• No results found

Vroegere vegetatiekarteringen

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 158-163)

5 BEKENDMAKING CONSULTATIE

6.5 Vegetatie en vegetatiekaart

6.5.2 Vroegere vegetatiekarteringen

J Komgronden van Lampernisse

De vegetatie van de komgronden in Lampernisse werd al diverse malen eerder bestudeerd.

Marika Strobbe geeft een tekstuele beschrijving aan de hand van soortenopsommingen in het rangschikkingsvoorstel voor het beschermde landschap (Strobbe 1992). Leo Vanhecke maakte onder meer transecten bij het Leenhof Ter Wissche en de Grote IJzerbeek en een reeks vegetatie-opnamen, op permanente kwadraten, verspreid over het komgrondenge-bied, in het kader van een monitoringsproject voor de ruilverkaveling Fortem (Vanhecke 2001 en 2007). In het kader van dit beheerplan maakte Arnout Zwaenepoel in 2015 55 vegetatieopnamen op de ANB-percelen.

Het werk van Vanhecke (2001 en 2007) is voor dit beheerplan slechts gedeeltelijk bruik-baar. Vanhecke bestudeerde vooral effecten van de wateropstuwing in het klassieke land-bouwgebied, waarin zowel gemest werd als herbiciden gebruikt werden. De verschuivin-gen die vastgesteld worden hebben dan ook vooral te maken met een verschuiving in de dominante, banale grassoorten. Er zijn ook eigenaardige vaststellingen. Bij de grasland-proefvlakken met stijgende soortenaantallen zijn de stijgingen hoger in niet gestuwd dan wél gestuwd gebied. De transecten bij het Leenhof Ter Wissche en de grote IJzerbeek zijn interessanter voor dit beheerplan, omdat ze ten dele op ANB-terreinen gebeurden. Bij Leenhof Ter Wissche wordt bijvoorbeeld vastgesteld dat ondanks de opstuwing de vege-tatie eerder verdroogt. Dat geldt ook voor de Lidsteng-vegevege-tatie in de omwalling. Vermoe-delijk is het effect van een aantal opeenvolgende droge zomers hierin doorslaggevend.

Overigens zijn de verschuivingen in dit transect eerdere gering te noemen. Langs de Grote IJzerbeek waren er problemen met het terugvinden van de permanente kwadraten, waar-door de conclusies ook eerder beperkt zijn. Verder valt op dat een aantal soorten uit het transect verdwijnen of er nieuw in opduiken. Onze eigen waarnemingen van 2015 tonen in elk geval aan dat die verschuivingen in de zin van verdwijnen gelukkig niet te veralgeme-nen zijn tot het hele traject van de Grote IJzerbeek. Ook enkele slootvegetaties in gestuwd, niet bemest gebied (helaas slechts 6 opnamen) leveren interessante waarnemingen op.

De verdere verlanding van sloten achter prikkeldraad, ondanks opstuwing is bijvoorbeeld een belangrijke bevinding. Globaal valt logischerwijze ook op dat niet meer bemeste per-celen soortenrijker geworden zijn in vergelijking met bemeste perper-celen. Een analyse van slootvegetaties binnen gestuwd en niet-gestuwd gebied valt zeer moeilijk te interpreteren.

Er zijn stijgers en dalers in soortenaantal. Gemiddelde waarden en extreme waarden

ge-ven soms een compleet verschillend beeld. Nieuwe en verdwenen soorten tussen 2001 en 2006 zeggen ook niet zo veel, omdat het in beide gevallen vooral over relatief banale soorten gaat.

J Viconia-kleiputten

In 1976 werd al een eerste vegetatiekaart opgemaakt van de Viconia-kleiputten door Marc Espeel. Die situatie is inmiddels aanzienlijk gewijzigd. Het voedselrijke grasland van per-ceel 2 is sterk veranderd door inrichtingswerken en beheer. De rietvegetatie van perper-ceel 7 is sterk afgenomen door de begrazing van in hoofdzaak Grauwe gans. Het grasland van perceel 1 is inmiddels beplant. De pioniersvegetaties van perceel 4 zijn gewijzigd door successie. Het voedselrijk, soortenarm grasland van perceel 6 is gunstig geëvolueerd naar een soortenrijker grasland. De waterplassen waren op dat moment nog vaak begroeid met ondergedoken waterplanten. Die waterplanten zijn inmiddels grotendeels verdwenen door meerdere oorzaken (begrazing door vogels, troebel water, begrazing door karper?).

Figuur 39. Vegetatiekaart van de Viconia-kleiputten, opgemaakt door Marc Espeel in 1976 en onveranderd weergegeven in 1981.

In 1983 stelde Leo Vanhecke een sterke achteruitgang op botanische gebied vast: het verdwijnen van Lidsteng en Zwanenbloem en de achteruitgang van meerdere andere wa-terplanten.

In 1984 illustreerde Marc Espeel de achteruitgang van de floristische waarde van het reser-vaat, die hij sinds 1976 vastgesteld had. Met name Smalle waterweegbree was totaal

ver-dwenen. Om de vroegere toestand opnieuw te bekomen werden waterbeheersingswerken en het verhinderen van overpopulatie wilde eend als maatregel voorgesteld.

In 1983 schijft Leo Vanhecke een nota over het plotse verdwijnen van Lidsteng (en andere planten) in vijver B van de Viconia-kleiputten. Hij stelt daarom een proefopstelling voor, die hij zelf zal opvolgen. In 1984 onderzocht Leo Vanhecke het verdwijnen van Lidsteng proef-ondervindelijk. In drie proefvlakken werd Lidsteng ingeplant, zowel in afgerasterde als niet-afgerasterde omstandigheden. De planten sneuvelden allemaal. De zeer geringe doorzich-tigheid van het water (minder dan 10 cm) werd als vermoedelijke oorzaak aangewezen.

Er werd ook geopperd dat Brakwatergarnaal (Neomysis integer) misschien of kiemplanten opat (Espeel 1983). In de drie percelen waarin geen Lidsteng ingeplant werd, dook er een spontane vegetatie van Kamfonteinkruid (= Schedefonteinkuid, Potamogeton pectinatus) op. Er werd vermoed dat dit het gevolg was van een zaadvoorraad in de bodem. Buiten de proefpercelen was er geen Schedefonteinkruid waar te nemen, wat vermoedelijk wees op afgrazing door waterwild of muskusratten.

In 1999 maakte Arnout Zwaenepoel nog een drietal vegetatieopnamen in de Viconia-klei-putten, waarbij het Kamgrasland en het Zilverschoon-verbond op dat moment gedocumen-teerd werden.

J Cardinaelshoeve

WVT (1991 en 1992) geven een eerste summiere vegetatiebeschrijving van de Cardina-elshoeve. De beschrijvingen in de ruilverkavelingen zijn gebaseerd op deze eerste waar-nemingen.

Zwaenepoel (2001) biedt een vegetatie-opname van de sleutelbloempopulatie in de Cardi-naelshoeve (Lolio-Cynosuretum hordeetosum).

Slabbaert (2002) geeft ook een tekstuele vegetatiebespreking van de Cardinaelshoeve (+

twee vegetatie-opnamen Gewoon kranswier-vegetaties). De poelen in Cardinaelshoeve zijn op dat moment nog grotendeels vegetatieloos. In het versgegraven slotencomplex is een bijna eensoortige Gewoon kranswierenvegetatie ontwikkeld (Charion vulgaris).

De slootvegetaties zijn ofwel niet phytosociologisch te benoemen of worden als Typho-Phragmitetum typicum en Lemnion minoris aangeduid. Pioniersvegetaties zijn als Lolio-Potentillion anserinae aangeduid. Permanente graslanden worden als RG Anthriscus sylvestris-[Arrhenatheretalia], Ranunculo-Alpecuretum geniculati, RG Poa trivialis-Lolium perenne-[Plantaginetea majoris/Cynosurion cristati], Polygonion avicularis en Lolio-Cy-nosuretum hordeetosum aangeduid. Als BWK-aanduidingen worden Hp, Hpr*, Hpr, Hpr°, Kn*, Kj, Kf° en Ur opgegeven.

J Rode Poort

WVT (1991 en 1992) geven een eerste summiere vegetatiebeschrijving van de Rode Poort.

De beschrijvingen in de ruilverkavelingen zijn gebaseerd op deze eerste waarnemingen.

Slabbaert (2002) geeft een tekstuele vegetatiebespreking van de Rode Poort. De recent aangelegde sloten in de Rode Poort zijn op dat moment nog grotendeels vegetatieloos.

Hetzelfde geldt voor de nieuwe poelen. De beperkte watervegetaties worden aangeduid als Lemnion minoris, … De slenk bestaat uit een pioniersvegetatie, met soortenaandui-ding, maar zonder vegetatiekundige aanduiding. De soortenarme rietvegetaties worden aangeduid als Typho-Phragmitetum typicum. Oevervegetaties worden aangeduid als Lolio-Potentillion anserinae of RG Fioringras-[Lolio-Lolio-Potentillion] . Mooiere graslandrandjes krij-gen Lolio-Cynosuretum hordeetosum als aanduiding. De soortenarme graslanden worden of niet benoemd of als Poo-Lolietum of RG Poa trivialis-Lolium perenne-[Plantaginetea

majoris] aangeduid. Tredvegetaties zijn als Coronopodo-Matricarietum of Polygonion avi-cularis aangeduid. De jonge aanplantingen worden terecht niet vegetatiekundig benoemd.

Als BWK-eenheden worden Ae, Aer, Hp, Hpr, Kt, Ku*, Khw° en Kb°opgegeven.

J Palinghoek

Deze locatie werd tijdens de ruilverkaveling door de VLM floristisch bemonsterd, maar niet vegetatiekundig bestudeerd.

J Paaiplaats Waesbrug

Deze locatie werd niet eerder vegetatiekundig bekeken.

J Paaiplaats Kalkoenhof

Deze locatie werd niet eerder vegetatiekundig bekeken.

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 158-163)