• No results found

Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den secretaris voorziet 's raads voorzitter in de waarneming zijner functiën

m^wmÊmmÊm—mmBoum

N.- I. Reglement van orde v/d Volksraad

29. Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den secretaris voorziet 's raads voorzitter in de waarneming zijner functiën

- 104 — N.-I. Locale raden=ordonnantie.

koming uit 's Lands kas, gelijkstaande aan het bedrag van de aan de betrekking verbonden minimum-bezoldiging.

25g. Wanneer een burgemeester voorzitter van den ge-meenteraad is, wordt bij het gebruik van alle bij of krachtens ordonnantie vastgestelde formulieren en officieele benamingen, waarin de uitdrukking „voorzitter van den gemeenteraad"

voorkomt, in plaats daarvan de uitdrukking „burgemeester"

gebezigd, met inachtneming van de daardoor noodzakelijk geworden taalkundige veranderingen.

H O O F D S T U K IV.

Van de secretarissen der raden.

26. /. De secretaris van een raad is aan 's raads voor-zitter rechtstreeks ondergeschikt.

2. Zijn kantoor is dat van 's raads voorzitter.

3. Hij is den raad, 's raads voorzitter en de commission van den raad behulpzaam in alles, wat hun werkkring aangaat.

4. Hij zorgt voor de bewaring van 's raads archief en voor het bijhouden der noodige registers.

5. Hij houdt notulen van 's raads vergaderingen en zorgt dat de raadsleden die in zijn kantoor steeds kunnen raadplegen.

27. 1. Hij houdt een recueil van de afgekondigde ver-ordeningen van den raad en een klapper op dat recueil bij en zorgt dat ieder die boeken in zijn kantoor kan raadplegen en, tegen betaling der kosten, van de verordeningen afdruk of afschrift kan krijgen.

2. Wanneer eene verordening is gewijzigd, ingetrokken of vervallen, doet hij zulks in het recueil op de verordening aanteekenen.

28. 1. De functiën van secretaris zijn onvereenigbaar met die van kashouder van hetzelfde raadsressort.

2. De verbodsbepalingen van artikel 9 gelden ook voor den secretaris, met uitzondering van de tweede dier bepalingen.

29. Bij ziekte, afwezigheid of ontstentenis van den secretaris voorziet 's raads voorzitter in de waarneming zijner functiën.

HOOFDSTUK V.

Van de raadsvergaderingen.

29a (1). 1. De raad onderzoekt de geloofsbrieven der nieuw inkomende verkozen leden, beslist de geschillen, welke aangaande die geloofsbrieven of de verkiezing zelve rijzen en.

(1) Bij ordonnantie van 19 Januari 1908, Ind. S. 52 zijn in hoofd-stuk V vóór art. 30 deze vijf nieuwe artikelen (29a-29«) ingevoegd.

- 105

Locale raden=ordonnantie. N.-I.

geeft van elke door hem genomen beslissing terstond kennis aan den Gouverneur-Generaal en aan den verkozene.

2. In geval van periodieke verkiezingen draagt de raad zooveel mogelijk zorg, dat de in het voorgaand lid bedoelde werkzaamheden minstens veertien dagen vóór den dag der periodieke aftreding zijn afgeloopen.

3. De niet-toegelatene wordt met de redenen van 's raads beslissing bekend gemaakt.

29b (1). De nieuw inkomende verkozen leden nemen aan het onderzoek en de beoordeeling hunner eigene geloofsbrieven geen deel en wonen de daarover te houden beraadslaging niet bij.

29c (1). Gedurende acht dagen, te rekenen van den dag, waarop de raad heeft beslist, staat het vrij aan den niet-toe-gelatene, aan elk lid van den raad, zoomede aan 's raads voorzitter, om tegen de beslissing van den raad bezwaren bij den Gouverneur-Generaal, schriftelijk in te dienen.

29d (1). De Gouverneur-Generaal neemt zoo spoedig mogelijk, nadat het beroep is gedaan, eene beslissing bij een met redenen omkleed besluit, waarvan mededeeling wordt gedaan aan den raad, tegen wiens beslissing bezwaren zijn ingebracht, zoomede aan den niet-toegelatene.

29e (1). De nieuw inkomende verkozen leden aanvaarden hunne betrekking niet, alvorens de in artikel 29c, bepaalde tijd verstreken is, of, voor het geval de toelating door den Gouverneur-Generaal wordt overwogen, door Hem hunne toelating bevolen zij.

Ter vervulling der plaatsen van hen, die niet als leden van den raad zijn toegelaten, wordt, zoo in de beslissing van den raad niet is berust, geene nieuwe verkiezing bevolen, alvorens de Gouverneur-Generaal ter zake eene beslissing genomen heeft.

30. 1. De gemeenteraden vergaderen minstens zes malen, de overige raden minstens drie malen 's jaars (2).

2. Bovendien vergaderen de raden zoo dikwijls hun voor-zitter het noodig oordeelt, of het bij raden die minder dan

15 leden tellen door drie, bij de overige raden door een vijfde der leden schriftelijk, met opgaaf van redenen, wordt gevraagd.

In dit laatste geval belegt de voorzitter de vergadering niet later dan een maand na ontvangst van het verzoek.

(1) Zie vorige noot.

(2) Het eerste lid werd aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262. Het luidde te voren:

„;. De gewestelijke raden en de plaatselijke raden, wier ressort ver-schillende bestuursafdeelingen omvat, vergaderen minstens drie malen, de overige plaatselijke raden minstens zes malen jaarlijks."

P B H H S e B B B S B R B B a H H H H H B H H H H H i

— 106 — N.-I. Locale raden-ordonnantie.

3. De vergaderingen van andere dan gemeenteraden kunnen gedurende twee of meer dagen worden voortgezet.

31. 1. De raadsvergaderingen worden gehouden ter stand-plaats van 's raads voorzitter.

2. Tenzij de raad op eigen kosten in de behoefte aan een vergaderzaal voorziet, wijst het hoofd van gewestelijk bestuur een landslocaal aan voor het houden van de vergaderingen.

32. 1. Ieder raadslid wordt voor de vergaderingen schrif-telijk opgeroepen vanwege 's raads voorzitter, die zorgt dat tijd en plaats der vergadering tevens ter openbare kennis gebracht worden.

2. Het in art. 41 bedoeld reglement van orde bepaalt hoe-veel tijd, spoedeischende gevallen uitgezonderd, tusschen de verzending der oproepingsbriefjes en het uur der vergadering minstens verloopen moet

3. De oproepingsbriefjes zijn in de Nederlandsche en de Maleische taal gesteld en vermelden, zooveel mogelijk, de zaken waarvoor de vergadering wordt belegd (1).

4. De raad kan steeds, behoudens de bepalingen van het derde en vierde lid van art. 39, over andere zaken beraad-slagen en beslissen.

33. 1. Tenzij de Gouverneur-Generaal, om redenen van billijkheid, in eene andere regeling toestemt, en behoudens de bepalingen van de volgende twee alinea's hebben de leden van andere dan gemeenteraden, wier woning meer dan zes palen verwijderd is van de plaats, waar de raad vergadert, recht om ten laste van 's raads ressort voor het bijwonen der vergaderingen reis- en verblijfkosten te declareeren:

de leden, die tevens Europeesch burgerlijk landsdienaar of officier zijn, op den voet van de in deze hoedanigheid voor hen geldende bepalingen ;

de overige leden op den voet van de bepalingen, voor Europeesche burgerlijke landsdienaren geldende; met dien verstande dat zij, geen bezoldiging uit 's Lands kas ont-vangende, niet gebruik behoeven te maken van de van vernementswege gestationneerde of op contract met het Gou-vernement door aannemers te leveren postpaarden en worden gerangschikt in de 2e klasse, vermeld in artikel 2 van het

Reglement in Staatsblad 1890 n°. 209.

2. Het in de vorige alinea bedoeld recht bestaat alleen, voor zoover ter zake van dezelfde reis of hetzelfde verblijf geen tegemoetkoming in reis- en verblijfkosten genoten

(1) Afwijking in de ordonnanties van 15 Juni 1918, Ind. S. 308, 27 Juni 1918, Ind. S. 350, 351 en 352, houdende instelling van een plaatselijken raad onderscheidenlijk van de onderafdeelingen Padang Pandjang, Ogan Ilir, Komering Ilir en Lematang Ilir.

— 107 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

wordt vanwege het Land of het ressort van een anderen raad.

3. Nadat bij de afzondering van geldmiddelen voor het ressort van een raad met de in het eerste lid bedoelde reis-en verblijfkostreis-en definitief rekreis-ening is gehoudreis-en, kan de in de vorige alinea's voorgeschreven regeling bij raadsverordening door eene andere worden vervangen (1) (2).

(1) Het eerste en het derde lid van dit artikel zijn aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 19 October 1910, Ind. S. 549.

De oorspronkelijke tekst luidde:

„1. Behoudens de bepaling van het volgend lid hebben de leden van andere dan gemeenteraden, wier woning meer dan zes palen verwijderd is van de plaats, waar de raad vergadert, recht om ten laste van 's raads ressort voor het bijwonen der vergaderingen reis-en verblijfkostreis-en te declareerreis-en:

de leden, die tevens Europeesch burgerlijk landsdienaar of officier zijn, op den voet van de in deze hoedanigheid voor hen geldende bepalingen ;

de overige leden op den voet van de bepalingen, voor Europeesche burgerlijke landsdienaren geldende; met dien verstande dat zij, geen bezoldiging uit 's Lands käs ontvangende, worden gerangschikt in de 2e of 3e klasse, vermeld in artikel 2 van het Reglement in Staats-blad 1890 n°. 209, naar gelang zij tot de Europeanen dan wel tot de Inlanders en met hen gelijkgestelden behooren.

2. Het in de vorige alinea bedoeld recht bestaat alleen, voor zoo-ver ter zake van dezelfde reis of hetzelfde zoo-verblijf geen tegemoet-koming in reis- en verblijfkosten genoten wordt vanwege het Land of het ressort van een anderen raad."

Het eerste lid van art. 33 werd volgens ordonnantie van 6 April 1908, Ind. S. 314 gelezen als volgt:

„1. Behoudens de bepaling van het volgend lid hebben de leden van andere dan gemeenteraden, wier woning meer dan zes palen verwijderd is van de plaats, waar de raad vergadert, recht om ten laste van 's raads ressort voor het bijwonen der vergaderingen

reis-en verblijfkostreis-en te declareerreis-en : . de leden, die tevens Europeesch burgerlijk landsdienaar of officier

zijn, op den voet van de in deze hoedanigheid voor hen geldende bepalingen ;

de overige leden op den voet van de bepalingen, voor Europeesche burgerlijke landsdienaren geldende; met dien verstande dat zij, geen bezoldiging uit 's Lands kas ontvangende, niet gebruik behoeven te maken van de van Gouvernementswege gestationneerde of op con-tract met het Gouvernement door aannemers te leveren postpaarden en worden gerangschikt in de 2e of 3e klasse, vermeld in artikel 2 van het Reglement in Staatsblad 1890 n°. 209, naar gelang zij tot de Europeanen dan wel tot de Inlanders en met hen gelijkgestelden behooren."

De aanhef van het eerste lid luidde volgens Ind. S. 1909 n . 3 3 5 :

„Tenzij de Gouverneur-Generaal, om redenen van billijkheid, in eene andere regeling toestemt, hebben, behoudens de bepaling van

— 108 — N.-I. Locale raden-ordonnantie.

34. 1. De raad kan niet-leden uitnoodigen eene vergade-ring bij te wonen tot het geven van mondelinge inlichtingen.

2. De voorzitter heeft gelijke bevoegdheid ten aanzien van personen, die zich in 's raads ressort bevinden.

3. Voor reizen ter voldoening aan krachtens dit artikel gedane uitnoodigingen, mogen reis- en verblijfkosten in reke-ning worden gebracht, met inachtneming der bepalingen van art. 33.

35. 1. Van den regel, dat de vergaderingen der raden in het openbaar worden gehouden, kan worden afgeweken wanneer het, bij raden die minder dan 15 leden tellen door drie, bij de overige raden door een vijfde der aanwezige leden wordt gevorderd, of de voorzitter het noodig keurt.

2. Nadat de deuren gesloten zijn, beslist de vergadering of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd.

3. Over de punten, in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook eene beslissing worden genomen.

4. Allen, die een besloten vergadering hebben bijgewoond, zijn verplicht het daarin behandelde geheim te houden. De raad kan deze verplichting opheffen.

36. 1. In eene besloten vergadering kan niet beraadslaagd, noch eene beslissing genomen worden over:

a. de begrooting en de begrootingsrekening;

b. wijziging van de begrooting;

c. het doen van uitgaven buiten of boven de begrooting;

d. invoering, wijziging of afschaffing van belastingen;

e. het aangaan van geldleeningen ;

ƒ. het geheel of gedeeltelijk vervreemden en het bezwaren, verhuren, verpachten of ingebruikgeven van goederen of rechten;

g. het buiten openbare aanbesteding doen uitvoeren van werken, leveringen of transporten :

h. het treffen van dadingen ;

i. het geheel of gedeeltelijk kwijtschelden van vorderingen ; k. het aanleggen en opheffen van inrichtingen van open-baar n u t ; (1)

l. de toelating van verkozen leden (2).

het volgend lid, de leden van andere dan gemeenteraden, wier woning enz. (zie tekst boven van het nu geldend art. 33)".

(2) Afwijking in de ordonnanties van 15 Juni 1918, Ind. S. 308, 27 Juni 1918, Ind. S. 350, 351 en 352, houdende instelling van een plaatselijken raad onderscheidenlijk van de onderafdeelingen Padang Pandjang, Ogan Ilir, Komering Ilir en Lematjang Ilir.

(1) Deze punt moest in een kommapunt veranderd zijn, toen zin-snede „l" werd bijgevoegd.

(2) Bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82, werd zinsnede

„l" bijgevoegd.

— 109 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

2 Het voorschrift van dit artikel belet niet, dat te allen tijde, wanneer de handhaving der orde zulks mocht vorderen, de voorzitter van de bij art. 14, alinea 2, bedoelde bevoegd-heid kan gebruik maken.

37. 1. De voorzitter stelt in de vergadering alle onder-werpen aan de orde in de Nederlandsche taal (1).

2. Bij de beraadslaging kan zoowel de Nederlandsche als de Maleische taal gebezigd worden.

3. Alvorens eene te nemen beslissing in stemming te brengen zet de voorzitter voor de leden, die de Nederlandsche taal niet verstaan, het onderwerp in behandeling en hetgeen daarover in evengenoemde taal is in het midden gebracht kortelijk uiteen in het Maleisch en geeft hij hun gelegenheid ter zake hun gevoelen uit te spreken.

4. In bijzondere gevallen kan de raad zich ter vergadering doen bijstaan door een tolk.

38. 1. De raadsleden onthouden zich van medestemmen over zaken, die hen, hun echtgenooten, of hun bloed- en aanverwanten, tot den derden graad ingesloten, persoonlijk aangaan, of waarin zij als gelastigden zijn betrokken.

2. Eene benoeming wordt geacht iemand persoonlijk aan te gaan, wanneer hij behoort tot die personen, tot welke de keuze door eene voordracht of bij eene herstemming is beperkt.

39. 1. Een raad mag niet beraadslagen of beslissen, zoo niet de grootste helft van het krachtens art. 1, onder a, van het Decentralisatie-besluit bepaald aantal leden tegenwoordig is.

2. Wanneer het in de vorige alinea vereischt getal leden niet is opgekomen, wordt eene nieuwe vergadering belegd en daarin door de tegenwoordige leden beraadslaagd en beslist.

3. De reglementen van orde voor de vergaderingen van andere dan gemeenteraden bepalen:

a. hoeveel tijd minstens moet verloopen tusschen de ver-zending der oproepingsbriefjes voor de in het vorig lid bedoelde vergadering en het uur dier vergadering;

b. of in die vergadering andere zaken mogen worden behandeld dan die, in de oproepingsbriefjes vermeld.

4. Dit laatste is voor gemeenteraden verboden, terwijl de onder a van het vorig lid bedoelde tijd voor die raden vier en twintig uren bedraagt.

40. 1. Alle beslissingen worden bij volstrekte meerderheid der stemmende leden genomen.

2. Bij staking van stemmen in eene onvoltallige vergadering (1) Afwijking in de ordonnanties van 15 Juni 1918, Ind. S. 308, 27 Juni 1918, Ind. S. 350, 351 en 352, houdende instelling van een plaatselijken raad onderscheidenlijk van de onderafdeelingen Padang Pandjang, Ogan Ilir, Komering Ilir en Lematang Ilir.

— 110 — N.-I. Locale raden=ordonnantie.

wordt het nemen van eene beslissing uitgesteld tot eene volgende vergadering, waarin de beraadslaging over het voor-stel wordt heropend. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

3. Ingeval omtrent het benoemen of voordragen van per-sonen de stemmen bij een vrije stemming staken, wordt terstond tot herstemming overgegaan; treedt staking bij her-stemming in, dan beslist het lot.

4. De stemming over zaken geschiedt bij hoofdelijke op-roeping, wanneer één of meer der leden of de voorzitter het verlangen en alsdan mondeling.

5. Bij het doen van keuzen of voordrachten van personen wordt gestemd bij besloten en ongeteekende briefjes (1)

40a. Op de stemming voor de verkiezing van leden van den Volksraad zijn niet van toepassing lid 1 van artikel 14, voorzoover daarbij aan den voorzitter eene raadgevende stem is toegekend, artikel 21 en de artikelen 34 tot en met 40 (2).

4 1 . H e t reglement van orde, dat elke raad voor zijne vergaderingen vaststelt, treedt niet in werking dan na door den Gouverneur-Generaal te zijn goedgekeurd (3).

H O O F D S T U K VI.

Van de bevoegdheid der raden.

§ 1. Algemeene bepalingen.

42. 1. Onverminderd het bepaalde in art. 68c, eerste lid, van het Reglement op het beleid der Regeering van

Neder-(1) Het tweede en de verdere leden werden aldus vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S. 262.

Zij luidden te voren:

„2. Bij staking van stemmen wordt het nemen van eene beslissing tot eene volgende vergadering uitgesteld. In deze, en evenzoo in eene voltallige vergadering, wordt, bij staken van stemmen, het voorstel geacht niet te zijn aangenomen.

3. Ingeval omtrent het benoemen of voordragen van personen de stemmen bij herstemming staken, beslist terstond het lot.

4. Over alle zaken wordt mondeling en bij hoofdelijke oproeping gestemd, doch bij het doen van keuzen of voordrachten van personen, bij besloten en ongeteekende briefjes."

(2) Dit artikel is ingelascht bij ordonnantie van 8 September 1917, Ind. S. 547.

(3) De woorden „den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord", welke geplaatst waren tusschen „Gouverneur-Generaal" en „te" vervielen bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

— I l l —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

landsch-Indië zijn de raden bevoegd de belangen van hun ressort voor te staan bij de Europeesche ambtenaren, die over dat gebied bestuur voeren. De plaatselijke raden zijn daartoe ook bevoegd bij raden, wier ressort het hunne omvat.

2. Wanneer aan voorstellen, krachtens het vorig lid ge-daan, geen gevolg wordt gegeven, ontvangt de raad hiervan mededeeling, onder vermelding van de redenen.

42a (1). 1. Twee of meer raden kunnen voor hunne ressorten gemeenschappelijke zaken, belangen, inrichtingen of werken regelen.

2. Deze regelingen, zoomede hare wijziging, opheffing of intrekking, eischen de goedkeuring van den Gouverneur-Generaal (2).

3. Indien omtrent de opheffing of intrekking eener regeling tusschen de betrokken raden geene overeenstemming kan worden verkregen, staat de beslissing aan den Gouverneur-Generaal, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord.

43. De raden hebben het algemeen bestuur van de geld-middelen en eigendommen van hun ressort, met inachtneming van de in deze ordonnantie en in andere algemeene verorde-ningen ter zake vervatte voorschriften.

44. De raden benoemen en ontslaan alle ambtenaren en bedienden van hun ressort wier benoeming niet aan anderen voorbehouden dan wel door de raden zelf aan anderen over-gedragen is.

45. Zij beoordeelen en beslissen, of vanwege hun ressort een rechtsgeding zal worden gevoerd.

46 (3).

47. 1. Zij kunnen commission hunner leden belasten met werkzaamheden in het belang van de uitvoering hunner taak.

2. Zij kunnen, op voordracht van hunnen voorzitter, het dagelijksch bestuur van bepaalde takken van dienst of van bepaalde inrichtingen opdragen aan één hunner leden, dan wel aan commissiën, van welke steeds één hunner leden, door (1) Dit artikel werd bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S.

262 bijgevoegd.

(2) De woorden „den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord", welke aan het slot van dit lid geplaatst waren, vervielen bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S. 237.

(3) Dit artikel verviel bij ordonnantie van 18 Maart 1911, Ind. S.

237. Het luidde te voren:

„Zij onderwerpen geschillen tusschen hun ressort en dat van een anderen raad, die niet in de termen van art. 78 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië vallen, aan den Gouverneur-Generaal en gedragen zich naar de beslissing, door Dezen, den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord, te nemen."

— 112 — N.-I. Locale raden=ordonnantie.

hen aan te wijzen, voorzitter moet zijn ; een en ander volgens door hen vast te stellen regelen.

3. Elke,commissie en elk raadslid, met het in het tweede lid bedoeld bestuur belast, dient den raad en 's raads voor-zitter van bericht en raad over de tot hunnen werkkring behoorende zaken (1).

§ 2 Van locale verordeningen.

48. 1. Elke raad oefent voor zijn ressort de bij art. 72 van het Reglement op het beleid der Regeering van Neder-landsch-Indië aan het hoofd van gewestelijk bestuur toegekende bevoegdheid tot het maken van reglementen en keuren Van politie uit (2).

2. Voor zoover niet bij algemeene verordening anders is of wordt bepaald, blijven de reglementen en keuren van politie, door het hoofd van gewestelijk bestuur vastgesteld, in 's raads ressort van kracht, totdat zij voor dat ressort bij verordening van den raad worden ingetrokken of door andere vervangen.

De raad is bevoegd deze reglementen en keuren voor zijn ressort bij verordening te wijzigen en aan te vullen.

49. 1. De raden zijn bevoegd om, met inachtneming van de bepalingen van dit artikel, voor hun ressort verordeningen vast te stellen betreffende de heffing van belastingen ter versterking der eigen middelen van dat ressort.

2. Kohieren, registers, leggers of staten der belastingen worden door 's raads voorzitter, al dan niet voorgelicht door commissiën, door den raad te benoemen, opgemaakt en door den raad vastgesteld.

3. De raad kan zijn voorzitter bevoegd verklaren om

3. De raad kan zijn voorzitter bevoegd verklaren om