• No results found

Weer een man, die geen vertrouwen in me heeft, dacht Babs

Ze tilde Bobbie op, om bij Leida te bellen. En dan, in een blij herinneren, dacht

ze aan het hoofd voor het luikje. Ze wachtte. Ja, stappen door de gang. Het opengaan

en dichtslaan van de tochtdeur. En daar het hoofd voor het luikje. O, en de Duitsche

stem: ‘Sie wünschen?’

‘Ich wünsche Frau Disselman,’ kreet Babs.

‘Frau Disselman ist nicht zu Hause.’

Ja, kun je net denken, tierde Babs in zichzelf.

‘Aber für mich wohl. Ich bin Frau von Reede.’

Babs drukte op het von, en de indruk, die ze ervan verwachtte, werd bevestigd.

Het hoofd verdween, de stappen verdwenen.

Na een paar minuten naderde weer leven in de gang. Weer het openpiepen van de

tochtdeur. En nu kwam voor het luikje Leida kijken.

‘In naam van Oranje doe open de poort,’ trommelde Babs op de deur.

‘O, ben jij 't?’ Wijd zwaaide de deur open. ‘Kom binnen. Dag Bobsie-boy.’

‘Dat kind heeft al uren om jou geweend. Die wil de heele dag bij jou blijven. Nu

weet je 't meteen. En ik snak naar koffie.’

‘Wel, hoe vind je dat malle exemplaar van een Adèle,’ zei Leida, terwijl ze Bobbies

linnen hoedje afnam, en zijn haar wegstreek. ‘Wat vind ik dat gezellig vent, dat jij

vandaag bij tante blijft.’

‘Ga je me voorlezen? En maak je een halsband voor Roetje? Met belletjes?’

‘Alles, wat je maar wilt kerel. Ik zit in de tuin Babs. Nu, hoe vind je Adèle.’

‘Wel leuk. Ik zal haar aanstonds eens vriendelijk toespreken. Daar ben ik sterk in.

Gezellig zit je daar zeg, onder de kastanje.’

‘Ja, waar wil je? Op de bank of in een stoel?’

‘Wel op twee stoelen. Ik voel me zoo lui. En ik hunker ernaar, om een beetje

verwend te worden.’

‘Ik geloof, dat je daarover anders geen klagen hebt,’ berispte Leida. ‘Wat heb je

een leuke jurk aan. Die flatteert je beslist.’

‘Ja, en die kastanje flatteert me ook zoo bijzonder,’ beaamde Babs.

‘Ik ga even voor de koffie zorgen. Ga je mee Bobbie?’

Door haar oogharen heen keek Babs naar de serre. Bedrijvig was Leida altijd.

Hartelijk ook. Waarom kon zij niet zoo evenwichtig zijn. Ze voelde zich lamgeslagen.

En alleen, omdat Harry tòch down was geweest de verdere avond? Kom, dwaasheid.

Ze sloot haar oogen. Ze zou wel willen slapen. Maar Leida kwam met Bobbie uit de

serre gesprongen.

‘Wat een levenslust,’ zei Babs mat.

‘Och, zoo'n kind... Ze komt direct met de koffie.’

En ja, daar kwam ze aan, de Duitsche Adèle; een mager, spichtig meisje met

helblond haar. Babs zat al overeind.

‘Gutentag Adèle,’ zei ze.

‘Tààg,’ zei Adèle.

‘Wollten Sie mich nicht binnenlassen?’

Adèle grinnikte.

‘Ja, ich wusste best, dass Sie mich auf die Stuppe wollten stehen lassen.’

Adèle grijnsde nu voluit.

‘Sie können mich immer binnenlassen, nicht wahr Frau Disselman. Und was haben

Sie in das Trommelchen?’

Adèle schudde haar hakige schouders. ‘Bitte!’

‘O, Ich sehe es schon. Küchlein. Danke schön Adèle.’

Adèle liep weer het tuinpad af. Ze tilde hoog haar voeten op.

‘Wat praat je een afgrijselijk Duitsch,’ zei Leida.

‘Dat was om Adèle in te palmen. Ik kan het stukken beter. Maar ze zal me nu nooit

meer op de stoep laten staan. Desnoods rukt ze me door het luikje.’

‘Bobbie ga jij de platen maar halen, dan mag je wel even kleuren. Je weet wel hè,

in de kist in de serre. Niets stukscheuren hoor!’ Ze draaide zich nu naar Babs. ‘Zeg,

Gerard en ik, we hebben nog zoo gelachen om die meneer de Jong. Wat was dat een

malle situatie.’

‘Ja, iets voor een operette. Harry heeft er ook nog om gebruld.’

‘Heb je nu wat aan die stenografielessen?’

‘Natuurlijk. Ik ga met reuzenschreden vooruit.’

‘En ga je 't nog benutten in de toekomst?’

‘Nee, ik laat mijn steno-talenten braak liggen,’ zei Babs.

‘Nu ja, 't kon toch best, dat je 't alleen maar kennen wilde voor 't geval...’

‘Ja juist, voor dat geval wilde ik het ook kennen.’ Babs knabbelde op haar koekje.

‘Ik ben wat spinnig vanmorgen, is 't niet? Ik heb slecht geslapen vannacht.’

‘Heb je hoofdpijn? Wil je wat eau de Cologne?’

‘Nee, dank je wel.’ Ze soesde even. Dan zei ze: ‘'k Ga Harry op het kantoor helpen.’

‘Nee,’ zei Leida.

‘Ja werkelijk. Ik begin Juni al.’

‘Maar kind, dat is toch niets voor jou.’

‘Waarom niet?’

‘Nu ja, je weet zelf ook wel, hoe je bent aangelegd. Ik stel me zoo voor, je moet

het me maar niet kwalijk nemen, dat je er over een maand meer dan genoeg van

hebt.’

‘Dat klinkt niet erg hoopvol.’

‘Nee maar, wat zeg je zelf?’

‘Ik ben 't absoluut niet met je eens. Ik wìl dit zei je. Ik wil dit ook volhouden.

Waarom zou ik het dan niet kunnen bolwerken. Dwaasheid Leida.’

‘Och, Harry zal je ook wel ontzien,’ ontdekte Leida.

‘Maar ik wil niet ontzien worden. Mijn werkwoede prikt me tot in mijn

vingernagels.’

‘En kan Harry je gebruiken?’

‘Ja, hij heeft me zelfs noodig.’ Ze zei het trotsch. Maar ze vertelde toch niet van

de bleeke jongeling, die ze vervangen ging, en die was opgezegd, omdat Harry dit

noodig achtte. Dat zou Leida zoo precies gaan uitpluizen.

‘Zoo. En gaat dat allemaal maar zoo heel gemakkelijk? Kun je alles overlaten?’

‘Natuurlijk!’

‘Ik vind het wel erg prijzenswaard, dat je je man helpen wilt. Maar, eerlijk gezegd,

vind ik het geen bestemming voor de vrouw. Je hoort in je huishouding, zelfs al kun

je alles overlaten.’

‘Ja, ik dacht wel, dat jij dat vinden zou. Maar ik ben geen echte vrouw zie je.’

‘En hoe moet het met Bobbie?’

‘Die blijft onder Geesjes vleugelen, tot hij naar school gaat.’