• No results found

Andere concentratiekamp-complexen

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 123-149)

Wij hebben aan het Neuengamme-complex speciale aandacht besteed omdat, gelijk gezegd, na de evacuatie, begin september '44, van de gevangenen uit Vught naar Sachsenhausen en Ravensbrück, Neuengam­ me het enige concentratiekamp was waar Nederlandse gevangenen naar toe werden gezonden. Er zaten overigens begin september '44 al Neder­ landers in de complexen van Sachsenhausen, Ravenbrück en Neuengam­ me en bovendien, afgezien nog van de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen welke wij al behandelden, nog in andere: in die van Dora, Buchenwald, Dachau en Natzweiler; dan waren er nog de Joodse groepen in het Altersghetto Theresienstadt en in het Austauschlager Bergen-Belsen. Eerder gaven wij weer dat zich in de concentratiekampen in Duitsland midden augustus '44 bijna negen-en-twintighonderd mannelijke en ruim tweehonderd vrouwelijke Nederlandse Schutzhafilinge bevonden: ca. een-en-dertighonderd in totaal dus. Daar kwamen in Duitsland ten westen van de Oder-Neisse-lijn in die laatste oorlogswinter talrijke Nederlandse gevangenen bij: ca. drieduizendvierhonderd in het com- plex-Neuengamme, in Ravensbrück ruim zeshonderdvijftig vrouwen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen, in Sach­ senhausen ca. tweeduizendvijfhonderd mannen uit Vught en onbekende aantallen uit Auschwitz en Gross-Rosen — andere, ook onbekende aan­ tallen geëvacueerden uit Auschwitz en Gross-Rosen belandden in het

Frauenlager van Bergen-Belsen, in Dora, in Buchenwald, in Flossenbürg,

in Dachau, in Mauthausen. Hoeveel waren die onbekende aantallen als men ze bij elkaar telt? Er zijn in totaal volgens onze schatting onder de gevangenen die de complexen van Auschwitz en Gross-Rosen moesten verlaten, misschien tweeduizendvijfhonderd uit Nederland gedeporteer­ den geweest; dat de helft hunner de verschrikkingen van de evacuatie- transporten heeft kunnen doorstaan, lijkt een ruime schatting.

Het is ons niet mogelijk, hier de wederwaardigheden in de laatste oorlogswinter weer te geven van de groepen Nederlandse gevangenen in al die concentratiekamp-complexen welke wij zojuist noemden: er zijn niet voldoende gegevens. En als die er wèl waren, wat zou dan hun weergave anders worden dan een reeks variaties op een-en-hetzelfde thema? Wij betwijfelen o f dat in ons algemene werk zin zou hebben. Trouwens, in de aanhef van dit hoofdstuk gaven wij al een beeld van de elementen die karakteristiek waren voor wat wij ‘de derde fase’ in de geschiedenis van de Duitse concentratiekampen in de Tweede Wereld­ oorlog hebben genoemd en wat wij in de voorafgaande paragraaf over

het Neuengamme-complex hebben geschreven, mag men zien als type­ rend voor de situatie in andere kamp-complexen.

Wij kunnen niettemin aan die andere kamp-complexen niet geheel voorbijgaan. Voordat wij bij een belangrijk feit stilstaan dat alle Neder­ landers in de concentratiekampen in Duitsland in de laatste oorlogswinter pijnlijk heeft getroffen (het feit dat zij, in tegenstelling tot gevangenen van andere nationaliteiten, nauwelijks voedselpakketten ontvingen), w il­ len wij weergeven wat ons bekend is over enkele relatief grote groepen: de geëvacueerden uit Vught, de geëvacueerden uit Natzweiler (de Nacht-

und-Nebel-gevangenen), de geëvacueerden uit het Auschwitz-complex en

de groep die opgesloten zat in het Austauschlager Bergen-Belsen — schrij­ ven wij over deze groepen, dan komt vanzelf de algemene situatie in de desbetreffende kamp-complexen aan de orde. Wat in al die kamp-com- plexen in de slotfase van de Tweede Wereldoorlog is geschied, vindt pas zijn logische plaats in het hoofdstuk over Duitslands ineenstorting.

Op twee achtereenvolgende dagen: 5 en 6 september '44, werden de gevangenen uit het concentratiekamp Vught met treinen naar Duitsland overgebracht: op de 5de alle mannelijke Schutzhafilinge, op de 6de de overige gevangenen (op enkele uitzonderingen na), onder hen de vrou­ wen. De mannen die op de 5de op transport gingen, hadden slechts mee kunnen nemen wat zij in hun zakken o f sokken hadden kunnen opber­ gen, het transport van de 6de kreeg eten mee — geen drinken.1 Op beide dagen tezamen werden tweeduizendachthonderd mannen afgevoerd (onder hen enkele honderden Belgen en Fransen) en ruim zeshonderd- vijftig vrouwen. Voor beide transporten werd gebruik gemaakt van gesloten goederenwagons — in de meeste daarvan waren zeventig tot tachtig gevangenen opgesloten. In sommige wagons werd met gemeen­ schappelijk goedvinden een ‘leider’ benoemd om de onvermijdelijke twisten wist bij te leggen, in andere geschiedde dat niet en daar kon dan het ongemak van de lange reis (zij duurde drie etmalen) tot felle ruzies leiden. In de afgesloten ruimten werd het spoedig benauwd, zodat

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

1 O p 7 september werd uit het Aussenkommando-Venlo nog een onbekend aantal gevangenen naar Duitsland getransporteerd, op de 12d e geschiedde hetzelfde met de zestig gevangenen van het Aussenkommando-Arnhem ; dit waren allen mannen.

R A V E N S B R Ü C K

sommige gevangenen flauwvielen. Beide transporten kregen eenmaal voedsel uitgereikt: brood en worst op een station in Duitsland, en toen werd ook in elke wagon van het transport van de 5de een tonnetje met water geplaatst, waarna zich althans in één der wagons, aldus een inzit­ tende, ‘ongelofelijke taferelen’ afspeelden: ‘ieder drong op; er werd geslagen en geschreeuwd en het bleek wel, welke beesten in de mensen huisden.’ 1 Het transport van de 6de kreeg niets te drinken, ‘de dorst die wij hadden, was’, aldus een gevangene, ‘niet om uit te houden. Ik had steeds een knoop in mijn mond. Wij durfden het brood niet op te eten, uit angst dat we zouden stikken.’2 ‘Naast de benauwdheid was’, schreef later een der vrouwen van het transport van de 6de,

‘ de afw e z ig h e id van w ater w e l het ontzettendst. In e lk station ja m m e rd e n w e om drinken en a f en toe w e rd en , op de perrons, d o o r m e d e lijd e n d e soldaten w e l eens en ige van o n ze pannetjes g e v u ld ; er o n tston d en dan . . . zu lke vechtpartijen dat er heel w at van dit kostbare nat gem o rst w e rd .’ 3

Wij willen eerst deze ruim zeshonderdvijftig vrouwen volgen. In hun Vughtse kampkleding (blauwe overalls met blauwe hoofddoe­ ken) stapten zij bij Ravensbrück uit de trein. Geradbraakt voelden zij zich maar niet gebroken. In rijen van v ijf passeerden zij zingend de 55- wacht van het concentratiekamp. ‘We waren trots op jullie, zoals je binnen kwam marcheren’, kregen zij later van Nederlandse vrouwen te horen die toen al in Ravensbrück gevangen zaten, ‘jullie houding was zo fier.’4 Het transport uit Vught werd in eerste instantie niet in een barak ondergebracht maar in een grote tent met stro op de grond, dat wemelde van luizen en vlooien, en naar die tent op weg kregen de vrouwen beelden te zien welke zij in Vught nooit hadden aanschouwd: geen barak passeerden zij o f magere vrouwen met armen als van skeletten smeekten om eten; aan sommigen wierpen de vrouwen wat brood toe — prompt verschenen SS-Aufseherinnen die de bedelaressen wegranselden.

In de tent was het niet om uit te houden: voor de luizen en vlooien op de vlucht, gingen de vrouwen uit Vught in de openlucht slapen. Na twee dagen werden zij ingeschreven. Daarbij werden hun al hun bezit­ tingen, ook de Vughtse kampkleding, afgenomen — zij kregen niet meer

' J. Gerber: ‘M ijn ervaringen in gevangenis en concentratiekamp. W eteringschans, Vught, O ranienburg' (1945?), p. 30. 2 Gem . politie G roningen: p.v. J. de Jo n g e (7 sept. 1946), p. I (G C , c (61) 7). 3 G. Kijzer-Lanz in Onderdrukking en Verzet, dl. I, p. 663. 4 C. ten B oom : Gevangene en toch . . . (1946), p. 86.

dan een hemd, een dunne jurk en een paar klompen uitgereikt. Vervol­ gens kwamen zij in de quarantaine-afdeling van het kamp terecht, t.w. in een vervuilde barak. Daar bleven zij twee weken, waarin zij dagelijks urenlang op appèl moesten staan — na afloop van die periode had elk haar plaats gekregen in een o f ander Kommando, hetzij binnen, hetzij buiten het kamp.

Wat die laatste, de Aussenkommandos, betreft, weten wij slechts met zekerheid dat eind september ca. vijftig vrouwen die in Vught in het Philips-Kommando hadden gewerkt, overgebracht werden naar Reichen­ bach en enige tijd later omstreeks tweehonderd andere vrouwen naar een

Aussenkommando van Dachau in München.

In Reichenbach bevonden zich, zoals eerder bleek, reeds ca. vierhon- derdvijftig Joodse mannen en vrouwen die uit Vught eerst Auschwitz waren binnengevoerd. Het (nogal primitieve) kamp waarin de vijftig vrouwen terechtkwamen, bleek tevens een opleidingskamp te zijn voor

SS-Aufseherinnen. Het werd steeds voller: niet alleen de Joodse vrouwen

uit Vught kwamen er in terecht maar ook Poolse en Hongaarse Jodinnen. Van het kamp uit moest in verscheidene fabrieken (die van Telefunken was er een van) hard worden gewerkt, ‘we hadden’, aldus een van de vrouwen uit Ravensbrück, ‘altijd honger, maar vergeleken bij later was ’t eten niet slecht.’1 Voorzover ons bekend, is van alle in het Aussenkom-

mando-Reichenbach tewerkgestelde Nederlandse vrouwen aldaar in de

vier-en-een-halve maand dat zij er waren, niet één overleden.2

Ook de ca. tweehonderd vrouwen die naar een zich in München bevindend Aussenkommando van Dachau werden gezonden, kwamen in een relatief gunstige situatie terecht. Samen met ca. driehonderd Poolse vrouwen (geëvacueerden uit Warschau) en enkele vrouwen uit

Joego-1 A. Siegenbeek van H eukelom : V erslag (z.j.), p. 7 (GC). 2 D e gevangenen uit dit

Aussenkommando werden, toen het Rode Leger naar de N eisse oprukte, midden februari

te voet afgevoerd, dwars door het Reuzengebergte; onderw eg werd uit de groep van vijftig vrou w en uit Ravensbrück één, die niet m eer m eekon, doodgeschoten. N a vier dagen lopen w erden de vrouw en in een trein geladen die goeddeels uit open wagons bestond. D ie trein reed hen in v ijf etmalen naar M inden in W estfalen waar zij in een

Aussenkommando van N euengam m e terechtkwamen van waaruit zij de dagen door­

brachten in een onderaardse fabriek van het Siem ens-concern. W erken konden zij er niet; er was geen materiaal. In april werd een deel van deze groep eerst nog naar de Volksw agenfabriek in Fallersleben gevoerd, vervolgens werd ze per trein naar een kamp in Salzw edel overgebracht. Daar werd zij door Am erikanen bevrijd. Een ander deel kwam uiteindelijk na een gruw elijke reis in W öbbelin terecht en vandaar in H am burg - de overlevenden werden daar overgedragen aan het Zw eedse Rode Kruis.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

R A V E N S B R Ü C K

slavië en België werden zij gehuisvest in een met prikkeldraad afgesloten deel van een gewoon woonblok; zij werkten in een fabriek van de fa. Agfa (deel van het IG-Farben-concern) waar aan een lopende band' tijdmechanismen voor bommen werden geassembleerd. Elke zondag gingen zij wandelen met de SS-Aifseheiïnnen. Hun voedsel was karig. Toen er in januari geen zout meer in het warme eten was gedaan, gingen de Nederlandse vrouwen in staking. ‘ One of them’, aldus later de Oos­ tenrijkse arts van dit Aussenkommando, Ella Lingens-Reiner, die in de­ cember uit Auschwitz naar Dachau was overgebracht,

‘ switched o ff the conveyor belt. They crossed their arms and when the Commandant went from one to the other, completely beside himself, asking it’hy they were not working, In was given the answer: ‘ Because we don’t want to any more.’ — A strike in a munition factory, a strike o f concentrationcampprisoners! It was something completely unheard o f ‘

-straffen (was zoiets in andere kampen gebeurd, dan zouden diegenen die voor de staking verantwoordelijk waren gesteld, onmiddellijk zijn op­ gehangen) bleven alleen achterwege doordat, schijnt het, op het rapport over deze zaak niet tijdig werd gereageerd door het SS-Wirtschafts- und

Verwaltungshauptamt en de SS-officier die als Kommandant van het Aus­ senkommando optrad, niet geïnteresseerd was in een spoedige afhandeling.

Voorzover ons bekend, zijn onder deze omstreeks tweehonderd Neder­ landse vrouwen in het geheel geen slachtoffers gevallen.2

Veel ongunstiger was de situatie voor de vrouwen die in Ravensbrück moesten blijven. De barakken werden er van maand tot maand voller, de rantsoenen van maand tot maand kleiner. Veel vrouwen werden ziek, vooral als gevolg van de moordende appèls, en konden niet langer werken. Dan dreigde voor hen het gevaar dat zij uit de groep van diegenen die niet bij een bepaald Kommando waren ingedeeld, geselec­ teerd zouden worden. Die geselecteerden werden naar een dicht bij Ravensbrück gelegen, kleiner kamp overgebracht, Uckermark, waar zij vrijwel niets te eten kregen, waar de SS-Aufseherinnen als hellevegen optraden en waar van tijd tot tijd nieuwe selecties plaatsvonden — velen werden naar het kamp Ravensbrück teruggebracht waar zij o f doodge­ schoten werden o f in een primitieve gaskamer vermoord (geschat wordt dat in de gaskamer van midden januari tot midden april tussen de

vijf-1 Ella Lingens-Reiner: Prisoner offear (vijf-1948), p. vijf-170. 2 D e groep werd eind april door de Lagerkommandant naar een plaats buiten M ünchen gevoerd. 'There it rained', aldus Ella Lingens-Reiner, ‘ he left them in a barn, dressed in civilian clothes and went off on liis

bike. On the following day the French came.’ (a.v., p. 176)

en zesduizend vrouwen zijn vermoord), anderen werden in de zieken­ barak van Uckermark vergiftigd. Van één groep van zeventig Nederlandse vrouwen die in februari naar Uckermark werd overgebracht, zijn elf in leven gebleven, van een tweede, kleinere groep die in maart hetzelfde lot trof, niet één.

Wij vermelden tenslotte dat begin maart in Ravensbrück een speciaal transport werd gevormd van vrouwelijke politieke gevangenen die als

Nacht-und-Nebe!-gevangenen behandeld moesten worden; dat transport,

waarbij zich vijf-en-dertig Nederlandse vrouwen bevonden, werd naar Mauthausen overgebracht.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

Nu de mannen van het transport uit Vught.

Zij werden niet in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen maar moesten na aankomst marcheren naar de grote montagehal van de Hein- kel-vliegtuigfabrieken die op ongeveer 8 km van Sachsenhausen lagen. Het gehele fabriekscomplex was in april '44 door een Geallieerd bom­ bardement zwaar beschadigd maar de montagehal was toen vrijwel intact gebleven. In die immense, sombere en tochtige hal waren, toen de mannen uit Vught er werden binnengebracht (alsook andere Nederlandse mannen die afkomstig waren uit de gevangenis te Rijssel en uit diverse tuchthuizen in het Rijnland), al duizenden uit Warschau geëvacueerde Polen aanwezig, ‘velen’, aldus een der Nederlanders, ‘afkomstig uit de donkere wijken van deze Oosteuropese stad’ - ‘iedere avond’ werd met die Polen gevochten ‘om een deken o f een ledige krib’ (er waren èn te weinig dekens èn te weinig kribben),

‘ ’s m idd ags b ij het eten d ez elfd e gevech ten o m een schotel. M eestal w o n n e n de P olen . Z ij aten dan het eerst, lik ten de schotels g ro n d ig schoon en zo n d er dat d eze g ew assen k o nden w o rd e n , m o esten daarna de H ollan d ers er u it eten. M ach telo o s w a ren w e , o o k als w e zagen dat het toch al k arige eten o n e e rlijk v e rd e e ld w erd . W e rk w as er v r ijw e l niet.’ 1

De gevangenen moesten elke dag urenlang op appèl staan (bij elkaar meestal zes uur lang) en voor de rest diende ieder te zien hoe hij, zonder

1 ‘ D e V isser’ in Den vijand wederstaan, p. 283.

S A C H S E N H A U S E N

teveel last te krijgen met de Kapo’s (voor een deel Duitsers, voor een deel Polen), de dag zo goed mogelijk doorkwam.

Voor werk werd spoedig gezorgd. Er verschenen in de Heinkel-hal ambtenaren van de Arbeitseinsatz en bedrijfsleiders. Zij vroegen om geschoolde arbeiders. Slechts weinigen meldden zich. Daarop werd de gevangenen eenvoudig aangezegd, naar welk Aussenkommando zij zouden worden overgebracht. Wie dan de Heinkel-hal verliet, verloor al zijn bezittingen en kreeg in ruil slechts de gestreepte concentratiekamp- kleding. Zo werden omstreeks vierhonderd (volgens sommigen: twee­ honderd) mannen uit Vught samen met ongeveer tweehonderd andere gevangenen van diverse nationaliteit naar Rathenow-Heidefeld gestuurd, ca. 70 km ten westen van Berlijn, waar zij tewerk werden gesteld in de Arado-vliegtuigfabriek.1 Andere mannelijke gevangenen uit Vught wer­ den naar de Klinker-Werke van Sachsenhausen gedirigeerd, ca. vijfhon­ derd verdwenen midden oktober naar Neuengamme, nog anderen wer­ den doorgestuurd naar Buchenwald en naar de mannen-afdeling van Ravensbrück, ook bleven er Nederlanders in de Heinkel-hal achter als leden van het Kommando dat werd ingezet om in de chaos die door het Geallieerde bombardement was ontstaan, weer enige orde te scheppen, later ook elders in het fabriekscomplex toen daar weer kon worden gewerkt.

Het schijnt dat er eind oktober van de ca. tweeduizendvijfhonderd Nederlandse mannen die zich begin september in de Heinkel-hal hadden bevonden, nog ongeveer driehonderd over waren voor wie men nog geen bestemming had gevonden — de meesten van die driehonderd werden in het hoofdkamp Sachsenhausen opgenomen; daarheen waren uit de Heinkel-hal ook al anderen overgebracht.

Hoeveel Nederlanders zaten er in dat hoofdkamp?

Eind augustus '44, naar het schijnt, ca. driehonderdvijftig. Daarbij kwamen dus, formeel, de uit Vught geëvacueerde mannen en de uit Rijssel en uit het Rijnland overgebrachte Nederlandse gevangenen, bij

1 U it R athen ow -H eidefeld zijn de zieken steeds naar Sachsenhausen getransporteerd — één schatting houdt in dat tw eehonderd gevangenen van dit Aussenkommando zijn overleden. D e anderen w erden eind april door het Rode Leger in Rathenow -H eidefeld bevrijd.

C O N C E N T R A T I E K A M P E N , D E R D E F A S E

elkaar misschien tweeduizendvijfhonderd mannen. Er zijn in het hoofd­ kamp evenwel niet tweeduizendachthonderdvijftig Nederlanders inge­ schreven gebleven — volgens de socialistische leider Koos Vorrink (die in Sachsenhausen geïsoleerd zat in een barak van de kampafdeling voor Russische krijgsgevangenen maar die van daaruit tal van clandestiene contacten kon onderhouden) waren het er, zo verklaarde hij aan de Enquêtecommissie, ‘in de winter 1944—1945 achttienhonderd.’ 1 ‘Winter '44—45’ moet dan, dunkt ons, begrepen worden als: eind ’44-begin '45, want eind januari en begin februari vonden uit Sachsenhausen, waar toen een deel van de evacuatietransporten uit Auschwitz binnenkwam, grote transporten naar andere kampen plaats (transporten die de hele maand februari en ook in maart werden voortgezet), waarbij ook groepen Nederlanders Sachsenhausen verlieten. Zieke gevangenen werden bij duizenden naar het Hajtlingslager van Bergen-Belsen gezonden, valide gevangenen naar Buchenwald, Flossenbürg en Mauthausen. Midden april '45 waren in het hoofdkamp nog ca. negenhonderd Nederlanders over.

De verklaringen van de Nederlanders die na september '44 in Sach­ senhausen opgesloten waren, maken er geen melding van dat in de periode tot de evacuatie van het kamp (21 april '45) grote aantallen Nederlanders zouden zijn overleden2 — dat kan hebben samengehangen

1 G etuige J. J . Vorrink, Enq., dl. V I c, p. 83. 2 Het spreekt van ze lf dat Sachsenhausen ook in die laatste oorlogswinters schrille tegenstellingen kende. V o or ‘aristocratie’ en ‘ m iddenstand’ bestonden er diverse geneugten. Dr. J. H em elrijk, begin novem ber uit de H ein k el-h al het hoofdkam p binnengevoerd (hij w erd, gelijk reeds verm eld, begin februari '45 naar Buchenwald op transport gesteld), beschreef later aldus een zondag­ m iddag in Sachsenhausen m idden decem ber '44:

‘Zondagm iddag had je keuze. In het badhuis, dat met zijn stoelen tot concertzaal was ingericht, speelde een strijkje van gevangenen klassieke muziek, afgewisseld door com posities van de dirigent-zelf. Het programma kreeg je bij de ingang netjes gestencild toegereikt. M aar er was slechts een beperkt aantal plaatsen, 100 a 150. Een toegangskaart was niet gem akkelijk te krijgen, zeker niet voo r het plebs, waartoe ik h oorde; alleen door connecties met een der prom inenten had je er kans op.

. . . V o o r de voetbalw edstrijd die op het appèlplein gehouden werd, had je geen toegangskaart nodig. Er speelden elftallen van verschillende Kommandos, maar er w erden ook landenwedstrijden gehouden; ik m een zelfs een competitie. Elke club had zijn eigen costuum. Ik keek de eerste keer m ijn ogen uit naar die athletische gestalten, naar het prachtige enthousiaste spel en de sportiviteit van de spelers. Er ontbrak niets aan. Alles was in de puntjes in orde. H et veld was tevoren geëffend, met

In document tweede helft 1939 1945 (pagina 123-149)