• No results found

MS-afstudeerproject : Het adviesplan met ergotherapeutische groepsbehandelmodules

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "MS-afstudeerproject : Het adviesplan met ergotherapeutische groepsbehandelmodules"

Copied!
133
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Eindproduct

Het adviesplan met ergotherapeutische groepsbehandelmodules

Naam studenten: Nynke Renema: 500640851

Daphne Eijgenstein: 500639377

Fanny Stefany Molenmaker: 500645291

Opleiding: Ergotherapie

Organisatie opdrachtgever: Reade, locatie Amstelland

Opdrachtgever: Jantina Kroese en Manon Cornet

Docentbegeleider HvA: Paul van der Hulst

Aantal woorden: 4058 (exclusief beroepsproduct en bijlagen).

(2)

Voorwoord

De projectgroep kijkt met plezier terug naar een leerzame periode waarin zij gewerkt heeft aan het afstudeerproject.

Voor u ligt het eindproduct bestaande uit een adviesplan en een opzet voor drie ergotherapeutische groepsbehandelmodules et de the a s ADL, arbeid en omgaan met vermoeidheid. Dit eindproduct is het resultaat van het afstudeerproject van drie ergotherapie studenten aan de Hogeschool van Amsterdam (HvA). De projectgroep is in februari 2015 begonnen aan het afstudeerproject dat zich richt op het ontwikkelen van ergotherapeutische groepsbehandelmodules voor Reade. Begin juni 2015 is het afstudeerproject afgerond.

In dit verslag wordt het proces beschreven van de totstandkoming van de ergotherapeutische groepsbehandelmodules.

Het eindproduct is mede tot stand gekomen in samenwerking met de opdrachtgevers van organisatie Reade. De projectgroep wil de opdrachtgevers Jantina Kroese en Manon Cornet bedanken voor de fijne samenwerking. De begeleidingsmomenten met de feedback, tips en het toereiken van handvatten hebben een positieve invloed gehad op het gehele project.

Tevens wil de projectgroep dank uit spreken naar Paul van der Hulst, docentbegeleider aan de HvA. Paul van der Hulst heeft de projectgroep wekelijks op een fijne manier gecoacht en regelmatig kritisch feedback gegeven. Deze wijze van ondersteuning heeft een positieve bijdrage geleverd aan de

kwaliteit van het eindproduct.

Ten slotte wordt dank uitgesproken aan de geïnterviewde ergotherapeuten en revalidatieartsen van de locaties; Ziekenhuis Amstelland (ZHA), Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) en Overtoom (OVT). Dankzij hun medewerking is de huidige werkwijze op de drie locaties in kaart gebracht. Tevens heeft de projectgroep een hoop zinvolle tips van hen gekregen om de ontwikkeling van de modules mogelijk te maken.

Dit eindproduct is in de derde persoon geschreven en komen Engelse benamingen in voor. Hier is bewust voor gekozen aangezien de Nederlandse benamingen de Engelse termen niet volledig dekken. Nogmaals wil de projectgroep iedereen bedanken die meegedacht en meegewerkt heeft aan dit afstudeerproject.

De projectgroep hoopt dat in de toekomst, MS- cliënten die behandeld worden bij Reade, baat hebben bij deze ergotherapeutische groepsbehandelmodules.

Namens,

(3)

Samenvatting

Hoofdvraag:

De projectgroep heeft tijdens het afstudeerproject antwoord gegeven op de volgende hoofdvraag:  Waa oete de e gothe apeutis he g oeps eha del odules et de the a s ADL*, a eid e

omgaan met vermoeidheid voor cliënten met Multiple Sclerose**(18-75 jaar) aan voldoen, zodat deze geïmplementeerd kunnen worden op de drie locaties van Reade ***?

* Alle Dagelijkse Levenstaken, ** Relapsing Remitting-, Secundairy Progressive- en Primairy Progressive, *** Ziekenhuis Amstelland, Overtoom, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.

Werkwijze:

Om de hoofdvraag te kunnen beantwoorden zijn drie literatuurstudies uitgevoerd op het gebied van e gothe apeutis he i te e ties et de the a s ADL, a eid e o gaa et e oeidheid ij M“-cliënten. De uitkomsten van de literatuurstudies zijn beoordeeld op toepasbaarheid in de praktijk door het afnemen van interviews bij ergotherapeuten en revalidatieartsen op de drie locaties van Reade. Vervolgens zijn de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) en Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) doorgenomen. Aanbevelingen vanuit deze richtlijnen zijn toegevoegd aan de resultaten van de literatuurstudies en de interviews. Op deze manier is een

volledig overzicht gevormd van wetenschappelijk onderbouwde interventies en aanbevelingen voor de behandeling van MS-cliënten.

Resultaten:

Door het hanteren van bovenstaande werkwijze is een opzet vormgegeven van drie

ergotherapeutische groepsbehandelmodules. Daarnaast zijn overige aanbevelingen beschreven voor (groeps)behandelingen van MS-cliënten.

1. Module ADL: Functionele training, therapeutisch oefenen, meetinstrumenten activiteiten en participatie, ADL-training, cognitieve training, CIMT-therapie en Health Promotion

p og a a s.

2. Module Arbeid: Kennis van MS symptomen, het leren omgaan met MS-symptomen op de werkplek, het overwinnen van angsten, het hervinden van zelfvertrouwen, het leren omgaan met discriminatie op het werk, ondersteuning bij de bekendmaken van de diagnose,

informatie over relevante wet- en regelgeving, ondersteuning in het leren plannen van werktijden en taken, dagactiviteitenlijsten en het meetinstrument WRI.

3. Module Omgaan met vermoeidheid: Mindfulness gerichte interventie, farmacologische behandeling in combinatie met non-farmacologische behandeling, elementen uit een

(4)

energy-conservationprogramma en vermoeidheidsprogramma, vermoeidheidseducatie,

aquatherapie, telefonische interventies, lichaamsbeweging, koelpak, Activiteitenweger en geschikte vermoeidheidsmeetinstrumenten.

4. Overige aanbevelingen: Naast aanbevelingen over ergotherapeutische interventies betreft de the a s ADL, a eid e het omgaan vermoeidheid zijn ook overige (multidisciplinaire) aanbevelingen beschreven welke betrekking hebben op de (groeps)behandeling van MS-cliënten.

(5)

Inhoudsopgave

Voorwoord

Samenvatting Inleiding

Deel I: Achtergrond en methode 8

1. Aanleiding 8

2. Oriëntatiefase 8

2.1 Probleemstelling 8

2.2 Resultaten oriëntatiefase (plan van aanpak) 8

2.2.1 Onderbouwing ADL 9 2.2.2 Onderbouwing arbeid 9 2.2.3 Onderbouwing vermoeidheid 10 3. Vraagstelling en deelvragen 11 3.1 Hoofdvraag 11 3.2 Deelvragen 11 4. Doelstelling en relevantie 12 4.1 Doelstelling 12 4.2 Relevantie 12 4.2.1 Maatschappelijke relevantie 12 4.2.2 Relevantie ergotherapie 12 4.2.3 Relevantie opdrachtgever 13 5. Werkwijze(methoden en technieken) 14

5.1 Verwerking van literatuur 14

5.2 Methode van interviews 14

5.2.1 Interviews 15

5.2.2 Ethiek 15

5.3 Analyseren van gegevens 15

5.4 Onderbouwing modules en overige aanbevelingen 16

5.5 Vormgeving ergotherapeutische groespbehandelmodules 17

Deel II: Beroepsproduct 18

6. Vergelijking van resultaten literatuur en interviews 18

6.1 ADL 19

6.2 Arbeid 26

6.3 Omgaan met vermoeidheid 31

7. Overige aanbevelingen 41

7.1 Algemene aanbevelingen 41

7.2 Overige aanbevelingen ADL 44

(6)

7.4 Overige aanbevelingen omgaan met vermoeidheid 46

8. Ergotherapeutische groepsbehandelmodules 49

Module: ADL 50

Module: Arbeid 53

Module: Omgaan met vermoeidheid 57

Deel III: Discussie/conclusie eindproduct 61

9. Discussie 61

10. Conclusie 63

Bibliografie 64

Bijlage 1: Resultaten interviews 68

Resultaten interviews omtrent het onderwerp ADL 68

Resultaten interviews omtrent het onderwerp arbeid 72

Resultaten interviews omtrent het onderwerp vermoeidheid 76

Resultaten interviews met revalidatieartsen 80

Bijlage 2: Brief aan revalidatieartsen en ergotherapeuten 88 Bijlage 3: E-mail voorafgaand het interview 89 Bijlage 4: Samenvatting interview revalidatiearts Ziekenhuis Amstelland 90 Bijlage 5: Samenvatting interview ergotherapeut Ziekenhuis Amstelland 96 Bijlage 6: Samenvatting interview revalidatiearts OLVG 110 Bijlage 7: Samenvatting interview ergotherapeut OLVG 112 Bijlage 8: Samenvatting interview revalidatiearts Overtoom 114 Bijlage 9: Samenvatting interview ergotherapeut Overtoom 122

(7)

Inleiding

De projectgroep heeft zich gericht op het ontwikkelen van drie ergotherapeutische groepsbehandelmodules op het gebied van ADL, arbeid en omgaan met vermoeidheid.

Het doel van dit eindproduct is het weergeven van de totstandkoming van het adviesplan, de opzet van drie ergotherapeutische groepsbehandelmodules en overige aanbevelingen.

Opbouw van dit eindproduct:

I. Deel I beschrijft de achtergrond van het afstudeerproject. Daarnaast staat in dit deel de methode van het project beschreven.

II. In deel II staat het beroepsproduct weergeven. Dit bestaat uit een vergelijking van de

resultaten vanuit de literatuur, de Richtlijn Multipele Sclerose (2012), de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) en de interviews. Daarnaast zijn de ontwikkelde modules weergeven.

(8)

Deel I: Achtergrond en methode

1. Aanleiding

Binnen Reade bestaat momenteel geen uniform multidisciplinair protocol voor de behandeling van MS-cliënten waardoor de hulpverleners zoekende zijn naar een evidence based manier van

behandelen. Op basis hiervan ontstond de vraag voor het ontwikkelen van drie ergotherapeutische groepsbehandelmodules, dat op de drie locaties van Reade kan worden toegepast.

De wens van Reade is dat professionals een uniforme behandelwijze hanteren in de behandeling van MS-cliënten. Tevens is vanuit de literatuur gebleken dat cliënten behoefte hebben aan inzicht in de ergotherapeutische behandeling (Baan, Hutten, & Rijken, 2003).

2. Oriëntatiefase

2.1 Probleemstelling

Momenteel bestaat er geen uniforme- en op evidence gebaseerde behandelwijze voor de ergotherapeuten op drie locaties van Reade waar MS-cliënten, individueel of in groepen, worden behandeld. Hierdoor is op de werkvloer onduidelijkheid over het behandelproces bij zowel cliënten als zorgprofessionals.

2.2 Resultaten oriëntatiefase (plan van aanpak)

Tijdens de oriëntatiefase is een keuze gemaakt op welke drie thema s de behandelmodules gericht zouden worden. Om deze keuze te onderbouwen is de projectgroep op een Evidence Based Practice (EPB) - gerichte wijze te werk gegaan. Hierbij is de informatie uit de wetenschappelijke literatuur, de ervaring en inzichten van de therapeut en de cliënten samengevoegd (Kuipers, Verhoef, Cox, & Louw, 2011).

Uit de knelpuntenanalyse van de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn activiteiten en participatie, vermoeidheid en arbeid gebleken de meest voorkomende knelpunten. Om deze reden heeft de projectgroep gekozen voor de the a s a de odules; a eid, ermoeidheid en ADL.

(9)

Figuur 1.

2.2.1 Onderbouwing ADL

Uit onderzoek is gebleken dat de gevolgen van MS divers zijn en kunnen leiden tot problemen op alle handelingsgebieden zoals wonen, zelfzorg, werken, leren en vrije tijd (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012; Le Granse, Hartingsveldt van, & Kinébanian, 2012).

Vanuit de knelpuntenanalyse uit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is gebleken dat belangrijke gevolgen voor MS-cliënten bestaan uit een verminderd activiteiten- en participatieniveau, waaronder ook de persoonlijke verzorging behoort.

Multidisciplinaire, klinische revalidatie heeft een positief effect op het activiteiten- en participatie niveau (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

2.2.2 Onderbouwing arbeid

Beperkingen op het gebied van arbeid is een veel voorkomend probleem bij MS-cliënten. Tussen het twintigste en vijftigste levensjaar krijgen de meeste mensen de diagnose MS. Dit is een levensfase waarin werk een belangrijke factor is (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

Bij MS-cliënten is er een aanzienlijke verminderde arbeidsparticipatie, hetgeen kan oplopen tot 80% van de cliënten (Sweetland,Howse,& Playford, 2012). MS-cliënten hebben onder andere beperkingen in mobiliteit en fijne motoriek wat zorgt voor problemen tijdens het werk.

Uit onderzoek is gebleken dat MS-cliënten die werkzaam zijn, minder beperkingen ervaren in de mobiliteit dan MS-cliënten die niet werkzaam zijn (Edgley, 1991).

(10)

Werk zorgt niet alleen voor inkomen maar geeft ook een sociaal leven, ritme in de week en

zelfvertrouwen. Van werk krijgt men het gevoel dat zij iets bijdragen aan de samenleving (Kalsbeek & Platteel, 2012). Om deze reden is het van belang dat MS-cliënten ondersteund worden bij het werkproces zodat zij zo lang mogelijk aan het werk blijven.

2.2.3 Onderbouwing vermoeidheid

Vermoeidheid is waarschijnlijk de meest voorkomende klacht bij MS-cliënten. Tevens is het vaak het eerste symptoom van MS en is het een chronische klacht. Tussen de 76% en 92% van de MS-cliënten geeft als klacht vermoeidheid aan (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

De vermoeidheid beperkt de cliënten bij de dagelijkse activiteiten en wordt om deze reden ook als een van de meest vervelende symptomen ervaren. Een gevolg van de vermoeidheid kan zijn dat de cliënt rollen en taken niet meer naar tevredenheid kan uitvoeren (Krupp, 2003). Dit vanwege het feit dat de vermoeidheid ook invloed heeft op zowel fysiek en psychosociaal functioneren (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012). Uit onderzoek is gebleken dat vermoeidheid bij MS een directe relatie heeft met de cognitie van de cliënt (Krupp & Elkins, 2000). Tevens zorgt de vermoeidheid voor problemen op het werk.

Er zijn aanwijzingen dat gedachten over vermoeidheid in stand houdende factoren en voorspellers zijn van fysieke beperkingen. Vermoeidheid kan gedurende het gehele ziekteproces voorkomen en kan niet worden verklaard vanuit de ernst van de neurologische problemen. Het kan een gevolg zijn van slaapstoornissen en het is een symptoom van een depressieve stoornis, waarvan de prevalentie bij MS-cliënten hoog is (27-54%). Hierover bestaan verschillende visies en verklaringen (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

Aangezien de oorzaak van vermoeidheid niet verklaard kan worden, is het van belang dat de cliënt leert omgaan met de vermoeidheid, bijvoorbeeld door multidisciplinaire revalidatiebehandeling.

(11)

3. Vraagstelling en deelvragen

3.1 Hoofdvraag

Waar moeten de ergotherapeutische groepsbehandelmodules met de the a s ADL*, a eid e omgaan met vermoeidheid voor cliënten met Multiple Sclerose**(18-75 jaar) aan voldoen, zodat deze geïmplementeerd kunnen worden op de drie locaties van Reade ***?

* Alle Dagelijkse Levenstaken, ** Relapsing Remitting-, Secundairy Progressive- en Primairy Progressive, *** Ziekenhuis Amstelland, Overtoom, Onze Lieve Vrouwe Gasthuis.

3.2 Deelvragen

 Welke ergotherapeutische interventies op het gebied van omgaan met vermoeidheid kunnen worden aangeboden aan cliënten met Multiple Sclerose en wat is hiervan het bewijs?

 Welke ergotherapeutische interventies op het gebied van ADL kunnen worden aangeboden aan cliënten met Multiple Sclerose en wat is hiervan het bewijs?

 Welke ergotherapeutische interventies op het gebied van arbeid kunnen worden aangeboden aan cliënten met Multiple Sclerose en wat is hiervan het bewijs?

(12)

4. Doelstelling en relevantie

4.1 Doelstelling

• Op dinsdag 2 juni 2015 is een adviesrapport ontwikkeld met drie ergotherapeutische

groepsbehandelmodules (ADL, arbeid en omgaan met vermoeidheid) en overige aanbevelingen. Deze zijn gebaseerd op de resultaten vanuit de literatuurstudies, interviews, Richtlijn Multipele Sclerosis (2012) en Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) en zijn toepasbaar op de drie locaties van Reade.

4.2 Relevantie

De ziekte MS komt bij 1 op de 1000 inwoners in Nederland voor. Dat betekent dat Nederland ongeveer 17.000 mensen telt, die de ziekte MS hebben. Er bestaat geen standaardbehandeling voor mensen met MS aangezien het verloop van de ziekte bij elke cliënt verschilt. Dit leidt tot over- en onderconsumptie van beschikbare middelen (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012). Om de over- en onderconsumptie te verminderen is het belangrijk dat er inzicht en eenduidigheid komt in de behandeling van MS-cliënten.

4.2.1 Maatschappelijke relevantie

De gemeenten zijn verantwoordelijk dat mensen zolang mogelijk thuis blijven wonen. Op de website a de ‘ijkso e heid o dt het olge de hie o e gezegd: Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat e se zo la g ogelijk zelf edzaa zij e ku e deel e e i de aats happij

(Rijksoverheid, z.j.). Wanneer mensen gezondheidsklachten krijgen, kunnen aangepaste woningen en/of extra zorg nodig zijn. De overheid stimuleert passende voorzieningen bij zwakke mensen op het gebied van zorg en wonen (Rijksoverheid, z.j.). Ook MS-cliënten kunnen dusdanig beperkt raken dat zij extra zorg of aanpassingen in huis nodig hebben (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

4.2.2 Relevantie ergotherapie

Ergotherapie ondersteunt mensen met lichamelijke- en/of psychische beperkingen om zo zelfstandig mogelijk te handelen waardoor dagelijkse- en maatschappelijke participatie mogelijk wordt gemaakt.

Pa ti ipatie is a itaal ela g oo alle e se (Hartingsveldt, Logister-Proost, & Kinebanian, 2010).

MS-cliënten ervaren levenslang beperkingen door de gevolgen van MS, welke betrekking hebben op alle facetten van het leven zoals zelfzorg, mobiliteit, arbeid en vrijetijdsbesteding (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012). Vanwege het feit dat ergotherapie zich richt op het alledaags handelen, zijn MS-cliënten een relevante doelgroep voor de ergotherapie. Tevens kan ergotherapie (deels) voorkomen dat de cliënten afhankelijk zijn van aangepaste woningen en/of extra zorg.

(13)

Door de ontwikkeling van ergotherapeutische groepsbehandelmodules voor MS-cliënten wordt voor de ergotherapeuten een kans gecreëerd om optimale revalidatiezorg te bieden. Ook zullen er op deze manier handvatten voor de behandelingen aangeboden worden.

Door op een uniforme wijze revalidatiezorg te bieden, wordt de kwaliteit van de ergotherapeutische zorg verbeterd en wordt het voor de overige disciplines duidelijk wat de rol van de ergotherapeuten zijn binnen de behandeling van MS-cliënten.

4.2.3 Relevantie opdrachtgever

De ergotherapeutische groepsbehandelmodules en de overige aanbevelingen zijn relevant voor de opdrachtgever. Voor Reade is het van belang dat geïnvesteerd wordt in de ontwikkeling en

verbetering van de kwaliteit van zorg. Door de invoering van kwaliteitsbevordering door de overheid, beroepsorganisaties en de verzekeraars, wordt de kwaliteitsbevordering op verschillende manieren via wet- en regelgeving ondersteund. Reade heeft de verplichting aan onder andere de zorgverzekeraar en de gemeenten om de beste kwaliteit van zorg te bieden (Aubèl, 2014). De

groepsbehandel-modules en aanbevelingen kunnen bijdragen aan een verbeterde kwaliteit van zorg en geeft zowel de professionals als de cliënten inzicht in de behandeling.

(14)

5. Werkwijze(methoden en technieken)

Tijdens de uitvoering van het project is de Spiraalmethode van de Becker gehanteerd(zie figuur 2). Er is voor het Spiraalmethode gekozen omdat de eindsituatie aan het begin van de afstudeerperiode niet volledig vastgesteld kon worden. Daarnaast kon het proces niet duidelijk worden beschreven omdat

tijdens het proces zou blijken of de bevindingen in de literatuur toepasbaar zijn in de praktijk (Bekker de, Eliens, Wigboldus, Schouten, & de Haan, 2010). Dit project heeft zich gericht op de eerste twee fases van het spiraalmodel. In de eerste fase is de plan van aanpak van het afstudeerproject tot stand gekomen en tijdens de tweede fase zijn de modules en adviesrapport ontwikkeld. Tot slot zal de opdrachtgever in de derde fase het implementatieplan vormgeven en uitvoeren.

Figuur 2.

5.1 Verwerking van literatuur

Relevante resultaten vanuit de drie literatuurstudies vormen de theoretische achtergrond voor de groepsbehandelmodules, evenals resultaten vanuit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) en de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012). De resultaten zijn beoordeeld op toepasbaarheid in de praktijk, aan de hand van interviews met drie revalidatieartsen en drie ergotherapeuten, die werkzaam zijn op de drie locaties van Reade.

5.2 Methode van interviews

Door het afnemen van kwalitatieve interviews is gedetailleerde informatie verzameld over een specifiek onderwerp, namelijk informatie rondom de onderwerpen arbeid, ADL en vermoeidheid bij MS-cliënten (Saunders, Lewis, Thornhill, Booij, & Verckens, 2012).

De interviews zijn afgenomen volgens een semi-gestructureerde werkwijze. Voorafgaand aan de interviews is een puntenlijst opgesteld om de interviews vorm te geven. De punten zijn opgesteld op basis van de bevindingen vanuit de literatuur e de the a s a de odules.

(15)

5.2.1 Interviews

Om de toepasbaarheid van de resultaten uit de literatuurstudie te inventariseren zijn drie ergotherapeuten en drie revalidatieartsen geïnterviewd. Het doel van de interviews met de

revalidatiearts was het inventariseren van de huidige werkwijze rondom de zorg van MS-cliënten. Het doel van de interviews met de ergotherapeuten was het inventariseren van meningen en ervaringen van interventies die relevant zijn bij MS-cliënten en het inventariseren van de huidige

ergotherapeutische behandelwijze.

Door inzicht te krijgen in de meningen en ervaringen van de ergotherapeuten en revalidatieartsen is geïnventariseerd of de interventies werkbaar zijn voor de professionals van Reade. Door het afnemen van de interviews is Practice Based Evidence(PBE) gewerkt aangezien ervaringen en kennis van professionals zijn gebruikt voor de ontwikkeling van het eindproduct (Smeijsters, 2009). 5.2.2 Ethiek

Tijdens de opstartfase van het project is een informatieve mail verzonden naar alle professionals die verzocht waren mee te werken aan het project, waarin onder andere het project werd toegelicht (zie bijlage 2). Tevens is een week voorafgaand aan de interviews een tweede informatieve mail verzonden naar de deelnemende professionals, met een korte toelichting over het doel van de interviews (zie bijlage 3).

Voorafgaand aan de interviews is toestemming gevraagd aan de professionals om de interviews op te nemen. Na het afnemen van de interviews zijn samenvattingen van de interviews verzonden naar de betreffende professionals met de vraag of de gegevens op de juiste wijze zijn geïnterpreteerd en of de professionals akkoord gaan met verwerking van de inhoud.

5.3 Analyseren van gegevens

De afgenomen interviews zijn met toestemming van de professionals opgenomen met mobiele apparaten. Vervolgens zijn de verschillende interviews verdeeld onder de studenten en elke student was verantwoordelijk voor het samenvatten van een interview van een revalidatiearts en een ergotherapeut. Informatie vanuit de samenvattingen zijn weergegeven in tabellen, waarbij de antwoorden van de professionals zijn onderverdeeld in verschillende categorieën (zie bijlage 1). De opbouw van de tabellen, waarin de antwoorden zijn gecategoriseerd, zijn opgebouwd volgens de structuur van het International Classification of Functioning (ICF). De ICF is een internationaal classificatie systeem op stoornis, lichaamsfunctie, activiteiten en participatie niveau. De lassifi atie biedt een uniform begrippenkader voor communicatie nationaal en internationaal, binnen en tussen beroepsgroepen en settings (le Granse, Hartingsveldt, Kinebanian, 2012, p. 193). Er is voor gekozen om de opbouw van de tabellen te ordenen volgens het ICF, om de bevindingen vanuit de interviews

(16)

systematisch weer te geven. Dit aangezien de opbouw van het ICF gebruikt wordt in het rapportagesysteem van Reade.

5.4 Onderbouwing modules en overige aanbevelingen

Het adviesplan en de opzet van de ergotherapeutische groepsbehandelmodules zijn onderbouwd met resultaten vanuit drie verschillende invalshoeken. De invalshoeken bestaan uit de drie

literatuurstudies, de Richtlijnen Multipele Sclerose (2012) en de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) en informatie vanuit de interviews. Tijdens dit onderdeel van het project is opnieuw op een EBP en een PBE gerichte wijze te werk gegaan.

Om verantwoorde zorg te leveren is gestreefd naar een Evidence Based Practice werkwijze(zie figuur 3). Het best beschikbare bewijs wordt gebruikt als onderbouwing om het professioneel handelen op te baseren (Wouters, Zaalen & Bruijning, 2015). Op basis hiervan zijn de drie groepsbehandelmodules en overige aanbevelingen beschreven.

(17)

5.5 Vormgeving ergotherapeutische groespbehandelmodules

Op de locatie Amstelland bestaat een format van de groepsbehandelmodules. In overleg met de opdrachtgever en docentbegeleider is het besluit genomen om het huidige format aan te houden.

(18)

6. Vergelijking van resultaten literatuur en interviews

In dit hoofdstuk worden de resultaten vanuit de literatuurstudies, Richtlijn Multipele Sclerose (2012) en Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) en de interviews met elkaar vergeleken. Artikelen welke worden benoemdin de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) en de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012), zijn

geëxcludeerd voor de literatuurstudies. Op deze manier is geïnventariseerd of de bevindingen uit de literatuurstudies een aanvulling of een bevestiging zijn op de aanbevelingen uit de richtlijnen. Hierdoor is een volledig overzicht gevormd van de huidige literatuur.

Onderstaande aanbevelingen zijn in overleg met de opdrachtgever Jantina Kroese opgesteld

aangezien zij de klinische expertise heeft om te beoordelen of het onderwerp (direct) toepasbaar zijn in de modules.

Voorbeeld:

1. Onderwerp

A: Resultaat van literatuurstudie.

B: Resultaten vanuit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012).

C: Resultaten vanuit de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012).

D: Resultaten vanuit de interviews (zie bijlage 1, 4 t/m 9). Aanbeveling:

(19)

6.1 ADL

 1.1 Behandelintensiteit: frequentie laag

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is sterk bewijs gevonden dat cliënten die met een lage behandelintensiteit voor langer termijn worden behandeld, verbetering ervaren op de

kwaliteit van leven (Yu, 2014). Helaas wordt in het artikel geen uitspraak gedaan over welke pe iode o dt e staa o de la ge te ij .

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) wordt beschreven dat laag intensieve

revalidatiebehandeling en thuisrevalidatie leiden tot verbetering van de kwaliteit van leven maar niet tot verbetering van het activiteitenniveau.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt geen uitspraak gedaan over effecten van de behandelfrequentie bij MS-cliënten.

D: Vanuit de interviews kwam naar voren dat MS-cliënten op alle locaties gemiddeld één á twee keer per week worden behandeld. Dit wordt gezien als een lage behandelfrequentie volgens de Richtlijn Multipele Sclerose (2012). De behandelfrequentie verschilt per cliënt en is afhankelijk van de gestelde doelen, de fase van MS en de mate van belastbaarheid van de cliënt. Op elke locatie worden de cliënten niet meer dan twee keer per week gezien door de ergotherapeut.

1.1: Het wordt aanbevolen MS-cliënten te behandelen met een lage behandelintensiteit ter verbetering van het kwaliteit van leven.

* Volge s de ‘i htlij Multipele “ le ose o dt ee hoge eha delf e ue tie gedefi iee d als: te minste behandeling van twee disciplines, minimaal 30 minuten per sessie, 2-3 uur per dag, ten minste vier dage pe eek ‘i htlij Multipele “ le ose, , p. . Ee lage eha delf e ue tie is alles lage da een hoge behandelfrequentie.

 1.2 Behandelintensiteit: frequentie hoog

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is sterk bewijs gevonden dat MS-cliënten op korte termijn effecten ervaren in vermindering van de symptomen dan wanneer een hoge behandelintensiteit wordt gehanteerd (Yu, 2014).

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat hoog-intensieve poliklinische revalidatie een positief effect heeft op het activiteitenniveau en de kwaliteit van leven.

(20)

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt geen uitspraak gedaan over de effecten van de behandelintensiteit bij MS-cliënten.

D: Vanuit de interviews is gebleken dat op geen van de locaties cliënten worden gezien met een hoge behandelintensiteit. Wanneer MS-cliënten intensiever worden behandeld, is de

frequentie van de behandeling alsnog niet meer dan twee keer per week. Op de locatie OLVG, worden MS-cliënten zowel klinisch als poliklinisch behandeld en het komt voor op deze locatie dat cliënten soms een periode intensiever worden behandeld.

1.2: Het wordt aanbevolen om MS-cliënten met een hulpvraag gericht op het activiteitenniveau met een hoge behandelintensiteit te behandelen.

* Volgens de Richtlijn Multiple Sclerose (2012) wordt een hoge behandel frequentie gedefinieerd als; ten minste behandeling van twee disciplines, minimaal 30 minuten per sessie, 2-3 uur per dag, ten minste vier dagen per week.

 1.3 COPM (Canadian Occupational Performance Measurement) ter ondersteuning van de

probleeminventarisatie

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is voldoende bewijs gevonden dat het een meerwaarde heeft om de COPM af te nemen als aanvulling op het ICF (Conrad, 2012). B: In de Richtlijn Multiple Sclerose (2012) wordt beschreven dat de COPM op een betrouwbare

en valide wijze problemen op het gebied van activiteiten en participatie meet.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt beschreven dat de COPM betrouwbaar, valide en responsief is. Tevens is geconcludeerd dat het COPM een geschikt assessment is om de handelingsproblemen bij verschillende

ziektebeelden te inventariseren.

D: Vanuit de interviews is gebleken dat bij alle locaties het COPM wordt gebruikt om

handelingsproblemen in kaart te brengen. Bij het OLVG en de Overtoom wordt het gesprek gevoerd vanuit het eigen referentiekader van de ergotherapeut wanneer de COPM niet wordt ingezet.

1.3: Het wordt aanbevolen om de COPM af te nemen om handelingsproblemen te inventariseren wanneer MS-cliënten problemen ervaren op het activiteiten- of participatieniveau.

(21)

 1.4 MS-specifieke meetinstrumenten ter ondersteuning van de probleeminventarisatie A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL zijn uitspraken gedaan over het gebruik van

MS-specifieke meetinstrumenten bij de behandeling van MS-cliënten.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is bewijs gevonden om MS-specifieke

meetinstrumenten te gebruiken ter probleeminventarisatie van activiteiten en participatie. MS-specifieke instrumenten zoals de Multiple Sclerose Impact Scale-29 (MSIS-29) en de Multiple Sclerose Impact Profile (MSIP) zijn als meest zorgvuldig beoordeeld. De MSIS-29 meet de fysieke en psychologische impact van MS. Deze zelfrapportagevragenlijst is als valide en intern consistent beoordeeld. De MSIP meet functioneringsproblemen en de beleving van functioneringsproblemen. Deze vragenlijst is als intern consistent en betrouwbaar beoordeeld. C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is geen

uitspraak gedaan over MS-specifieke meetinstrumenten bij de behandeling van MS-cliënten. D: Tijdens de interviews is het gebruik van MS-specifieke meetinstrumenten niet besproken. 1.4: Wanneer de overweging wordt gemaakt om MS-specifieke meetinstrumenten in te zetten, wordt het aanbevolen om de MSIS-29 of MSIP af te nemen om problemen op het gebied van activiteiten en participatie in kaart te krijgen.

 1.5 Vragenlijst Impact op Participatie en Autonomie (IPA)

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is geen uitspraak gedaan over het meetinstrument IPA bij de behandeling van MS-cliënten.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) wordt beschreven dat de professional kan overwegen om MS-specifieke meetinstrumenten af te nemen zoals de IPA. Tevens wordt beschreven dat de IPA een geschikt meetinstrument is om bij MS-cliënten af te nemen aangezien de vragen niet te complex zijn voor patiënten met cognitieve stoornissen.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt aanbevolen om de IPA af te nemen naast de COPM, wanneer blijkt dat meer informatie nodig is over activiteiten en/of participatie. De IPA is beoordeeld als valide, betrouwbaar en

responsief.

(22)

1.5: Het wordt aanbevolen om het meetinstrument IPA af te nemen als toevoeging op de COPM wanneer behoefte is naar meer informatie over het activiteiten- en participatieniveau.

 1.6 Her-test van de COPM en IPA

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is geen uitspraak gedaan over het uitvoeren van een her-test van meetinstrumenten bij de behandeling van MS-cliënten.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is geen uitspraak gedaan over de her-test van het COPM of IPA. Het meetinstrument IPA wordt niet beschreven in de richtlijn.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt aanbevolen om een her-test af te nemen met de COPM of IPA om het effect van de

behandeling te meten. De COPM en IPA zijn beide beoordeeld als responsief. De conclusie is gesteld dat zowel de COPM als IPA geschikt zijn om veranderingen in het handelen te meten. D: Tijdens de interviews is het uitvoeren van een her-test bij MS-cliënten niet ter sprake geweest. 1.6: Het wordt aanbevolen om een her-test uit te voeren aan de hand van het COPM en/of IPA bij MS-cliënten wanneer deze eerder in het behandelproces zijn afgenomen.

 1.7 Observatie methode aan de hand van de AMPS of PRPP

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL zijn geen uitspraken gedaan over de AMPS of PRPP bij de behandeling van MS-cliënten.

B: In de Richtlijn Multiple Sclerose (2012) staat beschreven dat de AMPS en PRPP

gestructureerde observatiemethoden zijn om de invloed van cognitieve stoornissen te observeren bij activiteiten van het dagelijks leven.

C: Vanuit de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) wordt aanbevolen om de AMPS af te nemen om inzicht te krijgen in de motorische- en procesvaardigheden van MS-cliënten. Tevens is aangetoond dat de AMPS een valide en betrouwbaar assessment is. De afname van de AMPS heeft de voorkeur boven een standaard observatie. Wanneer de ergotherapeut niet geschoold is in de AMPS of PRPP, kan alsnog een standaard observatie worden uitgevoerd.

(23)

D: Tijdens de afname van de interviews kwam naar voren dat op de locatie Overtoom de AMPS wordt afgenomen. Bij de interviews op de andere locaties zijn de AMPS of PRPP niet ter sprake gekomen.

1.7.1:Het wordt aanbevolen om een observatie uit te voeren aan de hand van de AMPS of PRPP om problemen te inventariseren en vaardigheden in kaart te brengen die mogelijk van invloed zijn op ADL-activiteiten.

1.7.2: Het wordt aanbevolen om een standaard observatie uit te voeren om problemen te inventariseren wanneer de ergotherapeut niet bevoegd is om een AMPS of PRPP af te nemen.

 1.8 ADL-training/Functionele training

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is voldoende bewijs gevonden dat cliënten verbetering ervaren in de uitvoering van ADL-activiteiten na het ontvangen van ADL-training. Tevens is aangetoond dat de uitvoering van ADL-activiteiten verbeterden wanneer de intensiteit van ADL-training werd verhoogd (Yu, 2014). Functionele training geeft een positieve effect op de

functionele uitvoering van ADL-activiteiten in vergelijking met andere interventies (Yu, 2014). B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn geen uitspraken gedaan over ADL-training en/of functionele training voor de behandeling van MS-cliënten.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over ADL-training en/of functionele training bij de behandeling van MS-cliënten.

D: Vanuit de interviews is gebleken dat op alle locaties ADL-training wordt gegeven. Echter, de trainingen worden op de locaties op verschillende manieren uitgevoerd en ook de frequentie verschilt.

In het Ziekenhuis Amstelland wordt ADL-training gegeven waarbij geoefend wordt met hulpmiddelen of specifieke activiteiten zoals stofzuigen. Op de Overtoom wordt ADL-training gegeven waarbij bijvoorbeeld het aankleden wordt geoefend of activiteiten mondeling worden doorgesproken. In het Onze Lieve Vrouwe Gasthuis wordt sporadisch ADL-training gegeven. ADL-trainingen zijn alleen gericht op de mobiliteit, waarbij geoefend wordt met een aangepaste fiets. De interventie Functioneel trainen wordt op alle locaties toegepast.

(24)

1.8: Het wordt aanbevolen om bij MS-cliënten met problematiek op het gebied van activiteiten of participatie, ADL-training of functionele training uit te voeren. Hierbij is het van belang professionals op de hoogte zijn dat wanneer de intensiteit van ADL-training wordt verhoogd, cliënten verbetering ervaren in de uitvoering van ADL-taken.

 1.9 Health Promotion

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is zwak bewijs gevonden dat MS-cliënten een verbeterde lichamelijke activiteit en een verhoogd kwaliteit van leven ervaren na het volgen

a Health P o otie p og a a s. De p og a a s esto de uit edu atie, a ziekte ke is en management van stress, vermoeidheid en fysieke activiteiten (Yu, 2014).

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is geen uitspraak gedaan over Health Promotion p og a a s ij de eha deli g a M“-cliënten.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is geen uitspraak gedaa o e Health P o otio p og a a s ij de eha deli g a M“-cliënten. D: Vanuit de interviews is gebleken dat bij geen van de locaties nu een health promotion

programma wordt gegeven. Echter, op elke locatie wordt voorlichting gegeven over de verschillende aspecten die invloed hebben op de MS-cliënt. Tevens is tijdens het interview op de locatie ZHA ter sprake gekomen dat eerder overleg heeft plaatsgevonden om een

voorlichtingsgroep te ontwikkelen.

1.9: Het wordt aanbevolen om educatie en/of voorlichting over MS over onder andere het management van stress, vermoeidheid en lichamelijke activiteit te verwerken in een programma gericht op Health Promotion bij de behandeling van MS-cliënten.

 1.10 Compensatie technieken

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent ADL is geen uitspraak gedaan over het toepassen van compensatie technieken.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) wordt aanbevolen om compensatie technieken in te zetten. Daarbij wordt het aanbevolen om specifieke vaardigheden te trainen wanneer cognitieve stoornissen worden waargenomen.

(25)

C: In de Ergotherapie Richtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is geen uitspraak gedaan over het gebruik van compensatietechnieken.

D: Het gebruik van compensatietechnieken is niet ter sprake gekomen tijdens de interviews. Echter, vanuit de beschrijving van de werkwijze valt op te maken dat de ergotherapeuten interventies toepassen die een sterk verband hebben met deze interventie. De interventie compensatietechnieken zijn niet specifiek benoemd.

1.10: Het wordt aanbevolen om de MS-cliënt compensatie strategieën aan te reiken of specifieke vaardigheden te trainen om cognitieve gevolgen tegen te gaan. Meer onderzoek is nodig naar de precieze indicatie wanneer de interventie wordt kan worden uitgevoerd.

 1.11 Self-generation

A: In de opgenomen literatuur vanuit het literatuuronderzoek werd geen uitspraak gedaan over de i te e tie self-ge e atio .

B: De Richtlijn Multiple Sclerose (201 heeft ge o ludee d dat de i te e tie self-ge e atio de cliënt ondersteunt bij het onthouden van de deelstappen van complexe dagelijkse

activiteiten. Hierdoor treedt een verbetering op in de uitvoering van deze complexe taken. C: In de Ergotherapie Richtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is

gee uitsp aak gedaa o e self-ge e atio .

D: De interventie is tijdens de interviews niet ter sprake gekomen.

. : Het o dt aa e ole o de i te e tie self-generation i te zette a ee e og itie e problemen zijn bij MS-cliënten. De precieze inhoud van de interventie is onduidelijk., dit dient eerst uitgezocht te worden voordat de professional overweegt om de interventie toe te passen.

(26)

6.2 Arbeid

 2.1 Meetinstrument arbeid

A. Vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid is geen bewijs gevonden over het gebruik van de WRI. Over de meetinstrumenten MSQ-job en de MSWDQ is wel bewijs gevonden vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid. De MSQ-Job is een betrouwbaar en valide meetinstrument dat moeilijkheden evalueert bij MS-symptomen en de werkomgeving (Raggi, et al., 2015). De MSWDQ is toepasbaar bij MS-cliënten om de verwachtingen op het gebied van

werkgelegenheid en problemen op het werk in kaart te brengen (Honan, et al., 2012).

Deze modellen zijn nog niet beschikbaar in het Nederlands. Om deze reden is het is van belang dat deze modellen naar het Nederlands vertaald worden en beoordeeld worden op validiteit en betrouwbaarheid.

B. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is geen uitspraak gedaan over de WRI. De richtlijn beveelt aan om bevorderende en belemmerende factoren van arbeidsparticipatie te analyseren. Het wordt geadviseerd om de analyse individueel met de cliënt uit te voeren (Richtlijn Mulipele Sclerose, 2012).

C. In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is gebleken dat de WRI een zinvol assessment is om af te nemen door een ergotherapeut. De WRI is een valide en betrouwbaar assessment. Het is een semi-gestructureerd interview waardoor inzicht gecreëerd wordt in psychosociale- en omgevingsfactoren, welke invloed hebben op de mogelijkheden van de cliënt om terug te keren in het arbeidsproces.

D. Uit de interviews is gebleken dat de ergotherapeut van het OLVG bekend is met de WRI, maar zij gebruikt deze niet. In de interviews met de ergotherapeuten van ZHA en OVT is het gebruik van de WRI niet besproken.

2.1: Het wordt aanbevolen om de WRI toe te passen bij MS-cliënten met een hulpvraag omtrent arbeid. Wanneer er geen gebruik wordt gemaakt van de WRI wordt aanbevolen om te analyseren wat de bevorderende en belemmerende factoren zijn van MS-cliënten met betrekking tot arbeid zijn.

(27)

 2.2 Effectieve interventies omtrent arbeid

A. Va uit de lite atuu studie o t e t a eid is ste k e ijs ge o de o e effe tie e the a s binnen de behandeling van MS-cliënten met een hulpvraag omtrent arbeid. De volgende the a s oete et okke o de i e de eha deli ge : kennis van MS-symptomen en het leren omgaan van deze symptomen op de werkplek, het overwinnen van angsten, het hervinden van zelfvertrouwen, het leren omgaan met discriminatie op het werk en het bieden van ondersteuning bij de bekendmaking van de diagnose op werk (Sweetland et al., 2012). B. Vanuit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is gebleken dat MS-cliënten het meest behoefte

hebben aan voorlichting over problemen welke in de toekomst kunnen ontstaan en informatie over eventuele hulp en begeleiding wat aangeboden kan worden. Het is niet zinvol gebleken om behandelingen of interventies op te leggen maar het is van belang de arbeidssituatie laagdrempelig te houden bij MS-cliënten.

C. In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over effectieve interventies gericht op arbeid specifiek voor MS-cliënten.

D. Uit de interviews is gebleken dat de volgende interventies momenteel toegepast worden in de behandeling van MS-cliënten met een hulpvraag omtrent arbeid: het invullen en analyseren van dagactiviteitenlijsten, belasting- belastbaarheid en het stimuleren om de sociale contacten te onderhouden op de werkvloer.

2.2: Het wordt aanbevolen om de volgende interventies toe te passen in de groepsbehandeling arbeid: dagactiviteitenlijsten, stimuleren om naar het werk te gaan, in kaart brengen van belasting- belastbaarheid, leren omgaan met MS-symptomen op het werk en het in kaart brengen van werk gerelateerde problemen. Dit zijn taken voor een ergotherapeut.

Bij de volgende interventies is niet duidelijk of de ergotherapeut de juiste behandelaar is: het leren omgaan met discriminatie op het werk, de bekendmaking diagnose en ondersteuning bieden bij de bekendmaking van de diagnose. Dit kan ter discussie gesteld worden.

(28)

 2.3 Bekendmaking diagnose

A. Vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid is gebleken dat veel MS-cliënten moeite hebben met de bekendmaking van hun diagnose op het werk. Daarnaast is voldoende bewijs

gevonden dat na de bekendmaking van de diagnose, de reactie van de werkgever niet negatief is. Een maatschappelijk werker kan ondersteuning bieden bij het bekend maken van de diagnose (Kirk-Brown, Dijk, Simmons, Bourne, & Cooper, 2013).

B. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat mensen met MS ondersteund moeten worden in het bespreekbaar maken van hun ziekte op het werk. Dit kan ook een taak zijn van de maatschappelijk werker. Er zit veel overlap in de ergotherapie en maatschappelijk werker.

C. In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over de bekendmaking van de diagnose MS op de werkvloer.

D. Uit het interview met ergotherapeuten van het ZHA en het OLVG is gebleken dat mensen met MS het moeilijk vinden om hun diagnose bekend te maken. Dit komt niet door schaamte maar door onzekerheid omdat zij niet weten hoe hun ziekteverloop zal zijn wat zorgt voor veel onzekerheid.

2.3: Het wordt aanbevolen om MS-cliënten te ondersteunen bij de bekendmaking van hun diagnose op het werk. De maatschappelijk werker kan hierin een belangrijke rol spelen. Daarnaast kan bekeken worden of hierin samengewerkt dient te worden met andere disciplines.

 2.4 Informatie wet- en regelgeving

A. Vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid is sterk bewijs gevonden dat mensen met MS behoefte hebben aan informatie over relevante wet- en regelgeving.

B. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat MS-cliënten behoefte hebben aan informatie over wetten en regels.

C. In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over de behoefte aan informatieverstrekking over relevante wet- en regelgeving bij MS-cliënten.

(29)

D. Uit het interview met ergotherapeuten van het ZHA en het OLVG is gebleken dat veel wordt samengewerkt met de maatschappelijk werker. De maatschappelijk werker bespreekt de relevante wet- en regelgeving. Op de Overtoom neemt de arbeidstherapeut deze taak op zich.

2.4: Het wordt aanbevolen samen te werken met de maatschappelijk werker wanneer een MS-cliënt vragen heeft over relevante wet- en regelgeving.

 2.5 Vermoeidheid en arbeid

A. Vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid is sterk bewijs gevonden dat vermoeidheid de meest voorkomende klacht is bij MS-cliënten, hetgeen problemen veroorzaakt op het werk (Flensner et al., 2013; Simmons et al., 2010).

B. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat vermoeidheid de meest frequente klacht is en leidt tot beperkingen op het werk. Vermoeidheid is de voornaamste reden waarom MS-cliënten stoppen met werken.

C. In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is gebleken dat bij 76 tot 92 % van de MS-cliënten vermoeidheid een grote rol speelt. Vermoeidheid kan zowel het dagelijks handelen als het sociaal functioneren beperken.

D. Uit alle interviews blijkt dat vermoeidheid de meest voorkomende oorzaak is voor problemen op het werk. Uit het interview met de ergotherapeut op het OLVG bleek dat veel MS-cliënten kampen met cognitieve vermoeidheid. De geïnterviewden van de andere twee locaties, benoemden zowel cognitieve als fysieke vermoeidheid als meest voorkomende klacht op het

werk. Zij gaven aan dat, afhankelijk van de hulpvraag en situatie van de cliënt, moet worden besloten of het waardevol is dat de cliënt deelneemt aan de modules arbeid én vermoeidheid. 2.5: Het wordt aanbevolen om in de module arbeid aandacht te schenken aan de vermoeidheid. Het is afhankelijk van de cliënt of hij ook de module vermoeidheid moet volgen. Therapeuten, die de module arbeid en vermoeidheid begeleiden, dienen hierover te overleggen.

(30)

Cognitie

A. Vanuit de literatuurstudie omtrent arbeid is sterk bewijs gevonden dat cognitieve beperkingen een sterke invloed hebben op het functioneren op het werk. MS-cliënten stoppen vaak met werken wanneer zij geheugenproblemen of concentratieproblemen ervaren (Simmons et al., 2010).

B. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is gebleken dat cognitieve beperkingen het stoppen met werk veroorzaakt. De cognitie wordt gemeten aan de hand van de Performance Scale en/of aan de hand van een NPO uitgevoerd door een psycholoog.

C. Vanuit de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) is gebleken dat cognitieve beperkingen bij 40% tot 70 % van de MS- cliënten voorkomt. Naast geheugen- en concentratieproblemen kunnen ook problemen in de aandacht en vertraging in het cognitieve tempo voorkomen.

D. Uit de interviews blijkt dat, in een later stadium van MS, de MS-cliënten problemen in de cognitie ervaren. De beperkingen in de cognitie op het werk wordt vaak veroorzaakt door cognitieve vermoeidheid. Dat blijkt uit het interview met de ergotherapeut van het OLVG. Daarnaast besteedt de psycholoog tijdens de behandeling aandacht aan cognitie. Op de Overtoom besteed ook de arbeidstherapeut aandacht aan het cognitief functioneren. 2.6: Het wordt aanbevolen binnen de behandeling van arbeid, aandacht te besteden aan cognitie. Wanneer sprake is van cognitieve problemen wordt geadviseerd samen te werken met een psycholoog.

(31)

6.3 Omgaan met vermoeidheid

 3. 1 Mindfulness gerichte interventie

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is sterk bewijs gevonden door Grossman et al. (2010) en zeer sterk bewijs gevonden door Khan, Amatya, & Galea (2014) voor een mindfulness gerichte interventie. De mindfulness interventie is veelbelovend aangezien het niet gericht is op een enkele ziekte of specifieke dimensies van welzijn (Grossman et al., 2010). Uit het artikel van Dunleavy et al. (2013) is gebleken dat de mindfulness-interventie de

vermoeidheid niet vermindert maar wel de impact hiervan.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn geen uitspraken gedaan over een mindfulness gerichte interventie.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over een mindfulness gerichte interventie.

D: Binnen het Ziekenhuis Amstelland (ZHA) voert de psycholoog individueel mindfulness gerichte interventies uit. Op de Onze Lieve Vrouwe Gasthuis (OLVG) is geen therapeut geschoold in het uitvoeren van een mindfulness interventie waardoor cliënten door de psycholoog worden doorverwezen naar een zelfstandig mindfulness therapeut. Op de Overtoom (OVT) adviseert de fysiotherapeut om gebruik te maken van de mindfulness-app.

3.1: Het wordt aanbevolen om een mindfulness gerichte interventie toe te passen in de

groepsbehandeling vermoeidheid. Hierbij is het belangrijk af te stemmen welke onderdelen van mindfulness uitgevoerd worden door de psycholoog, fysiotherapeut en/of ergotherapeut.

 3.2 Farmacologische behandeling in combinatie met non-farmacologische behandeling A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is sterk bewijs gevonden dat zorgverleners

en MS-cliënten met vermoeidheidsklachten een volledig spectrum van effectieve

vermoeidheids-management interventies (lichaamsbeweging en/of educatie), in combinatie met medicatie dienen te overwegen (Asano & Finlayson, 2014; Khan et al., 2014). Bij MS-cliënten is de wens ontstaan om een mindfulness interventie toe te passen als aanvulling op de medische behandeling om op deze manier beter te leren omgaan met de gevolgen van MS (Grossman et al., 2010). Farmacologische middelen zijn van belang, maar multidisciplinaire interventies zijn ook waardevol om de cliënten te leren omgaan met hun handicap (Asano & Finlayson, 2014).

(32)

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn geen uitspraken gedaan over het toepassen van medicatie in combinatie met interventies. Wel staat beschreven dat de farmacologische behandeling effectief is bij de vermindering van relaps-frequentie, de versnelling van het herstel van de relapsen en bij de symptoombehandeling.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) zijn geen uitspraken gedaan over de combinatie van medicatie en interventies uitgevoerd in een revalidatiesetting.

D: Dit onderwerp is niet met de revalidatieartsen en ergotherapeuten besproken tijdens de interviews.

3.2: Het wordt aanbevolen om farmacologische behandeling te combineren met

non-farmacologische behandeling. Hierbij is het van belang dat de therapeuten op de hoogte zijn van onderzoeksrapporten over de combinatie van medicatie en revalidatiebehandeling om de cliënt hierover te kunnen informeren in de (groeps)behandeling vermoeidheid.

 3.3 Vermoeidheidsmanagementprogramma

A: Uit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is sterk bewijs gevonden over de effectiviteit van een vermoeidheidsmanagement groepsprogramma waarin gebruik gemaakt wordt van de FACETS-methode (het toepassen van cognitieve gedragstherapie en energie-efficiëntie technieken in de levensstijl). Deze interventie kan worden uitgevoerd door, onder andere, ergotherapeuten (Khan et al., 2014).

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat er aanwijzingen zijn dat een multidisciplinair vermoeidheidsmanagementprogramma (interventies gericht op het hanteren van de vermoeidheid en het reduceren van het energieverbruik) niet leidt tot een

vermoeidheidsreductie vergeleken met algemene adviezen (Kos, 2007).

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat beschreven dat er aanwijzingen zijn, dat het toepassen van een vermoeidheidsmanagement- programma tijdens individuele behandeling een vermindering geeft van de vermoeidheid bij MS-cliënten. Echter, dit is niet bewezen in een groepsbehandeling, waardoor deze uitkomsten voor groepsbehandeling onduidelijk zijn (Welham, 1995; Shapiro, 1991).

(33)

D: In gesprekken met de opdrachtgever is gebleken dat er momenteel op de drie locaties geen standaard vermoeidheidsmanagement p og a a s estaa .

3.3: Het wordt aanbevolen om (elementen uit) de vermoeidheidsmanagementbehandeling toe te passen in de individuele behandeling van vermoeidheid bij MS-cliënten. Toekomstig onderzoek moet uitwijzen of de interventie daadwerkelijk effectief is in groepsvorm.

 3.4 Energy conservation programma

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is zwak bewijs gevonden voor een energy-conservation programma zoals is beschreven door Guiomar García Jalón, Lennon, Peoples, Murphy, & Lowe-Strong (2012) vanwege het kleine aantal deelnemers aan het onderzoek. B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) wordt beschreven dat een energie

conservation-cursus waarschijnlijk leidt tot vermindering van vermoeidheid (Mathiowetz et al., 2007). C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat

beschreven dat de Energy Conservation Course (ECC) effectief is bij mensen met MS zonder cognitieve beperkingen. De ECC geeft een significante vermindering van het ervaren van vermoeidheid, hetgeen leidt tot een verbetering in de kwaliteit van leven (Matuska et al., 2007; Mathiowetz et al., 2005; Vanage et al., 2003; Mathiowetz et al., 2007).

D: Uit gesprekken met de opdrachtgevers is gebleken dat op geen van de Reade-locaties energy-o se atienergy-o p energy-og a a s o de uitge oe d.

3.4: Het wordt aanbevolen om (elementen uit het) energy-conservation programma te gebruiken in de groepsbehandeling vermoeidheid. Hierbij is het van belang te inventariseren wat het verschil is in vergelijking met een vermoeidheidsmanagementprogramma. Daarnaast dient rekening

gehouden te worden met het cognitieve functioneren van de cliënt.

 3.5 Vermoeidheidseducatie

A: Uit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is voldoende bewijs gevonden over de effectiviteit van vermoeidheidseducatie in de behandeling van MS (Asano et al., 2014). B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) worden geen uitspraken gedaan over

(34)

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) worden geen uitspraken gedaan over vermoeidheidseducatie bij MS.

D: Uit de interviews is gebleken dat de ergotherapeuten op de drie locaties momenteel educatie geven betreft de vermoeidheid en MS.

3.5: Het wordt aanbevolen om vermoeidheidseducatie toe te passen binnen de groepsbehandeling vermoeidheid. Ook kan overwogen worden de educatie te combineren met educatie over het thema ADL.

 3.6 Aquatherapie

A: Uit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is sterk bewijs gevonden over de effectiviteit van aquatherapie (Khan et al., 2014).

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn geen uitspraken gedaan over aquatherapie. C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012)

worden geen aanbevelingen gedaan over aquatherapie.

D: Uit de interviews is gebleken dat in het ZHA geen aquatherapie wordt uitgevoerd aangezien de voorzieningen niet beschikbaar zijn. In het OLVG worden cliënten met de behoefte aan

aquatherapie doorverwezen naar de Overtoom. Binnen de Overtoom wordt er aqua-hydrotherapie uitgevoerd door de fysiotherapeuten.

3.6: Het wordt aanbevolen om aquatherapie toe te passen binnen de groepsbehandeling

vermoeidheid. Vervolgens is het van belang de cliënten te adviseren/coachen dit te generaliseren naar het dagelijks leven.

 3.7 Telefonische vermoeidheidsmanagement educatie

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is aangetoond dat er voldoende bewijs is gevonden over de effectiviteit van een telefonische vermoeidheidsmanagementeducatie, voor het leren omgaan met de vermoeidheid bij MS-cliënten (Finlayson, Preissner, & Cho, 2011). Tevens zijn er aanwijzingen dat de telefonische vermoeidheidsmanagementeducatie

toegankelijker en aantrekkelijker is voor een breder scala van cliënten. Uit het onderzoek van Guiomar García Jalón et al. (2012) bleek dat veel deelnemers geen vervoer hadden naar het

(35)

revalidatiecentrum en daardoor niet konden deelnemen aan de behandeling. Dit probleem wordt voorkomen door het gebruik van een telefonische interventie.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is geen uitspraak gedaan over een telefonische interventie omtrent vermoeidheid.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat beschreven dat cliënten het als praktisch ervaren om de behandeling telefonisch te ontvangen (Finlayson & Holberg, 2007). Om deze reden zijn er aanwijzingen dat

e oeidheids a age e t p og a a s, elke telefo is h o de gege e , esulte e i een vermindering van vermoeidheid.

D: Uit het interview in het ZHA is gebleken dat de geïnterviewde ergotherapeut soms een follow-up van de behandeling via de telefoon uitgevoerd. Dit wordt gedaan om te inventariseren of het de cliënt in staat is de strategieën toe te passen in het dagelijks leven. Echter, zij passen geen telefonische groepsbehandelingen toe. Op de Overtoom worden geen telefonische interventies toegepast en in het OLVG is de toepassing van deze interventie onduidelijk. 3.7: Het wordt aanbevolen om telefonische vermoeidheidsmanagement interventies te gebruiken om zorg op afstand te bieden. Hierbij is het belangrijk eerst te inventariseren wat hiervan de kosten zijn en welke middelen aangeschaft dienen te worden.

 3.8 Lichaamsbeweging

A: In de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is door Asano et al. (2014) zwak bewijs gevonden over de effectiviteit van lichaamsbeweging, maar dit is effectiever gebleken dan het gebruik van farmacologische middelen. Slechts 30% van de onderzoeken over lichaamsbeweging bleek significant, waardoor dit bewijs niet betrouwbaar is.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) wordt aanbevolen om bij patiënten met MS, binnen hun fysieke mogelijkheden, een goede lichamelijke conditie na te streven in verband met de positieve effecten op de algemene gezondheid. Het sporten kan de spasmen verminderen, laat de cliënt zijn grenzen opnieuw ervaren, vermindert de ervaren vermoeidheid en vergroot het zelfvertrouwen.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat niks beschreven over de effectiviteit van sporten.

(36)

D: De e alidatiea ts uit het )HA zei hie o e het olge de: Wij weten dat wanneer de algehele conditie en de conditie van de spieren beter zijn, iemand beter functioneert. Om deze reden streven wij er naar de boel te optimaliseren door onder andere het bewegen en sporten. Ve olge s o dt e gekeke aa de elast aa heid . De revalidatiearts op de Overtoom gaf een vergelijkbaar antwoord.

3.8: Het wordt aanbevolen om lichaamsbeweging toe te passen in de groepsbehandelingen vermoeidheid. In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) worden aanbevelingen omtrent assessments en interventies van lichaamsbeweging bij MS-cliënten beschreven, welke de fysiotherapeut mee kan nemen in de vormgeving van geschikte behandelingen.

Hierbij is het belangrijk dat de cliënten de lichaamsbeweging zullen generaliseren naar het dagelijks leven.

 3.9 Online interventies

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is geen uitspraak gedaan over online interventies.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) is geen uitspraak gedaan over online interventies.

C:

In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat beschreven dat online interventies geen verschil laten zien met de groep die algemene informatie krijgt over vermoeidheid.

D: Tijdens de interviews met de artsen en de ergotherapeuten van de drie locaties zijn de online interventies niet besproken.

3.9: Op basis van de huidige wetenschappelijke bevindingen wordt niet aanbevolen online interventies toe te passen binnen de groepsbehandeling vermoeidheid. Gezien de huidige maatschappij is het van belang dat bevindingen van vervolgonderzoeken over deze interventie geïnventariseerd blijven worden.

(37)

 3.10 Koelpak

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is geen uitspraak gedaan over het gebruik van een koelpak.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat een koelpak/koelvest korte tijd (uren tot dagen) voor vermindering van de ervaren vermoeidheid kan zorgen. Hierbij wordt voorkomen dat de vermoeidheid toeneemt bij verhoging van de temperatuur. Het aan- en uittrekken van het vest kan veel energie kosten.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat hetzelfde beschreven als in de Richtlijn Multipele Sclerose (2012).

D: Deze interventie is niet besproken met de ergotherapeuten en artsen op de drie locaties. 3.10: Het wordt aanbevolen het koelpak te adviseren aan MS-cliënten. Door professionals van Reade moet geïnventariseerd worden op welke manier het koelpak het meest effectief is.

 Cognitieve gedragstherapie

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid is geen uitspraak gedaan over cognitieve gedragstherapie.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) staat beschreven dat er aanwijzingen zijn dat cognitieve gedragstherapie een groter effect heeft op de verbetering van vermoeidheid dan een relaxatietraining (Van Kessel, 2008). Tevens wordt aanbevolen om cognitieve

gedragstherapie, gericht op het vervangen van negatieve gedachten over vermoeidheid, te gebruiken om de klachten betreft vermoeidheid te verminderen en de kwaliteit van leven te verbeteren.

C: De Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) beschrijft dat cognitieve gedragstherapie mogelijk een positief effect heeft op het managen van

vermoeidheid bij MS. Het is aan te bevelen dat onderzoek in de toekomst te volgen naar cognitieve gedragstherapie. Om deze reden wordt deze interventie momenteel nog niet aanbevolen.

D: De cognitieve gedragstherapie is niet besproken met de revalidatieartsen en ergotherapeuten. 3.11: Het wordt aanbevolen het onderzoek naar het effect van cognitieve gedragstherapie op

(38)

vermoeidheid bij MS-cliënten in de toekomst te volgen. Wanneer de effectiviteit hiervan is bewezen is het belangrijk met andere disciplines, zoals de psycholoog, de ergotherapeutische taken te inventariseren.

 3.12 Activiteitenweger

A: Vanuit de literatuurstudie omtrent vermoeidheid zijn geen uitspraken gedaan over het gebruik van de Activiteitenweger.

B: Vanuit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) zijn geen uitspraken gedaan over het gebruik van de Activiteitenweger.

C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012) staat beschreven dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de validiteit en betrouwbaarheid van de Activiteitenweger om een betrouwbare conclusie te kunnen schrijven over de effectiviteit op het verminderen van vermoeidheid bij MS-cliënten. Echter, met de Activiteitenweger kan een gestructureerd en meetbaar overzicht gemaakt worden van de activiteiten, die de cliënt uitvoert en aankan. Om deze reden kan de Activiteitenweger wel als functioneel assessment gebruikt worden om de belasting-belastbaarheid in kaart te brengen. Ook kan de ergotherapeut deze interventie gebruiken om meer inzicht te krijgen in de betekenisvolle activiteiten. Daarnaast wordt aanbevolen de Activiteitenweger als her-test te gebruiken.

D: Uit de interviews is gebleken dat de Activiteitenweger wordt toegepast op alle drie de locaties. 3.12: Het wordt aanbevolen de Activiteitenweger te gebruiken binnen de groepsbehandeling

vermoeidheid. Hierbij is het van belang om vervolgonderzoek naar de Activiteitenweger in de gaten te houden.

 3.13 Keuze meetinstrument

Vermoeidheid bij MS is een significant gezondheidsprobleem met een negatieve invloed op de activiteiten van het dagelijks leven, het vermogen om te werken, het sociale leven en de kwaliteit van leven (Khan et al., 2014). Vermoeidheid kan gedurende het hele ziekteproces voorkomen en kan niet worden verklaard vanuit de ernst van neurologische beperkingen. Tevens is de vermoeidheid bij MS een multidimensionaal, complex en zeer subjectief symptoom en wordt daardoor voornamelijk via zelfrapportagevragenlijsten vastgesteld (Richtlijn Multipele Sclerose, 2012).

(39)

Meerdere vermoeidheidsmeetinstrumenten worden gebruikt in Nederland. Voorbeelden hiervan zijn de Modified Fatigue Impact Scale (MFIS), de Fatigue Severity Scale (FSS) en de Checklist Individual Strength (CIS20R). Echter, er zijn beperkingen gerapporteerd over de meeteigenschappen en de meetinstrumenten zijn niet specifiek voor MS-cliënten (Derksen, et al., 2013).

A: In het artikel van Elbers et al. (2011) wordt aanbevolen zowel generieke vragenlijsten, zoals de PROMIS-fatigue MS, als ziekte-specifieke vragenlijsten te gebruiken om zeker te zijn dat de meest relevante aspecten van vermoeidheid van de cliënt gemeten worden. Hierbij moet ook gedacht worden aan de factoren zoals stemming en slaap. Uit het onderzoek van Cook et al. (2011) is gebleken dat de PROMIS-Fatigue MS geschikt is voor het meten van vermoeidheid bij MS-cliënten. Dit meetinstrument niet in het Nederlands beschikbaar. Na het onderzoek van Derksen, et al. (2013) is gebleken dat de NFI-MS is vertaald naar het Nederlands en valide en betrouwbaar gebleken is.

B: In de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) worden de voordelen en nadelen van het gebruik van de MFIS, de FSS en de CIS20R beschreven. Hieruit blijkt dat deze meetinstrumenten

beperkingen hebben maar, in bepaalde situaties, wel het meest geschikt zijn. Het wordt aanbevolen om de FSS te gebruiken om de ernst en de frequentie van de vermoeidheid te bepalen. De MFIS wordt aanbevolen voor het meten van fysiek-, cognitief- en psychosociaal functioneren. De CIS20R wordt aanbevolen wanneer de subjectief ervaren vermoeidheid (afname motivatie, activiteit en concentratie) in kaart moet worden gebracht. Ook moet de afweging van de keuze gebaseerd zijn op de tijd waarover je wil meten en moet overwogen worden meerdere vragenlijsten tegelijkertijd te gebruiken. Tevens wordt aanbevolen om een brede bio-psychosociale analyse naar de oorzaken en de in stand houdende factoren(zoals depressie, pijn, medicatie, slaapstoornissen, cognitieve problematiek etc.) uit te voeren. C: In de Ergotherapierichtlijn Vermoeidheid bij MS, CVA of de ziekte van Parkinson (2012)

worden vergelijkbare bevindingen vanuit de Richtlijn Multipele Sclerose (2012) beschreven. Een aanvulling hierop is dat de werkgroep aanbeveelt om het afnemen van de MFIS als standaard te beschouwen. Dit aangezien de ergotherapie zich richt op het dagelijks functioneren en de MFIS de impact van de vermoeidheid op het dagelijks functioneren in kaart brengt. Tevens worden andere vermoeidheidsmeetinstrumenten beschreven met adviezen wanneer deze te gebruiken.

D: In het ZHA worden vooral de MFIS en de FSS gebruikt als meetinstrument voor vermoeidheid. Bij het OLVG wordt de MFIS gebruikt en op de Overtoom gebruiken de ergotherapeuten de

(40)

FSS. De geïnterviewde ergotherapeuten van de drie locaties geven aan zoekende te zijn naar het meest geschikte meetinstrument voor de vermoeidheid. Zij geven allen aan open te staan voor het gebruik van de NFI-MS.

3.13: Het wordt aanbevolen de professionals te laten werken met de NFI-MS om te kijken of deze in de praktijk goed toepasbaar is aangezien deze onlangs naar het Nederlands vertaald is. Naar

aanleiding van deze beoordeling (door de ergotherapeuten) zal de keuze gemaakt kunnen worden tussen het gebruik van de NFI-MS, FSS, MFIS of een combinatie hiervan.

Daarnaast is het van belang dat er wordt gekeken of de PROMIS-fatigue MS naar het Nederlands wordt vertaald en valide en betrouwbaar is. Tevens is het van belang om zowel generieke- als ziekte specifieke vragenlijsten af te nemen omdat er ook een brede bio-psychosociale analyse naar de oorzaken en de in stand houdende factoren uitgevoerd moet worden.

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

Heeft u, wanneer u weer thuis bent, nog vragen of klachten die te maken hebben met uw opname of behandeling. Dan kunt u de eerste twee weken daarna nog contact met

Bij iemand met MS kunnen de op- drachten niet goed of soms zelfs helemaal niet uitgevoerd worden.. Het signaal van en naar de her- senen komt niet, of niet duidelijk genoeg, aan op

Een subeenheid vaccin maakt niet gebruik van zo’n drager (vector) maar brengt slechts een klein stukje van het eiwit van een ziekteverwekker (in dit geval het nieuwe coronavirus)

Als de ziekte langer bestaat, merken de meeste patiënten dat de aanvallen minder vaak komen of wegblijven, maar dat er een geleidelijke toename van verschijnselen ontstaat

Het kan zijn dat ontspanning, zoals tv kijken, puzzelen, lezen of computeren, u op dit moment juist energie kosten?. Misschien is muziek luisteren, een tijdschrift doorbladeren

Overigens kunnen we met de SPECT-scan niet altijd een betrouwbaar onderscheid maken tussen de ziekte van Parkinson enerzijds en andere hersenaandoeningen die soortgelijke

• methode moet geschikt zijn voor meting van commerciële mixen (vb Santicizer 771)..

Wat bij deze aandachtsproblemen naar voren komt, is dat veel taken nog wel gedaan kunnen worden, maar dat het veel meer moeite (en dus energie) kost om de concentratie erbij