zou zijn.’ Ze hechtte het toefje viooltjes weer op haar mantel vast, boog haar hoofd
om de geur op te snuiven. Zou ze hem toch maar vertellen, dat ze Babs van Reede
was? Maar och, waarom? Het was wel aardig, dat hij in zijn gedachten Harry voor
haar bestemmen zou - zoo jong voelde ze zich, net alsof ze aan de vooravond van
een verloving stond.
En Bert de Jong dacht: ‘Ik zal haar voorstellen om eens samen naar de comedie
te gaan. Dan... Maar, ik weet niet... ze heeft iets... neen, het is geloof ik beter, dat ik
dat nog niet doe.’
‘Juffrouw Overdijk, als U een betrekking zoekt, dan wil ik U graag van dienst zijn.’
Een rukje van haar hoofd.
‘Dat is buitengewoon aardig van U. Ik hoop U aan Uw woorden te houden, àls ik
een betrekking zoek.’
‘U - U -’ hij streek over zijn voorhoofd, ‘moet ik uit Uw woorden opmaken...’
‘Och, voorloopig blijf ik nog thuis.’ Ze klemde haar tasch onder haar arm. ‘Maar
als het noodig mocht zijn - 't is zeer vriendelijk van U.’
‘Ja, ziet U’ - hij wilde wel blijven doorboomen, opdat ze niet weg zou gaan - ‘ziet
U, aan een van mijn scholen is een plaatsingsbureau verbonden, en zoodoende ben
ik wel in de gelegenheid om U van dienst te zijn.’
‘Dat is heel prettig. Ik dank U bij voorbaat.’ Ze lachte even schalksch. Hij voelde,
dat hij nu de moed kreeg om haar te vragen met hem te gaan fietsen, een heele dag,
of wandelen of roeien of... Maar ze had de deur al geopend, stond reeds op de trap.
Een lichte handwuif, rappe stappen, die naar beneden gingen. En Bert de Jong, die
het wapperende gordijn als een voile voor zijn gezicht hield om haar na te zien...
Maar kwaadaadig schoof hij het op zij. Hij hoefde zich waarachtig niet te verstoppen
- want daar ging ze, flink en vlug en zonder ook maar één enkele maal omhoog te
zien...
's Avonds vroeg Harry plagend: ‘En heb je 't nog met je leermeester aan de stok
gehad?’
‘Nee, waarom?’
‘Ik vind jou wel iemand, om altijd tegen het gezag in opstand te komen.’
‘Dat is de drang naar de vrijheid. Maar, 't ging puik vanmiddag. Toe Harry, dicteer
jij me eens een stukje uit de krant met lamme woorden zooals reorganisatie en op
communistische of syndicalistische grondslag, of zooiets. Ik grijp wel een stukje
papier.’ Ze zaten in de serre met de deuren wijd open. De rozen in de perken botten
al uit, en het tulpenbed was een wonder van kleur.
‘Hier heb ik iets, dat geknipt is, geloof ik.’
‘Vooruit dan maar.’ Ze likte aan haar potlood, keek hem vragend aan, begon dan
vlug op te nemen. Hij keek naar haar gebogen hoofd en haar blonde haar. Een groote
verteedering was in hem. Zoo dapper, als ze dit nu opvatte, och ja, ze zou het wel
niet kunnen volhouden - maar de bedoeling was toch allerliefst.
‘Kun je 't nu teruglezen?’
Ze begon rad, haperde eens, struikelde over een moeilijk woord. Maar ze bracht
het er goed af. ‘Nu, wat zeg je ervan?’
‘Keurig hoor.’ Hij strekte zijn hand naar haar uit. Ze wreef als een poes haar wang
tegen zijn hand.
‘Wel iets. Maar vergeet niet, routine doet ook een massa.’
‘Wat verdient hij bij jou?’
‘Honderd vijftig in de maand.’
Ze keek in de tuin, terwijl ze zijn ring om en omdraaide.
‘Zeg Harry, zou ik zijn werk kunnen doen?’
‘Jij? O ja, best.’
‘Kijk, ik wil natuurlijk die bleeke jongeling niet verdringen, maar als het noodig
mocht zijn, zou ik jou dan niet kunnen helpen op het kantoor?’
‘Natuurlijk zou je dat wel kunnen lieve kind.’
‘Ik zou het erg graag willen.’ Ze legde weer haar wang tegen zijn hand. ‘En ik
hoef heelemaal niets te verdienen.’
‘O vrouw van duizend stemmingen,’ dacht hij. Vleiend en koel en trotsch en dapper
en onverschillig en kinderlijk lief.
‘Meen je dat?’
‘Natuurlijk. Waarom zou ik anders die stenolessen hebben genomen? Toch zeker
niet uit een oogpunt van sport. O, ik weet best, dat je dacht, dat het een bevlieging
van me was, zooals gekleurde schoenen en een armband om je been. Maar ik neem
het je niet kwalijk.’ Ze keek trouwhartig naar hem op. ‘Het is alleen maar - dit is me
ernst, zie je.’
Harry stond op. Hij sloot de serredeuren, ‘'t Wordt te koel,’ zei hij. De vroolijke
cretonnen gordijnen trok hij dicht, en Babs ontstak het licht in de rieten schemerlamp.
Ze schopte een bankje bij, ging bij Harry's stoel zitten.
‘Zeg me nu maar, wat je op je hart hebt. Ik ben een en al aandacht.’
‘Het zijn geen opwekkende nieuwtjes, Babs.’ Hij lichtte haar kin op.
‘Kom, niet zoo somber,’ zei ze.
‘Nu dan - de bleeke jongeling zou toch weggaan volgende maand. Ik heb hem al
opgezegd.’
‘Dus dan kan ik...’ zei ze haastig.
‘Laat me even uitspreken. Ja, die gaat weg, en Willemse, de facturist, en juffrouw
Bloem zijn al weg. Ik houd alleen de Wit over en Karel, de jongste bediende.’
‘Daarom was je dus zoo laat al deze weken.’
‘Ja, ik moest natuurlijk veel zelf doen.’
‘En... en was het noodig Harry, dat je ze hebt opgezegd?’
‘Kindlief - als ik je vertel - kom wat dichter bij me... ik heb op een vulcaan geleefd
deze laatste maanden. Ik heb al weken niet goed kunnen slapen, omdat ik zoo bang
ben geweest, dat de boel verkeerd zou gaan...’
‘En nu?’ Ze ademde de vraag meer, dan dat ze sprak.
‘Er komt weer wat leven in de brouwerij. En ik heb nu mijn onkosten tot een
minimum teruggebracht. Nee, de laatste dagen heb ik weer hoop, dat alles zich nog
wel ten goede zal keeren.’
zijn arm. ‘O, het zou monsterlijk zijn, dat je alles zou moeten opgeven. Als je hard
werkt moet je toch succes hebben.’
‘Ja, dat hoorde tenminste zoo te zijn.’ Hij zei het wat bitter. ‘Weet je, waarvoor
ik soms zoo bang kan zijn? Je zult me uitlachen misschien. Ik ben als de dood, dat
ik plotseling zal ziek worden - niet om het ziek zijn zelf, maar omdat ik haast zeker
weet, dan dan alles om me heen zal ineenstorten.’
‘Maar, als ik je nu helpen ga. Ik zal me vlug trachten in te werken. Ik ben heusch
zoo'n ezel niet. Dan zou ik je kunnen vervangen.’
‘Och jij liefste,’ zei hij. ‘Daar zijn jaren en jaren van zakenkennis en routine voor
noodig. Zelfs de Wit zou me niet kunnen vervangen, al klinkt dit misschien erg
verwaand.’
‘Maar je wordt niet ziek Harry. Natuurlijk wordt je niet ziek. Als ik op het kantoor
je steun en toeverlaat word, dan ga je opbloeien, dat zul je zien.’
‘Maar kun jij gemakkelijk hier weg zoo'n heele dag?’
Babs lachte. ‘Wie regeert hier het huis met ijzeren hand? De Volmaakte. - Wie
kookt onze diners en verzorgt onze kamers en onze zielen? De Volmaakte. En zoo
kun je doorgaan tot in het oneindige. En Bobbie is wel lief bij Geesje. Bovendien
gaat hij met September naar school. Nee Har, dat zal uitstekend gaan.’
Hij antwoordde niet direct. Hij keek strak in het licht van de schemerlamp. Ze
legde haar hoofd op zijn knie.
Dan zei hij: ‘Als we samen werken Babs, dan moet alles goed komen. Dat is
misschien een fatalistisch idee van me...’
‘Heelemaal niet. Ik voel het precies zoo. Zoolang we mekaar steunen moet alles
goed gaan. En komen er moeilijkheden, dan kunnen we die toch samen onder oogen
zien.’
Hij legde zijn hand op haar hoofd. Waarom dacht hij nu weer opeens aan haar vele
grillen, aan haar schermen, haar biljarten, haar bridgeclub en haar tea's. Neen, dat
was niet fair tegenover haar.
In document
Cissy van Marxveldt, Kwikzilver · dbnl
(pagina 87-90)