• No results found

Nederland, Israël en het internationaal recht: Een onderzoek naar de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid, 1967-1974

N/A
N/A
Protected

Academic year: 2021

Share "Nederland, Israël en het internationaal recht: Een onderzoek naar de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid, 1967-1974"

Copied!
68
0
0

Bezig met laden.... (Bekijk nu de volledige tekst)

Hele tekst

(1)

Nederland, Israël en het internationaal recht

Een onderzoek naar de Nederlandse houding ten aanzien van het

Israëlische nederzettingenbeleid, 1967-1974

Stefanie Tielbeke (11907894)

Masterscriptie Geschiedenis van de Internationale Betrekkingen Begeleider: dr. Rimko van der Maar

Tweede lezer: dr. Vincent Kuitenbrouwer Datum: 28 juni 2019

(2)

Inhoudsopgave

Inleiding ... 3

Hoofdstuk 1 De Nederlandse houding in het Israëlisch-Palestijnse conflict ... 12

1.1 Historische context ... 12

1.2 De vorming van een bondgenootschap ... 17

1.3 Nederland en het internationaal recht ... 18

Hoofdstuk 2 De Zesdaagse Oorlog ... 22

2.1 Bezet gebied als ruilkaart voor vrede ... 22

2.2 ‘Verbinnenlandisering’ van de buitenlandse politiek ... 26

2.3 Een pro-Israëlische Kamer ... 29

2.4 Massale steun aan Israël ... 32

Hoofdstuk 3 “Geen oorlog, geen vrede” ... 35

3.1 De Israëlische aanwezigheid in bezet gebied ... 35

3.2 Verandering van koers ... 37

3.3 Steun aan Israël in een nieuwe oorlog ... 41

3.4 Feitelijke berichten ... 43

Hoofdstuk 4 De Oktoberoorlog ... 47

4.1 Het Arabische oliewapen ... 47

4.2 De zorgvuldig opgebouwde evenwichtige positie ... 50

4.3 Eigen belangen eerst ... 53

4.4 De Arabische kant van het verhaal ... 56

Conclusie ... 60

(3)

Inleiding

Israël versloeg meer dan vijftig jaar geleden zijn Arabische buurlanden tijdens de Zesdaagse Oorlog en werd hiermee door de verovering van gebied drieënhalf keer zo groot.1 Deze kortdurende oorlog

heeft langdurige gevolgen voor de wereldpolitiek. De Amerikaanse president Donald Trump gooide onlangs olie op het vuur door de Golanhoogten, die tijdens de Zesdaagse Oorlog door Israël veroverd waren op Syrië, als Israëlisch grondgebied te erkennen. In 1981 verklaarde Israël de Golanhoogten tot Israëlisch grondgebied, maar de internationale gemeenschap heeft de regio nooit als zodanig erkend. Voor de Verenigde Naties blijft de status van het gebied na de erkenning van Trump dan ook onveranderd.2 Ook Nederland ging de Amerikaanse erkenning te ver. Hoewel

Nederland, net als de Verenigde Staten, bekend staat om zijn pro-Israëlische houding, reageerde het Nederlandse kabinet kritisch. Minister van Buitenlandse Zaken Stef Blok zei dat op grond van VN-resoluties de Golanhoogten geen onderdeel uitmaken van Israël. “Het helpt niet om uitspraken te doen of acties te ondernemen die een toch al broze situatie nog verder in gevaar brengen”, aldus Blok.3

Tijdens de Zesdaagse Oorlog in 1967 slaagde het Israëlische leger er binnen zes dagen in de legers van Egypte, Jordanië en Syrië uit de Sinaï, de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever te verdrijven. De status van deze nieuw veroverde gebieden en het lot van de Arabische inwoners werd de inzet van een diplomatiek steekspel tussen Israël en de Arabische landen.4 Israël heeft in deze

bezette gebieden inmiddels ongeveer tweehonderd nederzettingen gesticht.5 Hier wonen vaak

religieuze kolonisten die vinden dat Israël recht heeft op dit gebied omdat dat in de Bijbel staat.6 De

Israëlische bezetting werd en wordt door de internationale gemeenschap als illegaal bestempeld. Het internationaal recht is op de door Israël bezette gebieden van toepassing met als belangrijkste instrument de Vierde Geneefse Conventie (1949), opgesteld ter bescherming van de burgerbevolking onder militaire bezetting. Deze Conventie stelt dat het bouwen van nederzettingen in bezet gebied illegaal is7: ‘The occupying power shall not deport or transfer parts of its own civilian

1 Peter Malcontent, Een open zenuw: Nederland, Israël & Palestina (Amsterdam 2018), 61.

2 ‘VS erkent Golanhoogten als deel van Israël’, NOS, 25 maart 2019,

https://nos.nl/artikel/2277567-vs-erkent-golanhoogten-als-deel-van-israel.html (geraadpleegd 26 mei 2019).

3 ‘Veel kritiek op Trumps erkenning Golanhoogten als deel Israël’, NOS, 22 maart 2019,

https://nos.nl/artikel/2277146-veel-kritiek-op-trumps-erkenning-golanhoogten-als-deel-israel.html

(geraadpleegd 26 mei 2019).

4 Robert Soetendorp, Pragmatisch of principieel. Het Nederlands beleid ten aanzien van het Arabisch-Israëlisch conflict (Leiden 1983), 94.

5 EU uit kritiek op bouwplannen Israël’, NU, 27 december 2018,

https://www.nu.nl/buitenland/5652554/eu-kritiek-bouwplannen-israel.html (geraadpleegd 6 maart 2019).

6 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 94.

7 Erik Laan, ‘Volkenrechtelijke aspecten van het Israëlische nederzettingenbeleid’ in: Robert Soeterik (red)., 50 jaar Israël. Vergeten aspecten, pijnlijke feiten (Amsterdam 1998) 29-33, aldaar 29-30.

(4)

population into the territory it occupies.’8 Volgens Israël is deze Conventie niet toepasbaar op de

door Israël bezette gebieden omdat er geen sprake zou zijn geweest van soevereiniteit van Egypte en Jordanië over de betreffende gebieden. Israël staat echter alleen in deze interpretatie en decennia na de Zesdaagse Oorlog bouwt het nog steeds in bezet gebied.9

Nederland ontwikkelde zich als trouwe bondgenoot van de staat Israël.10 Dit is met name te

verklaren door de schuldgevoelens die Nederland had na de gebeurtenissen tijdens de Tweede Wereldoorlog. De schuldgevoelens over wat de Nederlandse Joden tijdens de Holocaust was overkomen vonden een uitweg in massale steun aan Israël. Alle Nederlandse kabinetten waren van mening dat Israël bij het behoud van haar bestaan beschermd moest worden tegen de dreiging van de omringende Arabische staten. 11 Israël kon vanuit de Nederlandse politieke partijen op veel steun

rekenen. Behalve het beeld dat het Joodse volk na de verschrikkingen van de Holocaust recht had op een eigen staat, hadden de partijen in Nederland verschillende beweegredenen om achter Israël te gaan staan. Volgens de sociaaldemocraten had de Israëlische arbeiderspartij Mapai in Israël een sociaal welvaartsparadijs weten te realiseren. Hierdoor kon Israël dan ook op steun van bijvoorbeeld de PvdA rekenen. Voor de christelijke partijen gold het geloof als belangrijke beweegreden om achter Israël te gaan staan.12 Maar ook het belang dat gehecht werd aan de relatie met de Verenigde

Staten biedt een verklaring voor het pro-Israëlische standpunt van partijen, met name van de VVD en de CDA.13 Hoewel links en rechts binnen het parlement vaak tegenover elkaar staan, deelden zij

wat betreft Israël grotendeels dezelfde visie en riepen zij op om Israël te steunen. Alleen de Pacifistisch Socialistische Partij (PSP) stelde zich niet pal achter Israël en ontwikkelde zich als spreekbuis van het Arabische standpunt in het conflict.14

Met name tijdens de Zesdaagse Oorlog bewees Nederland dat het een loyale bondgenoot van Israël was. Op 6 juni 1967 stelde minister-president Piet de Jong in een verklaring in de Tweede Kamer dat het bestaansrecht van Israël boven iedere discussie stond.15 De Kamer diende een

kamerbrede motie in waarmee de verklaring van de regering onderschreven werd. Hiermee stemde de Kamer in met het standpunt dat iedere mogelijkheid aangegrepen moest worden om aan de

8 Erik Laan, ‘Volkenrechtelijke aspecten van het Israëlische nederzettingenbeleid’, 30. 9 Ibidem, 30.

10 Fred Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten (Deventer 1991), 31; Peter Malcontent, Een open zenuw, 69;

Jacqueline de Bruijn, ‘Willen we het wel weten? De wisselwerking tussen de politiek, de publieke opinie en de media’ in: Robert Soeterik (red)., 50 jaar Israël. Vergeten aspecten, pijnlijke feiten (Amsterdam 1998), 14. 11 Peter Malcontent, Een open zenuw, 69; De Bruijn, ‘Willen we het wel weten? 14, 16-21.

12 Malcontent, Een open zenuw, 70. 13 Ibidem, 253.

14 Parlement.com, https://www.parlement.com/id/vh8lnhrp8wsk/pacifistisch_socialistische_partij_psp

(geraadpleegd 11 mei 2019); M. Van Leeuwen, Het woord is aan Nederland. Thema’s van het buitenlands beleid in de jaren 1966-1983 (Den Haag 1983), 13.

(5)

uitgebroken vijandelijkheden een einde te maken en tot een rechtvaardige en duurzame oplossing te komen, waarbij ‘het zelfstandige voortbestaan van de Staat Israël moet worden gewaarborgd’.16

Ook een groot deel van het Nederlandse volk stelde zich na afloop van de Zesdaagse Oorlog achter Israël, zo blijkt uit een opinieonderzoek.17 In de Nederlandse media was van enig debat over de

oorlog geen sprake. Er werd vooral uitgebreid aandacht geschonken aan de Israëlische militaire overwinning. Israël werd beschreven als een kleine weerloze staat, bedreigd door de omringende Arabische landen. In werkelijkheid waren de Israëlische strijdkrachten vanwege de wapenleveranties, onder andere van Nederland, echter superieur aan die van de Arabische staten.18

Israël maakte er geen geheim van dat het in de gebieden die het in de Zesdaagse Oorlog veroverde uit veiligheidsoverwegingen tijdelijke nederzettingen zou oprichten. Deze nederzettingen in de nieuw veroverde gebieden dienden ter bescherming van Israël en kwamen na de oorlog onder controle van het Israëlische leger.19 De Nederlandse regering was van mening dat grenscorrecties

voor het verzekeren van de veiligheid van Israël hier en daar in zekere zin noodzakelijk waren. Het Nederlandse beleid was er daarom op gericht Israël te steunen in het streven naar veilige grenzen, maar een annexatiepolitiek stond Nederland niet voor.20 Zoals in dit onderzoek zal blijken bestond er

onder de Nederlandse diplomaten twijfel over of deze nederzettingen enkel een militair karakter hadden ter bescherming van Israël. Peter Malcontent stelt in zijn boek over Nederland, Israël en Palestina dat het ministerie van Buitenlandse Zaken dankzij het uitgebreide postennetwerk in de regio over een continue bron van ongefilterde informatie beschikt over wat er zich in de bezette gebieden afspeelt. Ook zien de diplomaten en de ministers tijdens bezoeken aan de gebieden dat het Israëlische verhaal over de situatie in de bezette gebieden niet altijd overeenkomt met hun eigen waarnemingen ter plekke.21 Ook zo’n vijftig jaar terug zagen de diplomaten dit ongefilterde beeld

van de situatie in Israël en de bezette gebieden al. Zij deelden hun zorgen met de beleidsmedewerkers op het departement in Den Haag en daarmee met de minister van Buitenlandse Zaken, maar vonden deze zorgen ook hun weerklank in het Nederlandse regeringsbeleid?

Tijdens de Zesdaagse Oorlog veroverde Israël gebied, waar het – in strijd met internationaal recht – nederzettingen stichtte. Het zou in de verwachting liggen dat Nederland, een land dat zichzelf ziet als ‘gidsland’ op het gebied van het creëren van een internationale rechtsorde, zich

16 HTK, 13de vergadering, 331.

17 Maarten Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld: beeldvorming en beleid in Nederland,

1950-1990 (Den Haag 1994), 190.

18 De Bruijn, ‘Willen we het wel weten?’, 17.

19 H.A.A. Verbon, ‘Israël en het internationaal recht: Barbertje moet hangen’ Internationale Spectator 62:9 (2008) 491-494, aldaar 292.

20 Soetendorp, pragmatisch of principieel, 103-104.

(6)

hiertegen zou uitspreken. Nederland bleef Israël echter steunen, terwijl Nederland binnen het internationaal recht een soort reputatie hoog te houden had.22 Het is interessant om te

onderzoeken waarom Nederland achter Israël bleef staan, terwijl de Joodse staat in strijd met het internationaal recht doorging met het bouwen van nederzettingen in bezet gebied. Kwam dit enkel door de schuldgevoelens vanwege de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog? In de inleiding van zijn boek vraagt Malcontent zich af: ‘Waarom is Nederland – een land dat er al decennia prat op gaat de mensenrechten hoog in het vaandel te hebben – nooit met zijn volle gewicht achter het Palestijnse recht op zelfbeschikking gaan staan?’23 Dit heb ik me bij het schrijven van dit onderzoek

ook afgevraagd. Waarom leek het bondgenootschap met Israël voor Nederland zelfs boven het internationaal recht en de rechten van de Palestijnen te staan? Met de bezetting werden de Palestijnen in deze gebieden immers onder Israëlisch militair bestuur geplaatst, waarmee hun burgerlijke en politieke vrijheden beperkt werden. Ook zorgde de bezetting van Israël ervoor dat een groot deel van de Palestijnse Arabieren vluchtte. Waarom leek Nederland zijn ogen hiervoor te sluiten?

Dit onderzoek gaat in op de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid tussen 1967 en 1974. Bijna het hele Nederlandse parlement, van links tot rechts, ging met name na de Zesdaagse Oorlog kritiekloos achter Israël staan.De regering was hier, hoewel het zich ook achter Israël schaarde, iets voorzichtiger in. In dit onderzoek zal ik met name ingaan op het regeringsbeleid ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid. De vraag: “Hoe is de houding van de Nederlandse regering tussen 1967 en 1974 ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid te verklaren en hadden de opinies in het parlement en de media invloed op het beleid van de regering?” staat binnen dit onderzoek centraal. Om dit te beantwoorden zijn enkele deelvragen noodzakelijk. Hoe heeft Nederland zich ontwikkeld tot pro-Israëlisch land? Hoe stond de Nederlandse regering tegenover het Israëlische stichten van nederzettingen in bezet gebied? Waarom veranderde de houding van de Nederlandse regering tussen de Zesdaagse Oorlog en de Oktoberoorlog ten aanzien van Israël en was de verharding van het Israëlische nederzettingenbeleid van invloed op deze veranderde houding? In hoeverre veranderde de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid door en na de oliecrisis? In de beantwoording van de deelvragen zal ook naar voren komen of en hoe het parlement en de publieke opinie het regeringsbeleid beïnvloedden.

22 Peter Malcontent en Floris Baudet, ‘The Dutchman’s burden? Nederland en de internationale rechtsorde in

de twintigste eeuw’, in: Bob de Graaff, Duco Hellema en Bert van der Zwan, De Nederlandse buitenlandse politiek in de twintigste eeuw (Amsterdam 2003), 69.

(7)

De voornaamste studies die schrijven over het Nederlands beleid ten aanzien van het Arabisch-Israëlisch conflict zijn de dissertaties van Robert Soetendorp en Fred Grünfeld.24 In deze

werken is echter weinig gebruik gemaakt van de archieven van het ministerie van Buitenlandse Zaken, welke binnen dit onderzoek een belangrijke bron vormen. Deze archiefstukken laten namelijk zien welke gedachten er achter het vormen van het buitenlandse beleid schuilgaan, welke informatie bekend is en wat er door de regering naar buiten wordt gebracht. Kritiek die Malcontent uit op de studies die ingaan op het Israëlisch-Arabisch conflict is dat de Palestijnse kwestie vaak maar zijdelings aan bod komt. In het boek Een open zenuw: Nederland, Israël & Palestina is Malcontent erin geslaagd de Palestijnse kwestie meer te belichten. Hij lijkt in zijn boek een meer pro-Palestijns standpunt in te nemen, waarbij hij er niet voor terugdeinst om met een scherpe pen over het Nederlandse beleid ten aanzien van Israël te schrijven.

Malcontent stelt in zijn boek dat er in wetenschappelijke kring vaak met een grote bocht om het Israëlisch-Palestijnse conflict heen wordt gelopen en dat de angst bij historici en politicologen om ongenuanceerd in een bepaalde hoek te worden geplaatst groot is.25 Wanneer Malcontent

schrijft over het nederzettingenbeleid van Israël gaat hij met name in op de jaren na de periode die in dit onderzoek centraal staat. Zo schrijft hij over de afstand die in Nederland jegens Israël groeide door het nederzettingenbeleid van Menachim Begin in de loop van 1977. Malcontent stelt dat vooral na de bloedige acties van Israël bij de invasie van Libanon de waardering voor Israël afnam, waarbij zelfs pro-Israëlische organisaties in Nederland hun handen van Begins bewind aftrokken.26 Dat

Malcontent deze ommekeer eind jaren zeventig omschrijft, waarbij in Nederland de afkeer van het Israëlische nederzettingenbeleid groeide, laat het belang zien de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlische beleid die hieraan voorafging te omschrijven.

In dit onderzoek nemen de kabinetten die in de onderzoeksperiode geregeerd hebben een belangrijke positie in – evenals de ministers van Buitenlandse Zaken in deze kabinetten. Op 5 april 1967 was het centrumrechtse kabinet-De Jong aangetreden, waarin de KVP, ARP, CHU en VVD een coalitie vormden. Piet de Jong (KVP) was in dit kabinet minister-president. Het kabinet regeerde aan het einde van de roerige jaren zestig, maar wist ondanks de maatschappelijke onrust en de toenemende politieke polarisatie de regeringsperiode uit te zitten zonder interne conflicten.27

Joseph Luns werd door De Jong gekozen als minister van Buitenlandse Zaken, waarmee niet iedereen op het ministerie van Buitenlandse Zaken blij was. Luns was na vijftien jaar ministerschap een routinier geworden en ambtenaren slaagden er steeds minder in invloed op hem uit te

24 Soetendorp, Pragmatisch of principieel; Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten. 25 Malcontent, Een open zenuw, 11-12.

26 Ibidem, 147.

27 Parlement.com, https://www.parlement.com/id/vh8lnhronvw1/kabinet_de_jong_1967_1971 (geraadpleegd

(8)

oefenen.28 Luns was een Atlanticus, de Atlantische samenwerking was voor hem uitgangspunt van

het beleid en hij bekeek de zaken nog altijd vanuit het oogpunt van de Koude Oorlog.29 In 1971 was

het voor Luns tijd om, na negentien jaar, het ministerschap over te dragen.

Op 6 juli 1971 volgde het kabinet-Biesheuvel het kabinet-De Jong op, met Barend Biesheuvel (ARP) als minister-president. Luns droeg zijn portefeuille over aan de KVP-politicus Norbert Schmelzer. Schmelzer was meer op Europa gericht en hiermee werd de Nederlandse houding in de Verenigde Naties en het Nederlandse buitenlandse beleid meer dan door Luns met de landen van de Europese Economische Gemeenschap (EEG) afgestemd. 30 De partijen die het voorgaande kabinet-De

Jong hadden gevormd, KVP, VVD, ARP en CHU, haalden geen meerderheid. Maar met de rechtse afsplitsing van de PvdA, DS’70, als vijfde regeringspartij kwamen zij wel aan een meerderheid, waarmee het beleid van het vorige kabinet voortgezet kon worden. Kabinet-Biesheuvel was het laatste kabinet van de reeks van centrumrechtse coalities van de jaren zestig. In het beleid van dit kabinet stonden financieel-economische problemen centraal, waarbij de toenemende inflatie het grootste probleem was. Op 20 juli 1972 viel het kabinet-Biesheuvel, omdat de ministers van DS’70 zich niet konden verenigen met het voorgestelde financieel-economische beleid. De vier overgebleven partijen bleven hierna als minderheidskabinet regeren – en dit tweede kabinet-Biesheuvel schreef voor november 1972 vervroegde verkiezingen uit.31

Vanaf 11 mei 1973 regeerde in Nederland het kabinet-Den Uyl, dat tot stand kwam na een moeizame formatie die volgde op de verkiezingen van 1972. Het kabinet, onder leiding van PvdA’er Joop den Uyl, bestond uit bewindslieden van de PvdA, D’66, PPR, KVP en ARP en kende een duidelijke progressieve meerderheid. De drie linkse partijen, PvdA, D’66 en PPR, hadden samen tien ministers, terwijl de KVP en ARP zes ministers aandroegen. De PvdA speelde een centrale rol in het kabinet-Den Uyl. Behalve het premierschap bezetten bewindslieden van de partij onder meer het ministerschap van Buitenlandse Zaken, Defensie, Financiën en Ontwikkelingssamenwerking. 32 De

nieuwe regering had ambitieuze plannen op het gebied van buitenlandse politiek, maar vooral in meer conservatieve en zakelijke kringen was kritiek te horen op dit beleid. Door zijn ‘moralistische’ houding zou Nederland zichzelf hinderen en zijn economische belangen schaden. Zoals later in dit

28 Albert Kersten, Luns: Een politieke biografie (Amsterdam 2011), 390-392.

29 Johan van Merriënboer en Carla van Baalen, Polarisatie en hoogconjunctuur: het kabinet-De Jong 1967-1971

(Amsterdam 2013), 200.

30 Duco Hellema, Bert Zeeman en Bert van der Zwan, De Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken in de

twintigste eeuw (Den Haag 1999), 235-237.

31 Duco Hellema, Nederland in de wereld: de buitenlandse politiek van Nederland (Amsterdam 2014), 264;

Parlement.com, https://www.parlement.com/id/vh8lnhronvwa/kabinet_biesheuvel_i_en_ii_1971_1973

(geraadpleegd 11 mei 2019).

32 Duco Hellema, Cees Wiebes en Toby Witte, Doelwit Rotterdam: Nederland en de oliecrisis 1973-1974 (Den Haag 1998), 101; Parlement.com,

(9)

onderzoek naar voren zal komen werd minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel bijvoorbeeld zwaar bekritiseerd vanwege zijn gedrag in de oliecrisis.33

Er is veel geschreven over het Israëlisch-Palestijns conflict, de historische context zal ik dan ook baseren op secundaire literatuur. Om de Nederlandse houding ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict en het nederzettingenbeleid van Israël te onderzoeken gebruik ik zowel informatie uit secundaire literatuur als primaire literatuur. Het regeringsbeleid onderzoek ik door gebruik te maken van informatie gevonden in stukken uit het archief van de Nederlandse ambassade te Israël en de notulen van de Ministerraad, beide in te zien in het Nationaal Archief te Den Haag.34

Uit Eerste en Tweede Kamerverslagen put ik informatie over het gevoerde beleid door het Nederlandse parlement.

Met de opkomst van de televisie werden gebeurtenissen over de hele wereld zichtbaar, waardoor vanaf de jaren zestig de Nederlandse openbare meningsvorming steeds meer betrokken raakte bij mondiale problemen. De media konden hiermee een activerende rol hebben bij het vormen van het buitenlandse beleid.35 Daarom zal ik onderzoeken hoe er in de media werd

gereageerd op het bezetten van gebieden door Israël. Om dit te achterhalen zal ik onderzoeken hoe er in de kranten geschreven werd, gebruik makend van de website Delpher, waarop gedigitaliseerde Nederlandse kranten in te zien zijn. Het Midden-Oosten werd beschouwd als een belangrijke brandhaard en er werd in de Nederlandse kranten veel geschreven over het Arabisch-Israëlische conflict.36

In dit onderzoek probeer ik te achterhalen hoe er in de Nederlandse kranten geschreven werd over het Israëlisch-Palestijnse conflict, en in het bijzonder over het Israëlische nederzettingenbeleid. Om dit te onderzoeken zal ik krantenartikelen analyseren uit De Telegraaf, De

Volkskrant en Trouw. De keuze voor deze kranten heb ik gemaakt omdat deze drie kranten de

Nederlandse maatschappij goed weerspiegelen. De in 1893 opgerichte Telegraaf werd gezien als een frisse, tegendraadse en spannende krant. De krant introduceerde fotopagina’s, had een opmaak naar Engels voorbeeld en liep voorop met bijvoorbeeld kritiek op de regering. De krant was succesvol, waarbij het zocht naar primeurs en schreef over kwesties die de gemoederen konden

33 Philip Everts, Controversies at home: Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands (Dordrecht 1985), 163.

34 Nationaal Archief (NA), Den Haag, Nederlands Gezantschap (later Ambassade) in Israël (standplaats Jeruzalem), archiefinventaris 2.05.192; Nationaal Archief (NA), Den Haag, Notulen van de vergadering van de Raad van Ministers (MR), archiefinventaris 2.02.05.02.

35 Thomas Gijswijt, ‘De trans-Atlantische elite en de Nederlandse buitenlandse politiek sinds 1945’, in: Duco

Hellema, Mathieu Segers, Jan Rood, Bezinning op het buitenland; het Nederlands buitenlands beleid in een onzekere wereld (Clingendael Den Haag 2011) 31 – 46, aldaar 41; Hellema, Nederland in de wereld, 215, 249. 36 De Bruijn, ‘Willen we het wel weten?’ 17.

(10)

verhitten.37 De Volkskrant is een van oorsprong rooms-katholiek dagblad en werd vanaf 2 oktober

1919 uitgegeven als dagblad van de katholieke arbeidersbeweging.38 Na de Tweede Wereldoorlog

was het de grootste katholieke krant, maar het ontpopte zich in de loop der jaren als aanjager van de ontzuiling en de ontkerkelijking. Typerend hiervoor was het schrappen van de ondertitel ‘Katholiek dagblad voor Nederland’ in september 1965.39 De Volkskrant slaagde er in alle fasen van

haar bestaan in de stemming onder haar lezers te volgen en ontwikkelde zich als krant waar de nieuwe politieke cultuur vorm kreeg.40 Het dagblad Trouw verscheen in 1943 voor het eerst als de

illegale krant van het protestants-christelijke verzet tegen de Duitse bezetting.41 Na de oorlog ging

de krant bovengronds door en gold het als de spreekbuis van de protestantse zuil. Vanaf de jaren zestig ontwikkelde Trouw zich met de komst van vooruitstrevender redacteuren tot een sociaal betrokken, christelijk blad, waarin veel aandacht werd besteed aan buitenlandberichtgeving.42

Binnen dit onderzoek staat het Nederlandse beleid ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict centraal – en in het bijzonder ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid. Dit onderzoek richt zich op de periode vanaf de Zesdaagse Oorlog tot na de oliecrisis – met als onderzoeksperiode 1967 tot en met 1974. Het zou ook interessant zijn te onderzoeken hoe de Nederlandse houding in de jaren na de oliecrisis veranderde, maar hiermee zou de onderzoeksperiode voor dit onderzoek te lang worden. Daarom heb ik ervoor gekozen de onderzoeksperiode vlak na de oliecrisis te eindigen. Ook een praktische reden heeft gezorgd voor de afbakening van deze periode. De periode van de archiefstukken van de ambassade in Israël die in te zien zijn ging tijdens het schrijven van dit onderzoek tot 1974, wat tevens meegespeeld heeft in de keuze om de onderzoeksperiode hier af te sluiten.

De scriptie bestaat uit vier hoofdstukken. Elk hoofdstuk behandelt een periode. Aan de hand van secundaire literatuur zal een korte schets van de periode gegeven worden, waarna aan de hand van primaire bronnen wordt besproken hoe er werd gereageerd vanuit de Nederlandse regering, het parlement en de media. Het eerste hoofdstuk geeft allereerst de historische context van het Israëlisch-Palestijnse conflict weer. Daarna wordt de vorming van het bondgenootschap tussen Nederland en Israël besproken en vervolgens wordt er ingegaan op de Nederlandse rol binnen het internationaal recht. De volgende hoofdstukken behandelen elk een periode en zijn in chronologische volgorde ingedeeld. In hoofdstuk 2 komt de periode 1967 tot en met 1968 aan bod,

37 Mariëtte Wolf, Het geheim van De Telegraaf (Amsterdam 2009), 374-377.

38 Frank van Vree, De metamorfose van een dagblad: Een journalistieke geschiedenis van De Volkskrant

(Amsterdam 1996), 18.

39 Van Vree, De metamorfose van een dagblad, 7. 40 Ibidem, 200-201.

41 P. Bak, Een ‘meneer’ van een krant: Trouw en Bruins Slot, 1943-1968 (1999 Kampen), 58-59.

42 S. Ybema, De koers van een krant: vertogen over identiteit bij Trouw en De Volkskrant (Amsterdam 2003),

(11)

hoofdstuk 3 behandelt de periode 1969 tot en met 1972 en hoofdstuk 4 de periode 1973 tot en met 1974. Mijn scriptie concludeer ik met een antwoord op de vraag hoe de houding van de Nederlandse regering tussen 1967 en 1974 ten aanzien van het Israëlische nederzettingenbeleid te verklaren is en of de opinies in het parlement en de media invloed hadden op het regeringsbeleid.

(12)

Hoofdstuk 1 De Nederlandse houding in het Israëlisch-Palestijnse conflict

Na de Eerste Wereldoorlog verkreeg het Verenigd Koninkrijk het bestuur over Palestina. Met het uitgeven van de Balfour-verklaring legden zij de kiem van een conflict dat nog altijd speelt. De Joden begrepen uit deze verklaring dat een ‘Joods nationaal tehuis’ gerealiseerd mocht worden en op 14 mei 1948 werd, tot groot ongenoegen van de Palestijnen en de Arabische buurlanden, de staat Israël uitgeroepen. De Palestijnen wilden echter één Arabische staat in geheel Palestina creëren. Arabische troepen vielen Israël binnen om Palestina te bevrijden en erkenden de staat Israël niet.

In dit inleidende hoofdstuk wordt allereerst een historisch overzicht gegeven van het Israëlisch-Palestijnse conflict. Vervolgens wordt de relatie tussen Nederland en Israël behandeld. Hoewel Nederland zich bij het ontstaan van de staat Israël op de achtergrond hield, ontwikkelde het zich in de daaropvolgende jaren als een trouwe bondgenoot. In het sluitstuk van dit hoofdstuk wordt ingegaan op de Nederlandse rol binnen het internationaal recht. Aan de hand van deze drie paragrafen zal antwoord gegeven worden op de eerste deelvraag: hoe heeft Nederland een pro-Israëlische houding ontwikkeld?

1.1 Historische context

In de negentiende eeuw kwam het zionisme op, dat als doel de vestiging van een Joodse staat in het ‘beloofde land’ Israël had. Rond 1900 werd de Joodse diaspora gevormd door ruim tien miljoen Joden die verspreid waren over de wereld. Zij vormden vaak een minderheid en waren slachtoffer van discriminatie en pogroms. Het verlangen naar een Joodse staat was groot onder de Joden en er waren talloze pleidooien om een Joodse staat op te richten in Palestina.43 Door het ontstaan van de

zionistische beweging eind vorige eeuw die streefde naar een eigen Joodse staat kwam de immigratie van Joden naar Palestina op gang.44 Eind 1895 schreef Theodor Herzl het boek Der

Judenstaat, waarin hij de noodzaak schetste om de historische Joodse staat te herstellen. Hiermee

maakte hij het zionisme tot een internationaal georganiseerde politieke beweging. Herzl was van mening dat alleen een eigen staat een einde zou brengen aan het antisemitisme. Zijn ideeën sloegen aan bij Joden in Europa die zich gediscrimineerd voelden door het aanhoudende racisme.45 Herzl

organiseerde in 1897 het Eerste Zionistische Congres in het Zwitserse Basel en bracht het gevoel van de aanwezigen onder woorden met de uitspraak: ‘We zijn hier om het fundament te leggen voor het

43 Harry van Dalen en Harrie Verbon, ‘Wanneer immigratie en economische groei samengaan. Het Palestijnse groeiwonder in het interbellum’, Demos 25:5 (2009) 4-8, aldaar 4-5.

44 Henk Donkers, ‘Israël beslist de strijd om het water in zijn voordeel’ in: Robert Soeterik (red)., 50 jaar Israël. Vergeten aspecten, pijnlijke feiten (Amsterdam 1998) 64 – 79, aldaar 64.

(13)

huis dat als onderdak moet dienen voor de Joodse natie’.46 Dat de Joden Israël in Palestina wilden

stichten werd vooral gebaseerd op Bijbelse gronden. God sloot op de Sinaï een verbond met Israël, wat gezien werd als Gods belofte dat het Joodse volk in dit land mocht wonen.47

De constructie van een Joodse staat kwam door de Eerste Wereldoorlog dichterbij nadat de Britten Palestina veroverd hadden op de Turken. Dit was met name te danken aan een belofte van de Britten, de zogenaamde Balfour-verklaring, geschreven op 2 november 1917.48 Hierin stelde de

Britse minister van Buitenlandse Zaken, Arthur James Balfour, dat de Britse regering de zionistische plannen voor een Joods nationaal tehuis in Palestina ondersteunde.49 De Joodse zionisten

interpreteerden de vaag geformuleerde verklaring als de belofte op een eigen onafhankelijke staat in het Bijbelse Israël. De Britten hadden deze belofte echter gedaan zonder daarin de Arabische inwoners van dit gebied te betrekken.50 Als gevolg van de Balfour-verklaring ontstond er een

omvangrijke immigratie van Joden naar Palestina; de Joodse bevolking verdubbelde tussen 1921 en 1927 van 75.000 tot 150.000. Voor het uitbreken van de Tweede Wereldoorlog woonden er al zo’n 450.000 Joden in Palestina. Onder de Palestijnen groeide het verzet en volgens hen zou deze Joodse migratie leiden tot de verdrijving van de Arabische bewoners. Er ontstonden dan ook herhaaldelijk conflicten tussen de twee bevolkingsgroepen.51

Steeds meer Joden trokken naar Palestina en de kolonisten vestigden zich in zogenaamde kibboetsen, ook wel collectieve landbouwnederzettingen. De kibboets had als doel om streken van het land te veranderen in productieve bouwgrond. De kolonisten waren geïnspireerd door socialistische idealen en de kibboets ontwikkelde een communistische manier van leven. Na de Balfour-verklaring werd door de Joden vooral belang gehecht aan de verdedigingsfunctie van deze nederzettingen. De nederzettingen dienden om het Joodse achterland te bewaken en om nieuwe Joodse buitenposten te creëren. Joodse kolonisten kochten strategisch gekozen, vruchtbaar land om de kern van een Joodse staat te vormen.52

De Palestijnse Arabieren waren niet in staat om de immigratie en de strategische grondaankopen van Joden tegen te gaan. Het aantal landloze Palestijnen groeide door de vestiging van de Joden en de Britten waren niet in staat de Palestijnse boeren te beschermen tegen de

46 C.J. van den Boogert, ‘Het eerste Zionistische Congres’, Vrede over Israël 41:6 (1997).

47 H.M. Vroom ‘Echt gebeurd? Verhalen of feiten? Over historische en literaire bijbelkritiek en de zeggenschap

van de bijbel’, Vrije Universiteit Amsterdam, 28:1 (2007), 346 48 Verbon, ‘Israël en het internationaal recht’, 494.

49 Paul de Waart, ‘De Palestijns-Israëlische kwestie en het volkenrecht’ in: Robert Soeterik (red)., 50 jaar Israël. Vergeten aspecten, pijnlijke feiten (Amsterdam 1998) 22 – 28, aldaar 22.

50 Malcontent, Een open zenuw, 9.

51 Van Dalen en Verbon, ‘Wanneer immigratie en economische groei samengaan’, 5.

52 Peter Robert Demant, Ploughshares into Swords: Israeli settlement policy in the occupied territories,

(14)

verdrijving.53 Regelmatig braken conflicten uit tussen de Israëli’s en de Arabische bewoners en het

Britse mandaatbestuur werd geconfronteerd met de onverenigbaarheid van de aspiraties van beide bevolkingsgroepen. De Joodse gemeenschap in Palestina streefde naar de ontwikkeling van een gemeenschap die uiteindelijk moest resulteren in een soevereine Joodse staat in Palestina. De Arabische gemeenschap streefde daarentegen naar ondermijning van de zionistische beweging in Palestina. Het Arabische karakter van Palestina moest volgens hen bewaard blijven en de Arabische gemeenschap eiste van het Britse bestuur dat de immigratie van Joden naar Palestina en de verkoop van grond gestopt zou worden.54

De onrust en gewelddadigheden in Palestina hielden aan en het lukte de Britten niet de orde herstellen. Het Verenigd Koninkrijk besloot zich terug te trekken uit het mandaatgebied en het probleem werd zodoende bij de Verenigde Naties neergelegd.55 In New York kwam van eind april tot

half mei 1947 de eerste speciale zitting van de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties bijeen. Er werd besloten een onderzoekscommissie naar Palestina te sturen. Zij moesten een rapport opstellen die zou dienen als basis voor de besluitvorming over de kwestie Palestina in de Algemene Vergadering.56 De onderzoekscommissie stelde dat deling van Palestina de meest realistische en

praktische regeling was. Meer dan twee-derde van de leden van de Verenigde Naties schaarden zich achter het voorstel om Palestina te verdelen in een Joodse staat en een Arabische staat.57

De Palestijnse Arabieren verwierpen het verdelingsplan echter. Zij beargumenteerden dit met de uitleg dat de Joodse staat die de Verenigde Naties voorstelde 56 procent van Palestina omvatte, terwijl de Joodse bevolking – inclusief de illegale immigranten – slechts 31 procent van de bevolking omvatte. Daarbij was 80 procent van het grondgebied dat aangewezen was voor een Joodse staat eigendom van Arabieren. De Westerse landen zagen de verdeling als een evenwichtige compromis, maar de Arabieren stelden dat een compromis inhoudt dat je iets moet opgeven wat je al hebt. In het geval van de Arabieren werd verwacht dat ze meer dan de helft van hun land zouden opgeven, terwijl de Joden volgens de Arabieren helemaal geen land hadden om op te geven. De verdeling werd ook verworpen doordat de Arabieren geloofden dat het een tactische stap was van de Joden om heel Palestina te winnen. Het was in 1947 een wijdverbreid Arabisch geloof dat verdeling van Palestina door de Joden gebruikt zou worden voor uitbreiding en de uiteindelijke vestiging van een Joodse staat in geheel Palestina.58 Het Israëlische bezetten van gebied tijdens en

53 Baylis Thomas, How Israel Was Won: A Concise History of the Arab-Israeli Conflict (Lanham 1999), 22-23. 54 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 14.

55 Thomas, How Israel Was Won, 42-43. 56 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 21.

57 Donkers, ‘Israël beslist de strijd om het water in zijn voordeel’, 66. 58 Thomas, How Israel Was Won, 47-48.

(15)

na de Zesdaagse Oorlog, waarmee de Joodse staat zich steeds verder uitbreidde, kan misschien wel gezien worden als de bevestiging van dit Arabische geloof.

Op 14 mei 1948 riep David Ben-Goerion de onafhankelijke staat Israël uit. Maar al hiervoor slaagde de strijdmacht van de Joodse gemeenschap er in het gebied dat in het verdelingsplan aan de Joodse staat was toegewezen onder controle te krijgen. Zo was nog voor de Britten het mandaat over Palestina opgaven het verdelingsplan in feite gerealiseerd.59 Na de onafhankelijkheidsverklaring

van de Joodse natie vielen omliggende Arabische landen Palestina binnen, wat resulteerde in de Arabisch-Israëlische oorlog van 1948. Het Israëlische leger versloeg de Arabische troepen en veroverde een groot deel van het grondgebied.60

Na de oorlog van 1948 was de Joodse bevolking met name geconcentreerd in de kustvlakte en steden als Tel Aviv en Haifa. Doordat Palestijnen gevlucht waren of verdreven door Joodse strijdgroepen was het directe achterland dunbevolkt. Langs de nieuwe grenzen met de buurlanden waren bijna geen Joodse nederzettingen gesitueerd, waardoor de Israëli’s van mening waren dat Israël zwakke grenzen had. Daar moest volgens de regering van de eerst premier van Israël, Ben-Goerion, verandering in komen als het land wilde overleven. “Als wij niet naar de grenzen gaan, komen de grenzen naar ons”61, zo stelde hij. De Israëlische regering oefende druk uit op de

kolonisten om geen enkel gebied te verlaten, zodat zij Israël konden beschermen tegen Arabische aanvallen. De regering stimuleerde ook de vestiging van migranten in de schaarsbevolkte Negev-woestijn en Noord-Galilea, de grensregio’s en de gebieden die ‘verlaten’ waren door de Palestijnen. De regering legde de nadruk op de ontwikkeling van de landbouw waarmee grote delen van het land zichtbaar bezet zouden zijn. Ook heerste de gedachte dat Israël pas Joods was als de Joden het met hun eigen handen zouden bewerken. ‘Wie het land heeft bewerkt, heeft er recht op’, zo vond men. Met deze uitspraak rechtvaardigden de Joden ook de bewerking van de ‘lege en onderbenutte’ gronden van Palestijnen.62

Na de uitvoering van het verdelingsplan was in het Joodse deel de staat Israël uitgeroepen, maar de Arabische gemeenschap volgde dit voorbeeld niet. Zij streefden maar één doel na, namelijk het creëren van één Arabische staat in geheel Palestina.63 Veel wonnen zij echter niet. De staat Israël

bestond ondertussen uit 77 procent van Palestina, terwijl door de Verenigde Naties was bepaald dat 56 procent Joods bezit zou worden. Het Palestijns-Arabisch grondgebied was daarentegen gehalveerd, van 44 procent tot ongeveer 23 procent van Palestina. Het overgrote deel van de

59 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 24-25.

60 Donkers, ‘Israël beslist de strijd om het water in zijn voordeel’, 66. 61 Ibidem, 66.

62 Demant, Ploughshares into Swords, 84; Donkers, ‘Israël beslist de strijd om het water in zijn voordeel’, 67. 63 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 25.

(16)

Palestijnse Arabieren die ooit leefden op het grondgebied dat door Israël was ingenomen vluchtte. Van de totale Palestijns-Arabische bevolking was in 1949 70 procent vluchteling.64

De strijd tussen Israël en de Arabische landen zette zich voort en in november 1956 manifesteerde zich door een conflict over het Suezkanaal een ernstige crisis in de internationale betrekkingen. Deze Suezcrisis leidde tot een oorlog in de Sinaï tussen Egypte en Israël, waarbij Israël gesteund werd door het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk. De crisis brak uit nadat president Gamal Abdel Nasser van Egypte het Suezkanaal en de Golf van Aqaba voor scheepvaart van en naar Israël blokkeerde. Dit leidde tot verontwaardiging bij Israël, maar ook bij Frankrijk, Groot-Brittannië en de Verenigde Staten.65 Israël wilde militair ingrijpen en in het geheim, zonder medeweten van de

Verenigde Staten, spraken Frankrijk, Groot-Brittannië en Israël af dat Israël de Sinaï zou veroveren. Frankrijk en Groot-Brittannië zouden hierop aanbieden de regionale tegenstanders uit elkaar te houden door grondgebied langs het Suezkanaal te bezetten en daarmee hun controle op het kanaal te herwinnen. De militaire operatie slaagde, maar riep ook sterk internationaal verzet op. Zo keerden de Verenigde Staten zich tegen het ‘imperialistische’ optreden van Frankrijk en Groot-Brittannië.66 De Nederlandse minister van Buitenlandse Zaken Luns vond het te betreuren dat de

actie zonder enig overleg met de Verenigde Staten was begonnen.67

De inval van Israël werd door de Nederlandse regering als rechtvaardig gezien en Luns noemde het Israëlische optreden ‘legitieme zelfverdediging.68 Nederland bleef achter Israël staan toen de

Israëlische troepen zich volgens de Verenigde Naties niet snel genoeg terugtrokken uit Gaza en de Straat van Tiran en ook weigerde Nederland in te stemmen met resoluties die Israël veroordeelden. Uiteindelijk werd het vrije reizen door de zeestraat aan Israël erkend en trok het land zich terug.69 In

1957 werd de VN-vredesmacht United Nations Emergency Force (UNEF) in de Sinaï gelegerd om een buffer te vormen tussen Israël en Egypte. Deze vredesmacht zorgde voor relatieve rust langs de grenzen van Gaza, de Sinaï en de Straat van Tiran. Ook zorgde UNEF ervoor dat de strijdende partijen uit elkaar gehouden werden zodat gezocht kon worden naar een politieke oplossing.70 Maar van

deze politieke oplossing kwam niets terecht en de grootmachten bleven zowel Israël als de Arabische landen bewapenen, waardoor zij er mede voor zorgden dat het conflict aanhield. De Arabische landen vormden echter geen eenheid en waren vaak elkaars vijand. De Amerikaanse

64 Thomas, How Israel Was Won, 89. 65 Ibidem, 120.

66 M. van Leeuwen, ‘Vrede als nevendoel: Amerika, Europa en het vredesproces in het Midden-Oosten’ (Amsterdam 2010), 14-15.

67 Kersten, Luns, 195. 68 Ibidem, 195.

69Frans Peeters, Gezworen vrienden. Het geheime bondgenootschap tussen Nederland en Israël (Amsterdam 1991), 99-101; Thomas, How Israel Was Won, 127.

(17)

president Lyndon B. Johnson verzekerde de Israëlische minister van Buitenlandse Zaken Abba Eban in 1967 dan ook dat als Egypte of Syrië Israël aanviel, “you would whip the hell out of them”.71 1.2 De vorming van een bondgenootschap

Grünfeld noemt de relatie tussen Nederland en Israël in zijn dissertatie Nederland en het Nabije

Oosten “gevoelig” en “niet normaal”.Hiermee doelt hij op een grote mate van betrokkenheid en een

vriendschappelijke, hechte, nauwe en bijzondere band tussen de twee landen.72 Nederland hield

zich echter aanvankelijk op de achtergrond bij het zoeken naar een mogelijke oplossing in de voortslepende strijd tussen Joden en Arabieren in Palestina. In het interbellum bleef neutraliteit de rode draad binnen het Nederlandse buitenlandse beleid vormen. De Nederlandse regering voelde zich dan ook niet geroepen om zich te mengen in een conflict waar Groot-Brittannië zo nauw bij betrokken was. Na de Tweede Wereldoorlog voelde Nederland er nog minder voor om zich in het conflict te mengen, toen het land er alles aan moest doen om de heerschappij over Nederlands-Indië veilig te stellen. Er was wel sympathie voor de Joodse onafhankelijkheidsstrijd, maar om de islamitische meerderheid van de bevolking in Nederlands-Indië niet nog verder van zich te vervreemden kwam Nederland daar niet openlijk voor uit. De bevolking van Nederlands-Indië was namelijk tegen de Joodse onafhankelijkheid, omdat dit ten koste zou gaan van de Arabische, islamitische bevolking van Palestina. Toen Nederlands-Indië echter niet meer onder Nederlands gezag viel en Nederland geen rekening meer hoefde te houden met de gevoelens van de islamitische inwoners, kon de openlijke steun aan Israël geuit worden.73

Aanvankelijk was er dus geen sprake van een speciale relatie met het Joodse volk. Pas toen de Indonesische moslims niet meer onder Nederlands gezag vielen wilde Nederland de nieuwe Joodse staat erkennen. Maar dit moeizame begin van de relatie tussen Nederland en Israël werd in de daaropvolgende decennia ruimschoots goed gemaakt. Nederland ontwikkelde zich als trouwe bondgenoot van de staat Israël en steunde het land zowel diplomatiek als militair. De Nederlandse regering, het parlement en de publieke opinie vonden dat Israël gesteund moest worden in conflicten met de Arabische buurlanden.74 De Holocaust was lange tijd een factor die de

Nederlandse houding ten aanzien van Israël bepaalde. Met uitzondering vanuit Duitsland zelf, werden in West-Europa vanuit Nederland procentueel de meeste Joden naar vernietigingskampen

afgevoerd.75 Maarten Kuitenbrouwer schrijft dat ruim honderdduizend van de

honderdveertigduizend door de Duitse bezetters tot ‘voljoden’ bestempelde Joodse Nederlanders

71 Thomas, How Israel was won, 149.

72 Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten, 31.

73 Peeters, Gezworen vrienden, 36; Malcontent, Een open zenuw, 245.

74 Malcontent, Een open zenuw, 69; De Bruijn, ‘Willen we het wel weten?’, 14.

(18)

tijdens de Tweede Wereldoorlog omkwamen. Dit ondanks landelijk verzet, zoals de Amsterdamse februari-staking.76

De heersende gedachte in Nederland was dat het Joodse volk door de eeuwen heen door zo’n lijdensweg was gegaan, waardoor de Joden recht hadden op een eigen land en Israël in haar bestaansrecht beschermd moest worden. Malcontent schrijft dat de steun aan de bedreigde Joodse staat Israël een ontsnappingsmogelijkheid vormde om aan het besef te ontkomen dat het Nederlandse verzet tegen de Jodenvervolging niet zo heldhaftig was geweest.77 Tijdens een

staatsbezoek van de toenmalige koningin Beatrix en prins Claus aan Israël in 1995 sprak de koningin: ‘De meesten van onze Joodse Nederlanders zijn afgevoerd naar concentratiekampen en vonden daar uiteindelijk de dood. Wij weten dat velen van onze landgenoten zich moedig – en soms met succes – hiertegen hebben verzet en dikwijls met gevaar voor hun eigen leven hun bedreigde medemensen hebben bijgestaan. Maar wij weten ook dat dit uitzonderingen waren en dat het Nederlandse volk de ondergang van zijn Joodse medeburgers niet heeft kunnen verhinderen.’78 Toen Nederland in een

televisieprogramma over de bezettingsjaren opnieuw geconfronteerd werd met het eigen oorlogsverleden, vonden opborrelende schuldgevoelens daarover een uitweg in massale steun voor Israël.79

Niet enkel door de schuldgevoelens over de gebeurtenissen in de Tweede Wereldoorlog is de Nederlandse steun aan Israël te verklaren. De populariteit van Israël werd ook gevoed door een gedeelde geschiedenis en cultuur met Israël, het land was immers grotendeels opgebouwd door Europese Joden. Ook vanwege de Tweede Wereldoorlog als gezamenlijk verleden was de Nederlandse band met Israël hechter geworden. Malcontent stelt dat zo’n relatie met de Palestijnen nooit bestaan had, wat tevens kwam doordat Nederland van oudsher geen belangen in het Midden-Oosten had.80

1.3 Nederland en het internationaal recht

Vooral gedurende de jaren zestig kreeg Nederland een pro-Israëlische reputatie. Duco Hellema stelt dat met name in het geval van conflicten en oorlog met de omringende Arabische landen Nederland krachtig achter Israël stond, wat met name bleek na de Zesdaagse Oorlog. Bij politieke conflicten over de vanaf 1967 door Israël gerealiseerde gebiedsuitbreiding probeerde Nederland de Joodse staat ook bij te staan.81 Maar met deze gebiedsuitbreiding werd gebied waar Palestijnse Arabieren

76 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 180. 77 Malcontent, Een open zenuw, 71.

78 Peeters, Gezworen vrienden, 41. 79 Malcontent, Een open zenuw, 253. 80 Ibidem, 254.

(19)

leefden bezet en werd het bezette gebied bewoond door Israëlische kolonisten. Hoe komt het dat Nederland, een land dat zichzelf positioneert als voorvechter van een internationale rechtsorde, Israël bleef steunen terwijl het land in strijd met het internationaal recht handelde?

Nederland speelde een actieve rol bij het bevorderen van de internationale rechtsorde, de Nederlandse bijdrage aan de operaties van de Verenigde Naties kan deze stelling bijvoorbeeld onderbouwen. Maar ook op andere manieren heeft Nederland zich als voorvechter van een internationale rechtsorde gepositioneerd. Zo zette het zich met succes in voor de vestiging van het Joegoslavië-tribunaal in Den Haag en werd het Internationale Strafhof gevestigd in de Nederlandse politieke hoofdstad.82 Nederlandse ministers van Buitenlandse Zaken beroepen zich graag op de

traditie die Nederland op het terrein van het internationaal recht zou hebben en profileren Nederland daarbij als een land dat ontstaan is vanuit een geest van religieuze tolerantie en vrijheid. De Nederlandse bewindslieden verwijzen hierbij niet zelden naar het werk van de zeventiende-eeuwse rechtsgeleerde Hugo de Groot, wiens geschriften de grondslag legden voor het internationale recht.83 In het hoofdstuk ‘The Dutchman’s burden?’ stellen Peter Malcontent en Floris

Baudet de vraag hoe actief en op basis van welke overwegingen Nederland zich in de loop der jaren ingezet heeft bij de verwezenlijking van een internationale rechtsorde.84 Zij stellen dat de

Nederlandse bijdrage aan de internationale normering op het terrein van mensenrechten gering was, maar dat de Nederlandse regering vanaf de jaren zestig langzaam maar zeker vooruitstrevender werd bij de bevordering van de internationale rechtsorde. De soevereiniteitsoverdracht van Nieuw-Guinea vormde in deze ontwikkeling een belangrijke factor, waarmee Nederland niet meer belemmerd werd door zijn koloniale bezit.85

Met het ontstaan van een groot aantal actiegroepen en landencomités verlegde de Nederlandse regering in de loop van de jaren zestig zijn buitenlandse beleid meer in internationaal-idealistische zin, met een sterke nadruk op de bescherming van mensenrechten. Met name tijdens het kabinet-Den Uyl kwam dit actieve mensenrechtenbeleid tot uiting. In dit kabinet werden de bevordering van vrede, veiligheid, de internationale rechtsorde, de rechtvaardige verdeling van de welvaart en het respect voor de fundamentele rechten van de mens beschouwd als één grote samenhangende taak.86 Zoals later in dit onderzoek zal blijken kwam dit actievere

mensenrechtenbeleid ook tot uiting in het Israëlisch-Palestijnse conflict, waarbij wat meer oog was voor de Palestijnse rechten.

82 Malcontent en Baudet, ‘The Dutchman’s burden?’ 69.

83 Malcontent en Baudet, ‘The Dutchman’s burden?’, 70; Peter Malcontent, ‘Nederland en de mensenrechten’,

in: Jacco Pekelder, Remco Raben en Mathieu Segers, De wereld volgens Nederland: Nederlandse buitenlandse politiek in historisch perspectief (Amsterdam 2015), 128.

84 Malcontent en Baudet, ‘The Dutchman’s burden?’, 71. 85 Ibidem, 80-83.

(20)

De openbare meningsvorming raakte in de loop van de jaren zestig in Nederland steeds meer betrokken bij mondiale problemen. Door de groeiende stroom van informatie werden gebeurtenissen van over de hele wereld zichtbaar.87 De Vietnamoorlog kreeg de Nederlandse

bevolking mee via de televisie en met name tijdens deze oorlog werd de activerende rol van de media duidelijk.88 Het Nederlandse beleid kwam meer onder druk te staan van het parlement en de

binnenlandse meningsvorming. Door de toenemende belangstelling voor internationale problemen moest de minister van Buitenlandse Zaken over uiteenlopende onderwerpen verantwoording afleggen tegenover de media, het parlement en buitenparlementaire groepen.89 In de tweede helft

van de jaren zestig begon het vaak pro-Amerikaanse beleid van Nederland aanleiding te geven tot kritiek, met name door het Amerikaanse handelen in de Vietnamoorlog.90 Van kritiek op Israël was

echter nog geen sprake en Nederland bleef in het Israëlisch-Palestijnse conflict Israël steunen. Hoewel Nederland naar aanleiding van de Amerikaanse rol in de Vietnamoorlog meer kritiek had op de grootmacht, bleef Nederland van mening dat de hulp van de Verenigde Staten belangrijk was bij het vinden van een oplossing in het Arabisch-Israëlische conflict. De Verenigde Staten bleven voor Nederland de belangrijkste bondgenoot en Europa was belangrijk voor Nederland zolang het geen gedoe met Amerika opleverde. In Europa heerste verdeeldheid over het conflict in het Midden-Oosten. Een pro-Palestijns kamp aangevoerd door Frankrijk en Spanje en een pro-Israëlisch kamp aangevoerd door Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland bestreden elkaar continu.91 Het altijd

verdeelde Europa, waaraan Nederland als pro-Israëlisch land bijdroeg, leek niet in staat Israël en de Arabische inwoners aan de onderhandelingstafel te krijgen. Nederland achtte de Verenigde Staten, als pro-Israëlisch en machtig land, beter in staat om bij te dragen aan een oplossing voor het conflict. Het Amerikaans leiderschap bleef bij het vinden van een oplossing in het conflict dan ook heilig voor Nederland.92

Conclusie

Hoewel Nederland een houding heeft ontwikkeld die als pro-Israëlisch omschreven kan worden, was er aanvankelijk geen sprake van een speciale relatie tussen Nederland en Israël. Dit kwam met name doordat de Nederlandse regering de islamitische bevolking van Nederland-Indië niet verder van zich

87 Thomas Gijswijt, ‘De trans-Atlantische elite en de Nederlandse buitenlandse politiek sinds 1945’, in: Duco Hellema, Mathieu Segers, Jan Rood, Bezinning op het buitenland; het Nederlands buitenlands beleid in een onzekere wereld (Clingendael Den Haag 2011) 31 – 46, aldaar 41; Hellema, Nederland in de wereld, 215.

88 Hellema, Nederland in de wereld, 249.

89 Rimko van der Maar, Welterusten mijnheer de president: Nederland en de Vietnamoorlog 1965-1973

(Amsterdam 2007), 9-10.

90 Hellema, Nederland in de wereld, 255. 91 Malcontent, Een open zenuw, 250-251. 92 Ibidem, 251-252.

(21)

af wilde duwen door de Joodse onafhankelijkheidsstrijd te steunen. Pas toen Nederlands-Indië niet meer onder Nederlands gezag viel kon de Nederlandse steun aan Israël geuit worden. Met name de Holocaust vormt een verklaring voor de massale steun aan Israël, waarbij de schuldgevoelens over deze gebeurtenissen hierin een uitweg vonden. Vanuit Nederland waren veel Joden weggevoerd naar vernietigingskampen en het verzet tegen de Jodenvervolging was niet zo groot geweest als men zich soms wenste te herinneren. De steun aan Israël vormde een manier om aan dit besef te ontsnappen.

Met name na de Zesdaagse Oorlog was de Nederlandse steun aan Israël groot, maar Israël bezette tijdens deze oorlog gebied waar het nederzettingen stichtte. Hiermee handelde Israël in strijd met het internationaal recht. Hoewel Nederland zich positioneert als voorvechter van een internationale rechtsorde, keurde Nederland het Israëlische bezetten van gebied niet af.

(22)

Hoofdstuk 2 De Zesdaagse Oorlog

Tijdens de Zesdaagse Oorlog veroverde Israël Arabisch grondgebied. Israël stichtte in deze bezette gebieden nederzettingen ter verdediging van zijn grenzen en wees hierbij op het paramilitaire karakter van de nederzettingen. Israël wilde de bezette gebieden gebruiken als ruilkaart voor vredesonderhandelingen met de Arabische landen en de Joodse staat wilde enkele van de bezette gebieden behouden ter verdediging van zijn grenzen. De Arabische landen stelden zich echter op het punt dat Israël zich eerst moest terugtrekken uit alle bezette gebieden.

De Nederlandse regering was van mening dat Israël enkele van de bezette gebieden mocht behouden ter bescherming van zijn grenzen, maar stond een annexatiepolitiek niet voor. Het parlement was van mening dat Israël in zijn bestaan gesteund moest worden tegen de bedreigingen van de Arabische landen en ook in de media werd opgeroepen om Israël te steunen. In dit hoofdstuk wordt gekeken naar de houding van de Nederlandse regering, het parlement en de media ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict en de nederzettingen die Israël in bezet gebied stichtte. Er zal antwoord gegeven worden op de vraag hoe de Nederlandse regering stond tegenover het Israëlische stichten van nederzettingen in bezet gebied. Ook zal aan bod komen of het parlement en de publieke opinie invloed uitoefenden op het regeringsbeleid ten aanzien van het Israëlisch-Palestijnse conflict.

2.1 Bezet gebied als ruilkaart voor vrede

“De Zesdaagse Oorlog, die duurde van 5 juni tot 11 juni 1967, is zonder twijfel het best voorbereide militaire conflict dat Israël heeft uitgevochten.”93, stelt Frans Peeters in zijn boek over het

bondgenootschap tussen Nederland en Israël. Tussen 1957 en 1967 heerste er een betrekkelijke rust langs de Israëlisch-Egyptische grens, maar op 23 mei 1967 sloot de Egyptische president Nasser, net als in 1956, de Straat van Tiran voor scheepvaart van en naar Eilat. Toen Nasser ook nog de VN-troepen in de Sinaï de opdracht gaf te vertrekken – en zij deze opdracht opvolgden – was het voor Israël duidelijk dat Egypte en de andere Arabische landen op het punt stonden om aan te vallen en Israël te vernietigen.94 Israël was volledig ingesloten en dacht zich op een nieuwe oorlog voor te

moeten bereiden.95 Het Israëlische kabinet was van mening dat verder uitstel van een militaire

aanval op de voornaamste dreiging, Egypte, geen enkel voordeel opleverde. De toenmalige premier van Israël, Levi Eshkol, gaf het Israëlisch kabinet op 4 juni 1967 het groene licht voor een preventieve

93 Peeters, Gezworen vrienden, 132.

94 Peeters, Gezworen vrienden, 133; Nikoloas van Dam en Jan Keulen, De vrede die niet kwam (Amsterdam 1998), 26-27.

(23)

aanval op de Arabische buurlanden.96 Historici wezen er later echter op dat Israël in 1967 juist uit

was op een militaire confrontatie met de Arabische landen en dat de Israëlische regering eigenlijk zat te wachten op een gelegenheid tot oorlog.97

Tijdens de Zesdaagse Oorlog had Israël de Arabische legers een verpletterende nederlaag toegebracht en door de veroveringen was Israël binnen zes dagen tijd ook nog eens drieënhalf keer zo groot was geworden.98 Peter Malcontent haalt in zijn boek het cynische neveneffect van deze

veroveringen aan. Doordat de Westoever en Gazastrook voornamelijk door Palestijnen bewoond werden kreeg Israël er daarmee meer Palestijnen bij dan het in 1948 had weten te verjagen.99 Ook

werden door vernietiging van huizen Palestijnen verdreven, waardoor de Zesdaagse Oorlog veel Palestijnse vluchtelingen creëerde.100

Israël begon na de Zesdaagse Oorlog met de bouw van nederzettingen in de veroverde gebieden, namelijk in Oost-Jeruzalem, op de Westelijke Jordaanoever, in de Gazastrook en op de Golanhoogvlakte. Het vaststellen van ‘verdedigbare grenzen’ om zich te beschermen in de voortdurende conflicten met de Arabische landen werd als de voornaamste reden gegeven voor de bouw van de nederzettingen. De nederzettingen hadden een paramilitair karakter en zouden dienen ter beveiliging tegen aanvallen van de Arabische landen.101 De eerste Israëlische nederzettingenactie

na de Zesdaagse Oorlog in bezet gebied vond plaats op de Golanhoogvlakte. Een kern van dertig kibboets-leden en twintig vrijwilligers vertrok naar het verlaten Syrische dorp ‘Alaiqah, door de Israëli’s later Golan of Merom Golan genoemd. Nederzettingen zoals Golan ontstonden uit angst dat Syrië in ruil voor vrede zou onderhandelen over een Israëlische terugtrekking uit de Golanhoogvlakte.102

Na de erkenning van de nederzetting Golan besloot de Israëlische regering dat het de moeite waard was om prioriteit aan de Golanhoogten te geven. Peter Robert Demant legt in zijn proefschrift uit dat de Golanhoogvlakte de eerste regio werd die door Israël op een systematische manier werd afgehandeld. Binnen een jaar na de Zesdaagse Oorlog vestigde Israël hier onder leiding van deskundigen van het Joodse Agentschap agrarische buitenposten. Deze deskundigen bevolen aan om de nieuwe nederzettingen te concentreren in het noorden en in het vruchtbare zuiden van de Golanhoogvlakte. In het gematigde klimaat van het noorden van de Golan konden voor de import veldgewassen, zoals aardappelen, verbouwd worden. Ook konden de nederzettingen hier natuurlijke

96 Peeters, Gezworen vrienden, 141.

97 Van Dam en Keuken, De vrede die niet kwam, 27. 98 Malcontent, Een open zenuw, 61.

99 Ibidem, 61.

100 Thomas, How Israel was won, 181-183.

101 William Wilson Harris, Taking root: Israeli settlement in the West Bank, the Golan and Gaza-Sinai,

1967-1980 (New York 1967-1980), 1.

(24)

toeristische attracties exploiteren. In het subtropische zuiden daarentegen zou bijvoorbeeld de productie van katoen en avocado’s mogelijk zijn.103 Hiermee leek Israël niet enkel gebied te bezetten

uit veiligheidsoverwegingen, maar had het ook als doel er economisch gewin uit te halen.

Aanvankelijk wilde Israël vrijwel alle bezette gebieden, behalve Jeruzalem, teruggeven, in ruil voor allesomvattende vredesakkoorden. Het wilde echter nooit terugkeren naar de wapenstilstandslijnen van voor de Zesdaagse Oorlog. Israël wilde een aantal strategische posities die het had gewonnen in de Zesdaagse Oorlog behouden. Ook al zou vrede bereikt worden, het Israëlische vertrouwen in het behoud van een duurzame vrede was laag.104 Tijdens een Arabische

conferentie in augustus 1967 werd de Arabische onwil om te onderhandelen met Israël uitgesproken. Met de “drie nee’s van Khartoem”: geen vrede met Israël; geen onderhandelingen met Israël; geen erkenning van Israël, werd Israël ervan overtuigd dat vrede onhaalbaar was. Dit doodde Israëls hoop om de bezette gebieden te kunnen gebruiken als ruilkaart voor vrede.105 Toen

vrede steeds minder haalbaar leek, werd de Israëlische wil om de bezette gebieden te behouden sterker. Dit ging gepaard met uitbreiding van de nederzettingen.106

De Zesdaagse Oorlog leidde tot een lang proces van polarisatie in Israël, in de woorden van dichter Hayyim Guri: “De Zesdaagse Oorlog verenigde het Land van Israël en verdeelde het volk”. Voor links, wat eerst een meerderheid in Israël vormde, was na de oorlog van juni 1967 vrede het belangrijkste punt op de Israëlische agenda. Links verzette zich tegen annexatie en deinsde terug bij de gedachte om over de vele Palestijnen in de bezette gebieden te regeren. Voor rechts vormden de nieuwe staakt-het-vuren grenzen zoals deze na de Zesdaagse Oorlog waren daarentegen de beste veiligheidsgrenzen die Israël ooit zou hebben. Daarom was het voor rechts van het grootste belang om daaraan vast te houden.107 Hoewel links eerst een meerderheid vormde, kreeg rechts later de

overhand, wat ook zal blijken in het Israëlische nederzettingenbeleid dat Israël in de daaropvolgende jaren ging voeren.

De internationale gemeenschap probeerde de landen in het Midden-Oosten te bewegen om tot vrede te komen. Nadat een staakt-het-vuren de oorlog in juni beëindigde, probeerden de Verenigde Naties een kader te formuleren voor een vreedzame oplossing van het Palestijnse conflict.108 Na maanden van mislukte pogingen van de internationale gemeenschap om een besluit

te kunnen nemen met betrekking tot de gevolgen van de Zesdaagse Oorlog werd Resolutie 242 van de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties aangenomen. Hiermee werd overeenstemming bereikt

103 Demant, Ploughshares into Swords, 151. 104 Ibidem, 5.

105 Ibidem, 98. 106 Ibidem, 57. 107 Ibidem, 97. 108 Ibidem, 100.

(25)

over een resolutie die een aantal beginselen bevatte voor een algehele vredesregeling in het Midden-Oosten. De resolutie moest geen concept voor een vredesverdrag zijn, maar moest enkel richtlijnen bevatten die de onderhandelingen tussen Israël en de Arabische landen over een definitieve vredesregeling zou bevorderen.109 Twee essentiële elementen werden in Resolutie 242

wel onlosmakelijk met elkaar verweven, namelijk de noodzaak van de Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden en het recht te leven binnen veilige en erkende grenzen.110 Het verschil in

formulering over de terugtrekking uit bezette gebieden verdeelde de gemoederen echter. Zo kan uit de Engelse versie van Resolutie 242 begrepen worden dat Israël zich terug dient te trekken uit ‘bezette gebieden’ en uit de Franse versie dat Israël zich dient terug te trekken uit ‘de bezette gebieden’.111 Of Resolutie 242 de Israëlische terugtrekking uit bezette gebieden of terugtrekking uit

de bezette gebieden - en dus uit alle bezette gebieden – eist, is niet duidelijk.

Nederland koos in de Zesdaagse Oorlog de kant van Israël. De Nederlandse Kamerleden legden de schuld voor het uitbreken van de oorlog bij de Arabische staten en betuigden Israël hun sympathie.112 ‘Niet gehinderd door enige kennis van de daadwerkelijke verhoudingen op het

strijdtoneel, vonden regering, Tweede Kamer en publieke opinie dat het kleine Israël met hart en ziel moest worden gesteund nu het voor zijn leven vocht tegen een overweldigende Arabische strijdmacht.’113, stelt Malcontent. Om Israël te steunen werd in de periode voor en tijdens de

Zesdaagse Oorlog ‘overtollig’ genoemd militair materieel per schip en door de lucht naar Israël vervoerd.114 Wat het Nederlandse leger zelf niet direct nodig had of wat op korte termijn kon

worden aangevuld kon Israël bestellen.115 De Zesdaagse Oorlog had als gevolg dat het aantal

Palestijnse vluchtelingen sterk toenam. De Nederlandse regering beschouwde het probleem van de Palestijnen als een humanitair vraagstuk. Het ‘vluchtelingenvraagstuk’ moest worden opgelost, rechtvaardig, en vooral zonder schade voor Israël.116

Binnen de Nederlandse samenleving was de steun voor Israël massaal. Uit een NIPO-onderzoek van half juni 1967 bleek dat 67 procent van de ondervraagden achter Israël stond. Er werd door de Nederlanders bloed gegeven, geld ingezameld en auto’s reden rond met de tekst: ‘Wij staan achter Israël’.117 Vier maanden na de Zesdaagse Oorlog werden in een het VPRO-programma

Speciale Berichtgeving Palestijnse vluchtelingen aan het woord gelaten om een genuanceerder beeld

109 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 113-114. 110 Ibidem, 114.

111 De Waart, ‘De Palestijns-Israëlische kwestie en het volkenrecht’, 23. 112 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 98.

113 Malcontent, Een open zenuw, 69. 114 Peeters, Gezworen vrienden, 150. 115 Malcontent, Een open zenuw, 69.

116 Van Leeuwen, Het woord is aan Nederland, 12. 117 Malcontent, Een open zenuw, 70.

(26)

van de situatie te geven. De Nederlandse televisiekijker werd geconfronteerd met de diepe haat die veel van deze Palestijnen jegens Israël koesterden.118 Het programma van Leo Kool veroorzaakte een

storm van kritiek. Volgens Het Parool was ‘het commentaar niet zoals men van de VPRO had mogen verwachten.’119 Een week later kreeg Kool zendtijd om aan het Nederlandse publiek uit te leggen

waarom hij zo weinig rekening had gehouden met ‘de gevoelens in Nederland ten opzichte van Israël’. Vervolgens mocht de voorzitter van de Anne Frankstichting, Henri van Praag, in een twintig minuten lang durende monoloog uitleggen wat er mis was met de uitzending van Kool.120 Voor een

kritische houding ten aanzien van de positie van de Palestijnen was in Nederland geen ruimte. Dat het bezetten van gebied gepaard ging met Palestijns lijden, wilde men niet zien, zo blijkt ook uit de reacties op de uitzending van Leo Kool. De bescherming van de staat Israël stond na de Zesdaagse Oorlog boven alles.

2.2 ‘Verbinnenlandisering’ van de buitenlandse politiek

In oktober 1966 viel kabinet-Cals, waarna volgens waarnemers in 1967 sprake was van de meest levendige verkiezingscampagne in Nederland sinds ver vóór de Tweede Wereldoorlog.121 De

campagne vond plaats in een tijd waarin normen en waarden veranderden, omgangsvormen en gezagsrelaties losser werden en een nieuwe generatie van zich liet horen.122 De verkiezingsuitslag

weerspiegelde de heersende politieke instabiliteit, waarbij voor het eerst sinds 1918 de confessionele partijen minder dan vijftig procent van de stemmen hadden behaald. Nieuwkomer D’66 behaalde in deze verkiezingen spectaculaire winst en de twee grootste partijen, de PvdA en de KVP, leden enorm verlies.123 Op 5 april 1967 trad het centrumrechtse kabinet-De Jong aan, met de

KVP, ARP, CHU en de VVD als coalitie.124 In hun boek over kabinet-De Jong spreken de auteurs van

een ‘verbinnenlandisering’ van de buitenlandse politiek. Hiermee bedoelen zij dat de binnenlandse politieke tegenstellingen meer dan voorheen de buitenlandse politiek overmeesterden. De politieke partijen zagen zich genoodzaakt hun identiteit te versterken en gingen buitenlands-politieke thema’s gebruiken om zich in de binnenlandse politiek te profileren.125 Ook ging het Nederlandse

buitenlandse beleid zich meer richten op nieuwe thema’s als mensenrechten en ontwikkelingssamenwerking en gingen burgers zich bemoeien met internationale onderwerpen. De

118 Peeters, Gezworen vrienden, 148.

119 De Bruijn, ‘Willen we het wel weten?’, 17. 120 Peeters, Gezworen vrienden, 148.

121 Kersten, Luns, 389; Merriënboer en Van Baalen, Polarisatie en hoog-conjunctuur, 15. 122 Merriënboer en Van Baalen, Polarisatie en hoog-conjunctuur, 15.

123 Kersten, Luns, 390; Merriënboer en Van Baalen, Polarisatie en hoog-conjunctuur, 15.

124 Parlement.com, https://www.parlement.com/id/vh8lnhronvw1/kabinet_de_jong_1967_1971

(geraadpleegd 11 mei 2019).

Referenties

GERELATEERDE DOCUMENTEN

o Van de gehuwden is een meerderheid van mening dat een door één van beide echtelieden geërfd geldbedrag bij een scheiding gedeeld moet worden, maar van de samenwonenden

Omdat de informatie-elementen uit de disclosures index allemaal gebaseerd zijn op objectieve bronnen, te weten: het Burgerlijk Wetboek, de pensioenwet, de richtlijnen

De Principles hebben natuurlijk ook andere functies, maar ik beperk mij hier tot het geval waarin partijen hebben aangegeven dat hun contract door deze of door de lex

This study contributes to existing literature by proposing IT work autonomy as a rich conceptualization that includes three existing dimensions of autonomy (work method autonomy,

> To provide guidelines to social workers to address the needs of foster children and foster parents affected by HIV and AIDS in the Motheo district..

Several methods inclusive of cryogenic distillation, pressure swing adsorption, temperature swing adsorption, absorption into ionic liquids and water absorption as

[r]

Hoewel de feiten en omstandigheden in deze specifieke casus geen aanleiding gaven om de stichting als verbonden lichaam aan te merken, kan in dit arrest naar mijn mening wel