• No results found

Zi^oXrS^ ° Vertreding der al * emeene Verorde

A n ^ i n ^ "6 ,o p e n b a r e godsdienstoefening binnen gebouwen

" 2 , P^a a t S e n rr d t t o ege^ t e n , voor zoover die geene stoornis aan de openbare orde toebrengt.

h , J ü L0 p ffb a r edsd'enstoefening buiten gebouwen en besloten plaatsen wordt het verlof des Bestuurs vereischt.

f AU A ^^yeraeur-Generaal zorgt dat alle godsdienstige

^ fH l nlh e d H e n fch h o ud e n binnen de palen van gehoorzaam 190 T a lSe m e e n e verordeningen,

t JiTl" v i d e b e s t a a n d e inrigting en het bestuur der Chris-Han m i 8^n 0°»Sfh a p p e n w o r d t Se e n e verandering gebragt bestuur v a n 1 . tbestuur van het betrokken kerkgenootschap. Z^dfC ll ,g 0 e d v i n d e n V a n d e n Koningen hit voorzien 7, in"l e e r a a J r S' Pr i e s t e rs en zendelingen moeten Generaal te ™ T e e n£ - d° °r o f n a m e n s d e n Gouverneur-fa e e ï heL»rnenA bi 'z o n d e r e toelating, om hun dienstwerk verrigten. 8 V a n Nede"la^sch~Indie te mogen v o I wa n ar d e „di t 0 e l a t i n g- s c h a d e l i) 'k wordt bevonden, of de voorwaarden daarvan met worden nageleefd, kan zij door den Gouverneur-Generaal worden ingetrokken. '

124. De priesters der inlanders, die het Christendom niet belijden, znn geplaatst onder het oppertoezigt d e r T r s t e n dkg ehuennernbeTdfn' " " Z° °V e e l " ^ d e ^ s d i e n s t / ^ è Deze zorgen, dat door de priesters niets worde ondernomen strijdig met dit reglement en met de door of uit naam van den Gouverneur-Generaal uitgevaardigde verordeningen.

A C H T S T E H O O F D S T U K . Van het onderwijs.

125. Het openbaar onderwijs is een voorwerp van de aan-houdende zorg van den Gouverneur-Generaal.

De inrigting daarvan wordt, met eerbiediging van ieders godsdienstige begrippen, bij algemeene verordening geregeld.

Het verslag, bedoeld bij het eerste lid* van art. 60 der Grondwet (1), doet den staat van het openbaar onderwijs,

(1) Grondwet van 1917, art. 62.

— 41 —

R e g e e r i n g s r e g l e m e n t . N.=I.

ook dien van de scholen voor de inlandsche bevolking bestemd, jaarlijks kennen. .

126. Het geven van onderwijs aan Europeanen of daar-mede gelijkgestelde personen is vrij, behoudens het toezigt der overheid, en het onderzoek n a a r de bekwaamheid en zedelijkheid der onderwijzers.

127. Overeenkomstig regels, bij algemeene verordening t e stellen, wordt voldoend openbaar lager onderwijs gegeven, overal waar de behoefte der Europesche bevolking dit vordert en de omstandigheden het toelaten.

128. De Gouverneur-Generaal zorgt voor het oprigten van scholen ten dienste der inlandsche bevolking.

N E G E N D E H O O F D S T U K . Van den handel en de scheepvaart.

129. De tarieven van in-, uit- en doorvoer, worden vast-gesteld door de wet.

Alleen in dringende omstandigheden is de Gouverneur-G e n e r a a l bevoegd die tarieven tijdelijk te wijzigen, onder nadere bekrachtiging door de wet.

Van zoodanige wijziging wordt aan de beide K a m e r s der Staten-Generaal onverwijld kennis gegeven.

130. De havens van Nederlandsch-Indie, geopend voor den algemeenen handel, zijn toegankelijk voor de schepen van alle volken, met welke het Koningrijk der Nederlanden in vriendschap is, behoudens de naleving der algemeene en plaatselijke verordeningen.

In andere havens worden die schepen onder hetzelfde voor-behoud toegelaten, voor zoover zulks is overeen te brengen met de verordeningen nopens de kustvaart en nopens de heffing en verzekering der in- en uitvoerrechten (1).

T I E N D E H O O F D S T U K ( 2 ) . Van den Volksraad.

131. Er is een Volksraad.

De G o u v e r n e u r - G e n e r a a l raadpleegt den Volksraad over alle zoodanige onderwerpen als waarover hij het oordeel van den Volksraad wenscht te vernemen.

(1) Dit lid is aldus gewijzigd bij de wet van 29 Juni 1912 Ind. S.

476 (Ned. S. 203). Het luidde te voren:

„In andere havens worden alleen toegelaten inlandsche vaartuigen en die tot de kustvaart geregtigd zijn."

(2) Het tiende hoofdstuk is ingelascht bij de wet van 16 Decem-ber 1916, Ind. S. 1917 n°. 114 (Ned. S. 1916 n°. 535). De considerans dezer wet luidde :

a

— 42 N.-I. Regeeringsreglement.

Hij is tot die raadpleging verplicht ten aanzien van:

, aJ ue, °f&°°tin& en het slot der rekening van Neder-landsch-Indië (1);

b. de bestemming van het voordeelig en de dekking van het nadeehg slot der onder a bedoelde rekening;

c. het aangaan van geldleeningen ten laste' van en het waarborgen van geldleeningen door Nederlandsch-Indië krach-tens besluit van den Gouverneur-Generaal, waaronder niet is begrepen de uitgifte van schatkistbiljetten of schatkistpro-messen en verpanding of beleening van producten van onder-nemingen van het Land;

d. de ontwerpen van algemeene verordeningen, welke aan de ingezetenen persoonlijke militaire lasten opleggen ;

e. zoodanige andere onderwerpen, als door den Koning bij algemeene verordening worden aangewezen.

Van de raadpleging van den Volksraad wordt melding gemaakt in den aanhef der besluiten.

lnÎ!°A dî ^olksraad is geraadpleegd over eene ordonnantie, wordt de derde zin van het formulier van afkondiging, bedoeld bij artikel 33, gelezen:

„Den Raad van Nederlandsch-Indië en den Volksraad gehoord;".

De Volksraad kan de belangen van Nederlandsch-Indië en zijne ingezetenen voorstaan bij den Koning, bij de Staten-Generaal en bij den Gouverneur-Staten-Generaal.

132. De Volksraad bestaat uit ten minste 39 leden.

De Koning benoemt het lid, tevens voorzitter; de aan het voorzittersambt verbonden bezoldiging wordt door den Koning

vastgesteld. ° Van de overige leden wordt ten hoogste de helft benoemd

door den Gouverneur-Generaal na raadpleging van den Raad van Nederlandsch-Indië, die aanbevelingen doet van ten minste twee personen voor elke te vervullen plaats

De door den Gouverneur-Generaal benoemde leden behooren voor ten mirrte een vierde deel tot de inlanders ; voor het

„Alzoo Wij in overweging genomen hebben, dat het wenschelijk is het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië nader te wijzigen, hoofdzakelijk ten einde daar te lande door de instelling van een vertegenwoordigend lichaam aan de Nederlandsche onderdanen, ingezetenen van Nederlandsch-Indië, gelegenheid te geven tot medewerking aan de behartiging van de 'belangen van dat gebied ;"

Deze wet is in werking getreden „met ingang van 1 Augustus 1917"

[zie Kon. besluit van 10 April 1917, Ind. S. 445 (Ned. S. 280)].

(1) Art. 2 van de wet van 16 December 1916, Ind S 1917 n° 114 (Ned. S. 1916 n°. 535) luidt:

„Het derde lid onder a van artikel 131 wordt voor de eerste maal toegepast ten aanzien van de begrooting en het slot der rekening betreffende het dienstjaar 1919."

— 43 —

Regeeringsreglement. N.-I.

overige deel tot de Europeanen en de vreemde oosterlingen.

De andere leden worden verkozen door de leden van de raden, krachtens het tweede lid van artikel 68b ingesteld.

De volgens het vorig lid van dit artikel verkozen leden behooren voor ten minste de helft tot de inlanders, voor het overige deel tot de Europeanen en de vreemde oosterlingen.

De Volksraad benoemt zijn secretaris. Deze is geen lid van den Volksraad.

133. Lid van den Volksraad kunnen alleen zijn mannelijke ingezetenen van Nederlandsch-Indië, die

a. den ouderdom van vijf en twintig jaren hebben vervuld;

b. den staat van Nederlandsch onderdaan bezitten;

c. geene gevangenisstraf of een zwaardere straf dan wel dwangarbeid hebben ondergaan, met uitzondering van vrij-heidsstraf ter vervanging van geldboete of wegens overtreding van politie;

d. niet bij rechterlijke uitspraak de beschikking of het beheer over hunne goederen hebben verloren of van de ver-kiesbaarheid zijn ontzet ;

e. niet op niet-eervolle wijze uit 's Lands dienst zijn ontslagen.

134. Een lid van den Volksraad kan niet te gelijk zijn vice-president of lid van den Raad van Nederlandsch-Indië, hoofd van een departement van algemeen bestuur of voor-zitter of lid der Algemeene Rekenkamer.

135. De nadere bepaling van het aantal der in het derde, vierde en zesde lid van artikel 132 bedoelde leden, zoomede de regeling van de verkiezing van de leden, bedoeld in het vijfde lid van dat artikel, geschieden bij algemeene verordening.

136. De leden van den Volksraad stemmen zonder last van of ruggespraak met hen, door wie zij zijn benoemd of verkozen.

Zij leggen vóór het aanvaarden hunner bediening als lid van den Volksraad in handen van den Gouverneur-Generaal of in de vergadering van den Volksraad in handen van den voorzitter, daartoe door den Gouverneur-Generaal gemachtigd, den volgenden eed (verklaring en belofte) af:

„Ik zweer (verklaar), dat ik, om tot lid (tevens voorzitter) van den Volksraad benoemd (verkozen) te worden, middellijk noch onmiddellijk onder welken naam of voorwendsel ook, aan iemand, wie hij ook zij, iets heb gegeven of beloofd of geven zal."

„Ik zweer (beloof), dat ik, om iets in deze bediening te doen of te laten, van niemand hoegenaamd eenige beloften of geschenken zal aannemen, middellijk noch onmiddellijk."

„Ik zweer (beloof) trouw aan den Koning en dat ik het Reglement op het beleid der Regeering van

Nederlandsch-- 44 — N.-I. Regeeringsreglement.

Indië steeds zal helpen onderhouden en het welzijn der kolonie naar mijn vermogen zal voorstaan "

137. De leden van den Volksraad worden voor drie jaar benoemd of verkozen. Zij treden te gelijk af en zijn dadelijk

opnieuw benoembaar of verkiesbaar '

„ w ! ' i ll eht e r a a"v u lii nS v a« een tusschentijds opengevallen plaats is benoemd of verkozen, treedt af op het tijdstip, Z e s t ' a A n . ' ' " W i e"S P k a t S W j b e n 0 e m d °" v e r k o z e^ ' £ v J S Ï i r " * "d'maatschap van den Volksraad eindigt door S r e n d e m . T a f w e z iSh e i d «* Nederlandsch-Indië voor of Ä e r ^ i a n v ' C h t maanden, behoudens in bijzondere

g 7 n £ ™ ^0 0 r d e e!l ng van den Gouverneur-Generaal, oersonen d l n , > ?npd e n X °l k s r a a d z i i n b e n o e m d of verkozen S n vlriïietfirt I r " ' ^ l a n§e r ^ van den Volksraad kunnen S n e TCS nt o ? °Uye,r n eTG e n e r a a l h u n n e benoeming of t e v e n / v o n S ontslaat hij hen. Het ontslag van het lid, Kon"ng ' g e s c h l e d t i n d e gestelde gevallen door den

7HDL v ieYi J n b e v o egd.t e allen tijde hun ontslag te nemen;

Generla? " S c h n f t e l iik kennis aan den Gouverneur^

plaïsen^omtreTt'oTer?6 Wi''Ze V a" V 0 0 r z ie ™ S b opengevallen plaatsen, omtrent overlegging en onderzoek van geloofsbrieven I h i . r ^ w ' Z °m e n d e ie d e n' o m t r e n t d e beslilsing van ge schillen welke aangaande die geloofsbrieven of de Verkiezing rijzen, alsmede hetgeen verder voor de uitvoering van dit artikel

n°i°&g I Sn 7 v tn b l' a' Se m e e" e verordening Vastgesteld b a a f i e B ^ v i a ^ h 0 U d t ^ - g a d e r f n g e n fn het

open-De deuren worden gesloten wanneer minstens viif leden het vorderen dan we de voorzitter het noodig keur

De vergadering beslist of met gesloten deuren zal worden beraadslaagd; zoodanige beraadslaging is niet toegelaten ten

Senar

a a n g e l e g e n h e d e n bed

oeld onder ab en c van

Over de punten in besloten vergadering behandeld, kan daarin ook eene beslissing genomen worden

Jaarlijks worden twee gewone zittingen gehouden. De eerste zitting wordt op den derden Dinsdag der maand Mei geopend

Wanneer de Gouverneur-Generaal of de voorzitter het noodig oordeelt of vijftien leden daartoe hun wensch te kennen geven, worden buitengewone zittingen belegd.

De tijdstippen van den aanvang der zittingen worden door of namens den Gouverneur-Generaal te bekwamer tijd ter kennis van de leden gebracht.

140. Wanneer hij dat noodig acht, kan de

Gouverneur-— 45 Gouverneur-—

Regeeringsreglement. N.-I.

Generaal de beraadslagingen van den Volksraad bijwonen.

Hij heeft alsdan eene raadgevende stem.

Hij kan mede de beraadslagingen door gemachtigden doen bijwonen ten einde namens hem voorlichting te verschaffen.

141. In zijn eerste gewone zitting benoemt de Volksraad een eersten en een tweeden plaatsvervangenden voorzitter.

142. In spoedeischende gevallen kan de oproeping tot bij-woning van eene buitengewone zitting van den Volksraad zich bepalen tot de op Java en Madoera metterwoon ge-vestigde leden.

Aan de overige leden wordt in die gevallen zonder oproeping kennis gegeven van het voornemen om de buitengewone zitting te houden.

Het in het eerste lid bedoelde deel van den Volksraad wordt alsdan, te zamen met buiten Java en Madoera gevestigde leden die ter vergadering aanwezig zijn, ook voor de toepas-sing van het volgende artikel, geacht den Volksraad uit te maken.

143. De Volksraad mag niet beraadslagen noch besluiten, zoo niet meer dan de helft der leden tegenwoordig is.

De beslissingen worden bij volstrekte meerderheid der stem-mende leden genomen.

De stemming moet geschieden bij hoofdelijke oproeping, wanneer een der leden dit verlangt en alsdan mondeling; bij staking van stemmen heeft de voorzitter eene beslissende stem.

De stemming voor de benoeming van den eersten en den tweeden plaatsvervangenden voorzitter en van den secretaris geschiedt bij gesloten en ongeteekende briefjes. De volstrekte meerderheid der stemmende leden beslist; bij staking van stemmen beslist het lot.

De leden zijn niet gerechtelijk vervolgbaar voor hetgeen zij in de vergadering hebben gezegd of aan haar schriftelijk hebben overgelegd.

144. Het Reglement van orde voor de vergaderingen van den Volksraad, de bezoldiging van den secretaris en het bij den Volksraad aangestelde personeel en de regeling van de aanspraken der leden op tegemoetkoming voor reis- en blijfkosten zoomede op zittinggeld, worden bij algemeene ver-ordening vastgesteld.

E L F D E H O O F D S T U K (1).

Van de Waterschappen.

145. Naarmate de omstandigheden het vorderen wordt de (1) Het elfde hoofdstuk is ingelascht bij de wet van 24 Juli 1918, Ind. S. 1919 n°. 49 (Ned. S. 1918 n°. 469). De considerans dezer wet

— 46 — N.-I. R e g e e r i n g s r e g l e m e n t .

zorg voor de waterstaatsbelangen toevertrouwd aan rechts-persoonlijkheid bezittende waterschappen.

De oprichting en de opheffing van waterschappen, zoomede de samenstelling, de inrichting, de werkkring en de bevoegd-heden van hunne besturen worden bij ordonnantie geregeld.

Aan de besturen kan bij ordonnantie de bevoegdheid worden toegekend om met inachtneming van de daarbij te stellen regels en onder het daarbij te regelen toezicht in het huis-houdelijk belang der waterschappen verordeningen te maken, ook zoodanige waarbij belastingen worden geheven. De ordon-nantie kan aan de besturen ook de bevoegdheid toekennen om in hunne verordeningen straffen te stellen op hare overtreding.

Overgangsbepalingen.

I (1). Het tegenwoordig reglement wordt in Nederlandsch-Indie afgekondigd op de wijze bij a r t . 31 vastgesteld.

De tijd waarop het aldaar in werking treedt wordt door den Koning bepaald (2).

II (1). Alle op het bij het vorig artikel bedoelde tijdstip verbindende wettelijke verordeningen, reglementen en besluiten, worden gehandhaafd, tot dat zij door anderen zijn vervangen.

Bepalingen, voorkomende in de verordeningen, vermeld in de eerste zinsnede van art. 82, die in strijd zijn met het voorschrift der eerste zinsnede van art. 78, behouden slechts kracht gedurende twee jaren na het in werking treden van dit Reglement.

Lasten en bevelen, enz.

Gegeven op het Loo, den 2den September 1854.

W I L L E M . De Minister van Koloniën,

C. F. P A H U D .

{In Indië uitgeg. op of na 4 Jan. 1855.) W E T van 31 December 1906, Ind. S. 1907 n°. 204 (Ned. S.

1906 n°. 346), houdende wijziging van de artikelen 75 en 85 en intrekking van artikel 86 van het Reglement op het luidde: „Alzoo Wij in overweging genomen hebben dat het wensche-lijk is in Nederlandsch-Indië rechtspersoonwensche-lijkheid bezittende lichamen in te stellen waaraan de zorg der waterstaatsbelangen kan worden toevertrouwd, en te dien einde het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië aan te vullen;"

(1) Oorspronkelijk waren de overgangsbepalingen genommerd 131 en 132. Bij de wet van 16 December 1916, Ind. S. 1917 n°. 114 (Ned. S. 1916 n°. 535) kregen zij de nommers 145 en 146. Bij de in de vorige noot genoemde wet werden de artikelen 145 en 146 achter-eenvolgens Overgangsbepaling I en Overgangsbepaling II.

(2) Bij Koninklijk besluit van 15 October 1854, Ind. S. 1855 n°. 2 aan het slot (Ned. S. 1854 n°. 136), bepaald op 1 Mei 1855.