• No results found

Weinig hulp voor Nederlanders

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 149-181)

In het laatste hoofdstuk van ons deel 8 hebben wij er op gewezen dat de hulp die gevangenen van buiten ontvingen, van de allergrootste betekenis was: moreel en materieel — moreel, omdat elk pakket dat zij kregen, een blijk was van belangstelling en medeleven; materieel, omdat de inhoud hun physiek ten goede kwam en hun met name in de concentratiekampen een sterkere positie kon geven in de verwoede strijd om het bestaan: desgewenst konden zij de levensmiddelen en de tabakswaren die zij ontvingen, ten dele gebruiken als ruilmiddelen, ook wel als middelen

' A bel J. Herzberg: Tweestromenland, p. 2 55-58.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

om gunsten te verwerven. Uit ons deel 8 nu bleek dat, wat de verschil­ lende kategorieën gevangenen betrof, de gijzelaars in Nederland een overvloed aan pakketten hadden ontvangen, dat aan de krijgsgevangenen met regelmaat pakketten waren gezonden door het Nederlandse Rode Kruis (pakketten die voor een deel afkomstig waren van hun familiele­ den) en door de vervangende Rode Kruis-organisatie te Londen: The

London Committee of the Netherlands Red Cross Society (in het vervolg aan

te duiden als: het London Committee) en dat aan de gevangenen in verscheidene Duitse afdelingen van de Nederlandse gevangenissen en in de Duitse concentratiekampen in Nederland, na inspanningen van ande­ ren, van de lente van '43 af veel hulp was geboden door de Dienst voor Speciale Hulpverlening van het Nederlandse Rode Kruis, d.w.z. door mevr. van Overeem en haar helpers en helpsters, op wier werk wij in dit deel opnieuw wezen toen wij in hoofdstuk 5 over het concentratiekamp Amersfoort schreven. Daarentegen bleek ook uit ons deel 8 dat Neder­ landse gevangenen en gedeporteerden in de concentratiekampen in Duitsland, in vergelijking met gevangenen van andere nationaliteit, er, nadat de verzending van pakketten mogelijk was gemaakt, maar heel weinig hadden ontvangen.

Die mogelijkheid was geopend, toen, gelijk eerder vermeld, Himmler in oktober '42 (als het ware ter inleiding van ‘de tweede fase’) had bepaald dat voortaan alle concentratiekamp-gevangenen, behalve de Joden en de Russen, regelmatig pakketten mochten ontvangen — die moesten hun toegezonden worden met vermelding van hun naam en hun ‘kampadres’ (d.w.z. de naam van hun kamp, hun kampnummer en het nummer van hun slaapbarak).

Wat deed toen het Rode Kruis?

Men heeft met drie instanties te maken: het in Genève gevestigde Internationale Rode Kruis (Comité International de la Croix Rouge), het

London Committee en het Nederlandse Rode Kruis (in bezet gebied).

Het Internationale Rode Kruis werd in maart '43 door het Auswdrtige

Amt omtrent de nieuwe regeling ingelicht, waarbij het Auswdrtige Amt

verzweeg dat Joden en Russen geen pakketten mochten ontvangen en de (onjuiste) mededeling deed dat de regeling niet gold voor (als weer­ gegeven in het naoorlogse rapport van het Internationale Rode Kruis)

‘ those accused of offences against the German State or the Gerrnan forces''

' Report o f the International Committee o f the Red Cross on its activities during the Second World War, dl. III (1948), p. 78.

V O E D S E L P A K K E T T E N

Na lang aarzelen besloot het Internationale Rode Kruis, toch tot pakket- verzending aan politieke gevangenen over te gaan. Begin augustus '43 bezat het de namen en ‘kampadressen’ van honderdvijftig politieke gevangenen in Duitse concentratiekampen (dat waren hoofdzakelijk N o­ ren maar er waren ook enkele Nederlanders onder) en bij wijze van proef werden aan vijftig hunner pakketten toegezonden waaraan een ont- vangst-bevestiging was toegevoegd — binnen zes weken waren vijf-en- dertig bevestigingen ontvangen. Inmiddels had het Internationale Rode Kruis, voorziende dat er wellicht heel veel meer pakketten verzonden moesten worden, de Zwitserse regering verzocht, daarvoor de nodige levensmiddelen ter beschikking te stellen - dat had die regering gewei­ gerd; zij had het Internationale Rode Kruis verwezen naar de Britse en Amerikaanse autoriteiten die, als zij wilden helpen, een uitzondering moesten toestaan op de blokkade van Duitsland. Op grond nu van de overweging dat men niet kon nagaan o f de inhoud van de voedselpak­ ketten niet eerder de 55 dan de gevangenen ten goede zou komen, weigerden de Britse autoriteiten alle medewerking — midden juni '44 werd het voordat zij, onder aandrang van de begin '44 in Washington opgerichte War Refugee Board, dat starre standpunt opgaven. Het Britse

Ministry of Economie Warfare keurde toen goed dat drie maanden lang per

maand 100000 (Amerikaanse) voedselpakketten (hoofdzakelijk betaald door Joodse hulporganisaties in de Verenigde Staten1) aan het Interna­ tionale Rode Kruis ter beschikking zouden worden gesteld. De eerste transporten van deze pakketten kwamen in de herfst van '44 in Zwitser­ land aan en de zendingen werden na die eerste drie maanden voortgezet. Het Internationale Rode Kruis bezat toen de namen en ‘kampadressen’ van in totaal ca. zes-en-vijftigduizend gevangenen (wij herinneren er aan dat er eind '44 ca. zevenhonderdvijftigduizend concentratiekamp-gevan­ genen waren) — de organisatie heeft de maandelijkse pakketverzending aan die zes-en-vijftigduizend gevangenen kunnen voortzetten en wat het per maand aan pakketten overhield, in grote hoeveelheden en è/oc (als z.g. collectieve pakketten) aan diverse concentratiekampen toegezonden — zendingen die door de Lagerkommandanten van Mauthausen en Flos­ senbürg werden geweigerd.

Er waren onder die zes-en-vijftigduizend namen en ‘kampadressen’ maar weinige van Nederlanders. Dat was gevolg van het feit dat die

1 D e War Refugee Board heeft bijna al zijn operaties niet uit begrotingsgelden betaald maar uit schenkingen van Jo o d se organisaties in de V erenigde Staten.

gegevens in Nederland niet systematisch waren verzameld. Het Neder­ landse Rode Kruis deed vrijwel niets voor de gevangenen in de concen­ tratiekampen in Duitsland; ingelicht door de bezetter dat het zenden van pakketten aan gevangenen in concentratiekampen in Duitsland niet was gepermitteerd, onthield het zich daarvan (mede uit vrees dat, als het anders handelde, de pakketverzending aan Nederlandse krijgsgevange­ nen in gevaar zou komen) en het ging ook geen persoonsgegevens bijeenbrengen — het was een vrouwelijke employé van het Informatie­ bureau van het Rode Kruis, S. J. Ross-Regeur, wier man in een Duits tuchthuis gevangen zat, die er, ingelicht over de nieuwe regeling, in mei '43 op eigen initiatief en buiten het hoofdbestuur van het Nederlandse Rode Kruis om toe overging, namen en ‘kampadressen’ te verzamelen. Die gaf zij clandestien naar Genève door waar de adjunct-gedelegeerde van het London Committee, jhr. C. H. C. Flugi van Aspermont, de gegevens deed toekomen aan het Internationale Rode Kruis - in deel 9 kwamen wij tot de conclusie dat Flugi in de periode oktober '4.3—juli '44 gemid­ deld per maand misschien aan ca. negenhonderd Nederlandse gevange­ nen in de concentratiekampen in Duitsland (enkele maanden later waren dat er ruim dertienhonderd geworden) een pakket kon laten zenden. Wel te verstaan: hij had uit bezet gebied veel méér namen ontvangen, enkele duizenden namelijk (daarbij ook namen van gevangenen in Duitse tuchthuizen), maar in veel gevallen hadden de ‘adressen’ ontbroken o f waren zij onvolledig geweest.

Midden augustus '44 zaten er ruim drieduizend Nederlandse Schutz-

haftlinge in de kampen — dat cijfer werd alleen al door de evacuatie van

Vught verdubbeld. Na omtrent die evacuatie bericht te hebben ontvan­ gen, verzocht Flugi het Internationale Rode Kruis, voortaan tweemaal per maand 4400 ‘collectieve pakketten’ te versturen aan Nederlandse gevan­ genen (2 500 naar Sachsenhausen, 800 naar Ravensbrück, de rest naar andere kampen). Die zendingen werden betaald door het departement van sociale zaken te Londen (daaronder ressorteerde het London Commit­

tee) — slechts heel weinig daarvan heeft de Nederlandse gevangenen

bereikt; werd van de regels afgeweken (individueel geadresseerde ver­ zending was voorgeschreven), dan was dat voor de kamp-SS een verlei­ ding te meer om zich de gehele zending toe te eigenen.

In tegenstelling tot het Nederlandse Rode Kruis hebben Nederlandse particulieren in '43 en '44 aan een aantal gevangenen in de concentratie­ kampen met zekere regelmaat wèl pakketten doen toekomen (de predi­ kanten en priesters in Dachau hadden er zoveel ontvangen dat zij tot de kamp-‘aristocratie’ waren gaan behoren) — deze pakketverzending kwam

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

F E R W E R D A G R I J P T I N

(mèt die van pakketten aan krijgsgevangenen door het Rode Kruis) als gevolg van de Spoorwegstaking te vervallen.

Wat was voordien door het London Committee ten behoeve van de concentratiekamp-gevangenen gedaan? Niets. De voorzitter van het Lon­

don Committee, mr. B. Ph. baron van Harinxma thoe Slooten (in mei '40

Nederlands gezant te Brussel), had in juni '44 in het Londense weekblad

Vrij Nederland in antwoord op een ingezonden stuk geschreven, dat het

zenden van pakketten naar concentratiekampen ‘langs Rode Kruis-weg, d.w.z. door bemiddeling van het Internationale Rode Kruis te Genève’, ‘niet mogelijk (was)’1 — notabene: daarmee was het Internationale Rode Kruis al meer dan tien maanden bezig! Wist van Harinxma dan niets af van de moeite die Flugi zich in Genève gaf? Blijkbaar niet. Men moet wel aannemen dat Flugi’s directe superieur, de gedelegeerde van het

London Committee, J. W. J. baron de Vos van Steenwijk (die Flugi maar

in zijn eentje liet doorploeteren), nagelaten heeft, het London Committee in te lichten — mogelijk is intussen óók dat van Harinxma teveel is afgegaan op, blijkbaar onjuiste, mededelingen van het Britse Rode Kruis.

Hoe dat zij, aan de passiviteit van het London Committee ging zich een andere Nederlandse instantie te Londen grondig ergeren: de eveneens onder Sociale Zaken ressorterende dienst van de Regeringscommissaris voor de Repatriëring, G. F. Ferwerda. Deze wist te bereiken dat de minister, dr. J. van den Tempel, de pakketverzending aan de politieke gevangenen en aan de Joodse gedeporteerden, voorzover bereikbaar (ook voor die Joodse gedeporteerden had het London Committee niets gedaan), aan hem overdroeg, hetgeen op zichzelf ook niet onlogisch was, immers: het was de taak van Ferwerda’s dienst om voor de repatriëring van gevangenen en gedeporteerden (en voor die van krijgsgevangenen en naar Duitsland en elders overgebrachte arbeiders) zorg te dragen; daar­ voor was al een steunpunt gevormd in Stockholm waar een Nederlander, N. D. Woensdregt, benoemd was tot Chef van de Repatriëringsdienst. Woensdregt nu ontving begin augustus '44 het telegrafisch verzoek namens Ferwerda, na te gaan o f van Zweden uit pakketten konden worden gezonden aan de politieke gevangenen in Buchenwald en Dachau en aan de Joden in Theresienstadt en Bergen-Belsen.2 Woensdregt kwam

1 Vrij Nederland (Londen), 24 ju n i 1944. 2 H ulpverlening aan de Jo d e n in Bergen-Belsen en Theresienstadt w erd van Duitse kant kennelijk niet in strijd geacht met H im m lers bepaling dat Jo d en geen pakketten mochten ontvangen. Beide kampen waren geen ‘gew on e’ concentratiekampen: B ergen-Belsen was een Austauschlager en Theresienstadt een Altersghetto.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

te weten dat van Zweden uit op grote schaal pakketten werden toege­ zonden aan Deense en Noorse gevangenen in de concentratiekampen — voor de Denen waren die pakketten als een aanvulling bedoeld (het Deense Rode Kruis dat alle ‘kampadressen’ kende, deed hun ook van Denemarken uit veel pakketten toekomen), de Noren kregen die pak­ ketten door de zorgen van hun regering rechtstreeks uit Genève, uit Portugal, Spanje en Egypte, ten dele ook uit Denemarken (van het Deense Rode Kruis) maar vooral uit Zweden waar men beschikte over volledige naam- en ‘adres’-lijsten van alle Noorse gevangenen in Duitsland — gegevens die door de Noorse illegaliteit waren verzameld en waarvan kopieën berustten bij de Noorse regering in Londen.

In antwoord op het telegrafisch verzoek namens Ferwerda berichtte Woensdregt eind augustus na overleg met het Zweedse Rode Kruis, dat die organisatie bereid was, maandelijks een aantal Zweedse pakketten, waarschijnlijk evenwel niet meer dan 2 000, aan Nederlandse gevangenen toe te sturen, indien de Nederlandse gezant te Stockholm dat zou verzoeken. Dat verzoek werd ingediend, waarop de Zweedse regering deed weten dat zij, alvorens tot het in werking treden van de regeling verlof te geven, het accoord nodig had van de in Stockholm gevestigde Brits-Amerikaans-Zweedse commissie waarin alle aangelegenheden van gemeenschappelijk belang werden besproken — eind november werd het voordat Woensdregt bericht ontving dat de zaak voor elkaar was. Hij had inmiddels het London Committee (dat stond, nu van Harinxma zich als gezant weer in Brussel had gevestigd, sinds 15 september onder voorzit­ terschap van de Nederlandse consul-generaal in Londen, Th. de Meester) gevraagd om toezending van naam- en ‘adres’-lijsten van Nederlandse gevangenen. Het London Committee informeerde bij Flugi o f hij kopieën kon toezenden van de lijsten die hij in de loop van '43 en '44 aan het Internationale Rode Kruis had toegezonden — Flugi antwoordde dat hij zo weinig administratieve hulp had gehad dat hij zelf geen kopieën had kunnen maken en dat het Internationale Rode Kruis in augustus onder Duitse druk had besloten dat van de gevangenen in de concentratiekam­ pen alleen de namen aan derden mochten worden verstrekt en niet de ‘adressen’. Van de door hem doorgegeven namen, ruim 1 300, kreeg Flugi een nieuwe lijst. Die stuurde hij naar Londen. Het London Committee liet na, die naamlijst aan Woensdregt te doen toekomen, er van uitgaande dat een lijst met alleen maar namen geen waarde had — de lijst verdween in de administratieve molen. Gevolg was, dat toen het Zweedse Rode Kruis in januari '45 in een Duitse goederentrein de eerste 2 000 voor Nederlandse gevangenen bestemde pakketten verzond (zij bevatten elk

H U L P U I T S T O C K H O L M

niet minder dan 7 kilo levensmiddelen), Woensdregt slechts de beschik­ king had over de namen van ruim tweehonderd gevangenen; die gege­ vens waren ten dele uit Londen verkregen, ten dele van Noorse gevan­ genen die waren vrijgelaten, nadien uit Noorwegen naar Zweden waren gevlucht en zich de namen van Nederlandse lotgenoten hadden herin­ nerd. Aan die ruim tweehonderd namen werd in februari en maart door het London Committee nog een klein aantal toegevoegd: bijna honderd. Woensdregt beschikte dus voor zijn verzending over ca. driehonderd namen en hij had geen enkel kamp-‘adres’. Hij vulde de lacune aan door de meeste van de 2 000 pakketten (op de eerste zending in januari volgde een tweede midden februari en een derde eind maart) te adresseren aan gevangenen aan wie hij een willekeurige naam gaf — die namen had hij laten kiezen uit Nederlandse telefoongidsen die hij in Stockholm had weten te vinden. Van die 2 000 pakketten ging het veruit grootste deel naar Buchenwald, Dachau, Sachsenhausen en Ravensbrück onderweg.

Een en ander betekende dat in de periode september ’44-april '45 aan de bijna zevenduizend Nederlandse gevangenen in de Duitse concen­ tratiekampen (de gedeporteerde Joden niet meegeteld) uitsluitend pak­ ketten werden toegezonden door het Internationale Rode Kruis (mis­ schien 1300 op naam en ‘adres’ en 4400 in de vorm van ‘collectieve pakketten’) en dat in de eerste drie maanden van '45 uit Stockholm, waar men de beste verzendmogelijkheden had, driemaal 2 000 pakketten wer­ den verstuurd, alle zonder ‘adres’ en veruit de meeste met gefingeerde namen. Slechts een klein deel van die pakketten is aan de gevangenen uitgereikt en daarbij heeft kennelijk het ontbreken van de juiste namen en van de volledige kamp-‘adressen’ een belangrijke rol gespeeld — de Deense en de Noorse gevangenen aan wie allen van het juiste ‘adres’ voorziene, op naam gestelde pakketten werden toegezonden, kregen het voor hen bestemde namelijk wèl in handen; hetzelfde gold voor de Belgische en de Franse gevangenen, die hun pakketten toegezonden kregen door het Belgische, resp. het Franse Rode Kruis, en bijvoorbeeld ook voor de Poolse en Tsjechische gevangenen. Wat die Polen en Tsjechen betrof, was daarbij van belang dat het Generalgoiwernement en het Protektorat in een postunie met Duitsland waren verbonden, zodat, totdat de chaos in Duitsland te groot werd (wat het Generalgouvernement betrof: totdat de Wehrmacht daaruit werd verdreven), particulieren zonder veel moeite pakketten aan gevangenen konden doen toekomen. Al die pakketten werden met treinen vervoerd — bezet Nederland evenwel had na het uitbreken van de Spoorwegstaking geen postverbindingen meer met Duitsland.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

Wij onderstreepten in hoofdstuk 3 van dit deel (‘Hongerwinter’) dat burgers in de steden van de drie westelijke provincies alleen in leven konden blijven wanneer zij hun absurd lage rantsoenen konden aanvul­ len, hetzij uit eigen voorraden, hetzij met levensmiddelen die verworven waren door gemeentelijke hulpdiensten, door bedrijven of door die burgers-zelf. Zo was het ook in de concentratiekampen: wie geen pak­ ketten ontving en dus uitsluitend op de kamprantsoenen was aangewe­ zen, liep grote kans om te verhongeren.

Wij hebben weergegeven wat aan de Nederlandse politieke gevange­ nen is toegezonden: bitter weinig. Wat hebben zij daarvan in handen gekregen ?

Voorzover wij weten1: in Neuengamme, Dora, Flossenbürg, Dachau en Mauthausen niets. In Dachau tekende Nico Rost kort voor Kerstmis aan:

‘N o g steeds geen K erstm ispakket v an het N ed erla n d se R o d e K ru is, w aar w e zó op geh o o p t hadden. D e B e lg e n en Fransen heb ben w è l pakketjes on tvan gen , d e B e lg e n zelfs ieder tw ee. [W ij] sinds m aanden niets. E n de B e lg e n en Polen en Fransen o n tvan gen geregeld . S o m s tw eem aal per w e e k . . . Er stierven en sterven thans d a gelijk s in D achau N e d e rla n d e rs van h o n g er en o n d erv o ed in g , d ie w a a rsc h ijn lijk niet gesto rven w a ren , w a n n e er w e gere ge ld R o d e K ru is- pakketten o n tvin g en .’2

Korte tijd later kreeg elke Nederlandse gevangene in Dachau één pakket, afgestaan door Belgische medegevangenen.

In Ravensbrück kwamen eind januari o f begin februari pakketten uit Stockholm binnen (‘zij waren’, aldus een gevangene, ‘niet op naam gesteld’) — ‘er waren niet voldoende pakketten gestuurd om iedere vrouw

1 Er is een enkele aanw ijzing dat som m ige gevangenen a f en toe o f regelm atig ook na september '44 pakketten toegezonden kregen door particuliere relaties - in Ravens­ brück b le e f Anne Berendsen, die daar sinds '42 zat opgesloten, pakketten ontvangen van haar fam ilie in bezet gebied en tegen Kerstmis '44 bleek een van Vorrinks m edewerkers uit de illegaliteit, Klaas Toornstra, in Sachsenhausen te beschikken over, aldus H em elrijk, ‘ zes grote aardappels, met een paar worteltjes, die hij in een klein pakje van iemand uit N o orw egen had toegezonden gekregen.’ (J. H em elrijk: Zeven

maanden concentratiekamp, dl. II, p. 61)

Z o kunnen zich meer gevallen hebben voorgedaan. 2 N ico Rost: Goethe in

Dachau, p. 146-47.

W E I N I G P A K K E T T E N V O O R N E D E R L A N D E R S

een pakket te geven’1 ; de inhoud werd verdeeld. De Nederlandse en de Noorse vrouwelijke gevangenen kregen voorts eind februari een (ver­ moedelijk beperkt) aantal pakketten van het Deense Rode Kruis.

In Sachsenhausen kwam, zo vertelde een oud-gevangene aan de En­ quêtecommissie, ‘tegen Kerstmis een zending voor de Hollanders, wij hebben toen per man een half pakket gekregen . . . De inhoud bestond uitsluitend uit tomatenpurée.’2 Dit was een zending uit Genève. Er kwam later nog zulk een zending binnen, maar die was kleiner. ‘De Noren zijn bijgesprongen en hebben gezegd: ‘Degenen die niets hebben, krijgen wat van ons.” 3 Ook kwam in Sachsenhausen eenmaal een zending uit. Stockholm binnen, ‘waarop’, aldus een der ontvangers, ‘namen stonden die zo uit het telefoonboek waren overgenomen.’4 Dat deed zich begin april voor. De Nederlandse gevangenen, schreef later een hunner,

‘stegen . . . g e w e ld ig in aanzien. W e w e rd e n m et o n d ersch eid in g b ehan deld, v e le n b o d en hun dien sten aan. T o e n het echter b ij dit ene pakket b leef, zakte dit w e e r sp o ed ig af. W e hebben alles zo snel m o g e lijk op m o eten eten uit vrees v o o r diefstal. Ik deed er drie dagen o ver en had het knap ben auw d. Een paar aten het pakket n o g d ez elfd e avon d le e g en w e rd en d o o d zie k , alles k w am er w e e r uit.’ 5

Men ziet: het was niet zo dat de Nederlanders in geen enkel kamp ooit pakketten kregen, maar dat nam niet weg dat zij ook daar waar deze wèl aankwamen, doodarme sloebers (kamp-‘proletariërs’) bleven o f dat prompt weer werden: de zendingen waren te klein, er stak geen regelmaat

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 149-181)