• No results found

Concentratiekampen, derde fase

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 70-86)

In deel 8 van ons werk hebben wij getracht, de lezer een beeld te geven van hetgeen in de jaren van de Duitse bezetting met de Nederlandse gevangenen en gedeporteerden is geschied. Wij schreven er in over krijgsgevangenen, gijzelaars, gevangenen die in Duitsland in tuchthuizen dan wel in concentratiekampen waren opgesloten, en tenslotte over gedeporteerden: vele tienduizenden Joden en enkele honderden Zigeu­ ners.

Op de gijzelaars behoeven wij in dit hoofdstuk niet terug te komen — de laatste groepen van diegenen wier lot wij in deel 8 behandelden (de z.g. Indische gijzelaars en de z.g. anti-verzet-gijzelaars), werden, op enkele uitzonderingen na, begin september '44 vrijgelaten. De krijgsgevangenen en de gevangenen in de Duitse tuchthuizen zullen in dit deel aan de orde komen in het hoofdstuk dat aan de ineenstorting van Duitsland wordt gewijd, en wat de gedeporteerden betreft, schrijven wij nu slechts over diegenen die in de herfst van '44 nog in leven waren in de kampen waarin zij als gevangenen van de 55 waren ingeschreven: dat was slechts een klein deel van allen die gedeporteerd waren.

Van juli '42 tot begin september '44 waren in totaal meer dan drie- en-negentigduizend Joden naar het oosten verdwenen: ruim vier-en- dertigduizend naar het vernietigingskamp Sobibor waar zij bijna allen onmiddellijk door vergassing om het leven waren gebracht, en ca. negen- en-vijftigduizend naar het complex Auschwitz-Birkenau, dat tegelijk vernietigingskamp en concentratiekamp was. Ook waren naar Auschwitz- Birkenau in mei '44 tweehonderdvijf-en-veertig in Nederland opgepakte Zigeuners gedeporteerd. Van die Zigeuners (slechts ruim vijftig hunner bleven in leven) zijn, naar men moet aannemen, velen in de gaskamers van Birkenau vermoord toen daar het Zigeunerlager begin augustus '44 werd opgeruimd, zoals dat heette. Wat de Joden betreft: van hen waren zeven-en-dertigduizend, zonder ingeschreven te zijn, onmiddellijk na aankomst in Auschwitz-Birkenau vermoord — ca. achttienduizendvijf- honderd waren er wèl als gevangenen ingeschreven en ca. drieduizend- vijfhonderd anderen hadden in eerste instantie Auschwitz-Birkenau niet bereikt: dit waren mannen en jongens die men in de laatste maanden

D E S I T U A T I E I N S E P T E M B E R ' 4 4

van ’42 in Kosel (zie kaart VII op pag. 828) gedwongen had uit de deportatietrein te stappen en die in allerlei, toen niet onder de 55

ressorterende, ZwangsarbeitslagerfiirJuden tewerk waren gesteld — kampen die geleidelijk hetzij in het kampcomplex Auschwitz-Birkenau, hetzij in het kampcomplex Gross-Rosen waren ingevoegd, de laatste per 1 april '44. Toen het complex Auschwitz-Birkenau in januari '45 werd geëvacu­ eerd, waren van de ca. drieduizendvijfhonderd leden van de ‘Kosel- groep’ niet veel meer dan vier- tot vijfhonderd nog in leven. Hoeveel uit Nederland afkomstige Joden toen elders in het complex in leven waren, is niet precies bekend; veruit de meesten van de ca. achttiendui- zendvijfhonderd ingeschreven gevangenen waren te gronde gegaan — misschien hadden zich omstreeks tweeduizend kunnen handhaven.

In de herfst van '44 was het complex Auschwitz-Birkenau (het vernie­ tigingskamp Sobibor was in de herfst van '43 na een opstand waaraan ook enkele Joden uit Nederland hadden deelgenomen, afgebroken) niet het enige deportatie-oord waarin zich groepen Joden uit Nederland bevonden: bijna vijfduizend waren overgebracht naar het z.g. Altersghetto Theresienstadt in Bohemen (maar van die bijna vijfduizend werden in september en oktober '44 circa drieduizend naar Auschwitz-Birkenau doorgezonden) en ruim drieduizendvijfhonderd naar het kamp Bergen- Belsen (tussen Hannover en Hamburg) dat bedoeld was om er uit tal van landen de Joden in op te nemen die in aanmerking kwamen voor uitwisseling met in Geallieerde landen geïnterneerde Rijksduitsers — Ber- gen-Belsen was een Austauschlager.

Behalve Joodse waren ook niet-Joodse Nederlanders in concentratie­ kampen in Duitsland terechtgekomen — voor de namen van die kampen verwijzen wij naar kaart VII. In die kampen bevonden zich medio augustus '44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim twee­ honderd vrouwelijke Nederlandse, bijna allen niet-Joodse, gevangenen:

Schutzhajtlinge (‘politieke gevangenen’, die krachtens een Schutzhafibefehl

van de 55 waren opgesloten) — de vrouwen in het Frauenkonzentrations-

lager Ravensbrück, de mannen in diverse andere kampen. Er waren

evenwel vóór midden augustus '44 méér Nederlandse ‘politieke gevan­ genen’ naar de concentratiekampen in Duitsland gestuurd — onze in deel 8 opgenomen schatting was dat daar voordien omstreeks achthonderd- vijftig Nederlandse politieke gevangenen waren bezweken, velen in de jaren '41 en '42 toen het gehele beleid van de 55 in de concentratiekam­ pen in het teken stond van de al weergegeven formule: ‘ Vernichtung durch

Arbeit’.

Het ligt niet op onze weg, hier uitgebreid weer te geven wat wij in

VII. De concentratiekampen van de SS tijdens de Tweede Wereldoorlog

deel 8 hebben geschreven over het lot van diegenen die van begin '41 tot in september '44 in de concentratiekampen in Duitsland waren terechtgekomen - anderzijds lijkt het ons ook niet juist om bij de lezer van dit deel het gedifferentieerde beeld bekend te veronderstellen dat wij in deel 8 hebben neergelegd. Enkele elementen uit dat beeld willen wij dus herhalen, zulks vooral om de lezer duidelijk voor ogen te stellen dat wat wij over het lot van de concentratiekamp-gevangenen in de periode september ’44-begin mei '45 te berichten hebben, strijd en lijden schetst van mensen van wie velen al enkele jaren het hoofd hadden moeten bieden aan de verschrikkingen van het bestaan in de concentratiekampen. Wij zullen overigens in dit hoofdstuk de periode september ’44-begin mei '45 niet in haar geheel behandelen. In april en in de eerste dagen van mei zijn namelijk de gevangenen uit een groot aantal kampen in Noord-, Midden- en Zuid-Duitsland op zinloze evacuatiemarsen gezonden maar toen zijn ook sommige groepen gevangenen overgedragen aan

G E G E V E N S U I T D E E L 8

lonnes van de Zweedse regering en van het Internationale Rode Kruis — gebeurtenissen die nauw samenhingen met het oorlogsverloop in de laatste twee maanden van de tweede wereldoorlog en speciaal met het grillig beleid van Himmler, de Reichsfiihrer-SS. In het hoofdstuk dat wij aan Duitslands ineenstorting zullen wijden (wij zullen daarin, gelijk reeds aangekondigd, ook over de krijgsgevangenen en de gevangenen in de tuchthuizen in Duitsland schrijven), vindt dus dit hoofdstuk: ‘Con­ centratiekampen, derde fase’, zijn afsluiting.

In de eerste fase van de geschiedenis van de concentratiekampen in de tweede wereldoorlog, d.w.z. tot eind ’42-begin '43, was de ‘ Vernichtung

durch Arbeit' geen frase geweest maar barre werkelijkheid. Enkele door

ons in deel 8 gegeven cijfers toonden dat aan. In het concentratiekamp Dachau stierf (d.w.z. bezweek, werd doodgeslagen, doodgeschoten o f op andere wijze vermoord) in het jaar '42 meer dan de helft van de gevan­ genen, in Mauthausen meer dan drie-vijfde, in Auschwitz-Birkenau drie-vijfde alleen al in drie maanden: juli, augustus en september '42. Van de ca. tweehonderdduizend ingeschreven gevangenen die zich in totaal in de tweede helft van '42 in de concentratiekampen van de 55

bevonden, stierf in de zeven maanden van juni t.e.m. december op zijn minst een derde, misschien wel twee-vijfde — het was niet alleen een immense slachting maar ook een gigantische verspilling van arbeids­ kracht.

In september '42 nu wist Speer, de Reichsminister fü r Bewafftiung und

Munition, te bereiken dat Duitse ondernemingen het recht zouden krij­

gen, in de concentratiekampen werkplaatsen in te richten, eind oktober werd aan de gevangenen, behalve aan de Joden en de Russen, het recht verleend, voedselpakketten te ontvangen en in december schreef Himm­ ler aan de concentratiekamp-commandanten voor dat zij de gevangenen beter voedsel moesten geven en hen minder moesten afbeulen. In ver­ scheidene kampen duurde het maanden voor men er iets merkte van de relatieve verbetering van het regime', maar deze tekende zich in de loop

1 Begin '43 stierf in het com plex Auschw itz-Birkenau in één maand: februari, meer dan een vierde van alle ingeschreven gevangenen; in oktober ^ 3 was het sterfteper­ centage gedaald tot 2,3.

van '43, kijkt men naar alle concentratiekampen tezamen, steeds duide­ lijker af. Daar waren in de maand augustus '42 op een totaal van honderd- vijftienduizend ingeschreven gevangenen twaalfduizendtweehonderd gestorven (bijna 1 1 %) — in de maand augustus '43 stierven er vierdui- zendzevenhonderd op een totaal van tweehonderdvier-en-twintigdui- zend (ruim 2 %). Een groot deel van de gevangenen was dwangarbeider geworden ten dienste van de Duitse oorlogsindustrie. Zij werkten o f ten bate van de omstreeks veertig SS-ondernemingen (ondernemingen w el­ ker beheer was samengevat in het in Oranienburg bij Berlijn gevestigde

55- Wirtschafis- und Verwaltungshauptamt waaronder ook de ‘officiële’ concentratiekampen ressorteerden) o f ten bate van talloze particuliere Duitse ondernemingen; men schat dat uiteindelijk in de concentratie­ kampen van alle gevangenen (vijfhonderdvier-en-twintigduizend in au­ gustus '44, zevenhonderdvijftigduizend in januari '45) vijftigduizend werkzaam zijn geweest voor 55-ondernemingen, vierhonderd vijftigdui­ zend voor particuliere.

Zo werden, om een enkel voorbeeld te geven, in het bij Auschwitz gelegen plaatsje Monowitz in opdracht van het IG Farbeti-concern ook door gevangenen uit Auschwitz-Birkenau grote fabrieken gebouwd voor de productie van kunstrubber en synthetische benzine alsmede een elec- trische centrale en werd in '44 meer dan een derde van de vliegtuigpro- ductie van de Messerschmitt-fabrieken vervaardigd door gevangenen uit de concentratiekampen Flossenbürg en Mauthausen. Van belang was ook dat in '43, toen Hitler had besloten, de productie van V-wapens prioriteit te geven, Himmler de toezegging had gedaan dat talrijke onderdelen vervaardigd zouden worden door concentratiekamp-gevangenen en dat dezen ook voor de assemblage van de nieuwe wapens zouden zorgen — al die arbeid zou, met het oog op het Geallieerde luchtoffensief, plaatsvin­ den in onderaardse tunnels; nieuwe tunnels werden toen uitgehakt door tienduizenden gevangenen van Mauthausen en een bestaand tunnelcom- plex werd uitgebreid in de Harz; hier ontstond een nieuw concentratie- kamp-complex: Mittelbau, door de gevangenen ‘Dora’ genoemd (wij zullen verder die tweede naam gebruiken), waarheen in totaal ca. zestig­ duizend gevangenen zijn overgebracht.

Uit de uitbreiding van het aantal gevangenen, maar vooral ook uit het feit dat zij in honderden, buiten de concentratiekampen gelegen bedrij­ ven moesten zwoegen, was voortgevloeid dat meer en meer gevangenen uit de ‘hoofdkampen’ waren ondergebracht in soms ver daarvan verwij­ derde z.g. Aussenkommandos. Eind '42 waren er in totaal 56 van die

Aussenkommandos geweest — vóór eind '44 kwamen er 718 bij en in de

G E G E V E N S U I T D E E L 8

laatste maanden van de oorlog nog eens 149.1 In sommige Aussenkom­

mandos hadden de gevangenen een naar verhouding dragelijk bestaan,

andere stonden als ‘Mordkommandos’ bekend.

Wie bepaalden o f men in een ‘goed’ dan wel in een ‘slecht’ Kommando werd opgenomen? Niet S S ’ers maar gevangenen.

Eerst iets over de S S ’ers.

Bij elk kamp bevond zich een staf van S S ’ers (de ‘kam p-SS’) en bevonden zich bewakingseenheden (de ‘bewakings-SS’); die bewakers hadden oorspronkelijk allen behoord tot de SS-Totenkopf-Standarten, die sinds '40 evenwel geheel in de Waffen-SS waren opgegaan. De Wach-

sturmbanne die sindsdien de bewaking hadden overgenomen (sinds april

'41 waren zij formeel een onderdeel van de Waffen-SS, evenals de ‘kam p-SS’ trouwens), hadden sinds '40—'41 een veel gemengder karakter aangenomen; men trof in deze eenheden, behalve Waffen-SS’e rs die niet meer tot frontdienst in staat waren, ook oudere leden aan van de Allge-

meine S S 2, van de SA en van de Ordnungspolizei, dan oudstrijders uit de

Eerste Wereldoorlog en afgekeurde militairen van de Wehrmacht en verder nog Volksduitsers3, Litauers en Oekraïners, in Nederland (en in enkele kampen buiten Nederland) ook Nederlanders. In totaal waren er eind '44 ca. vijf-en-dertigduizend bewakings-SS’ers. Het aantal kamp- S S ’ers was veel kleiner: eind '44 niet veel meer dan vijfduizend. Dat alles betekende dat er toen gemiddeld zeven bewakings-SS’ers en één kamp- S S ’er waren op elke honderd vijftig gevangenen.

Het was vrijwel onmogelijk uit een concentratiekamp te ontsnappen: buiten de kampen zouden de gevangenen onmiddellijk opvallen door hun gestreepte kleding en door het feit dat zij kaalgeschoren waren, bovendien waren althans de grote kampen omgeven met onder electri- sche spanning staand prikkeldraad, met hoge omheiningen en met wacht­ torens. Bewakings-SS’ers bemanden de in die torens geplaatste machi­ negeweren, vormden overdag een cordon om het kamp en begeleidden alle gevangenen die hetzij buiten een hoofdkamp, hetzij buiten een

Aussenkommando werden tewerkgesteld. Alle bewakings-SS’ers waren

goedgewapend en zij hadden vaak afgerichte honden bij zich. Moest een groep gevangenen buiten een kamp werken, dan was er in de regel één bewakings-SS’er op elke tien gevangenen. >

1 Het totale aantal Aussenkommandos was toen geringer gew orden doordat enkele kampen, waaronder Auschwitz-Birkenau, waren ontruimd. Auschw itz-Birkenau al­ leen al had 43 Aussenkommandos gekend. Dachau heeft er de meeste gehad: 135. 2 D.w.z. van de politieke organisatie van de 5 5. 3 Leden van Duitse m inderheden in landen als Polen, H ongarije, Roem enië en Joegoslavië.

Voor de kamp-SS was de bewakings-SS het belangrijkste hulpmiddel. Die kamp-SS ontving zijn algemene instructies van het al genoemde

S S- Wirtschafis- und Verwaltungshauptamt - wat het lot van de gevangenen

betreft stond zij via haar z.g. Politische Abteilung in verbinding met lan­ delijke o f regionale instanties van de Sicherheitspolizei und SD en met het in Berlijn gevestigde Reichssicherheitshauptamt. In laatste instantie was in elk kamp de kamp-SS heer en meester — wij schrijven ‘in laatste instan­ tie’, want om het zich gemakkelijk te maken (wij herinneren er aan dat er gemiddeld op elke honderdvijftig gevangenen slechts één kam p-SS’er was) had de kamp-SS een groot deel van het directe gezag waaraan de gevangenen werden onderworpen, aan sommigen van die gevangenen gedelegeerd.

Elk kamp had een gevangenen-hiërarchie met een Lageraltester aan het hoofd. Werkploegen, Kommandos, stonden er onder Kapo’s. Elke slaap- barak had een eigen Block-Altester, elk deel van een slaapbarak (Stube) had een Stube-Altester, Kapo’s hadden de leiding van de kamppolitie en de kampbrandweer, van de keukenploeg, in de barak waar de kampkleding werd uitgereikt, in de kampgevangenis (de Bunker), in de ziekenafdeling (het Revier), in de kantoren waar de binnenkomende gevangenen over de verschillende barakken werden verdeeld en bij de verschillende

Kommandos ingedeeld, enzovoort. Die gevangenen vormden een bonte

mengeling en niet alleen naar nationaliteiten (daarvan telde Dachau er ten tijde van de bevrijding 32). Alle door de Sicherheitspolizei und SD vervolgde groepen waren onder de gevangenen vertegenwoordigd: po­ litieke tegenstanders, Getuigen van Jehova, homosexuelen, asocialen, Joden, en Russische en andere dwangarbeiders; daarnaast waren de kampen al vóór de tweede wereldoorlog gebruikt om er diverse catego- riëen Duitse misdadigers, vooral ook z.g. Berufsverbrecher, in op te sluiten — die misdadigers waren het aan wie, soms samen met asocialen, de kamp-SS aanvankelijk het vormen van de kamphiërarchie had opgedra­ gen. Dat betekende dat wie uit de quarantaine-afdeling welke elk kamp kende, in het eigenlijke kamp werd opgenomen, o.m. voor het werk dat hij daar te verrichten kreeg, afhankelijk was van beslissingen, genomen door beroepsmisdadigers en asocialen en ook verder onderworpen bleef aan de nukken en grillen (en vaak ook wreedheden) van deze Kapo’s en hun helpers.

Men mag niet generaliseren: er zijn er onder die beroepsmisdadigers en asocialen geweest die zich als goede kameraden hebben ontpopt, maar dat waren uitzonderingen. Regel was dat de overige concentratiekamp­ gevangenen bitter te lijden hadden onder het regime van een kleine

832

G E G E V E N S U I T D E E L 8

groep: die der Kapo’s en hun helpers, die zichzelf allerlei voorrechten permitteerde (meer eten, licht werk, een betere slaapplaats, betere kle­ ding) en daardoor in feite binnen de door de 55 gestelde grenzen parasiteerde op die overige gevangenen. Geen wonder dat van de rijen dier laatsten uit voortdurend werd getracht, de hiërarchie van misdadigers en asocialen ten val te brengen — vóór de oorlog gelukte dat alleen in Sachsenhausen, nadien mede in Buchenwald, Dachau en Ravensbrück. In die vier kampen kwam na levensgevaarlijke intriges de macht, voor­ zover gedelegeerd, bij politieke gevangenen te berusten, hoofdzakelijk bij communisten. Over het algemeen betekende dat een aanzienlijke verbetering, zij het dat er onder die communisten niet weinigen waren die, als er gunsten te verdelen waren, andere communisten voortrokken.

Zo was de groep der gevangenen die in de concentratiekampen tegen­ over de 55 stond, niet homogeen maar verdeeld: verdeeld naar natio­ naliteit', naar kategorie, ten dele ook naar levensbeschouwing en poli­ tieke overtuiging, maar vooral naar ‘klasse’ — wij schreven in deel 8 over de ‘aristocratie’ van de Kapo’s, de ‘middenstand’ van hun helpers en van diegenen die zij in ‘goede’ Kommandos hadden laten opnemen, en het ‘proletariaat’ van de overige gevangenen, en wij gaven een schatting weer volgens welke er op elke tien ‘aristocraten’ en honderd ‘middenstanders’ duizend ‘proletariërs’ waren. Tegenstellingen waren dat van een scherpte die de maatschappij buiten de kampen niet kende — tegenstellingen namelijk die beslissend waren niet voor welstand o f armoede maar voor leven o f dood.

1 W ij verm elden in dit verband dat de m annelijke Rijksduitsers onder de gevangenen (dat sloot de O ostenrijkers in) eind '44 in de gelegenheid w erden gesteld, dienst te nem en bij de Wehrmacht. In Dachau gaven zich volgens de N ederlandse gevangene N ico Rost ‘de m eeste Duitsers’ op, ‘ nog voordat ze er toe verplicht w erd en’, de meeste O ostenrijkers w eigerden. ‘V ele com m unisten’ onder diegenen die zich hadden op­ gegeven, w erden afgew ezen - zij die aangenomen waren, w erden begin decem ber in

5 5-u n iform gestoken. ‘A llen ’, schrijft Rost, ‘zijn nu ontnuchterd. V elen van hen zijn al acht o f tien jaren in het kamp en ze vragen zich a f o f ze daarvoor gestreden hebben: om nu in SS-u n ifo rm naar het front te w orden gestuurd.’ (N ico Rost: Goethe in Dachau.

Literatuur en werkelijkheid (1947), p. 136 -38 )

In Sachsenhausen waren er volgens de N ederlandse politieke gevangene Edouard de N è v e ‘ maar zeer w ein ige’ politieke gevangenen die zich tot de m ilitaire dienst bereid verklaarden - w èl deden dat ‘de meeste groenlappen’, d.w.z. misdadigers. ‘ Er zijn ook H ollanders die zich kom en aanmelden. H eel weinig. M aar er zijn er. T w ee hunner hebben een groene driehoek — misdadigers. Z ij w orden allen weggezonden. Hollanders, Belgen, Fransen en Russen kunnen geen dienst nem en.’ (Ed. de N èv e (ps. van Jean Lengler): Glorieuzen (1946), p. 407, 443-44)

Men kon in de concentratiekampen op den duur slechts in leven blijven als de dagelijkse portie voedsel niet te gering was om de vormen van uitputting te doorstaan waaraan men werd blootgesteld. Er moest elf uur per dag worden gewerkt — een zware opgave wanneer men dat werk in een ordelijke fabriekshal te verrichten had, dubbel zwaar wanneer men, schamel gekleed en slecht geschoeid, werken moest in de openlucht o f in een steenkolenmijn o f in een tunnel voor F-wapens. Dan waren er de appèls: het zich tweemaal per dag opstellen om geteld te worden, hetgeen uren kon duren. De rantsoenen die de tot de burgerij behorende z.g. normale verbruikers (‘Normalverbraucher’) in Duitsland kregen, zou­ den onvoldoende zijn geweest om de krachten op peil te houden — eigenlijk had men voor de concentratiekamp-gevangenen die rantsoenen moeten verhogen met de gebruikelijke toeslagen voor zware o f zelfs zeer zware arbeid. De voor de concentratiekamp-gevangenen vastgestelde officiële rantsoenen waren evenwel een kwart lager dan die welke voor

Normalverbraucher golden. De hoeveelheden levensmiddelen die volgens

de officiële regels dagelijks bij de concentratiekampen werden aange­ voerd, waren dus al te klein. Uit die hoeveelheden werd bovendien op grote schaal gestolen: door de kamp-SS en door de bewakings-SS — van wat dan overbleef, eigenden de Kapo’s, en hun helpers zich alles toe wat zij begeerden. Men schat dat aan de ‘gewone’ gevangenen in doorsnee

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 70-86)