• No results found

Deze ordonnantie treedt in werking met ingang van 1 Juli 1918

m^wmÊmmÊm—mmBoum

J. B. VAN HEUTSZ

9. Deze ordonnantie treedt in werking met ingang van 1 Juli 1918

En opdat niemand enz.

Gedaan te Batavia, den 27sten Juni 1918.

J. v. LIMBURG STIRUM.

De Algemeene Secretaris,

HULSHOFF P O L .

(Uitgeg. 28 Juni 1918.)

ORDONNANTIE van 8 Februari 1919, Ind. S. 64, houdende instelling van een plaatselijken raad van de Minahassa en afzondering van geldmiddelen voor dien raad uit'de algemeene geldmiddelen van Nederlandsch-Indië.

In naam der Koningin!

De Gouverneur-Generaal enz.

Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord:....

doet te weten:

Dat Hij, de bepaling van het eerste lid van artikel 68a van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië willende toepassen op het gedeelte van het gewest Menado, bekend onder den naam van Minahassa;

Lettende op de artikelen 20, 29, 31 en 33 van bovengenoemd Reglement;

Heeft goedgevonden en verstaan:

Art. 1. 1. De bepaling van het eerste lid van artikel 68a van het Reglement op het beleid der Regeering van Neder-landsch-Indië wordt toegepast op het gedeelte van het gewest Menado, bekend onder den naam van Minahassa.

2. Dit gebiedsdeel wordt genoemd: de Minahassa.

2. Voor de Minahassa wordt uit de algemeene geldmiddelen afgezonderd eene som van /74.450.— (vier en zeventig duizend vier honderd vijftig gulden) 's jaars.

3. 1. Behoudens voltooiing voor rekening van den Lande van de werken, die bij het einde van 1918 nog onderhanden waren, voor zoover op die voltooiing niet bij de eerste locale begrooting gerekend is, wordt in de Minahassa buiten de gemeente Menado niet of niet meer uit de algemeene geld-middelen van Nederlandsch-Indië voorzien in de behoefte aan:

a. onderhoud, herstelling, vernieuwing en aanleg van openbare wegen met de daartoe behoorende werken als: beplantingen, glooiingen, dijken, bermen, slooten, putten, kilometerpalen, naamborden, grensaanduidingen, bruggen, duikers, beschoei-ïngen, kaaimuren ; alsmede van andere werken van plaatselijk

— 147 —

Instellingsordonnantie. N.-I.

belang als: pleinen, tuinen, ten algemeenen nutte strekkende goten, riolen en spoelleidingen, werken ter verkrijging of verdeeling van drink-, wasch- en spoelwater, algemeene slacht-plaatsen, pasars en pasarloodsen, enz.;

b. besproeiing van en ophalen van vuilnis langs of van openbare wegen, straten, pleinen en tuinen ;

c. straatverlichting;

d. brandweer;

e. begraafplaatsen;

ƒ. het verleenen van ondersteuningen tot instandhouding van herbergen;

met dien verstande dat voor aanleg van buitengewoon kostbare werken door het Land geldelijke steun kan worden

verleend.

2. Op verzoek of met instemming van den plaatselijken raad kunnen werken door het Land worden uitgevoerd.

4. 1. Aan de Minahassa worden in beheer gegeven de binnen dat gebiedsdeel gelegen zaken, genoemd of bedoeld in artikel 3, tot dusver van Landswege beheerd, zoomede de aan den Lande behoorende brandspuithuizen, voor zoover die liggen buiten de gemeente Menado; met verplichting om die zaken aan hare tegenwoordige bestemming te doen beant-woorden en ze daartoe in goeden staat te onderhouden en zoo noodig te herstellen en te vernieuwen.

2. De Gouverneur-Generaal kan de Minahassa van deze verplichtingen ontheffen met betrekking tot bij zoodanige ontheffing bepaaldelijk aan te duiden zaken.

5. De aan den Lande toebehoorende brandspuiten en andere brandweermaterialen, aanwezig in de bij artikel 4 vermelde brandspuithuizen, worden kosteloos aan de Minahassa afgestaan.

6. 1. Voor de Minahassa wordt ingesteld een raad, die genoemd wordt: de plaatselijke raad van de Minahassa of, bij verkorting, de Minahassa-raad.

2. Het aantal leden van dien raad is 41. Hij is samengesteld uit 36 Inlanders, 4 Europeanen of met hen gelijkgestelde per-sonen en 1 Vreemden Oosterling. De leden worden alle door verkiezing aangewezen.

3. Het Hoofd van gewestelijk bestuur is voorzitter van den raad.

7. 1. Onverminderd het daaromtrent bepaalde in het Regle-ment op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië, het Decentralisatie-besluit en de Locale raden-ordonnantie, omvat de werkkring van den raad het bij artikel 4 bedoeld beheer alsmede de voorziening in de bij artikel 3 omschreven behoeften, voorzoover niet ten laste komende van de negorij of van anderen.

2. De raad is bevoegd bovendien in andere behoeften van

— 148 — N.-I. Instellingsordonnantie.

de Minahassa te voorzien, behoudens inachtneming van hetgeen aan de Regeering en aan andere overheden is voorbehouden.

3. Bij twijfel of geschil over de grenzen van de bevoegd-heid of de taak van de Regeering, van den raad en van andere overheden beslist de Gouverneur-Generaal.

8. Met afwijking in zooverre van de artikelen 10 en 10a der Locale raden-ordonnantie wordt bepaald als volgt:

A. 1. Behoudens het bepaalde bij de volgende zinsneden hebben de leden van den Minahassa-raad zitting gedurende drie jaren.

2. De eerste periodieke aftreding der leden heeft plaats op den eersten Dinsdag van November 1922.

3. Hij die tot lid van den raad gekozen of benoemd is ter vervulling van een plaats die anders dan tengevolge van periodieke aftreding is opengevallen, treedt af bij de eerst-volgende periodieke verkiezing.

4. Aftredende leden zijn dadelijk weder verkiesbaar of benoembaar.

B. ' De tot lid van den Minahassa-raad gekozene behoeft nevens zijn geloofsbrief niet over te leggen eene verklaring als bedoeld aan het slot van het eerste lid van artikel 10a der Locale raden-ordonnantie.

Overgangsbepalingen.

9. A. Met afwijking in zoover van het bepaalde in artikel 6, lid 2, worden de leden van den Minahassa-raad voor zoover zij behooren tot de Europeanen of met hen gelijkgestelde personen en de Vreemde Oosterlingen, voor de eerste maal benoemd door den Gouverneur-Generaal. De benoemden treden af op den eersten Dinsdag van November 1920. De dan open-vallende plaatsen worden vervuld door verkiezing. De bij deze verkiezing gekozenen treden af op den eersten Dinsdag van November 1922.

B. 1. De bij de eerste verkiezing voor den Minahassa-raad gekozenen zenden hunne geloofsbrieven met de daarbij over te leggen bescheiden aan het Hoofd van gewestelijk bestuur binnen denzelfden termijn als de in artikel 29 lid 3 der ordonnantie van 8 Februari 1919 (Staatsblad No. 65) bedoelde kennisgeving dat zij de verkiezing aannemen. De gekozenen worden door genoemd Bestuurshoofd aan deze verplichting herinnerd.

2. Zijn de stukken niet binnen den in het vorig lid bedoel-den termijn ingezonbedoel-den, dan wordt de plaats die de gekozene zou vervullen, geacht op den eersten dag na afloop van dien termijn opnieuw te zijn opengevallen.

C. De overschotten van het straatverlichtingsfonds te Amoerang zoomede van het wegenfonds te Menado, waarin

— 149 —

Verkiezing van Inlanders in den Minahassa=raad. N.-I.

begrepen dat van Maoembi, worden in de kas der Minahassa gestort, terwijl de tot dusver ten laste van deze fondsen zoomede ten laste van het straatverlichtingsfonds te Tondano onderhouden of aangekochte zaken in beheer bij dat gebieds-deel overgaan.

10. Deze ordonnantie treedt in werking met ingang van 1 October 1919, behoudens artikel 6 dat in werking treedt met ingang van 1 Maart 1919.

En opdat niemand enz.

Gedaan te Buitenzorg, den 8sten Februari 1919.

J. v. LIMBURG STIRUM.

De Algemeens Secretaris,

G. R. ERDBRINK.

(Uitgeg. 13 Februari 1919.)

ORDONNANTIE van 8 Februari 1919, Ind. S. 65, houdende regeling van de verkiezing van de tot de Inlanders be-hoorende leden van den Minahassa-raad en hetgeen daarop betrekking heeft.

In naam der Koningin!

De Gouverneur-Generaal enz.

Den Raad van Nederlandsch-Indië gehoord:

doet te weten :

Dat Hij, de verkiezing van de tot de Inlanders behoorende leden van den Minahassa-raad en hetgeen daarop betrekking heeft wenschende te regelen;

Lettende op de artikelen 20, 29, 31, 33 en 68c lid 2 van het Reglement op het beleid der Regeering van Nederlandsch-Indië;

Heeft goedgevonden en verstaan:

H O O F D S T U K I.

Van het kiesrecht.

Art. 1. Aan de verkiezing van de tot de Inlanders behoo-rende leden van den Minahassa-raad kan alleen worden deelgenomen door hen, die volgens de in artikel 10 bedoelde lijsten bevoegd tot kiezen en niet van de uitoefening van het kiesrecht zijn uitgesloten.

2. 1. Bevoegd tot kiezen zijn de niet van het kiesrecht uitgesloten mannelijke ingezetenen der Minahassa, die Neder-landsen onderdaan zijn, den leeftijd van 23 jaren bereikt hebben, tot de inheemsche bevolking der Minahassa behooren,

m^msmoBmsÊmmmmmmÊmmmmmmm

— 150 —