• No results found

Hoofdstuk 4 De Oktoberoorlog

4.1 Het Arabische oliewapen

De militaire confrontatie tussen Israël en de Arabische landen waar na de Zesdaagse Oorlog sprake van was escaleerde in oktober 1973. Op 6 oktober 1973 vielen Egypte en Syrië Israël aan, waarmee de Oktoberoorlog, ook wel Yom Kippoer oorlog, werd ingezet.234 Syrië en Egypte dwongen de

Israëlische strijdkrachten zowel op de Sinaï als op de Golanhoogvlakte in het defensief.235 De

Egyptische president Sadat wilde door een gedeeltelijke herovering van de Sinaï een meer algemene en duurzame vredesregeling in het Midden-Oosten verwezenlijken. Pas na tien dagen kon Israël zich van de eerste klap herstellen en vond er een ommekeer plaats. Het Israëlische leger zette een succesvol tegenoffensief in, waarmee de Egyptische en Syrische strijdkrachten werden teruggedrongen.236

De Oktoberoorlog onderbrak het proces van gestage expansie van de Israëlische nederzettingen.237 In een interview werd toenmalig vicepremier Allon gevraagd hoe de

Oktoberoorlog het overheidsdenken over de rol en de toekomst van het Golan-nederzettingenbeleid

234Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten, 57. 235 Malcontent, Een open zenuw, 79.

236 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 195; Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten, 57.

beïnvloedde. Allon stelde dat de les die Israël geleerd had uit de Oktoberoorlog was dat elke afzonderlijke nederzetting moest worden versterkt alsof het een militaire vesting was. De kolonisten moesten volgens Allon goed georganiseerd en opgeleid zijn en moesten uitgerust zijn met moderne en geavanceerde middelen voor zelfverdediging tegen grondtroepen. De nederzettingen moesten volgens Allon in staat zijn om een actieve rol te kunnen spelen, niet enkel in de dagelijkse veiligheidsbehoeften, maar ook in een totale oorlog.238 Door de oorlog werd Israëls’ behoefte aan

buffers geboden door gebieden als de Golan juist versterkt. Het bezetten van de Golanhoogvlakte was volgens Israël meer dan ooit nodig voor de bescherming van het land.239 Het idee dat de

nederzettingen nodig waren ter verdediging van Israël versterkte dus alleen maar na de Oktoberoorlog. Waar de Arabische landen wilden dat Israël de in 1967 bezette gebieden zou verlaten, stelde Israël zich op het punt dat deze gebieden meer dan ooit nodig waren om het land te kunnen verdedigen. De Arabische aanval in de Oktoberoorlog heeft er dus vooral voor gezorgd dat Israël nog minder bereid was de bezette gebieden op te geven.

Van het Israëlische idee om nederzettingen met een paramilitair karakter op te richten leek echt afgestapt te zijn door Dayan. Onder Dayan verharde het nederzettingenbeleid van Israël. Hij drong aan op een versoepeling van het verwerven van gebieden op de Westelijke Jordaanoever en hij hernieuwde zijn campagne voor stedelijke nederzettingen. Deze nieuwe plannen gingen veel verder dan het Allon-plan en brachten een debat teweeg in de Israëlische regering, wat uiteindelijk in een overwinning van Dayan resulteerde.240 Hiermee konden meer stedelijke nederzettingen

gesticht worden. Doordat er door Israël gestreefd werd naar stedelijke nederzettingen, was duidelijk dat Israël deze nederzettingen niet enkel uit veiligheidsoverwegingen stichtte.

Net als in 1967 ging Nederland na de aanval op Israël op 6 oktober 1973 achter Israël staan.241 De Nederlandse regering kwam op 9 oktober met een verklaring waarin Egypte en Syrië

werden beschuldigd van agressie tegen Israël. Egypte en Syrië hadden volgens Nederland het sinds augustus 1970 gehandhaafde bestand eenzijdig verbroken.242 De regering toonde geen enkele

sympathie voor de argumenten van Egypte en Syrië om de door Israël bezette gebieden te heroveren.243 Minister van Buitenlandse Zaken Max van der Stoel riep Egypte en Syrië op zich terug

te trekken achter de bestandslijnen die na de oorlog van 1967 afgesproken waren. Ook werd de Nederlandse interpretatie van Resolutie 242 van de Veiligheidsraad herhaald, waarbij gesteld werd

238 Harris, Taking root, 184. 239 Ibidem, 71.

240 Demant, Ploughshares into Swords, 245.

241 Malcontent, Een open zenuw, 86.

242 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 135-136; Grünfeld, Nederland en het Nabije Oosten, 67-68. 243 Everts, Controversies at home: Domestic factors in the foreign policy of the Netherlands (Dordrecht 1985) 163.

dat Israël zich uit bezette gebieden moest terugtrekken - niet uit ‘de’ bezette gebieden. Het Palestijnse vraagstuk werd nog steeds als vluchtelingenvraagstuk omschreven.244

De Arabische landen wilden dat de internationale gemeenschap Israël zou dwingen de tijdens de Zesdaagse Oorlog bezette gebieden te ontruimen. Om de internationale gemeenschap hiertoe te dwingen besloten de olie-exporterende Arabische landen hun maandelijkse olie-export met tenminste vijf procent te verminderen. Landen die de Arabische zaak actief steunden werden niet onderworpen aan de oliebeperkende maatregelen.245 De Arabische landen kondigden op 17

oktober 1973 een productiebeperking af en legden de Verenigde Staten en Nederland, de landen die als belangrijkste bondgenoten van Israël werden beschouwd, een olie-embargo op.246

Het olie-embargo dat Nederland opgelegd kreeg zou opgeheven worden als het Nederlands beleid ten aanzien van de door Israël bezette gebieden en de Palestijnen gewijzigd zou worden. Maar doordat de Verenigde Staten olie leverde, Iran de invoer van olie voortzette en dankzij de inventiviteit van de Rotterdamse oliemakers had de Arabische boycot weinig invloed.247 In hun boek

over de oliecrisis vragen de auteurs zich af of het bij het embargo alleen om de Nederlandse Midden-Oostenpolitiek ging.248 Zo was Max van der Stoel van mening dat Nederland getroffen werd

door het olie-embargo doordat Rotterdam als havenstad een cruciale functie vervulde door de verwerking en doorvoer van olie naar andere Europese landen. De hele Europese Gemeenschap zou zo aangespoord kunnen worden tot een actiever Midden-Oostenbeleid ten gunste van de Arabische landen.249

Binnen de Europese Gemeenschap werd geprobeerd een gezamenlijk beleid ten aanzien van het Midden-Oosten te vormen. Vooral na de oliecrisis van 1973 begonnen meer westerse landen hun mening in pro-Palestijnse zin bij te stellen. Bij pro-Palestijnse initiatieven was Nederland echter vaak het land dat tegenwerkte.250 Toch vond er wel een zekere verschuiving plaats in het

Nederlandse beleid, wat het duidelijkst naar voren kwam toen Nederland zich aansloot bij een gezamenlijke verklaring van de Europese Gemeenschap.251 Deze EEG-verklaring van 6 november

1973 kwam meer tegemoet aan de Arabische opvatting met betrekking tot de vraagstukken van de bezette gebieden en de Palestijnen - en stelde dat Israël een einde diende te maken aan de bezetting van de in juni 1967 veroverde gebieden.252 Dit leek op een verandering in de Nederlandse

244 Malcontent, Een open zenuw, 86-87; Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 136. 245 Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 138.

246 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 195.

247 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 196; Soetendorp, Pragmatisch of principieel, 143. 248 Hellema, Wiebes en Witte, Doelwit Rotterdam, 75.

249 Malcontent, Een open zenuw, 90.

250 Malcontent, ‘Nederland en de mensenrechten’, 143-144. 251 Kuitenbrouwer, De ontdekking van de Derde Wereld, 196.

interpretatie van Resolutie 242, wat Nederland opvatte als Israëlische terugtrekking uit ‘bezette gebieden’. Volgens de regering betekende haar steun voor de verklaring van 6 november echter geen beleidsverandering.253

De Nederlandse publieke opinie was in 1973 minder uitgesproken pro-Israël dan in 1967. Uit een NIPO-onderzoek bleek dat 51 procent van de ondervraagden zich vlak na de Oktoberoorlog als neutraal beschouwde, 40 procent stelde achter Israël te staan, 1 procent koos partij voor de Arabische landen en 8 procent van de ondervraagden had geen mening. In 1974 daalde de steun voor Israël verder – en koos 37 procent van de ondervraagden partij voor Israël, 56 procent beschouwde zich als neutraal en de steun voor de Arabische landen steeg tot 3 procent. Toch was volgens de opinieonderzoeken de steun voor Israël in Nederland nog steeds groter dan in andere West-Europese landen.254 Dat de Nederlandse belangen in het spel waren door de oliecrisis kan een

verklaring zijn voor de afgenomen steun aan Israël. Ook past dit in het beeld van het grotere belang dat vanaf de jaren zeventig aan mensenrechten – en dus aan de Palestijnse rechten – werd gehecht.