• No results found

Groeiende internationale tegenstellingen

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 42-62)

In de gebeurtenissen die wij in de voorafgaande paragraaf beschreven, tekende zich in de laatste maanden van '44 voor het eerst duidelijk de tegenstelling af tussen enerzijds Engeland en de Verenigde Staten, an­ derzijds de Sowjet-Unie, die onmiddellijk na het einde van de gemeen­ schappelijk tegen Duitsland gevoerde oorlog een bepalend element zou worden in de internationale politiek. Het was een tegenstelling tussen grote mogendheden die, als steeds in de geschiedenis, hun machtspositie poogden te behouden o f uit te breiden, tegelijk óók een tegenstelling tussen twee werelden: enerzijds een van de op het maken van winst gerichte, ondernemingsgewijze (kapitalistische) productie welke gekop­ peld was aan vérgaande politieke vrijheden, althans in het eigen land (niet in de koloniaal bestuurde gebieden), anderzijds een van de dicta­ tuur van één partij, de communistische, die het gehele productiestelsel in handen had en die ook in het eigen land generlei vorm van politieke vrijheid toestond, integendeel elke oppositie met wortel en tak uitroeide. Van '41 af waren die tegenstellingen overbrugd geweest door het pri­ maire belang, de gemeenschappelijke vijand te verslaan, maar naarmate die vijand sterker in het nauw werd gebracht, werd het duidelijker dat zich nieuwe botsingen zouden kunnen gaan voordoen.

De visie op de naoorlogse verhoudingen was bij hen die in de

VI S I E S DER M A C H T H E B B E R S

Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie in laatste instantie de beslissingen namen welke die verhoudingen zouden bepalen, verschil­ lend. Zij waren het er over eens dat voorkomen moest worden dat Duitsland en Japan tot nieuwe aggressie zouden kunnen overgaan en zij voelden er voor om, mits hun eigen belangen niet in het gedrang zouden komen, de na de Eerste Wereldoorlog opgerichte Volkenbond in de een o f andere vorm te doen herleven — verder ging de overeenstemming in hun denken niet. Bij president Roosevelt en zijn Secretary of State Cordell Huil stond voorts voorop dat de Verenigde Staten hun overheersende positie in Latijns Amerika dienden te handhaven — dat voor de Ameri­ kanen nog een duidelijke rol in Europa zou zijn weggelegd, beseften zij niet; Roosevelt ging er van uit dat de Amerikaanse publieke opinie van hem, mocht hij voor de vierde maal als president worden gekozen (begin november '44 zouden er in Amerika weer verkiezingen zijn), zou vergen dat hij vrijwel alle Amerikaanse strijdkrachten ten spoedigste zou demo­ biliseren en dus ook niet een deel hunner in Europa o f Azië zou handhaven. Met deze visie hing zijn ietwat gemakzuchtige verwachting samen dat Stalin geen gevaarlijker tegenstander zou zijn dan hij, sinds hij begin '33 als president was gaan fungeren, in de Amerikaanse bin­ nenlandse politiek had ontmoet — hij vertrouwde op zijn charme. Cordell Huil, niet vrij van een vaag idealisme, had de neiging, de betekenis van nieuwe vormen van naoorlogse internationale samenwerking te over­ schatten. Noch hij, noch Roosevelt had veel historisch inzicht.

Dat inzicht trof men eerder aan bij de Britse Foreign Secretary Anthony Eden en vooral bij Prime Minister Churchill, zij het dat deze laatste, kind van de negentiende eeuw waarin hij in grote welstand was opgegroeid, zich geen wereld kon voorstellen, en zeker geen wereld wenste, waarin niet Engeland met zijn Commonwealth en koloniaal Empire tot de mach- tigsten der aarde zou behoren. Edens verdienste was dat hij besefte dat men Frankrijk, hoe verzwakt het ook uit de Tweede Wereldoorlog te voorschijn zou komen, geen belangrijke rol in de naoorlogse wereld, met name in Europa, kon onthouden, Churchills verdienste dat hij vrijwel voortdurend van een waakzaam wantrouwen in Stalins bedoe­ lingen was vervuld.

Wat waren die bedoelingen? Moeilijke vraag! Wat het Amerikaanse en het Engelse beleid betreft, liggen alle kaarten op tafel — de Sowjet- Unie heeft uit haar werkelijk belangrijke archieven nimmer iets van betekenis gepubliceerd. Men is, nog steeds, op gissingen aangewezen. Duidelijk is, menen wij, dat Stalin er op zijn minst op uit was, alle gebieden die ooit tot Rusland hadden behoord, vast in de Sowjet-Unie

in te voegen: Estland, Letland en Litauen die in de periode tussen de twee wereldoorlogen onafhankelijke republieken waren geweest en die hij in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler (augustus ’39-juni '41) al eens had bezet; de oostelijke helft van Polen, eeuwenlang om­ streden gebied dat de jonge Sowjetstaat in ’20 had moeten afstaan maar krachtens een geheim protocol bij het bondgenootschapsverdrag met Hitler had kunnen herbezetten; de Karpatho-Oekraïne die men als deel van de Oekraïne kon beschouwen, en Bessarabië en de noordelijke helft van de Boekowina — twee gebieden die na de Eerste Wereldoorlog deel van Roemenië waren geworden en die Stalin ook al in de periode van zijn bondgenootschap met Hitler weer aan Rusland had getrokken; dan, in het Verre Oosten, de Koerilen-eilanden en de zuidelijke helft van Sachalin die Rusland na de Russisch-Japanse oorlog (1904-05) aan Japan had moeten afstaan.

Maar Stalins ambities gingen nog verder.

In november '40 had zijn minister van buitenlandse zaken, Molotow, tijdens besprekingen in Berlijn met Hitler en von Ribbentrop, de Duitse minister van buitenlandse zaken, duidelijk gemaakt dat Finland en Bul­ garije geheel in de Russische belangensfeer moesten komen te liggen, dat de Sowjet-Unie bases moest krijgen aan de Dardanellen en dat Zweden en Denemarken voortaan als een soort Russisch ‘voorterrein’ beschouwd moesten worden. Enkele maanden later, begin 41, zei M o- lotows onderminister, Wisjinski, tegen de Joegoslavische gezant in M os­ kou dat het Rode Leger na afloop van de oorlog onder alle omstandig­ heden Roemenië en Hongarije zou bezetten. Een duidelijk patroon bleek uit die uitlatingen nog niet; dat kon eind '40 en begin '41 ook nauwelijks worden aangegeven: het was in het perspectief van Moskou volmaakt onzeker hoe de Tweede Wereldoorlog zou aflopen.

Aan die ontwikkeling behoefde eind '42, toen de Duitsers bij Stalin- grad een formidabele nederlaag hadden geleden, in Noord-Afrika het tij was gekeerd en Japan duidelijk in het defensief was gedrongen, nauwe­ lijks meer getwijfeld te worden: alles wees er op dat Duitsland, Italië en Japan de oorlog zouden verliezen en dat, wat Europa betrof, het Rode Leger in het verdere verloop van die oorlog de Russische grenzen ver zou overschrijden. Dat bood nieuwe mogelijkheden: mogelijkheden namelijk om, in beginsel, overal waar het Rode Leger ter plaatse de enige militaire machtsfactor van betekenis zou zijn, te bevorderen dat de Sowjet-Unie zou worden beschermd door een voorterrein van staten die, formeel onafhankelijk, in werkelijkheid Russische satellieten zouden zijn doordat ‘inheemse’ communisten die Stalin als hun grote leidsman

S T A L I N S A M B I T I E S

beschouwden, er de lakens zouden uitdelen. Dat zou betrekkelijk een­ voudig kunnen gaan in een land als Bulgarije waar de bevolking vanouds sterke Russische sympathieën koesterde (de Bulgaren hadden in de ne­ gentiende eeuw met Russische steun hun onafhankelijkheid op de Tur­ ken bevochten) en de vóór de Tweede Wereldoorlog scherp vervolgde communistische partij in de illegaliteit belangrijk aan kracht had gewon­ nen — veel moeilijker lag het in een land als Polen dat door zijn ligging tussen de Sowjet-Unie en Duitsland van speciale betekenis was.

Stalin wenste dat Polen ver naar het westen zou worden opgeschoven (zie kaart V op pag. 814), d.w.z. de zuidelijke helft van Oost-Pruisen (de noordelijke wilde hij bij de Sowjet-Unie trekken) en alle Duitse gebie­ den tot aan de Oder zou verkrijgen: feit, waardoor het, zo ver men redelijkerwijs kon vooruitzien, aangewezen zou zijn op Russische be­ scherming. Bovendien moest Polen door communisten worden bestuurd — geen simpele opgave, want de overgrote meerderheid der bevolking was niet alleen anti-Russisch (in de negentiende eeuw waren twee grote opstanden in het toen tot het Keizerlijk Rusland behorende deel van Polen bloedig onderdrukt) maar ook anti-communistisch, dat laatste mede door haar gehechtheid aan het katholiek geloof. Stalin vertrouwde intussen dat de Poolse communistische partij voldoende greep op de situatie zou krijgen, enerzijds doordat bevolkingsgroepen als de adel, de bourgeoisie en de beroepsofficieren zouden worden uitgeschakeld1, des­ noods gewelddadig (in de lente van '40 waren talrijke Poolse krijgsge­ vangenen, vermoedelijk meer dan vijftienduizend, door de Russische geheime politie doodgeschoten, meer dan vierduizend hunner bij het plaatsje Katyn in de buurt van Smolensk), anderzijds doordat het com­ munisme een nieuwe aanhang zou verwerven door de socialisatie van alle industriële bedrijven en de opheffing van het grootgrondbezit.

Finland werd door Stalin betrekkelijk met rust gelaten — hij nam blijkbaar aan dat de Finnen hun les hadden geleerd. Zij moesten krachtens de midden september '44 met hen gesloten wapenstilstandsovereenkomst de gehele Karelische landengte en de havenstad Petsamo aan de Noor­ delijke Ijszee aan de Sowjet-Unie afstaan alsmede over een periode van zes jaar herstelbetalingen doen (in totaal. 300 min dollar), maar het Rode Leger kwam er niet opdagen. Dat laatste zou, behalve in Polen, wèl het geval zijn in Tsjechoslowakije, Hongarije, Roemenië, Bulgarije en Jo e­

1 U it die bevolkingsgroepen w aren in de periode september ’ 39 -ju n i '4 1 uit de door de Russen bezette oostelijke helft van Polen velen naar Siberië gedeporteerd (over­ eenkom stige deportaties hadden toen plaatsgevonden uit de Baltische republieken).

goslavië. In die v ijf staten hadden communisten en communistisch- gezinden slechts in één een werkelijk belangrijke macht opgebouwd: Joegoslavië, maar of Tito en zijn Partisanen zich even volgzaam zouden opstellen als Stalin van de communistische voormannen in Polen, Tsje- choslowakij e, Hongarij e, Roemenië en Bulgarij e verwachtte, was de vraag.

Had Stalin nog verder strekkende ambities? Wij weten het niet. Wat Duitsland, Oostenrijk, Italië en de landen van West-Europa betrof, viel ook na ‘de grote ommekeer’ in de oorlog niet te voorzien wat daar mogelijk zou zijn. Ten aanzien van Duitsland en Oostenrijk moesten trouwens regelingen met Engeland en de Verenigde Staten worden getroffen. Versterking van de positie van ‘inheemse’ communisten was, zo lang dezen zijn richtlijnen zouden volgen, Stalin welkom — hij heeft vermoedelijk verondersteld dat de moeilijkheden van de naoorlogse wederopbouw rijke mogelijkheden zouden bieden voor die versterking.

*

De eerste concrete besluiten met betrekking tot de internationale ver­ houdingen na de oorlog werden in oktober '43 in Moskou genomen in een conferentie waar Molotow (deze deelde er mee dat de Sowjet-Unie te gelegener tijd zou gaan deelnemen aan de oorlog met Japan), Cordell Huil en Eden leiders waren van hun respectievelijke delegaties. Er werd daar vastgesteld dat Oostenrijk weer onafhankelijk zou worden; alle problemen die Duitslands toekomst betroffen, werden toegewezen aan een uit vertegenwoordigers van de Verenigde Staten, Engeland en de Sowjet-Unie bestaande Europese Adviescommissie die in Londen haar zetel zou krijgen, en afgesproken werd voorts dat, ter bescherming van wat ‘de algemene veiligheid’ heette, een nieuwe internationale organi­ satie zou worden opgericht. Inzake die ‘algemene veiligheid’ moest een gemeenschappelijke verklaring worden gepubliceerd — Huil had er een ontwerp voor meegebracht. Dat ontwerp werd aanvaard, evenwel met twee schrappingen die op wens van Molotow werden aangebracht en welker betekenis door de Amerikaanse historicus Herbert Feis terecht is onderstreept.1 Paragraaf 2 van de bedoelde ‘Verklaring van de vier mo­

1 N l. in zijn in '57 verschenen w erk: Churchill, Roosevelt, Stalin. The War they u/aged

and the Peace they sought, op de pag.’s 208-09.

M O E I L I J K H E D E N I N Z A K E POLEN

gendheden inzake de algemene veiligheid’ (onder aandrang van Huil hadden Eden en Molotow aanvaard dat de tekst ook door China zou worden ondertekend) luidde in Hulls ontwerp: ‘Dat diegene hunner die in oorlog zijn met een gemeenschappelijke vijand, zullen samenwerken in alle aangelegenheden met betrekking tot de overgave en de ontwape­ ning van die vijand en in enige bezetting pan vijandelijk grondgebied en

grondgebied van andere staten, bezet door die vijand.’ Paragraaf 6 luidde: ‘Dat

zij hun strijdkrachten op het grondgebied van andere staten niet zullen gebruiken behalve voor de in deze verklaring beoogde doeleinden en na gemeenschappelijk overleg en na accoordbevinding.' De cursief gedrukte passages verdwenen uit het ontwerp: kennelijk wilden de Russen de handen vrijhouden. Besefte Huil de betekenis daarvan? Vermoedelijk niet: na terugkeer in Washington verklaarde hij zich overtuigd dat de naoorlogse wereld gekenmerkt zou worden door harmonie en dat er geen sprake zou zijn van een verdeling in invloedssferen.

Wat de nieuw op te richten internationale organisatie betrof, werden Roosevelt, Churchill en Stalin het er eind november '43 op de conferentie van Teheran over eens dat deze een bestuur zou krijgen van tien leden: zes kleine mogendheden en de vier grote die als een soort internationale politie-agenten het handhaven van de wereldvrede zouden moeten be­ vorderen; inzake een verdeling van Duitsland werden allerlei mogelijk­ heden overwogen die aan de Europese Adviescommissie werden gede­ legeerd — de stemming ter conferentie was positief (er werd aan Stalin toegezegd dat de Geallieerden in mei '44 in Frankrijk zouden landen); de eerste zin van de gemeenschappelijke verklaring die na afloop van de besprekingen werd uitgegeven, luidde: ‘Wij geven uitdrukking aan onze vastbeslotenheid dat onze volkeren zullen samenwerken in de oorlog en in de daarop volgende vrede.’

In '44 kwamen er grote moeilijkheden ten aanzien van Polen. Eind april '43 had de door generaal Sikorski geleide Poolse regering van Londen uit op een internationaal onderzoek aangedrongen, toen de Duitsers bekend hadden gemaakt dat bij Katyn massagraven waren ont­ dekt van Poolse militairen — Stalin had toen de diplomatieke betrekkin­ gen met de Poolse regering verbroken. Nadien hadden de Russen aan de Engelse en Amerikaanse regeringen doen weten dat Polen, gelijk aange­ duid, westwaarts zou worden opgeschoven. Churchill en Eden waren daarmee in beginsel accoord gegaan, ook, in november '43 (op de conferentie van Teheran), Roosevelt en Huil, zij het dat Roosevelt, rekening houdend met de gevoelens van de zes tot zeven miljoen Amerikanen die van Poolse afkomst waren, had doen blijken dat hij vóór

de verkiezingen van november '44 niet publiekelijk voor zijn standpunt zou kunnen uitkomen. De Poolse regering, nu met Mikolajczyk, leider van de Poolse Boerenpartij, als premier (Sikorski was in juli '43 bij een vliegtuigongeluk omgekomen), weigerde evenwel de nieuwe oostgrens te aanvaarden en haar standpunt werd gedeeld door de leiders van alle Poolse ondergrondse groeperingen, behalve de communistische. Stalin zette door. Toen het Rode Leger als gevolg van zijn offensief tegen de

Heeresgruppe Mitte het grootste deel van Oost-Polen had bevrijd, werd

in Moskou een hoofdzakelijk uit communisten bestaand ‘Pools Comité voor de Nationale Bevrijding’ opgericht dat pretendeerde Polen te kun­ nen besturen — pretenties die door Stalin werden gehonoreerd: hij liet op 26 juli verklaren dat de uitvoerende macht in Polen aan het Comité zou worden toevertrouwd.

Vier dagen later, 30 juli, arriveerde Mikolajczyk die door de Engelsen onder zware druk was geplaatst (en die in j uni misleid was door Roosevelt die had gezegd dat hij niet met de nieuw-voorgestelde Pools-Russische grens accoord ging), in Moskou. Hij bereikte er niets. Hij moest er integendeel met verbittering constateren dat de Sowjet-Unie niet alleen zelf geen steun gaf aan de op 1 augustus in Warschau uitgebroken opstand maar dat zij het ook de Engelsen en Amerikanen uiterst moeilijk maakte, de opstandelingen door de lucht enige bijstand te verlenen.

Churchill besefte ten volle dat geen macht ter wereld de Russen kon verhinderen in Polen hun zin door te drijven. Was een compromis volstrekt uitgesloten? Begin oktober '44 vloog hij samen met Eden naar Moskou. Hij wist dat hij op niet veel steun van Roosevelt mocht rekenen — keer op keer had de Amerikaanse president duidelijk gemaakt dat hij met de oplossing van de Europese naoorlogse problemen niets te maken wilde hebben; op het door Churchill gelanceerde denkbeeld dat men er naar zou streven, de Balkan dusdanig te verdelen dat Roemenië en Bulgarije in de Russische -, Griekenland en Joegoslavië in de Engelse invloedssfeer zouden komen te liggen, had Washington met afkeer gereageerd, Huil wilde niets van ‘invloedssferen’ weten. Churchill daar­ entegen, wiens denkbeelden om van Noord-Italië uit een Geallieerd offensief in de richting van het Donaubekken in te zetten, door zijn eigen

Chiefs of Staff en door de Amerikanen waren afgewezen, hield het voor

wenselijk dat de Russen een zekere Engels-Amerikaanse invloed althans op papier zouden aanvaarden en toen hij op de avond van 9 oktober samen met Eden zijn eerste gesprek voerde met Stalin en Molotow, stelde hij voor dat de Sowjet-Unie 90% invloed zou krijgen in Roemenië en 75 % in Bulgarije, dat Engeland 90% invloed zou krijgen in Griekenland

J O E G O S L A V I Ë

(Stalin ging er accoord mee dat de Engelsen daar troepen zouden landen) en dat de Sowjet-Unie en ‘de anderen’ in Joegoslavië en Hongarije evenveel invloed zouden hebben: elk 50%. Stalin wekte de indruk alsof hij die verdeling accepteerde (in feite bleek spoedig dat Engeland en de Verenigde Staten in Roemenië, Bulgarije en Hongarije van alle invloed verstoken waren) — vervolgens werd aan Mikolajczyk gevraagd, naar Moskou te komen. Deze werd het er op geen enkel punt met de leden van het Poolse Comité voor de Nationale Bevrijding eens maar zegde wel toe dat hij zich in Londen moeite wilde geven opdat zijn kabinet de nieuwe oostgrens van Polen zou aanvaarden.

Over Joegoslavië willen wij kort zijn.

Het was duidelijk dat Tito’s Partisanen daar de macht zouden gaan uitoefenen — het Engelse beleid was er op gericht, een accoord te bewerkstelligen tussen Tito en de in Londen gevestigde regering van koning Peter II. Dat accoord kwam in juni '44 tot stand; de belangrijkste bepaling er in was dat Tito en de zijnen (zij kregen twee vertegenwoor­ digers in het Londense kabinet) voorlopig de bevrijde en alsnog te bevrijden delen des lands zouden besturen. Tito bracht, zonder dat de Engelsen dat wisten, in september '44 een bezoek aan Stalin. Deze ried hem aan, koning Peter te laten terugkeren om hem des te spoediger ten val te kunnen brengen; Tito verwierp het denkbeeld van die terugkeer (een symptoom van onafhankelijkheid dat Stalin niet beviel) — hij wenste dat er voorlopig een Regentschapsraad kwam. Die raad werd na veel strubbelingen in maart '45 gevormd, kort nadien werd een door Tito persoonlijk geleide regering voor het land samengesteld, bestaande uit zeven-en-twintig ministers; een-en-twintig van hen kwamen uit de rijen van de Partisanen voort. Daarmee was duidelijk dat Tito en de zijnen zouden bepalen in welke richting Joegoslavië zich zou ontwikkelen — de percentageverdeling die Churchill in Moskou had voorgesteld, bleef een dode letter.

In Griekenland liep het anders1: hier gingen de Engelsen zich intensief en met inzet van eigen militaire middelen met de binnenlandse

verhou-' W ij beschrijven de ontw ikkelingen in Griekenland in hoofdzaak aan de hand van het i n '76 verschenen w erk van C. M. W oodhouse: The Strugglefor Greecc, 19 4 1-19 4 9 .

dingen bemoeien en bij die bemoeienis legde Stalin zich neer.

Evenmin als in Joegoslavië waar de koning slechts onder een deel van de Serven een zekere populariteit had genoten, was het koningschap er in Griekenland in geslaagd, een nationaal-samenbindende factor te wor­ den; koning George II, in '35 op de troon gekomen (Griekenland was toen elf jaar lang een republiek geweest), had zich sinds '36 door zijn steun aan een dictatoriaal regime in brede kringen gehaat gemaakt — in

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 42-62)