• No results found

GLOBAAL KADER

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 51-56)

3.1 Invulling van de drie functies van het terrein en differentiatie ervan over het terrein

Uit de sterkte zwakte-analyse blijkt welke functies belangrijk zijn voor het terrein en de be-heerder en wat de mogelijkheden en beperkingen voor elke functie zijn.

Gezien de actuele natuurwaarden, de beschermingsstatuten, bestemming en de hoge po-tenties van het terrein en de te realiseren natuurdoelen, primeert de ecologische functie. De beheerder wil daarbij extra aandacht schenken aan de sociale functie en de erfgoedfunctie en streeft naar samenwerking met lokale landbouwers voor de begrazing. Het terrein is toegankelijk op de daarvoor voorziene paden, die met dit beheerplan uitgebreid worden.

Op vlak van erfgoed wordt aandacht geschonken aan de typische perceelsstructuur, de laatmiddeleeuwse sites met walgracht en de bunkers uit WO I.

De economische functie van het gebied ligt vooral op het vlak van een verbetering van de ecosysteemdiensten. Samenwerking met landbouwers gebeurt via kosteloze kortlopende concessies. Een zeer beperkte oogst van brandhout is mogelijk bij de beheerwerken in functie van de beheerdoelstellingen (Viconia-kleiputten).

De openstelling van het gebied richt zich vooral op het vlak van wandelaars en fietsers. De verschillende wandelmogelijkheden met bestaande wandelroutes worden uitgebreid door een uitbreiding van het wandelpad in de Viconia-kleiputten. Er worden ook extra kijkwan-den en een uitkijktoren geplaatst in hetzelfde gebied. De mogelijkhekijkwan-den voor fietsers zijn nu al zeer uitgebreid door het knooppuntennetwerk. Alleen in de komgronden van Lamper-nisse gaan de fietsers ook dwars door het gebied. Overal elders liggen de fietsroutes op de rand van de gebieden.

3.2 De gewenste natuurstreefbeelden en/of doelen voor soorten

Aangezien de Westkustpolders geen habitatrichtlijngebied en geen vogelrichtlijngebied zijn, worden er ook geen instandhoudingsdoelstellingen geformuleerd. De Regionaal Be-langrijke Biotopen (RBB) worden wél als natuurdoel gebruikt.

Hieronder (tabel 5) wordt de integrale lijst met natuurstreefbeelden van regionaal belang (natuurdecreet, artikel 24) vermeld. De relevante biotopen voor het studiegebied zijn vetjes weergegeven.

Tabel 5. Regionaal Belangrijke Biotopen (RBB)

BWK-eenheid Code Omschrijving

Ae, aev, aer Eutrofe plas (geen habitat)

Ao Oligotroof tot mesotroof water (geen habitat)

Ah Rbbah zilte plassen

hp*, hpr* Rbbzil Zilverschoongrasland hp*, hpr* Rbbkam Kamgrasland

hp* soortenrijk permanent cultuurgrasland met relicten van halfna-tuurlijke graslanden (geen habitat, geen rbbzil en geen rrbkam) hpr* soortenrijke weilanden met veel sloten en/of microreliëf (geen

habitat, geen rbbzil en geen rrbkam)

BWK-eenheid Code Omschrijving hpr* met

elemen-ten van Mr, Mc, Hu, Hc

soortenrijke weilanden met veel sloten en/of microreliëf met elementen van moerassige vegetaties of halfnatuurlijke gras-landen (geen habitat, geen rbbzil en geen rrbkam)

Hf Rbbhf moerasspirearuigte met graslandkenmerken

Hf natte ruigte met moerasspirea (geen habitat en geen rbbhf) Hj vochtig, licht bemest grasland gedomineerd door russen Hm onbemest, vochtige pijpenstrootjesgrasland

Hu mesofiel hooiland

Mr, mru, mrb

Rbbmr rietland en andere Phragmition-vegetaties

Mz Rbbmr Zeebiesvegetatie

Mc Rbbmc grote zeggenvegetaties

Ms Rbbms kleine zeggenvegetaties niet vervat in overgangsveen (type 7140)

ppmb, ppms Rbbppm structuurrijke, oude bestanden van Grove den met een mini-male leeftijd van tachtig jaar

sg, sgu Rbbsg brem- en gaspeldoornstruwelen

Sm Rbbsm gagelstruweel, niet vervat in een habitattype ten gevolge van hun ondergroei

So Rbbso vochtig wilgenstruweel op venige en zure grond Sp Rbbsp doornstruwelen van leemhoudende gronden Sf Rbbsf moerasbos van breedbladige wilgen Sk Rbbsp doornstruwelen van leemhoudende gronden

Sf vochtig, meso- tot eutroof wilgenstruweel (geen habitat, geen rbbsf)

De voor het gebied toepasselijke Regionaal Belangrijke Biotopen zijn dus:

Eutrofe plassen, zilte plassen, Zilverschoongraslanden, Kamgraslanden, soortenrijke per-manente cultuurgraslanden met relicten van halfnatuurlijke graslanden, soortenrijke wei-landen met veel microreliëf of veel sloten, vochtig grasland gedomineerd door russen, mesofiel hooiland, rietland en andere vegetaties van de Riet-klasse, Zeebiesvegetaties, Grote zeggenvegetaties, moerasbos van breedbladige wilgen en vochtig mesotroof tot eu-troof wilgenstruweel of –bos.

Eutrofe plassen zijn meest relevant voor de Viconia-kleiputten. De voormalige kleiputten zijn vooral faunistisch interessant. Het floristisch belang was groot in de aanvangsfase van het natuurbeheer, maar is inmiddels sterk achteruitgegaan. De combinatie flora-avifauna laat geen optimale ontwikkeling voor een vegetatie van ondergedoken en drijvende planten meer toe. Ook de oppervlakte riet is sterk gedaald ten opzichte van enkele decennia gele-den, wat ten dele te wijten is aan de moeilijkheden om af en toe peilverschillen in te stellen op de plassen en de moeilijkheid om op een regelmatig basis te kunnen maaien.

Zilte plassen komen slechts beperkt voor en het zoute karakter is vaak slechts van tijdelijke aard in regenarme perioden. De Viconia-kleiputten zijn hoogstens zwak brak. Het water in de Rode Poort is wel enigszins brak. Mogelijk is het zelfs de oorzaak van het geringe aan-tal amfibieën dat daar wordt aangetroffen. De pas gegraven plas in perceel H7 (Eieleed-Noordhoekblok) in Lampernisse is nog niet op saliniteit getest, maar is mogelijk in perioden van droogte de belangrijkste zilte plas van de komgronden van Lampernisse. Ook het

‘slurfperceel’ in de Kwadejongenshoek is een zilte plas.

Foto. Zilte plas in het pas afgegraven perceel H7 in de Komgronden van Lampernisse. Foto Arnout Zwaenepoel, maart 2017.

Zilverschoongrasland komt in elk van de deelgebieden voor, maar nergens goed ontwik-keld over grote oppervlakten. De mooiste vegetaties zijn deze met Moeraszoutgras en Aardbeiklaver die in smalle oeverstroken voorkomen in de trapgaten van de runderen. In de Cardinaelshoeve en de Viconia-kleiputten komen hele percelen voor waar Fioringras codominant is met Veldgerst. Dit zijn derivaatgemeenschappen op de grens van Zilver-schoonverbond en Kamgrasland. Ze zijn te droog voor een goed ontwikkeld Zilverschoon-verbond en te nat voor een goed ontwikkeld Kamgrasland. Het zijn vrij soortenarme gras-landpercelen.

Foto. Zilverschoongrasland met Aardbeiklaver in het microreliëf van door runderen begraasde gras-landen in de Komgronden van Lampernisse. Foto Arnout Zwaenepoel, augustus 2015.

Kamgraslanden komen in alle grotere deelgebieden voor, maar zijn vaak soortenarm.

De typische grassen, Kamgras en Veldgerst, komen nog wel voor, maar overigens zijn deze graslanden kruidenarm door jarenlange bemesting en herbicidengebruik. Alleen op de steilrandjes komen vaak nog beter ontwikkelde stukken voor met Kattendoorn, Wilde peterselie, Knopig doornzaad, … Cardinaelshoeve en Rode Poort herbergen de mooiste randjes met de bijzonderste soorten.

Soortenrijke permanente cultuurgraslanden met relicten van halfnatuurlijke graslanden zijn erg vergelijkbaar met de kamgraslanden qua verspreiding, maar ook qua problematiek van de voorgeschiedenis.

Soortenrijke weilanden met veel microreliëf of veel sloten zijn de grote potentie van de komgronden van Lampernisse. Momenteel is nog zeer veel microreliëf en zijn de sloten zeer talrijk, maar de soortenrijkdom ontbreekt in de percelen zelf.

Vochtig grasland gedomineerd door russen is eerder zeldzaam in het studiegebied. In de Viconia-kleiputten wordt perceel 2 gedomineerd door Pitrus en Zeegroene rus.

Mesofiel hooiland is ook eerder zeldzaam. Het Glanshaver-verbond komt wél nog voor in de wegbemen van de landelijke wegen in de komgronden van Lampernisse. Het verdient aanbeveling ze uit te breiden op een aantal akkertjes langs de Vissersstraat indien die kun-nen verworven worden, in functie van Argusvlinder en dagvlinders in het algemeen.

Rietland komt talrijk voor als lineair element langs sloten in de meeste deelgebieden, maar grotere rietlanden zijn zeldzaam in het gebied. De oppervlakte Riet in de Viconia-kleiputten is sterk achteruitgegaan in vergelijking met enkele decennia geleden. In de Cardinaels-hoeve komt één perceel voor dat gedomineerd wordt door Riet, maar het is eigenlijk te droog voor optimaal rietland. In Lampernisse komen geen grote rietlanden voor, maar wél de breedste rietkragen.

Andere vegetaties van de Riet-klasse, Zeebiesvegetaties en Grote zeggenvegetaties ko-men talrijk voor in lineaire patronen langs de sloten in de meeste deelgebieden.

Foto. Zeebiesvegetatie in het ‘Slurfperceel’ in de Komgronden van Lampernisse. Foto Arnout Zwaenepoel, augustus 2015.

Moerasbos van breedbladige wilgen en vochtig mesotroof tot eutroof wilgenstruweel of –bos komt slechts in de Viconia-kleiputten voor over een oppervlakte die de naam ‘bosje’

waard is. Elders komen Grauwe wilgen, Katwilgen of knotbomen van Schietwilg voor als lineaire aanplanten. In Lampernisse plantte de VLM enkele houtkanten van mannelijke Katwilg en vrouwelijke Grauwe wilg aan. Rond voormalige boerderijsites staan in Lam-pernisse een beperkt aantal knotwilgen. Ook in de Cardinaelshoeve werden wat wilgen aangeplant, maar een aantal werden ondertussen weer verwijderd omdat ze bijvoorbeeld te veel bladval in poelen veroorzaakten.

3.3 Ambitieniveau voor de realisatie van de beheerdoelstellingen van de ecologi-sche functie

Type 4 (cf. statuut natuurreservaat oude natuurdecreet), meer bepaald als het Vlaams natuurreservaat “7 ANB-gebieden tussen Diksmuide en Veurne”.

De erkenning als natuurreservaat vestigt een erfdienstbaarheid tot algemeen nut op het terrein, meer bepaald een publiekrechtelijke erfdienstbaarheid van duurzaam gebruik en langdurig beheer van het terrein als natuurreservaat.

3.4 Onroerend erfgoed: randvoorwaarden

Vermits de komgronden van Lampernisse deel uitmaken van de relictzone poldergebied en graslandcomplexen Eggewaartskapelle-Lampernisse en het komgrondengebied van Lam-pernisse aangeduid werd als ankerplaats Poldergebied van LamLam-pernisse en omgeving, en de grote polderwaterlopen (Leerzevaart, Molenvaart, Grote IJzerbeek en Grote Bever-dijkvaart) aangeduid zijn als lijnrelict, zal bij de concretisering van de natuurdoelstellingen gestreefd moeten worden naar het behoud en de versterking van relicten van historische landschapselementen zoals oude polderwaterlopen, dijken, historisch permanente gras-landen, kreekrestanten, poelen … Voorafgaand aan de uitvoering van werken, zal er een vooronderzoek gebeuren bij de maatregelen waarvoor een archeologienota verplicht is.

Voor het opstellen van een archeologienota zijn bijkomende archeologische veldinventari-saties (bv.fieldwalks, boringen, en in een latere fase proefsleuven en/of geofysisch onder-zoek) noodzakelijk (archeologienota).

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 51-56)