• No results found

Het Auschwitz-complex geëvacueerd

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 86-113)

Het Auschwitz-complex was in drie onderdelen gesplitst: Auschwitz I,

Auschwitz I I en Auschwitz III. Auschwitz I, aan de rand van het stadje

Auschwitz gelegen, was het z.g. Stammlager, in oude kazernes gevestigd welke de SD in '40 had betrokken; Auschwitz II was een groot, uit vele, apart afgesloten delen bestaand barakkenkamp, in '42 opgebouwd bij het dorp Birkenau dat bij die opbouw was verdwenen; tot Auschwitz III werden alle Aussenkommandos van het Auschwitz-complex gerekend waartoe o.m. de fabriekscomplexen van Monowitz en van Blechhammer behoorden die wij in dit hoofdstuk reeds noemden, maar ook andere plaatsen waar uit Nederland gedeporteerden waren tewerkgesteld — wij noemden in deel 8 (zie in dit deel kaart VIII op pag. 855) de steenkolen­ mijnen te Jawischowitz en Janina, de cementfabriek annex steengroeve te Golleschau, de fabriek van spoorwagons te Gleiwitz en het bij uitstek zware Aussenkommando-Warschau waar van de ca. twaalfhonderd daar­ heen gezonden Joden uit Nederland (twaalfhonderd van de ca. vierdui­ zend gevangenen van dit Kommando) eind juli '44, toen alle gevangenen van Warschau naar Dachau werden getransporteerd (behalve de zieken — zij werden doodgeschoten), nog slechts zeven-en-twintig in leven waren. Bij die tocht naar Dachau moesten de gevangenen eerst vier o f v ijf dagen lopen en daarop volgde een reis in goederenwagons die bijna drie etmalen duurde, ‘de dorst’, aldus een van de zeven-en-twintig Nederlanders, ‘was zo erg dat we eikaars urine dronken.’ 1

In Auschwitz I zaten in augustus '44 ca. zestienduizend gevangenen opgesloten, bijna allen mannen (maar in een aparte barak bevonden zich daar enkele honderden vrouwen, onder wie tweehonderdveertig uit Nederland afkomstige, die bijna allen aan sterilisatieproeven waren on­ derworpen), Auschwitz I I telde negen-en-vijftigduizend gevangenen en onder Auschwitz III werkten er ca. dertigduizend, ca. tienduizend alleen al in Monowitz. Op het totaal van die honderd vijfduizend gevangenen waren er meer dan twee-en-zestigduizend Joden, onder wie meer dan vijf-en-twintigduizend vrouwen die bijna allen in Auschwitz I I

opgeslo-1 ‘Verslag van m ededelingen van J. Rabbie’ (3 maart opgeslo-1947), p. 6 (GC).

HET A U S C H W I T Z - C O M P L E X

ten zaten. Die cijfers moet men zien als momentopnamen: gevangenen vielen ten offer aan een van de periodieke selecties (wie dan werd afgekeurd, werd in Auschwitz II, Birkenau, vergast) o f kwamen door andere oorzaken om het leven - zonder dat er wijziging kwam in de totaalcijfers werden hun plaatsen dan ingenomen door ingeschreven gevangenen uit de nieuwe deportatietransporten welke Auschwitz be­ reikten; in de lente en zomer van '44 waren dat vooral transporten van Hongaarse Joden. Die transporten waren zo groot dat de capaciteit van de gaskamers en van de verbrandingsovens van de vier grote crematoria die in de loop van '43 in Birkenau waren gereedgekomen: de Krematoria

II, III, IV t n V(Krematorium I bevond zich in Auschwitz I), tekortschoot:

een van de twee als boerderij gecamoufleerde ‘oude’ gaskamers van Birkenau, Bunker I, werd weer in gebruik genomen; bovendien werden tienduizenden Hongaarse Joden met nekschoten afgemaakt — hun lijken werden vervolgens in de openlucht verbrand in gigantische vuren waarin, als geen gaskamers ter beschikking stonden, ook wel levende gedepor­ teerden werden gesmeten. ‘Als vernietigingskamp is’, zo schreven wij in deel 8, ‘Birkenau nimmer zo furieus actief geweest als in die gruwelijke zomer van '44.’

In die tijd bestond het in de Krematoria en Bunker I van Birkenau dienstdoende Sonderkommando uit ca. vierhonderdvijftig Hongaarse Jo ­ den, ca. tweehonderd Poolse, honderdtachtig Griekse, v ijf Duitse, drie Slowaakse en één Nederlandse Jood, alsmede uit v ijf Poolse politieke gevangenen en negentien Russische krijgsgevangenen. Het was de taak van dit streng geïsoleerde en streng bewaakte Sonderkommando om die­ genen die ter vergassing de Krematoria werden binnengevoerd en die niet wisten wat hun daar te wachten stond (dat laatste wisten gevangenen die ‘geselecteerd’ waren, natuurlijk wèl), gerust te stellen en hun behulpzaam te zijn; waren zij vergast, dan werden hun kleren en schoenen overge­ dragen aan het z.g. Kanada-Kommando (het Kommando dat werkzaam was in de opslag-barakken waarheen de overige bagage al was overgebracht) en bij de lijken werden, voordat zij naar de verbrandingsovens getrans­ porteerd en daar ingesmeten werden, de haren afgeknipt en de gouden tanden en kiezen uitgebroken. Op enkele specialisten na (als zodanig golden vooral de Kapo’s en de stokers van de verbrandingsovens) werd

het in Birkenau aan het werk gezette Sonderkommando in de regel na twee o f drie maanden zelf ook vergast — dat was een van de vele factoren die het zulk een Sonderkommando vrijwel onmogelijk maakte, in opstand te komen. Een opstand (op zichzelf begrijpelijk bij deze groep, gegeven de onuitsprekelijk stuitende taak die zij onder dwang uitvoerde) vergde tijd van voorbereiding — die tijd ontbrak. Hij vergde ook wapens en explo- sieven — die ontbraken óók. Trouwens, wat konden de paar honderd man van het Sonderkommando, gesteld al dat zij wèl wapens en explosieven kregen, uitrichten tegen de ruim tweeduizend bewakings-5 5’ers van

Auschwitz ƒ en //? Die waren goed bewapend, hadden de beschikking

over motorfietsen en auto’s en konden een beroep doen op de Wehrmacht die een batterij luchtafweergeschut bij de kampen had opgesteld: stukken die ook tegen landdoelen konden worden ingezet.

Het waren, schijnt het, de in het Sonderkommando opgenomen Russi­ sche krijgsgevangenen die, alle moeilijkheden ten spijt, toch naar een opstand gingen toewerken. Volgens sommige naoorlogse verklaringen zou deze oorspronkelijk plaatsvinden in juni '44 maar toen zou het plan zijn verraden, waarna de Kapo van Krematorium II, die er weet van had gehad, samen met een aantal leden van het Sonderkommando werd dood­ geschoten. De actiefsten onder de overigen zetten hun voorbereidingen voort en vormden een nieuwe opstandsleiding die in contact stond met de illegale kampleiding welke hoofdzakelijk uit Poolse communisten bestond. Enkele vrouwelijke gevangenen die werkzaam waren in de bij

Auschwitz I gelegen munitiefabriek ‘ Union', wisten het Sonderkommando

pakjes dynamiet te doen toekomen; die werden de barakken van het

Sonderkommando binnengesmokkeld in een etensbak met een dubbele

bodem. Voor andere hulpmiddelen zorgde het Kanada-Kommando, en het

Kommando dat werkzaam was in het badhuis van de SS, kon daar enkele

machinepistolen en ca. 20 handgranaten bemachtigen.

Eind september werden ca. tweehonderd man van het Sonderkommando die in Krematorium IV werkten, opgeroepen om zich naar Gleiwitz te begeven. In plaats van daarheen te worden vervoerd, werden zij vergast in een bij het station Auschwitz gelegen desinfecteringsruimte. Hun lijken werden in de Krematoria van Birkenau verbrand — zij werden er herkend. Toen nu op 7 oktober door de 55 werd bekend gemaakt dat ook de overige leden van het Sonderkommando naar Gleiwitz zouden worden overgebracht, meenden de driehonderd mannen die in Bunker I en Krematorium IV werkten (hoofdzakelijk Hongaarse en Griekse Joden), dat men onverwijld tot actie moest overgaan. De opstandsleiding sprak zich daar tegen uit, maar de mannen van Bunker I en Krematorium IV

O P S T A N D I N A U S C H W I T Z

zetten door. Krematorium I V werd opgeblazen en de meesten van de daar werkzame leden van het Sonderkommando, meer dan tweehonderd man, zetten het, terwijl de alarmsirenes loeiden, op een lopen, doorbraken de kampomheining en renden verder waarna zij zich als groep in een boerenschuur ter verdediging inrichtten. De mannen van Bunker I kwa­ men niet buiten het kamp — zij werden overweldigd door 5 5’ers die op vrachtauto’s kwamen aanrijden en die, toen een eerste stormloop was afgeslagen, onmiddellijk twee stukken luchtafweergeschut lieten aanruk­ ken; er werd ook met machinegeweren gevuurd uit de wachttorens. Lang duurde het gevecht bij Bunker I niet. Wie daar na afloop nog in leven was, werd ter plekke doodgeschoten. Doodgeschoten werden ook de overlevenden uit de groep die zich in de boerenschuur had verschanst en die spoedig was opgespoord en overweldigd. Van de ca. zeshonderd vijftig leden van het Sonderkommando die op 7 oktober nog aan het werk waren, bleven, schijnt het, niet meer dan tweehonderd over.

De 55 ging spoedig vermoeden dat de bij de opstand gebruikte explosieven afkomstig waren uit de ‘ £/«zo«’-fabriek. Een gevangene, een Tsjechische half-Jood, wist er daar achter te komen welke meisjes bij de smokkel van de explosieven betrokken waren geweest en gaf hun kamp­ nummers aan de 55 door (de man is in Mauthausen door medegevan­ genen doodgeslagen) — vier meisjes werden, na zwaar gemarteld te zijn (daarbij brachten zij het op, de namen van andere gevangenen die ook in het komplot waren geweest, te verzwijgen), publiekelijk opgehangen.

Hoe groot de verliezen waren die de 55 bij de opstand had geleden, is niet precies bekend: volgens sommigen waren er in hun rijen verschei­ dene tientallen doden gevallen, volgens anderen minder dan tien. Een feit is dat de opstand, al was dan slechts één van de vier grote Krematoria vernietigd diepe indruk maakte op de overige gevangenen; het was, schreef later een Tsjechische vrouwelijke gevangene, ‘als hatte man die

Angst weggeschoben, als waren auch u'ir urn einen Kopf grössergeworden.''

Nog geen vier weken na de opstand, op 2 november, kwam in Auschwitz een bevel van Himmler binnen dat de vergassingen moesten worden

' Ana N ovae, aangehaald in H. Langbein: Menschen in Auschwitz (1972), p. 233.

gestaakt. Dat bevel vloeide voort uit Himmlers pogingen om in contact te treden met Engeland en de Verenigde Staten (daarover hebben wij in dit hoofdstuk meer te schrijven) — pogingen die het hem wenselijk deden voorkomen, een einde te maken aan de gemechaniseerde massamoord die in Auschwitz werd bedreven. Uiteraard was het dan ook wenselijk dat de sporen van die massamoord verdwenen. Tot het doen verdwijnen van dergelijke sporen had hij al eerder een algemeen bevel gegeven: begin '42 was een speciale staf gevormd onder leiding van SS-Standar-

tenführer Paul Blobel, die op alle plaatsen waar buiten de grote kampen

lijken van Joden waren begraven (het betrof hier meestal de slachtoffers van de acties der Einsatzgruppen in '4 1—'42) die lijken door speciale

Kommandos had laten opgraven en alsnog verbranden — die Kommandos

werden op gezette tijden doodgeschoten. Bij Auschwitz-Birkenau was van de talloze mensen die er waren vergast, slechts de as overgebleven — ze was ten dele gestort in de Sola, een zijrivier van de Weichsel, dicht bij het kamp, ten dele in enorme kuilen geworpen. Die kuilen werden van eind november '44 a f leeggehaald (ook die as werd in de Sola geworpen), dichtgegooid en met graszoden bedekt; ook werden er boompjes geplant. Al dit werk werd verricht door een Abbruchkommando van zeventig mannelijke gevangenen (begin december werden daar tweehonderd vrouwelijke aan toegevoegd). Die zeventig waren de over­ levenden van de tweehonderd mannen van het laatste Sonderkommando, van wie de overigen midden o f eind november waren vermoord. Uiteraard waren de leden van het Abbruchkommando er van overtuigd dat ook zij na gedane arbeid uit de weg geruimd zouden worden (zij zijn slechts in leven gebleven doordat zij, in januari naar Mauthausen getrans­ porteerd, daar geheim hebben weten te houden wat de laatste arbeid was die zij in Auschwitz hadden verricht) — trouwens, ook de meeste S S ’ers die in de Krematoria werkzaam waren geweest, namen aan dat zij uiteindelijk op bevel van Himmler zouden worden geliquideerd; ver- scheidenen van hen verkeerden in een sombere stemming en vluchtten in de drank.

Eind november werd begonnen met het afbreken van Bunker I en de

Krematoria II, III en V. Wat twee maanden later van al die gebouwen nog

over was, werd vlak voordat het Rode Leger Auschwitz bereikte, opge­ blazen.

A F B R A A K VAN DE C R E M A T O R I A V AN A U S C H W I T Z

Inzake de verantwoordelijkheid voor de evacuatietransporten uit het Auschwitz-complex alsook uit andere concentratiekamp-complexen zijn maar weinig Duitse stukken bewaardgebleven maar er zijn aanwijzingen dat midden januari '45, d.w.z. vlak na de inzet van het winteroffensief van het Rode Leger (12 januari), een algemeen bevel van Himmler is uitgegaan naar de Höhere S S- und Polizeifiihrer in de gebieden ten oosten van de Oder-Neisse-lijn dat in geval van nadering van het Rode Leger alle gevangenen naar het westen moesten worden afgevoerd of, als dat niet mogelijk was, doodgeschoten. Dat algemene bevel lag in de lijn van al eerder gegeven bevelen die op hun beurt tot instructies van lagere instanties hadden geleid. Zo had de Befehlshaber der Sicherheitspolizei und

des SD in een deel van Oost-Polen waar het Rode Leger in aantocht was,

op 21 juli ’44 een geheime instructie doen uitgaan naar alle Aussenstellen van de SD welke inhield dat zij hun gevangenen standrechtelijk ter dood moesten veroordelen en executeren o f naar een concentratiekamp over­ brengen — was dat alles als gevolg van de militaire ontwikkelingen niet mogelijk, dan dienden de gevangenen opgesloten te worden in gebou­ wen die in brand gestoken o f opgeblazen moesten worden.

Overeenkomstige plannen werden, schijnt het (het is op zichzelf ook logisch), met betrekking tot de gevangenen van het Auschwitz-complex opgesteld — die gevangenen zelf gingen er in elk geval van uit dat het, als bevel tot evacuatie gegeven zou worden, hoogst riskant zou zijn om in het kamp te blijven. Wel te verstaan: zieken hadden geen keus, en onder hen waren velen die niet anders verwachtten dan dat de laatste S S ’ers die het complex zouden verlaten, de ziekenbarakken in brand zouden steken.

Eerder vermeldden wij dat zich in Auschwitz I, II en III in augustus '44 honderdvijfduizend ingeschreven gevangenen bevonden. Daar waren nieuw ingeschreven gevangenen bijgekomen, ook uit Nederland (het laatste deportatietransport uit Westerbork dat dit kamp in Drente op 3 september had verlaten, kwam op de 5 de in Auschwitz aan en nadien waren daar nog transporten uit Theresienstadt gearriveerd waarin zich omstreeks drieduizend uit Nederland gedeporteerden bevonden) — an­ derzijds waren ingeschreven gevangenen aan selecties ten offer gevallen o f ‘normaal’ overleden dan wel naar andere

plexen overgebracht. Dat laatste gold voor niet zo weinigen. Enkele tienduizenden waren in de periode van augustus '44 tot 17 januari '45 naar elders getransporteerd: naar Gross-Rosen, naar Sachsenhausen, naar Stutthof, vrouwen en meisjes ook naar het Frauenlager van Bergen- Belsen. In dat Frauenlager werden die vrouwen en meisjes, gelijk gezegd, als afval gedeponeerd, in de andere complexen moesten de gevangenen die er aankwamen, tewerk worden gesteld, althans: dat was de bedoeling.

Wat er gebeurd is met tussen de honderdtachtig en tweehonderdveer- tig mannelijke gedeporteerden uit Nederland die eind oktober, resp. eind november naar Stutthof werden gezonden (allen behorend tot het laatste transport uit Westerbork), is onbekend: geen van hen is in leven geble­ ven. Wat diegenen betreft die naar Sachsenhausen en Gross-Rosen op transport werden gesteld: beide kampen waren al propvol; de in Sach­ senhausen aankomenden werden dus doorgezonden: naar Buchenwald, naar Dachau o f naar een van de zwaarste Aussenkommandos van Sachsen­ hausen: Lieberose. Ook zij die in Gross-Rosen arriveerden, werden doorgezonden: naar Aussenkommandos, waaronder enkele waren waar het leven dragelijk bleek te zijn. Dat gold bijvoorbeeld voor het Aussenkom-

mando-Reichenbach (70 km ten zuiden van Breslau), waar eerst al ca.

vierhonderdvijftig Joodse mannen en vrouwen waren terechtgekomen (in een fabriek van het Telefunken-concern) die in het concentratiekamp Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt1 en vervolgens andere uit Nederland afkomstige vrouwen die voordien in Ravensbrück opge­ sloten waren; het gold ook, om een tweede voorbeeld te geven, voor het Aussenkommando-Hundsfeld (bij Breslau), waar tenslotte ca. tweedui- zendtweehonderd vrouwen werkten in fabrieken voor vliegtuigonder­ delen. ‘Het kamp was’, aldus later een uit Auschwitz overgebrachte Nederlandse gedeporteerde,

‘w a t eten en d rin k en betreft, b e h o o rlijk . . . Ied er had een eigen bed, later lag m en ten h o ogste m et tw ee person en te rw ijl ied er tw ee katoenen dekens had. Z o la n g ik er g ew eest ben, z ijn er slechts drie d o d en g e w ee st . . . O n ze d od en w e rd e n op d e Jo o d s e begraafplaats in B reslau b egraven .’ 2

In andere, tot het Gross-Rosen-complex behorende Aussenkommandos

(Aussenkommandos met mannelijke gevangenen) waren de omstandighe­

den over het algemeen veel ongunstiger (er moest zware arbeid worden

1 T e hunnen behoeve had de Philips-directie bereikt dat zij onm id dellijk na aankomst in Auschwitz, begin ju ni '44, naar Reichenbach zouden worden doorgezonden. 2 ‘Verslag van m ededelingen van G. D een -K aufm an n’ (z.d.), p. 1 1 - 1 2 , 15 (GC).

T R A N S P O R T E N U I T A U S C H W I T Z

verricht in steengroeven o f er moesten wegen worden aangelegd), zij het dat ook hier enkele kampen waren (kampen waar de leiding in handen was van de Organisation Todt, niet van de SS), waar redelijk goed voor de gevangenen werd gezorgd. In één van die OT-kampen kregen de gevangenen niet alleen voldoende te eten, maar, zo verklaarde later een mannelijke gedeporteerde, ‘daarnaast altijd koffie met melk en suiker en op zondag tien bonbons en sigaretten. Het was werkelijk prima! Het was hier een hemel, vergeleken met andere kampen.’ 1

Wanneer men de verklaringen leest die na de bevrijding werden afgelegd door naar Auschwitz gedeporteerden die vandaar in de laatste maanden van '44 naar elders werden getransporteerd, dan is het opvallend hoe verschillend de omstandigheden waren waarin de een dan wel de ander terechtkwam. Ook binnen het Auschwitz-complex zelf waren trouwens de verschillen groot. Zo werden eind oktober ca. vijf-en- twintig mannelijke gedeporteerden uit Nederland ingedeeld bij een transport van honderd vijftig gevangenen die in een groot metaalbedrijf te Gleiwitz tewerk werden gesteld van een Aussenkommando uit dat

Gleiwitz III heette en waar zich in totaal ca. zeshonderd gevangenen

bevonden. Wel was er de behandeling, aldus een der Nederlanders, ‘gemeen’, maar daar stond tegenover dat het onderdak ‘buitengewoon goed’ was.2 ‘De eerste avond’, aldus een tweede gedeporteerde,

‘ kregen w e al eten . . . O n ze eerste in d ru k van dit kam p w as g ew eld ig . W e vo e ld e n ons a ls o f w e van d e hel in de h em e l g ek o m en w aren. W e kregen ied er een eigen deken. D e v o lg e n d e m o rgen kregen w e allem aal een eig en etensbakje, een eigen b akje v o o r thee en ied er k reeg een lepel. H et b ro o d w e rd in zijn geh eel naar b in n en gebracht en in de barak, w aar w ij b ij w aren , in v ieren gesned en, evenals d e m argarine. D it om te b e w ijz e n dat er niets gesto len w as, w an t dat b estond in

G leiw itz I I I niet. D e zieken kregen er zelfs pap. H et w as af! . . . A ls w e van het

w e rk k w a m en en koud w aren , dan h ield de Kommandant b in n en appèl in de v e rw a rm d e zaal.’ 3

De evacuatie nu van het Auschwitz-complex in januari '45 en die van het Gross-Rosen-complex in februari (die laatste evacuatie vloeide voort uit de opmars van het Rode Leger van de Oder naar de Neisse) beteken­ den dat alle geëvacueerde gevangenen, welke ook de omstandigheden waren waarin zij in de voorafgaande maanden hadden verkeerd, aan

1 ‘V erslag van m ededelingen van E. Franken’ (2 dec. 1947), p. 23 (a.v.). 2 ‘Verslag van m ededelingen van E. C o h en ’ (20 okt. 1947), p. 4 (a.v.). 3 ‘Verslag van m edede­ lingen van B. K ronenberg’ (30 april 1947), p. 2 3 -2 4 (a.v.).

nieuwe, ongekend zware beproevingen werden blootgesteld. Trachten wij daar een beeld van te geven, dan is het ons niet mogelijk, speciaal de uit Nederland gedeporteerden te volgen: dezen vormden immers geen aparte groep maar bevonden zich, in totaal ten getale van misschien tweeduizendvijfhonderd, temidden van andere gevangenen van allerlei soort en nationaliteit in vier grote kampen (Auschwitz I, Auschwitz II, Monowitz en Blechhammer) alsmede in talloze kleinere van welke een deel tot het Gross-Rosen-, een deel tot het Auschwitz-complex behoor­ de.

Op 17 januari '45 liet de SS het bevel verspreiden dat alle gevangenen van het Auschwitz-complex die nog in staat waren te lopen, de kampen

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 86-113)