• No results found

Teruggaaf of vrijstelling van belastingen geschiedt niet dan in de gevallen en op de wijze, bij de verordeningen

m^wmÊmmÊm—mmBoum

N.- I. Reglement van orde v/d Volksraad

92. Teruggaaf of vrijstelling van belastingen geschiedt niet dan in de gevallen en op de wijze, bij de verordeningen

be-treffende die belastingen bepaald.

93. 1. Ontvreemde of verloren gelden, zoomede ont-vreemde, verloren, bedorven of vernietigde goederen worden uit de registers der rekenplichtigen afgeschreven, wanneer door den raad is verklaard dat de ontvreemding, het verlies of het bederf niet aan hunne schuld, hun verzuim of hunne onachtzaamheid is te wijten.

2. Voor het overige bepaalt de raad, zoo bij wijze van algemeen voorschrift als voor bijzondere gevallen, welke vorderingen uit de registers der rekenplichtigen kunnen wor-den afgeschreven.

§ 5. Van de begrootingsrekening.

94. 1. De in artikel 20 van het Decentralisatie-besluit bedoelde begrootingsrekening wijst in volgorde der begrooting en met gelijke omschrijving der artikelen en onderdeelen aan : in u i t g a a f , het geraamd bedrag en wat daarop is verevend ; in o n t v a n g, het geraamd bedrag en wat daarop is ontvangen ; met aanduiding van de verschillen in meer of minder, zoo-wel wat de uitgaven als wat de ontvangsten betreft, en met vermelding welke van de verevende sommen voldaan, welke verschuldigd gebleven zijn.

2. Zij vermeldt tevens zooveel mogelijk de oorzaken der verschillen tusschen de ramingen en de uitkomsten.

95. 1. Bij de begrootingsrekening worden gevoegd:

afschrift van de besluiten, bedoeld in het vierde lid van artikel 64 *

een verslag van het gebruik der geldmiddelen en alle bewijs-stukken, waarop de gedane uitgaven gegrond zijn;

opgaven van de getroffen dadingen en verleende kwijt-scheldingen, met vermelding van de gronden der genomen beslissingen;

eene kasrekening, die, zooveel mogelijk aansluitende aan de begrootingsrekening, o. a. vermeldt de saldi, bij het eind van het dienstjaar aanwezig in de kassen der aan den raad rekenplichtige personen en administration.

2. Voorts worden bij de begrootingsrekening overgelegd staten, vermeldende:

v o o r z o o v e e l b e t r e f t d e u i t g a v e n ,

de sommen, die in het dienstjaar wegens ten laste van afgesloten diensten verevende uitgaven voldaan, door verjaring vrijgevallen of verschuldigd gebleven zijn;

de in het dienstjaar verevende vorderingen betreffende af-gesloten diensten, zoomede de andere uitgaven ten laste van

— 127 —

Locale raden-ordonnantie. N>I.

;den post voor onvoorziene uitgaven, alle posten afzonderlijk omschreven en in groepen van gelijke soort gerangschikt;

de opeischbare vorderingen, ook betreffende afgesloten diensten, die nog niet verevend zijn;

v o o r z o o v e e l b e t r e f t de o n t v a n g s t e n ,

' de bedragen, die van vorige dienstjaren zijn aangezuiverd, kwijtgescholden of afgeschreven.

96. 1. De begrootingsrekening wordt onder dagteekening van de afsluiting van den dienst opgemaakt door 's raads voorzitter, die zorgt dat zij, met alle bijbehoorende stukken, gereed is uiterlijk den len September van het jaar, volgende op het dienstjaar.

2. Zij wordt onderzocht door de beide leden, die met 's raads voorzitter de commissie voor de financiën uitmaken en in eene vergadering dier commissie behandeld, zoomede, vóór de behandeling in raadsvergadering, gedurende een be-paalden tijd voor ieder ter lezing gelegd in het kantoor van 's raads voorzitter.

3. De raad geeft de noodige nadere voorschriften ter uitvoering van de bepalingen van het vorig lid.

97. De door den raad voorloopig vastgestelde begrootings-rekening wordt, met de daarbij behoorende stukken, uiterlijk den len November van het jaar, volgende op het dienstjaar, aan den Gouverneur-Generaal gezonden door tusschenkomst van de Algemeene Rekenkamer.

98. 1. Bij het onderzoek der begrootingsrekening gaat de Algemeene Rekenkamer bepaaldelijk na:

m e t b e t r e k k i n g t o t de u i t g a v e n :

of de verschillen tusschen raming en uitkomst behoorlijk zijn toegelicht;

of er in het algemeen eene voldoende mate van overeen-stemming bestaat tusschen de cijfers van de begrooting en de rekening;

m e t b e t r e k k i n g t o t de o n t v a n g s t e n :

of in de rekening tot het juiste bedrag zijn opgenomen de sommen en inkomsten, die uit de algemeene geldmiddelen van Nederlandsch-Indië ten behoeve van 's raads ressort zijn beschikbaar gesteld;

of, voor zooveel belastingen aangaat, de verschillen tusschen raming en ontvangst behoorlijk zijn toegelicht en de vorderbare bedragen voldoende tijdig en regelmatig worden aange-zuiverd.

2. Met behulp der overgelegde bewijsstukken onderzoekt de Kamer de bedragen der uitgaven en de juistheid der affectatie, terwijl zij tevens in algemeenen zin beoordeelt of de bij de begrooting uitgetrokken fondsen zijn gebruikt voor het doel, waarvoor zij zijn toegestaan.

— 128 — N.-I. Locale raden-ordonnantie.

3. Voorts onderzoekt zij, met behulp der bij de rekening overgelegde staten:

of de opeischbare vorderingen betreffende afgesloten diensten zijn verevend;

of de sommen, die ten laste van afgesloten diensten ver-evend maar nog niet voldaan waren, sedert betaald dan wel na verjaring als ontvangst geboekt zijn ;

of de ontvangsten, die nog van vorige jaren vorderbaar waren, geregeld worden aangezuiverd, kwijtgescholden of afgeschreven.

4. Eindelijk verifieert de Kamer dat tusschen de begrootings-rekening en de kasbegrootings-rekening het vereischte verband bestaat en dat laatstgenoemde rekening aan de kasrekening over het vorig dienstjaar aansluit.

99. Het besluit van den Gouverneur-Generaal tot vast-stelling van het slot der begrootingsrekening wordt in de Javasche Courant geplaatst en door 's raads voorzitter plaat-selijk bekend gemaakt op door den raad te bepalen wijze.

§ 6. Van de rekenplichtigen en het toezicht op hun beheer.

100. 7. De personen en administration, belast met het ontvangen, bewaren, betalen of afleveren van gelden, gelds-waarden en goederen van het ressort van een raad, zijn rekenplichtig aan den raad.

2. Behoudens en nevens de verplichting tot opmaking van rekening in geval van aftreding, overlijden, ondercurateele-stelling of voortvluchtigheid, wordt door alle rekenplichtigen minstens éénmaal 's jaars eene rekening ingediend. Zij, die voor de inning van locale inkomsten dienst doen als tusschen-persoon ten gerieve van het publiek, kunnen door den raad van die verplichting worden vrijgesteld.

3. De raad geeft nopens de modellen en tijdstippen van inzending der rekeningen voorschriften, welke voor de reke-ningen van personen, als bedoeld in art. 62, zooveel mogelijk overeenkomen met die, vastgesteld voor de rekeningen be-treffende de algemeene geldmiddelen.

101. /. De raad schrijft aan de rekenplichtigen den termijn voor tot beantwoording van de op de rekeningen gevallen aanmerkingen en tot het indienen van bezwaren tegen de veranderingen, die hij in de rekeningen heeft gemaakt.

2. Na het verstrijken van den termijn neemt de raad een besluit en bepaalt daarbij zoo noodig welk bedrag de reken-plichtige heeft te betalen.

3. Te allen tijde, ook na afgifte van het in art. 105 bedoeld bewijs, is de raad bevoegd tot herziening van besluiten, ge-grond op stukken, die later blijken valsch te zijn.

- 129 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

102. Aan rekenplichtigen kunnen voorloopig vergoedingen worden opgelegd bij besluit van 's raads voorzitter.

103. 1. Aan de rekenplichtigen, die achterlijk zijn in het inzenden hunner rekening, wordt door 's raads voorzitter een nieuwe termijn gesteld.

2. Bij verdere nalatigheid worden de rekeningen op kosten van de nalatigen opgemaakt door een persoon, daartoe door . 's raads voorzitter aan te wijzen.

3. De rekeningen worden verder behandeld en afgedaan als waren zij door de rekenplichtigen zelf opgemaakt en ingezonden.

104. /. Wanneer een rekenplichtige onder curateele wordt gesteld, voortvluchtig is of overlijdt, wordt de rekening, die hij had behooren te doen, opgemaakt door een persoon, daartoe door 's raads voorzitter aan te wijzen.

2. Van de ontvangst der opgemaakte rekening geeft de voorzitter zoo spoedig mogelijk kennis aan den curator of aan de erfgenamen of rechtverkrijgenden, onder het stellen van een termijn, gedurende welken de rekening en de daarbij behoorende bescheiden voor hen in het kantoor van 's raads voorzitter ter inzage worden nedergelegd en binnen welken zij hunne bezwaren tegen die stukken kunnen doen gelden.

De kennisgeving kan geschieden schriftelijk aan de betrokkenen rechtstreeks, of door middel eener advertentie in de Javasche Courant en in minstens één ander nieuwsblad.

3. Na ontvangst van het antwoord van den curator, de erfgenamen of rechtverkrijgenden, dan wel nadat dezen den gestelden termijn onbenut hebben laten verstrijken, neemt de raad een besluit en bepaalt zoo noodig welk bedrag ter zake van het beheer moet worden betaald.

4. De erfgenamen en rechtverkrijgenden zijn van aanspra-kelijkheid ontslagen wanneer drie jaren zijn verloopen:

a. na den dood van den rekenplichtige, zonder dat de bij het tweede lid van dit artikel voorgeschreven kennisgeving is gedaan ; b. na het verstrijken van den tot indiening hunner bezwaren gestelden termijn, zonder dat de rekening is vastgesteld.

5. De curator, erfgenamen of rechtverkrijgenden, en casu quo voogden en curatoren van erfgenamen of rechtverkrij-genden van den rekenplichtige, kunnen zich ten aanzien van de uit dit artikel voortvloeiende rechten en verplichtingen door een gemachtigde doen vertegenwoordigen.

105. 1- Rekenplichtigen worden terzake van hun gehouden beheer niet van verantwoordelijkheid ontheven dan door een bewijs, deswege door den raad afgegeven.

2. Dit bewijs ontslaat de rekenplichtigen of hunne erfge-namen of rechtverkrijgenden niet van de verplichting tot aanzuivering der bedragen, welke zij verschuldigd zijn als een gevolg der herzieningen, bedoeld in het derde lid van art. 101.

9

130 — N.-I. Locale raden=ordonnantie.

106 (1). 1. De commissie voor de financiën houdt ge-stadig toezicht op het beheer der rekenplichtigen.

2. 's Raads voorzitter zorgt, dat in zijn kantoor van de aldaar berustende boeken, registers en andere gegevens, welke ter controleering van het beheer der rekenplichtigen kunnen dienen, aan zijn medeleden der commissie voor de financiën inzage wordt gegeven zoo dikwijls zij dit verlangen.

3. Bij elke overgave en overneming van het beheer, en

— behoudens het bepaalde bij het volgende lid nopens het opnemen van locale kassen, in beheer bij Algemeene Ont-vangers van landskassen — ook overigens op ongezette tijden, worden de kas en de administratie der rekenplichtigen opge-nomen door de commissie dan wel door twee harer leden, door de commissie zelve aan te wijzen. De raad kan aan de commissie de bevoegdheid geven de opneming te doen ge-schieden door één harer leden of, voor bepaalde kassen en administration, door een daartoe door den voorzitter op den voet van artikel 20 aan te wijzen landsambtenaar. Indien in dienst van 's raads ressort een ambtenaar is aangesteld in-zonderheid voor het toezicht op de administratie en het be-heer der geldmiddelen van de rekenplichtigen, kan de raad aan de commissie de bevoegdheid verleenen, opneming der kassen en administration aan dien ambtenaar op te dragen (2).

(1) Het derde lid (met uitzondering van den laatsten zin) en het vierde lid van dit artikel zijn aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 15 December 1906, Ind. S. 535. Het vijfde lid werd nader vast-gesteld bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82.

Het artikel luidde oorspronkelijk:

„/. De commissie voor de financiën houdt gestadig toezicht op het beheer der rekenplichtigen.

2. 's Raads voorzitter zorgt dat in zijn kantoor van de aldaar be-rustende boeken, registers en andere gegevens, welke ter controlee-ring van het beheer der rekenplichtigen kunnen dienen, aan zijn medeleden der commissie voor de financiën inzage wordt gegeven zoo dikwijls zij dit verlangen.

3. Bij elke overgave en overneming van het beheer, en ook overi-gens, op ongezette tijden, worden de kas en de administratie der rekenplichtigen opgenomen door de commissie dan wel door twee harer leden, door de commissie zelve aan te wijzen.

4. De in het vorig lid bedoelde opnemingen hebben minstens vier maal 's jaars plaats.

* 5. Van de bevinding bij elke opneming wordt proces-verbaal opge-maakt, hetwelk in de eerstvolgende raadsvergadering ter tafel wordt gebracht."

Volgens S. 1906 n°. 535 luidden het eerste, tweede en vijfde lid gelijk zij oorspronkelijk geredigeerd waren.

(2) De laatste zin werd aan dit lid toegevoegd bij ordonnantie van 22 Augustus 1919, Ind. S. 550.

— 131 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

4. De raad bepaalt voor elk der rekenplichtigen het aan-tal malen 'sjaars, dat de opnemingen van de kassen en de administration moeten plaats hebben, met dien verstande, dat het opnemen van locale kassen, in beheer bij Algemeene Ontvangers van landskassen, slechts verplichtend is bij over-gave en overneming van het beheer.

5. Tenzij door den Raad op andere wijze geregeld, wordt van de bevinding bij elke opneming proces-verbaal opgemaakt, hetwelk in de eerstvolgende raadsvergadering ter tafel wordt gebracht.

107. Waar het beheer van locale geldmiddelen is opge-dragen aan personen, als bedoeld in art. 62, zijn de ambte-naren, belast met het toezicht op de administratie der lands-gelden, verplicht bij hunne inspectiën zich tevens te overtuigen dat het geld, hetwelk in de aan die personen toevertrouwde locale kassen aanwezig moet zijn, er inderdaad is.

2. De in het vorig lid bedoelde ambtenaren maken van hunne bevinding ten opzichte der locale kassen proces-verbaal op en zenden een afschrift daarvan aan den betrokken localen raad (1).

108. 1. De commissie voor de financiën onderzoekt zoodra mogelijk de van de rekenplichtigen ontvangen rekeningen en brengt daarover schriftelijk verslag uit aan den raad.

2. Wanneer bij dat onderzoek mocht blijken van ver-valsching of ander misdrijf, door een rekenplichtige als zoo-danig gepleegd, stelt de commissie de stukken in handen van het Openbaar Ministerie.

109. De afdoening der rekeningen van hen, die niet langer een ambt bekleeden waaraan rekenplichtigheid jegens den raad verbonden is, gaat zooveel mogelijk voor aan de afdoe-ning der rekeafdoe-ningen van anderen.

§ 7. Van de verantwoordelijkheid der niet-rekenplichtigen.

110. 1. Alle ambtenaren en bedienden van het ressort van een raad, zoomede alle ten behoeve van zoodanig ressort werkzame landsdienaren, die, niet als rekenplichtigen, door onrechtmatige handelingen of door het nalaten van de zorg, waartoe zij gehouden zijn, middellijk of onmiddellijk aan 's raads ressort schade toebrengen, zijn verplicht die schade te ver-goeden.

2. De raad legt de vergoeding op, nadat de belanghebbenden in de gelegenheid zijn gesteld, binnen een door hem te stellen termijn zich schriftelijk te verdedigen.

3. Zij, aan wie vergoeding is opgelegd, kunnen van het (1) Met dit tweede lid werd het artikel aangevuld bij ordonnantie van 15 December 1906, Ind. S. 535.

— 132 — N.-I. Locale raden-ordonnantie.

besluit, waarbij dat is geschied, aan den Gouverneur-Generaal herziening vragen, binnen drie maanden nadat het te hunner kennis is gebracht.

H O O F D S T U K VIII.

Van landsdienaren.

111. Voor zoover de aard van hun ambt en de omvang der daaraan verbonden werkzaamheden het toelaten, geven landsdienaren de voorlichting, welke hun door of vanwege raden gevraagd mocht worden.

112. Vanwege het ressort van een raad mag aan lands-dienaren geen belooning, in welken vorm ook, worden toege-kend, dan met voorafgaande bewilliging van den betrokken departementschef (1).

113. Onverminderd het bepaalde bij artikel 3 (eerste tot en met vierde lid) en artikel 4 (eerste lid, slotzin) van het Decentralisatiebesluit en bij de artikelen 19a en 62 van deze ordonnantie, kunnen krachtens beschikking der Regeering landsdienaren: (2).

a. belast worden met werkzaamheden ten behoeve van het ressort van een raad;

b. ter beschikking van een raad gesteld worden.

2. In dit laatste geval zijn de landsdienaren ondergeschikt aan 's raads voorzitter en verplicht diens bevelen op te volgen.

3 In het onder a omschreven geval wordt de verhouding der landsdienaren tot het locaal bestuur zooveel noodig door de Regeering geregeld.

(1) Dit artikel werd aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 18 Maart 1908, Ind. S 262.

Het luidde te voren:

„Vanwege het ressort van een raad mag aan landsdienaren geen belooning, in welken vorm ook, worden toegekend dan met vooraf-gaande bewilliging van den Gouverneur-Generaal."

(2) De aanhef van dit artikel werd aldus nader vastgesteld bij ordonnantie van 20 Juli 1916, Ind. S. 507.

De aanhef luidde

oorspronkelijk.-„1. Onverminderd het bepaalde bij art. 3 (eerste en tweede lid) en art. 4 (eerste lid, slotzin) van het Decentralisatie- besluit en bii artt. jO en 62 dezer ordonnantie, kunnen krachtens beschikking der Regee-ring landsdienaren:"

Bij ordonnantie van 28 Januari 1910, Ind. S. 82, is hij gewijzigd

in.-„1. Onverminderd het bepaalde bij artikel 3 (eerste en tweede lid) en artikel 4 (eerste lid, slotzin) van het Decentralisatie-besluit en bij de artikelen 19a en 62 van deze ordonnantie, kunnen krachtens be-schikking der Regeering landsdienaren:" :

— 133 —

Locale raden-ordonnantie. N.-I.

4. Wanneer aan eene beschikking, als in het eerste lid bedoeld, wegens gebrek aan personeel of om welke andere reden ook tijdelijk geen gevolg wordt gegeven, kan daarop geen vordering tot schadevergoeding gegrond worden.

114 1. Ter beschikking van een raad gestelde landsdie-naren hebben, wanneer zij ten behoeve van 's raads ressort dienstreizen moeten doen en geen toelage voor reiskosten ge-nieten, recht op tegemoetkoming wegens reis- en verblijfkosten ten laste van genoemd ressort, op den voet der bepalingen, die voor hen als landsdienaar gelden.

2. Bij verschil van gevoelen over de vraag of voor eene reis tegemoetkoming verschuldigd is, dan wel over het bedrag der tegemoetkoming, kan de beslissing van een door den Gouverneur-Generaal aan te wijzen departementschef worden ingeroepen, naar welke beslissing de belanghebbenden zich gedragen.

3. Wanneer aan landsdienaren, belast met werkzaamheden ten behoeve van het ressort van een raad, recht wordt ver-leend om ten laste van dat ressort tegemoetkoming in reis-en verblijfkostreis-en te declareerreis-en, geldreis-en voor de berekreis-ening van het bedrag der tegemoetkoming en voor eventueel ver-schil van gevoelen de bepalingen van het eerste en tweede lid.

4. De bepaling van het tweede lid van art. 33 is in elk geval toepasselijk.

115. De bevoegdheid, bij de bepalingen betreffende het verleenen van verlof aan de hoofden van gewestelijk bestuur toegekend, wordt met betrekking tot landsdienaren, die ter beschikking van een raad zijn gesteld, uitgeoefend door den ambtenaar, die voorzitter van den raad is.

116. Vanwege het ressort van een raad wordt maandelijks in 's Lands kas gestort het bedrag der bezoldiging van ter beschikking van den raad gestelde landsdienaren, vermeerderd met vijftien ten honderd wegens kosten van verloven, wacht-gelden en pensioenen, zoomede het bedrag van de overige doorloopende inkomsten, welke aan die landsdienaren uit 's Lands kas worden betaald.

117. 1. De Regeering is te allen tijde bevoegd aan de terbeschikkingstelling of aan de opdracht van werkzaamheden, in art. 113 bedoeld, een eind te maken.

2. Zij is daartoe verplicht, als de belanghebbende raad er het verzoek toe doet.

3. Eene beschikking, krachtens dit artikel genomen, treedt eerst zes maanden na hare dagteekening in werking, tenzij in overeenstemming met den raad een andere termijn wordt vastgesteld.

4. De Regeering is aan het bepaalde bij het vorig lid niet gebonden wanneer, te Harer beoordeeling, de raad de

ver— 134 -N.-I. Locale raden-ordonnantie.

plichtingen niet nakomt, hem door de terbeschikkingstelling of de opdracht van werkzaamheden opgelegd.

118. 1. Voor zoover bedragen, die voldaan moeten worden krachtens besluiten, als bedoeld in artt. 101 tot en met 104 en art. 110, verschuldigd zijn door landsdienaren, kunnen zij op hunne inkomsten als landsdienaar worden verhaald.

2. Ter uitvoering van besluiten, als bedoeld in artt. 101, 103 en 104, is mede verhaal toegelaten op den borgtocht, die de betrokken rekenplichtige als landsdienaar heeft gesteld, zooveel die niet moet strekken tot voldoening van schulden aan den lande.

3. De landsadministratie verleent voor het verhaal krach-tens dit artikel hare tusschenkomst, op de wijze, door den Gouverneur-Generaal te bepalen.

HOOFDSTUK IX.

Slotbepalingen.

119. Tijdelijke afwijking van vorenstaande bepalingen is geoorloofd, voor zoover zij wordt voorgeschreven of toegelaten bij ordonnanties, die ten doel hebben den overgang van lands-beheer tot locaal lands-beheer te regelen.

120. 1. De Regeering is bevoegd de uit concessies en overeenkomsten voor het Land voortvloeiende rechten, bevoegd-heden en verplichtingen, ingeval deze bij die concessies of door de bij die overeenkomsten betrokken partijen voor over-dracht aan gewesten of gedeelten van gewesten met eigen geldmiddelen vatbaar zijn verklaard, aan die gewesten of gedeelten van gewesten over te dragen, wanneer de voor-ziening in behoeften, waarop de concessies of overeenkomsten betrekking hebben, aan die gewesten of gedeelten van gewesten wordt opgedragen.

2. De overdracht komt ten aanzien van de betrokken gewesten of gedeelten van gewesten tot stand en is voor hen verbindend uit kracht van de schriftelijke kennisgeving, hun door de Regeering gedaan, dat de uit de concessies of de overeenkomsten voor het Land voortvloeiende rechten,

2. De overdracht komt ten aanzien van de betrokken gewesten of gedeelten van gewesten tot stand en is voor hen verbindend uit kracht van de schriftelijke kennisgeving, hun door de Regeering gedaan, dat de uit de concessies of de overeenkomsten voor het Land voortvloeiende rechten,