaren heen stabiel blijft. Deze scores zoals in figuur 2 worden weergegeven, werden op een totaal van 10 aangeduid (Verlet, Algemene levenstevredenheid, 2019).

9,4% 11,5% 14,1% 18,8% 18,4% 23,4% 55,9% 58,3% 60,3% 58,7% 57,6% 56,3% 34,7% 30,2% 25,6% 22,5% 24,0% 20,3% 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 0% 10% 20% 30% 40% 50% 60% 70% 80% 90% 100%

16 - 24 jaar 25 - 34 jaar 35 - 49 jaar 50 - 64 jaar 65 - 74 jaar 75 jaar of ouder

Algemene levenstevredenheid per leeftijdscategorie EU-28, 2018

(linker as: % populatie per niveau van algemene levenstevredenheid; rechter as: gemiddelde score op 10 per leeftijdcategorie)

(19)

8

Figuur 2 Evolutie van de algemene levenstevredenheid in Vlaanderen (2008-2018) (Verlet, 2019)

2.7 Subjectief welzijn, een multidimensioneel concept

In de literatuur wordt er tenslotte een duidelijk onderscheid gemaakt tussen geluk en het subjectief welzijn. Vaak wordt subjectief welzijn wel als synoniem gebruikt voor geluk. Geluk is echter een minder brede term. Zoals eerder vermeld, bestaat subjectief welzijn uit verschillende componenten. Geluk wordt samen met de levenstevredenheid als onderdeel van subjectief welzijn gezien. De term wordt daarbij als resultaat van de balans tussen de positieve en negatieve gevoelens beschreven (Conceição & Bandura, 2008). Door na te gaan hoe gelukkig personen zijn, kan bijgevolg de affectieve dimensie van het subjectief welzijn gemeten worden. Zowel geluk als subjectief welzijn worden door onderzoeksdiscipline van de positieve psychologie onderzocht. In deze discipline wordt in het bijzonder op het waarnemen van positieve gevoelens gefocust (Diener, Lucas, & Oishi, 2018).

Na een grondige focus op het concept subjectief welzijn kan bevestigd worden dat subjectief welzijn een multidimensioneel concept is. Deze multidimensionaliteit uit zich in de verschillende benaderingen (de affectieve en cognitieve benadering) (Moore & Diener, 2019; Galinha & Pais-Ribeiro, 2011; Denovan & Macaskill, 2017) en de drie subschalen (de sociale, psychologische en emotionele subschalen) (Tamannaeifar & Motaghedifard, 2014).

7,61 7,57 7,62 7,61 7,62 7,65 7,69 7,62 7,67 7,60 7,59 0 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 2018

(20)

9

3 Theoretisch kader: De homeostase theorie

3.1 Homeostase theorie

Nu het concept subjectief welzijn gekaderd werd, worden vervolgens de mogelijke determinanten en buffers van het subjectief welzijn verduidelijkt. Als raamwerk wordt de homeostase theorie vooropgezet. Na de bespreking van deze theorie worden de verschillende buffers en beïnvloedende factoren van het subjectief welzijn verder besproken.

De meting van de levenskwaliteit bestaat uit twee delen: de meting van subjectief en de objectieve variabelen. Bij de objectieve variabelen ligt de focus op de levensomstandigheden. Deze variabelen zijn tastbaar en kunnen in cijfers uitgedrukt worden. Wanneer de subjectieve variabelen worden gemeten, wordt er gekeken naar variabelen die enkel de persoon zelf kan ervaren. Zoals bijvoorbeeld het niveau van geluk of tevredenheid. Deze variabelen kunnen daardoor enkel gemeten worden door aan het individu te vragen hoe hij of zij zich voelt over zijn of haar leven. (Cummins, Lau, & Davern, 2011). Hoewel de subjectieve en objectieve metingen op een andere manier gebeuren, kunnen ze aan de hand van de homeostase theorie aan elkaar gelinkt worden. De homeostase is een psychologisch systeem dat het normale niveau van subjectief welzijn tracht te behouden wanneer de objectieve omstandigheden waarin de persoon zich bevindt veranderen. Op deze manier vormt de homeostase de link tussen de subjectieve en objectieve meting (Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009).

Tevredenheid is een variabele die mee het subjectief welzijn van personen vormgeeft. Wanneer gepeild wordt naar de tevredenheid van het leven, gaan personen naast de cognitieve evaluatie ook hun kerngevoel evalueren. Dit kerngevoel wordt door de homeostase beschermd. Het antwoord op de vraag naar de algemene tevredenheid bevat met andere woorden het subjectief welzijn, gezien zowel de cognitieve als de affectieve dimensie geëvalueerd worden. De tevredenheid die personen op deze vraag rapporteren kan bijgevolg gelijkgesteld worden aan het subjectief welzijn. Deze tevredenheid (dus het subjectief welzijn) heeft drie kenmerken: ten eerste is het stabiel. Goede of slechte gebeurtenissen zorgen ervoor dat op korte termijn het kerngevoel verandert. Op lange termijn brengt de homeostase echter de algemene levenstevredenheid terug op het vorige niveau. Ten tweede is het kerngevoel van de tevredenheid van elke persoon genetisch bepaald. Dit kerngevoel kan geplaatst worden op het continuüm van ontevreden tot tevreden. Normalerwijze ligt het echter aan de positieve kant. Wanneer ten derde dit op een schaal van honderd uitgedrukt wordt, ligt het gemiddelde niveau op vijfenzeventig (Tomyn & Cummins, 2011; Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009).

Subjectief welzijn is dus stabiel door de homeostase die het subjectief welzijn rond zijn kerngevoel houdt. Het doel van de homeostase is namelijk het verdedigen van het kerngevoel van het subjectief welzijn (Tomyn & Cummins, 2011). Wanneer het gevoel van een persoon zich door omstandigheden buiten het bereik van het kerngevoel bevindt, worden homeostatische processen geactiveerd om het gevoel weer binnen het bereik te brengen. Deze homeostatische processen worden mogelijk gemaakt

(21)

10 door twee buffers (Cummins R. A., 2013). Deze twee buffers omvatten verschillende variabelen (Tomyn & Cummins, 2011).

3.2 Buffers

De interne en externe buffers pogen het subjectief welzijn dus binnen het bereik van het kerngevoel te houden. Hoewel deze buffers dit meestal verwezenlijken, bestaat de kans toch dat de homeostase de controle over de bedreigende omstandigheden verliest. Deze omstandigheden kunnen namelijk sterker zijn dan de capaciteit van de homeostase om het kerngevoel te beschermen. Dit zorgt ervoor dat de positieve gemoedstoestand daalt en er een grote kans op depressie ontstaat (Tomyn & Cummins, 2011).

De mate waarin en hoelang een bepaalde uitdaging het ervaren gevoel buiten het bereik van het kerngevoel houdt, hangt af van de beschikbare veerkracht. In de context van de homeostase, beschrijft Cummins (2013) veerkracht als “de capaciteit om beschermende middelen te gebruiken om zich te verdedigen tegen een bedreiging” (p. 72). Hierop volgend worden de verschillende variabelen die als externe en interne buffers kunnen worden ingezet, besproken. Aansluitend wordt ook de zelf determinatie theorie aangehaald. Deze theorie omvat zowel externe als interne buffers.

3.2.1 Externe buffers

Externe buffers bestaan uit externe middelen. Deze middelen kunnen personen inzetten om zichzelf tegen de negatieve gevolgen van bepaalde gebeurtenissen te beschermen. De twee belangrijkste externe buffers zijn relaties en geld. Ze worden vervolgens verder uitgediept (Tomyn & Cummins, 2011).

3.2.1.1 Relaties

De belangrijkste variabele die als externe buffer kan worden ingezet is de relatie met anderen. Ze moeten wederzijdse intimiteit en steun met zich meebrengen. De relaties hebben een modererend effect, gezien de impact van bepaalde gebeurtenissen door deze ondersteunende relaties verzacht kunnen worden (Tomyn & Cummins, 2011; Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009). Deze relaties kunnen met verschillende anderen worden aangegaan (Suldo, et al., 2009; Tümkaya, 2011; Ratelle, Simard, & Guay, 2013; Churchill & Smyth, 2020; De Coninck, Matthijs, & Luyten, 2019).

Daarnaast kan ook het verenigingsleven en het uitvoeren van vrijwilligerswerk aan het subjectief welzijn gelinkt worden. De relaties die daar ontstaan, kunnen in verband gebracht worden met sociale contacten en steun. Deze sociale interactie is dan ook een belangrijke factor voor het bepalen van het subjectief welzijn (Verlet & Callens, 2010).

(22)

11

3.2.1.2 Geld

De tweede variabele die als externe buffer functioneert is geld (Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009). Geld kan er namelijk voor zorgen dat personen in de mogelijkheid verkeren om bepaalde hulpmiddelen aan te kopen om zo een bepaalde situatie te kunnen doorstaan (Tomyn & Cummins, 2011).

Er bestaan echter misvattingen over hoe geld op het welzijn kan inspelen. Met geld kan namelijk geen geluk gekocht worden, aangezien het kerngevoel van het subjectief welzijn genetisch bepaald is. Geld kan met andere woorden het kerngevoel niet doen verschuiven. Personen passen zich namelijk snel aan aan een luxueuze levensstandaard, want na een bepaalde periode ervaren ze de luxe als normaal. Geld op zich doet het niveau van subjectief welzijn bijgevolg niet stijgen. Toch is geld een belangrijke variabele, gezien het gebruikt kan worden om het subjectief welzijn te beschermen. Personen kunnen namelijk hun geld inzetten om de negatieve gebeurtenissen en ongewenste uitdagingen uit hun omgeving te minimaliseren. Bijgevolg is het niveau van het subjectief welzijn van minder welstellende personen meer afhankelijk van de welwillendheid van hun omgeving (Cummins, Lau, & Davern, 2011; Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009).

3.2.2 Interne buffers

Wanneer de externe buffers niet sterk genoeg blijken om negatieve gebeurtenissen te verhinderen, kunnen de interne buffers dit opvangen (Cummins, Lau, & Davern, 2011). Als de externe buffers er namelijk niet in slagen om het subjectief welzijn te beschermen, dan verplaatst het subjectief welzijn zich buiten het bereik van het kerngevoel. Als gevolg hiervan worden de interne buffers geactiveerd (Cummins R. A., 2013). Aangezien een interne buffer pas geactiveerd wordt na het falen van de externe buffers, worden ze secundaire controletechnieken genoemd (Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009). Aanpassing en gewenning zijn interne buffers die emoties terug binnen het bereik van het kerngevoel brengen (Cummins R. A., 2013). De processen van aanpassing en gewenning worden door de cognitieve interne buffers ondersteund en zorgen ervoor dat personen op termijn minder bewust zijn van de uitdagende ervaringen. Cognitieve buffers ondersteunen met andere woorden aanpassingen door gedachtegangen in te zetten om de realiteit te herstructureren en de impact van de negatieve ervaringen te minimaliseren (Cummins, Lau, & Davern, 2011). Zelfrespect, waargenomen controle en optimisme zijn voorbeelden van cognitieve buffers (Tomyn & Cummins, 2011).

De manier waarop de cognitieve buffers dit doen, verschilt (Cummins, Lau, & Davern, 2011). Wanneer de buffer ‘waargenomen controle’ geactiveerd wordt, gaan personen succes aan zichzelf toeschrijven terwijl ze bij mislukking de oorzaak buiten zichzelf leggen (Cummins, Mellor, Stokes, & Lau, 2009). ‘Optimisme’ verwijst daarnaast naar het geloof in zichzelf in de toekomst. Een persoon ziet een wereld voor zich waar goede zaken eerder voor zichzelf dan voor anderen zullen plaatsvinden. Personen die optimistisch zijn, zien zichzelf met andere woorden als onkwetsbaar (Cummins & Nistico, 2002). Ten slotte verwijst ‘zelfrespect’ als derde buffer naar het algemeen gevoel dat een persoon heeft over zijn of

(23)

12 haar waarde (Kong & Zhao, 2012). Wanneer zelfrespect als buffer optreedt, wordt de oorzaak van een slechte gebeurtenis gezien als een deel van een prestatie die de persoon niet belangrijk vindt voor zijn of haar identiteit (Cummins, Lau, & Davern, 2011).

Een belangrijk concept dat vervolgens aansluit bij de waargenomen controle is locus of control. Locus

of control is het geloof van personen over wie hun leven en de omgeving onder controle heeft. Aan de

hand van locus of control kunnen de prestaties van personen in een prestatiecontext voorspeld worden. De locus of control kan worden opgedeeld in de interne en externe variant. Personen met interne locus

of control geloven dat hun mogelijkheden en hun inzet belangrijk zijn om te presteren (Curtis & Trice,

2013). De resultaten die ze bereiken, zijn het gevolg van hun eigen inzet en mogelijkheden. Volgens hen leiden hard werken en persoonlijke capaciteiten namelijk tot positieve resultaten. Personen met een interne locus of control geloven dan ook dat hun lot in eigen handen ligt (April, Dharani, & Peters, 2012). Daarnaast halen personen met externe locus of control vier elementen aan die ze zien als een externe macht die de controle over hen uitoefent: machtige personen, geluk, het lot en het geloof dat de wereld te complex is om te voorspellen (April, Dharani, & Peters, 2012). Dit zien deze personen dan ook als de bepalende factoren voor succes (Curtis & Trice, 2013). Aangezien personen met een externe locus of

control geloven dat ze afhankelijk zijn van de omgeving, zijn ze terughoudend om hun gedrag te

veranderen. Hun gedrag is volgens hen namelijk geen oorzaak van gebeurtenissen (April, Dharani, & Peters, 2012). Volgens onderzoek van Dost (2006) zorgt interne locus of control eerder voor een hoog niveau van subjectief welzijn dan externe locus of control omdat mensen met interne locus of control van mening zijn dat ze zelf voor hun eigen geluk kunnen zorgen.

3.2.3 Zelf-Determinatie Theorie

De Zelf-Determinatie Theorie is een metatheorie over menselijke motivatie die in meerdere levensdomeinen wordt toegepast (Deci & Ryan, 2008c). Volgens de Zelf-Determinatie Theorie hebben individuen drie aangeboren psychologische noden. Het invullen van deze noden is essentieel voor sociale ontwikkeling, motivatie en persoonlijk welzijn. Deze drie noden zijn autonomie, verbondenheid en competentie (Ryan & Deci, 2000). Dit betekent bijgevolg dat personen subjectief welzijn ervaren wanneer ze deze voldoende waarnemen (Ratelle, Simard, & Guay, 2013).

Daarnaast focust de Zelf-Determinatie Theorie voornamelijk op motivatie. Ryan en Deci (2000) stellen dat mensen op verschillende manieren gemotiveerd kunnen worden, namelijk ten eerste doordat ze een handeling waardevol vinden en ten tweede doordat ze van buitenaf gedwongen worden. Algemeen kan gesteld worden dat mensen met autonome motivatie meer interesse en zelfvertrouwen hebben dan personen die gecontroleerde of dwingende motivatie ervaren bij het uitvoeren van een taak. Dit uit zich op zijn beurt in meer creativiteit, welzijn, zelfrespect, prestatie en volharding bij personen met autonome motivatie dan personen met gecontroleerde motivatie (Ryan & Deci, 2000). Het type motivatie van personen speelt dus volgens Deci en Ryan (2008c) een rol bij het voorspellen van het welzijn.

(24)

13 De drie psychologische basisnoden die leiden tot subjectief welzijn, worden vervolgens dieper beschreven. Zo duidt autonomie op de nood om zelf te kunnen kiezen wat wordt gedaan en hoe die zaken worden gedaan. De behoefte aan positieve sociale contacten valt vervolgens onder verbondenheid. Tot slot verwijst competentie naar de behoefte om dingen goed te kunnen doen (Audenaert, 2019).

3.3 Beïnvloedende factoren van het subjectief welzijn

Beïnvloedende factoren zijn elementen die het subjectief welzijn onder druk zetten. Deze factoren kunnen in drie grote groepen worden opgedeeld: de cognitieve, affectieve en contextuele factoren. De cognitieve en affectieve factoren kunnen daarnaast ook worden samengenomen als intrapersoonlijke factoren. Er bestaan echter verschillende perspectieven om het subjectief welzijn te bestuderen. Ten eerste bestaat er het bottom up perspectief. Aan de hand van studies vanuit dit perspectief wordt de impact van de omgevingsfactoren op het subjectief welzijn van personen geanalyseerd. Het is echter wel zo dat de omgevingsfactoren minder bepalend zijn voor het individueel subjectief welzijn. Ze hebben namelijk een zwakke of kortdurende impact op het subjectief welzijn. Daarnaast gaan twee personen in dezelfde situatie hun subjectief welzijn ook vaak verschillend beoordelen. Bijgevolg wordt het subjectief welzijn ook vanuit het top down perspectief bestudeerd. Hierbij ligt de aandacht bij de intrapersoonlijke factoren. Het derde perspectief is het integratieve perspectief dat ervanuit gaat dat het subjectief welzijn in een dynamische omgeving door verschillende factoren wordt beïnvloed (Galinha & Pais-Ribeiro, 2011). In deze masterproef worden zowel de omgevings- als de intrapersoonlijke factoren als belangrijke beïnvloedende factoren voor het subjectief welzijn opgenomen. Het onderzoek wordt dus vanuit het integratief perspectief gevoerd.

3.3.1 Cognitieve factoren

De cognitieve component van het subjectief welzijn is de evaluatie die personen over hun leven maken. Deze evaluatie geeft aan hoe tevreden personen over hun leven zijn. Objectieve kenmerken van hun leven zouden het bijgevolg mogelijk moeten maken om deze evaluatie te voorspellen. Gezien personen verschillende doelen en waarden in hun leven hebben, leidt dit ertoe dat objectieve omstandigheden niet door elke persoon op dezelfde manier geëvalueerd worden. Toch spelen verschillende kenmerken een rol wanneer personen een evaluatie van hun algemene levenstevredenheid maken (Diener, Lucas, & Oishi, 2018).

Daarnaast kan er een onderscheid worden gemaakt tussen verschillende soorten tevredenheid. Zo kunnen de tevredenheid met de levensaspecten en de algemene levenstevredenheid van elkaar onderscheiden worden. De algemene levenstevredenheid komt voor wanneer een persoon blijvende tevredenheid over het leven in het algemeen ervaart (Veenhoven, 2012). Personen baseren hun algemene levenstevredenheid echter wel op hoe tevreden ze zijn met hun toestand in specifieke levensdomeinen. Ze beoordelen hierbij specifieke aspecten van hun leven zoals bijvoorbeeld de tevredenheid met hun gezondheid (Schimmack, 2008).

(25)

14 De tweede vorm van tevredenheid is domeintevredenheid. Dit komt voor wanneer personen blijvende tevredenheid met een levensaspect ervaren (Veenhoven, 2012). Cummins en Lau (2005) halen als levensdomeinen de volgende zeven items aan: levensstandaard, gezondheid, doelbereiking, persoonlijke relaties, veiligheidsgevoel, toekomstzekerheid en een onderdeel van de maatschappij zijn. Tevreden zijn met de verschillende levensdomeinen leidt op zich niet tot algemene levenstevredenheid. Wanneer een persoon daarnaast kortstondig tevreden is met een levensaspect, dan ervaart deze persoon plezier. Hoewel deze directe vorm van tevredenheid voorbijgaat, draagt het toch bij aan de positieve waardering van het leven (Veenhoven, 2012).

3.3.2 Affectieve factoren

3.3.2.1 Het kerngevoel

De affectieve component van het subjectief welzijn is het kerngevoel. Dit kan gemeten worden door te peilen naar het geluk, de tevredenheid en de opwinding die personen al dan niet ervaren. Zoals hiervoor aangehaald, heeft dit kerngevoel een bepalende invloed op het subjectief welzijn. Daarnaast wordt het kerngevoel ook beschermd door de homeostase (Davern, Cummins, & Stokes, 2007).

Persoonlijkheid werd daarnaast vaak gezien als de bepalende factor voor het subjectief welzijn. Uit het onderzoek van Davern, Cummins en Stokes (2007) blijkt dat deze aanname weerlegd kan worden. Extraversie en neuroticisme zijn twee persoonlijkheidskenmerken die het subjectief welzijn zouden bepalen, maar de onderzoekers tonen via hun onderzoek aan dat deze persoonlijkheidskenmerken door het kerngevoel gedreven worden. Het kerngevoel is dus zowel voor de persoonlijkheid als voor het subjectief welzijn een bepalende factor.

Positieve en negatieve gevoelens kunnen echter ook de algemene levenstevredenheid beïnvloeden. Personen ervaren vaak moeilijkheden bij het uitdrukken van het subjectieve welzijn. Wanneer ze over deze complexe meting worden bevraagd, grijpen personen naar een eenvoudig antwoord. Ze gaan hun tevredenheid uitdrukken aan de hand van hun gevoelens op het moment van de meting (Conceição & Bandura, 2008).

3.3.2.2 Stress

Stress is een veel voorkomend fenomeen in de samenleving. Het is een psychologische toestand die voorkomt wanneer personen fysieke en psychologische moeilijkheden ondervinden. Wanneer personen een overmatige hoeveelheid stress waarnemen, kan dit een vermindering in energie en concentratie tot gevolg hebben. Personen kunnen echter wel met deze stress leren omgaan. Dit doen ze door cognitieve en gedragsmatige inspanningen te leveren om bepaalde eisen te vervullen. Zo kunnen ze de moeilijkheden die stress veroorzaken overwinnen en onder controle krijgen. Personen beschermen op deze manier zichzelf tegen negatieve fysieke en psychologische gevolgen van de stress (Odacı & Çıkrıkçı, 2012).

(26)

15

3.3.3 Contextuele factoren

3.3.3.1 Socio-demografische kenmerken

I Geslacht

Er kunnen bij het subjectief welzijn verschillen worden opgemerkt in de manier waarop jongeren hun emoties uiten ten opzichte van bepaalde gebeurtenissen. Zo gaan vrouwen zich meer focussen op emotionele reacties en sociale steun wanneer ze stress ervaren. Daarbovenop ervaren vrouwen bepaalde situaties viermaal meer als stresserend dan mannen. Vrouwen drukken namelijk meer en gemakkelijker zowel hun positieve als negatieve emoties uit dan mannen. Mannen gaan daarentegen emotionele stress als gevolg van een bepaalde gebeurtenis vaker negeren (Ronen, Hamama, Rosenbaum, & Yarlap, 2016). Uit onderzoek van Ronen, Hamama, Rosenbaum en Mishely-Yarlap (2016) blijkt dat geslacht het subjectief welzijn echter niet voorspelt. Het onderzoek toonde wel aan dat er een verband bestaat tussen positieve gevoelens en geslacht, aangezien vrouwen een hoger niveau van positieve gevoelens vertoonden dan mannen.

II Leeftijd

Hoe ouder jongeren worden, hoe meer ze onder druk staan door eisen die hun familie en de maatschappij stellen met als gevolg dat ze gevoeliger zijn voor stress (Ronen, Hamama, Rosenbaum, & Mishely-Yarlap, 2016). Ronen, Hamama, Rosenbaum en Mishely-Yarlap (2016) tonen in hun onderzoek aan dat het subjectief welzijn daalt wanneer jongeren ouder worden. De verwachtingen van anderen en taken verhinderen jongeren dus om hun subjectief welzijn te doen stijgen (Ronen, Hamama, Rosenbaum, & Mishely-Yarlap, 2016).

3.3.3.2 Socio-economische factoren

Tümkaya (2011) toont met haar onderzoek naar de predictoren van het subjectief welzijn van Turkse studenten aan dat de socio-economische status een kleine bijdrage levert aan het subjectief welzijn. Deze factor is nodig om een positief subjectief welzijn te verwerven, maar de factor is niet sterk genoeg om hier alleen voor te zorgen. De positieve bijdrage is te danken aan de mogelijkheden die het inkomen biedt om bepaalde doelen in het leven te bereiken. Geld als de belangrijkste factor in iemand zijn leven beschouwen, heeft echter negatieve gevolgen voor het welzijn van deze persoon (Tümkaya, 2011).

3.3.3.2 Gezondheid

De resultaten van het onderzoek van Easterlin (2003) toonden aan dat personen die zich minder gezond voelen, zich ook minder gelukkig voelen en dus een lager subjectief welzijn aangeven. Wanneer personen ernstig ziek worden, zal dit echter een blijvende negatieve impact op hun geluk hebben (Easterlin, 2003). Daarnaast duiden Verlet en Callens (2010) op het belang van de subjectieve beoordeling van de gezondheid. Wanneer personen zichzelf namelijk gezond voelen, geven ze een hoger niveau van subjectief welzijn aan. Het subjectief welzijn hangt met andere woorden af van de mate waarin een persoon zichzelf gezond voelt.

(27)

16

4 De specifieke situatie bij studenten

Hierboven werden verschillende theorieën aangehaald die beïnvloedende factoren voor het subjectief welzijn verklaren. Bij het subjectief welzijn van de studenten komt er echter een extra beïnvloedende factor bij. De opleiding speelt namelijk een belangrijke rol in het leven van student. Hierna wordt verduidelijkt welke invloed academische omgeving op het subjectief welzijn van de studenten kan hebben. Ook andere beïnvloedende factoren die specifiek eigen zijn aan de situatie van de studenten worden kort aangehaald.

4.1 Buffers

4.1.1 Relaties

Zoals eerder aangehaald kunnen studenten met verschillende anderen relaties aangaan. De relatie die studenten namelijk met hun docenten, romantische partners, vrienden en ouders hebben, kunnen als externe buffer optreden.

Ten eerste zorgt een goede relatie tussen studenten en hun docenten voor een hoger niveau van het welzijn van de studenten. Studenten ervaren een positieve relatie met hun docenten wanneer ze zich door hen gerespecteerd, ondersteund en gewaardeerd voelen. Daarenboven vermindert een goede relatie met docenten de kans dat studenten zullen falen aan de universiteit (Suldo, et al., 2009). Ten tweede heeft ook een romantische relatie een positieve invloed op het subjectief welzijn (Tümkaya, 2011). Deze kan namelijk een grote rol spelen in moeilijke of stressvolle tijden die universiteitsstudenten tijdens hun opleiding ervaren (Ratelle, Simard, & Guay, 2013).

Ten derde heeft ook de relatie met vrienden een impact op het subjectief welzijn van studenten. Het vormt namelijk een belangrijke bron van sociale steun. Zo zijn vrienden een grote hulp om een aanpassing aan een nieuwe sociale omgeving vlotter te laten verlopen. Daarnaast zorgen vrienden ervoor dat er meer sociale interactie is. Vriendschap maakt het de studenten ten slotte gemakkelijker om een sociaal netwerk te ontwikkelen. Deze drie gevolgen van vriendschap zorgen finaal voor een hoger niveau van subjectief welzijn (Churchill & Smyth, 2020).

Ten slotte heeft de relatie van studenten met hun ouders ook een impact op het subjectief welzijn van de studenten (Ratelle, Simard, & Guay, 2013). De kwaliteit van de relatie met de ouders kan een impact hebben op het subjectief welzijn van de studenten. Zo zorgt de relatie met ouders die een grote wederkerigheid omvat voor een hoger niveau van subjectief welzijn bij studenten. Wanneer eerstejaarsstudenten de transitie maken naar de universiteit, heeft een grote mate aan gezinsondersteuning ten slotte een positief effect op het subjectief welzijn van deze studenten (De Coninck, Matthijs, & Luyten, 2019).

(28)

17

4.1.2 Locus of control

Ook locus of control kan binnen de academische context geplaatst worden. De academische locus of

control gaat namelijk over de overtuiging die academische prestaties voorspelt. Ook hier hangt de

interne locus of control samen met het subjectief welzijn, aangezien studenten het gevoel hebben dat ze zelf zaken kunnen ondernemen om gelukkig te zijn. Op vlak van opleiding betekent dit bijvoorbeeld dat studenten zich gaan inzetten om goed te presteren om gelukkiger te worden (Curtis & Trice, 2013). Het onderzoek van Dost (2006) bevestigt de assumptie dat het subjectief welzijn van studenten met interne locus of control zich op een hoger niveau bevindt dan studenten met externe locus of control. Personen met een externe locus of control nemen namelijk een beperkte mate van controle over hun geluk waar. Wanneer de externe gebeurtenissen die voor hen geluk opwekken afwezig zijn, kan dit leiden tot negatieve gevoelens. Ze voelen zich daarnaast minder in staat om problemen die door levensgebeurtenissen ontstaan op te lossen. Bijgevolg kunnen negatieve gebeurtenissen meer invloed hebben op hen met als gevolg dat deze personen een minder hoog niveau van subjectief welzijn waarnemen (Dost, 2006).

4.1.3 Zelf-Determinatie Theorie

Wanneer de psychologische basisnoden binnen de context van universiteitsstudenten wordt bekeken, kan gesteld worden dat studenten veel stress ervaren door onder andere deadlines, papers en de druk om goede punten te behalen. De stress die deze gebeurtenissen met zich meebrengen zorgt ervoor dat studenten het gevoel krijgen dat ze onderdrukt en gecontroleerd worden. Hun nood aan autonomie zal echter blijven bevredigd worden indien bepaalde belangrijke personen zoals de ouders, vrienden en eventueel een partner, hun autonomie in deze context blijven ondersteunen. Het onderscheid dat tussen deze belangrijke personen wordt gemaakt, is belangrijk aangezien zij op verschillende manieren steun geven. Zo richten studenten zich naar hun ouders wanneer ze steun en zorg behoeven. Wanneer een jongvolwassene zich neerslachtig voelt, zal hij of zij zich richten tot vrienden of zijn of haar partner (Ratelle, Simard, & Guay, 2013). Daarnaast blijkt ook dat in opleidingscontext studenten meer intrinsiek gemotiveerd zijn en zich competenter voelen wanneer hun docent hun autonomie steunde. (Deci & Ryan, 2008a). Het type van steun dat deze personen geven, verklaart waarom sommige studenten gelukkig zijn en anderen niet. Onderzoek toont aan dat steun voor autonomie positief bijdraagt aan het subjectief welzijn van studenten, gezien dit zorgt voor de bevrediging van een van hun psychologische noden (Ratelle, Simard, & Guay, 2013).

4.2 Beïnvloedende factoren

4.2.1 Socio-economische status

Dost (2006) toont via haar onderzoek aan dat studenten die vinden dat ze een hogere socio-economische status hebben, ook een hoger niveau van welzijn aangeven. Wanneer personen een lager inkomen hebben, kan dit een gevaar vormen voor het bevredigen van de basisnoden. Dit leidt op zijn

(29)

18 beurt tot meer stress bij deze personen (Dost, 2006). Ook in het onderzoek van Malkoç (2011) bevestigen de resultaten dat studenten met een hogere socio-economische status hun levenskwaliteit hoger scoren. Huebner, Gilman en Ma (2012) geven daarnaast aan dat het belang van de socio-economische status afhankelijk is van de omstandigheden en cultuur in de omgeving van de studenten. In een maatschappij waar hoge levensstandaard belangrijk is, zal de relatie tussen de socio-economische status en het subjectief welzijn namelijk meer uitgesproken zijn.

Ten slotte dragen ouders met een hogere socio-economische status het belang van goede prestaties in een opleiding over op hun kinderen. Om die reden gaan deze ouders zich dan ook meer inspannen om leerproblemen als gevolg van psychologische problemen te overwinnen. Dit heeft tot gevolg dat mindere prestaties als gevolg van een laag welzijn frequenter voorkomt bij kinderen met een lage socio-economische status (Rüppel, Liersch, & Walter, 2015).

4.2.2 Geslacht

Liu, Mei, Tian en Huebner (2016) geven aan dat de resultaten in verband met de invloed van het geslacht inconsistent zijn. Uit hun onderzoek blijkt namelijk wel dat er een verschil was bij de tevredenheid over school, maar niet voor de gevoelens in school. Deze bevinding is volgens de onderzoeker te wijten aan het feit dat mannelijke studenten vaker negatieve schoolresultaten ervaren (Liu, Mei, Tian, & Huebner, 2016).

4.2.3 Leeftijd

Het onderzoek van Liu, Mei, Tian en Huebner (2016) toont daarnaast ook aan dat jongere studenten een hogere tevredenheid met hun schoolleven aangeven. Ze nemen ook meer positieve dan negatieve gevoelens waar. Het is namelijk mogelijk dat studenten meer academische druk voelen naarmate ze in hun studietraject vorderen. Oudere studenten zijn daarnaast ook sterker ontwikkeld in cognitieve vaardigheden. Ze kunnen namelijk beter inschatten of hun noden op de universiteit worden vervuld. Dit kan eveneens als verklaring dienen voor deze negatieve evolutie in drie componenten van het subjectief welzijn op vlak van de universiteit (Liu, Mei, Tian, & Huebner, 2016).

4.2.4 Academische omgeving

De opleiding aan de universiteit speelt namelijk een belangrijke rol in het leven van student. Hierna wordt verduidelijkt welke invloed de universitaire opleiding op het subjectief welzijn van de studenten kan hebben. Studenten geven namelijk aan dat ze vaak blijvende stress ervaren door hun opleiding (Pascoe, Hetrick, & Parker, 2020). Ze ondergaan tijdens hun opleiding aan de universiteit verschillende psychologische en sociale ontwikkelingen. Tijdens deze periode ervaren studenten veel stressvolle situaties zoals onafhankelijk leren leven, de academische verwachtingen vanuit de universiteit en academische vaardigheden bijleren. Het is echter belangrijk dat studenten met deze ontwikkelingen leren omgaan om zo de negatieve gevolgen voor hun subjectief welzijn te vermijden (Odacı & Çıkrıkçı, 2012).

(30)

19 Uit het onderzoek van Odacı & Çıkrıkçı (2012) naar de omgang met stress bij Turkse studenten blijkt dat er een positieve correlatie bestond tussen het ontwijken van stress als manier om er mee om te gaan en het subjectief welzijn. Ook Keech Hagger, O’Callaghan en Hamilton (2018) toonden met hun onderzoek aan dat stress een indirect effect heeft op het welzijn van studenten door de fysieke symptomen van de stress.

Stress die studenten ervaren, kan tenslotte het gevolg zijn van verschillende bronnen. De transitie die studenten maken van het secundair onderwijs naar de universiteit en de academische druk zijn twee kenmerken van de academische omgeving die als beïnvloedende factoren voor het subjectief welzijn beschreven kunnen worden.

4.2.4.1 De druk vanuit de universiteit

Aangezien studenten een groot deel van hun tijd op de universiteit doorbrengen, vormt de tevredenheid met de universiteit een belangrijke bijdrage tot de studenten hun levenstevredenheid. De gebeurtenissen aan de universiteit die de studenten beleven hebben namelijk een invloed op de levenstevredenheid (Varela, et al., 2018). Subjectief welzijn aan de universiteit bestaat volgens Tian (2008) uit twee componenten: De tevredenheid met de universiteit en het gevoel dat studenten ervaren tijdens hun studies aan de universiteit. De tevredenheid met de universiteit verwijst naar de evaluatie die studenten over hun schoolleven maken. De evaluatie gaat specifiek over het levensdomein van de opleiding. Het tweede component, het gevoel van studenten, verwijst naar de positieve en negatieve gevoelens die studenten tijdens hun opleiding kunnen ervaren. Tian toont hiermee aan hoe studenten op een subjectieve manier hun leven evalueren en op een emotionele manier beleven. Deze evaluatie en ervaring gebeuren hierbij specifiek in de opleidingscontext (Tian, 2008).

Een belangrijke factor die het subjectief welzijn van studenten in de opleidingscontext kan beïnvloeden is de academische druk en de bijhorende stress. Studeren aan een universiteit kan immers veel academische stress met zich meebrengen. Academische stress ontstaat wanneer studenten zich bevinden in een toestand waarin de druk die de universiteit oplegt als groter wordt ervaren dan de mogelijkheid om met deze druk om te gaan (Yovita & Asih, 2018). De academische stress brengt studenten namelijk uit het evenwicht tussen de vraag en de druk van de universiteit en de capaciteit om deze vraag te beantwoorden (Kaur & Singh, 2019). Verschillende academische factoren kunnen academische stress en de bijhorende fysieke gevolgen veroorzaken (Sari, 2017).

Studenten krijgen zowel positieve als negatieve zaken van hun ouders, omgeving en academische opleiding te horen. Van deze beïnvloedende factoren is de academische opleiding de grootste oorzaak voor stress die studenten waarnemen (Yovita & Asih, 2018). Er bestaan echter meerdere academische stressoren die een bron van opleidingsgerelateerde stress zijn. Ten eerste vormen problemen in verband met de opleiding aan de universiteit de meest voorkomende bron van stress voor studenten (Kaur & Singh, 2019). Deze academische stressoren die voor problemen zorgen, zijn vaak activiteiten die aan de universiteit plaatsvinden zoals leren, verplichte activiteiten voor studenten en extra lesuren

(31)

20 (Sari, 2017; Kaur & Singh, 2019). Daarnaast zorgen ook hoge verwachtingen van ouders en de overbelasting door schoolwerk voor stress bij studenten. Vervolgens kan academische stress aan academische druk gelinkt worden (Kaur & Singh, 2019). De academische druk die studenten aan de universiteit ervaren kan leiden tot een gevoel van onzekerheid wat stress kan veroorzaken (Sari, 2017). Tot slot vormen de examens en de overbelasting door taken ook twee academische stressoren. Vaak weten studenten niet hoe ze met deze stressvolle situaties moeten omgaan (Yovita & Asih, 2018). Bovendien verschillen studenten in het vermogen om met deze stress om te gaan (Sari, 2017).

Academische stress kan echter negatieve gevolgen met zich meebrengen zoals slechte academische prestaties (Kaur & Singh, 2019). Het kan ook een psychologische en biologische impact hebben zoals slaapproblemen en depressies (Yovita & Asih, 2018; Sari, 2017). Wanneer een student daarnaast in grote mate academische stress ervaart, gaat de student een lager niveau van subjectief welzijn aangeven. Een hoog niveau van subjectief welzijn heeft echter een positief effect op de academische resultaten die de student bereikt. Dit toont aan dat een hoog niveau van subjectief welzijn zowel voor de studenten als voor de universiteit zelf voordelig kan zijn (Yovita & Asih, 2018).

Verschillende onderzoeken wijzen uit dat academische druk en de bijkomende academische stress een invloed hebben op het subjectief welzijn van de studenten. Zo toont het onderzoek van Sari (2017) aan dat academische stress een significante negatieve relatie met tevredenheid van studenten met de universiteit vertoont. Dit betekent dat wanneer studenten tevreden zijn met de universiteit, ze weinig academische stress ervaren. Wanneer ze daarentegen niet tevreden zijn met de universiteit, dan ervaren ze veel academische stress die veroorzaakt wordt door de academische omgeving. Om deze reden speelt de universiteit een belangrijke rol in het verminderen van stress. (Sari, 2017).

Ook uit het onderzoek naar de relatie tussen positief welzijn en academische beoordeling bij studenten tandheelkunde in Roemenië blijkt dat naarmate het semester vorderde, het positief welzijn van de studenten daalde. Deze daling in het positief welzijn werd volgens het onderzoek veroorzaakt door de stijgende academische eisen die de universiteit voor de studenten opstelde (Preoteasa, Axante, Cristea, & Preoteasa, 2016).

Ten slotte tonen Cotton, Dollard & de Jonge (2002) via hun onderzoek naar stress bij studenten aan dat het stressvol is om student te zijn. In het onderzoek werd ‘het student zijn’ als een job bestempeld. Deze ‘job’ werd aan de hand van de werkstress theorie vergeleken met andere jobs. De resultaten van het onderzoek tonen aan dat studenten meer psychologische stress en een lager niveau van tevredenheid vertonen dan andere beroepen. Het niveau van psychologische stress kon in de studie in verband gebracht worden met de werkomgeving van de universiteitsstudenten. Hoge werkdruk, weinig controle en weinig steun van andere studenten kenmerkten deze werkomgeving (Cotton, Dollard, & de Jonge, 2002).

Afbeelding

Tabel 2 Frequentietabel responsanalyse hoofdopleiding
Tabel 4 Frequentietabel responsanalyse hoofgroep
Tabel 8 Frequentietabel responsanalyse credits
Tabel 9 Herschaling van de metrische variabelen tot categorische variabelen
+7

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

 Soms vraag ik me inderdaad af, onze website, ik vind zelf dat daar heel veel op staat, natuurlijk er staat zodanig veel op dat ik me kan voorstellen dat de studenten het ook niet

De cultuur bleek negatief voor pathogene bacteriën, maar de hond werd op dat ogenblik al een week behandeld met enrofloxacine.. Semi-kwantitatief onderzoek leverde

De regelgeving van de hoofdinstelling (zie artikel 44) heeft voorrang, tenzij anders bepaald in de samenwerkingsovereenkomst. De verdediging kan ten vroegste 6 weken nadat

Dhillon (2003) steunt Carruba en Volden (2000) door de assumptie van homogene politieke partijen in vraag te stellen. Hoewel de homogeniteit van een partij min of meer

Daarnaast zijn er in het geval van DCRV bij zowel de mens als de hond en de kat vaak andere hartafwijkingen aanwezig (Fukushima et al., 2011), welke niet worden

Oriënt is een serious game (een ‘spel’ waarbij het leerdoel het ver- werven van kennis of vaardigheden is) en wordt reeds gebruikt door ongeveer 10.000 gebruikers in het secundair

Uit deze literatuurstudie kan besloten worden dat vezels bij onze huisdieren inderdaad van belang zijn, maar een teveel aan vezels is ook niet goed.. Vezels

In een andere studie uitgevoerd in 2011 in UZGent werd gepeild naar het aantal geneesmiddelen bij opname voor oudere patiënten die niet op de afdeling geriatrie werden opgenomen..