• No results found

Huidige toestand

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 34-41)

4. Visie van de beheerder(s): wat wil de beheerder realiseren en dit binnen de wet- wet-telijke randvoorwaarden

2.2 De economische functies en de ecosysteemdiensten

2.2.1.1 Huidige toestand

Het beheer in de meeste gebieden bestaat grotendeels uit maaibeheer, begrazingsbeheer of een combinatie van beide, meestal door ANB vastgelegd, waarbij natuurbehoudsrede-nen centraal staan, maar waar soms ook praktische overwegingen van de landbouwer mee aan de basis van het huidige regime liggen.

Specifiek voor de komgronden van Lampernisse:

99% van de oppervlakte van de komgronden van Lampernisse is geregistreerd bij de mestbank (1999). De totale geregistreerde landbouwoppervlakte in de komgronden van Lampernisse is 1212 ha. De landbouwpercelen in de komgronden worden door 200 land-bouwers gebruikt. In het projectgebied zijn 21 bedrijfszetels gesitueerd. Het agrarische grondgebruik bestaat uit 782 ha gras, 94 ha maïs en 336 ha andere teelten (VLM 2001).

Uiteraard zijn de cijfers inmiddels op de gronden van het ANB enigszins anders. Er mag niet meer gemest worden, tenzij in een overgangsregeling. Het overwicht aan grasland is nog aanzienlijk hoger en er liggen geen bedrijfszetels op ANB-gronden. De landbouwers gebruiken de gronden van het ANB in een kosteloze, jaarlijks te vernieuwen concessie. In de meeste gevallen wordt er een beheer van begrazing voorgeschreven. Sommige per-celen worden eerst gemaaid met daarna begrazing. Op de ANperper-celen geldt een bemes-tingsverbod en verbod op herbicidengebruik. Het aantal dieren per ha is onderhevig aan de richtlijnen van het ANB. Een beperkt aantal percelen wordt in overgangsregeling uitsluitend gehooid zonder beperkingen in bemesting of verlate maaidata. Vanaf 2018 zullen ook hier beperkingen kunnen opgelegd worden.

2.2.1.2 Potenties

De gangbare landbouw, in het bijzonder de bemesting, zowel onrechtstreeks (door bijvoe-dering van het vee) als rechtstreeks, en het gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen, is niet verenigbaar met de instandhouding en het herstel van de kwetsbare natuurdoeltypes van de ANB-terreinen in de Westkustpolders. De instandhouding van de graslanden zal in de toekomst wel begrazing door herbivoren, waaronder runderen, vergen. De verkoop van vlees van het in functie van het natuurtechnisch begrazingsbeheer ingezet vee, kan een bron van inkomsten betekenen voor de landbouwers die hun dieren ter beschikking stellen. Ook het hooi dat gewonnen wordt bij het maaibeheer kan een bron van inkomsten betekenen voor de landbouwers.

2.2.1.3 Visie van de beheerder.

Maximaal nastreven van het inschakelen van vee van privé-landbouwers voor het begra-zingsbeheer.

2.2.2 Toerisme

Zie hoofdstuk 2.3 Sociale functie

2.2.3 Jacht (+ bestrijding, fauna vangen voor wetenschappelijk onderzoek)

2.2.3.1 Huidige toestand

Kaart 16 toont de wildbeheereenheden in het studiegebied.

Binnen de terreinen van ANB wordt de jacht niet verhuurd. Desalniettemin wordt een uit-zonderingsmogelijkheid gevraagd voor de zogenaamde ‘nulverhuur’ bij nieuw te verwer-ven percelen, doch enkel indien ze niet al jachtvrij zouden zijn. In het laatste geval blijft de jachtvrije toestand (m.u.v. eventueel nulbeheer) behouden. Hier wordt dus een principiële uitzondering gevraagd om bij de onderhandeling voldoende manoeuvreerruimte te behou-den. Indien jacht wordt toegestaan heeft deze altijd een uitdovend karakter. Deze onthef-fingsbepaling hoeft voor alle duidelijkheid niet te betekenen dat er effectief in het gebied zal worden gejaagd. Het is de uitdrukkelijke bedoeling alle jacht te bannen. Het wil alleen de mogelijkheid in de hierboven genoemde gevallen openlaten.

Op de jachtplannen 2015-2021 van de WBE Westhoek werden een deel van de komgron-den van Lampernisse, Cardinaelshoeve, Rode Poort, Palinghoek en de Viconia-kleiputten, met uitzondering van de laatste aanwinst uitgekleurd uit de jachtplannen. ANB verzocht aan de arrondissementscommissaris om ook de overige percelen van de komgronden van Lampernisse en het nieuwe perceel van de Viconia-kleiputten uit de jachtplannen te lichten.

Aangezien in het najaar de eenden op de Viconia-kleiputten in het najaar vaak verstoord werden door de jacht, opvlogen en dan buiten het reservaat bejaagd werden, had de ad-viescommissie al in 1982 de wenselijkheid geuit een jachtvrije bufferzone buiten het re-servaat te voorzien. Wegens praktische moeilijkheden werd uiteindelijk geopteerd om, in navolging van de situatie rond De Blankaart, tot een vergelijk te komen met de jachtrecht-hebbenden. In 1994 werd tussen de adviescommissie en de afgevaardigden van de aan-palende jachtrechthouders een akkoord bereikt waarbij deze laatsten een erecode inzake een jachtvrije bufferzone van ongeveer 300 m rond het reservaat zouden laten respec-teren. In 2005 waren er opnieuw problemen met jacht vlak naast het reservaat. Er werd geen ondertekende overeenkomst over een bufferzone teruggevonden. Bij navraag bleek de clausule ook niet meer bij de WBE opgenomen.

Bufferzone 1994 jachtverbod 300 m rond het SNR de Viconia-kleiputten.

De bestrijding van Muskusrat en Bruine rat gebeurt op de ANB-terreinen altijd door de Vlaamse Milieumaatschappij (VMM), zoals geregeld in het protocol.

Zoals opgelegd in de richtlijn van Coppens et al. (2003) wordt standaard ontheffing ge-vraagd voor het doden van ongewenste exotische dieren.

Om te voldoen aan mogelijke toekomstige vragen, gedurende de hele periode van het beheerplan, wordt hier een algemene ontheffing gevraagd om dieren te vangen en andere organismen te verzamelen ten behoeve van wetenschappelijk onderzoek. De concrete vragen hiertoe zullen evenwel altijd voorafgaandelijk door de ambtenaar bevoegd voor de beheerplanning (die ook het andere onderzoek in deze gebieden opvolgt) of zijn hiërar-chisch meerdere gunstig dienen te worden beoordeeld.

Pesticidengebruik wordt geheel verboden. In nieuwe percelen kan het alleen bij omvor-mingsbeheer (van akker naar iets anders, van landbouwgrasland naar natuurlijker beheerd grasland) tijdelijk worden toegestaan. Zolang de achterhaalde bestrijdingsplicht van distels niet is ingetrokken, wordt de bestrijding daarvan nog enkel door maaien toegestaan en niet meer door herbicidengebruik.

2.2.3.2 Potenties

Op lange termijn probeert het ANB altijd haar gebieden jachtvrij te krijgen. Enkel bestrij-ding van schadelijke diersoorten kan toegestaan worden. Een tijdelijke verderzetting van het jachtrecht wordt steeds gebied per gebied bekeken.

2.2.3.3 Visie van de beheerder

In het kader van de gesprekken i.v.m. verwervingen in het gebied gedurende de looptijd van het beheerplan, wordt in dialoog gegaan met deze gebruikersgroep. Voor de nog te verwerven percelen is de visie van ANB pragmatisch. Op lange termijn wordt gestreefd naar het jachtvrij krijgen van het gebied, maar overgangsmaatregelen met de jachtrechthouder zijn altijd bespreekbaar.

2.2.4 Ecosysteemdiensten

2.2.4.1 Huidige toestand

Ecosysteemdiensten zijn kortweg de voordelen die de mens haalt uit ecosystemen zoals voedsel, schone lucht en drinkbaar water. Hoewel binnen kringen van wetenschappers en natuurbeschermers al lang bekend is dat ecosystemen niet alleen van belang zijn voor plant en dier, maar ook voor de mens (in de jaren zeventig van vorige eeuw circuleerden nog zelfklevers met de slogan ‘Natuurbehoud is zelfbehoud’) was het de publicatie van Bob Constanza en zijn medewerkers in 1997 in het gezaghebbende wetenschappelijke tijdschrift Nature en de publicatie van de Millenium Ecosystem Assessment (MA)in 2005 die voor een ware doorbraak zorgden. De MA, samengesteld uit meer dan 1300 weten-schappers, geeft een alomvattend overzicht van de ecosysteemdiensten maar toont vooral ook aan dat er een bijzonder nauwe link bestaat tussen de ecosysteemdiensten en het menselijk welzijn. Constanza en zijn medewerkers toonden bovendien ook aan dat de ecosysteemdiensten eveneens een grote economische waarde vertegenwoordigen door hun directe en indirecte bijdragen aan het menselijk welzijn. Hoewel dit veel stof deed op-waaien en tot verhitte discussies tussen ecologen en economen leidde, blijft de essentiële boodschap dat onze ecosystemen een zeer grote economische waarde vertegenwoor-digen en dat het verlies van zowel ecosystemen als biodiversiteit onherroepelijk leidt tot grote economische kosten.

In de MA worden ecosysteemdiensten opgedeeld in vier grote groepen: 1) voorzienende diensten, 2) regulerende diensten, 3) culturele diensten en 4) ondersteunende diensten.

1) De voorzienende diensten zijn onder andere de productie van gewassen, drinkwa-ter, water voor landbouw, hout, vezels, (katoen, vlas). Het zijn vooral deze diensten die wij via bijvoorbeeld de landbouw hebben geoptimaliseerd.

2) Daartegenover staan de regulerende diensten zoals de klimaatregulering, de zuivering van de lucht zoals het opvangen van fijn stof, het zuiveren van water, bescherming tegen overstromingen, koolstofopslag enz. Ecosystemen spelen een cruciale rol in de regulering van het klimaat. Koolstofdioxide wordt opgenomen door planten en een deel daarvan wordt in de bodem vastgelegd als organisch materiaal.

Moerassen, rivieren, meren en estuaria zijn eveneens cruciaal in de zuivering van water, het zogenoemde zelfreinigend vermogen. De capaciteit van het ecosysteem om water te zuiveren heeft evenwel zijn beperkingen. Wanneer er te veel vervuild water geloosd wordt, wordt de verwerkingscapaciteit overschreden en krijgen we vervuilde waterlopen. Ook in de hydrologische cyclus spelen ecosystemen een cruciale rol. Wetlands of moerassen zijn een soort buffer voor water. Bij overdadige regenval kunnen zij veel water vasthouden waardoor het minder snel gaat afstromen en benedenstrooms minder overstromingen voorkomen. Anderzijds gaat dat water infiltreren en grondwatervoorraden aanvullen. 35% van de wereldvoedselproductie is volledig afhankelijk van bestuiving door dieren, vooral insecten en nog eens 40%

wordt erdoor bevorderd. De achteruitgang van natuurlijke bestuivers kan dan ook een bijzonder grote impact hebben op onze voedselvoorziening.

3) De culturele diensten omvatten vooral de esthetische waarden, de mogelijkheden voor recreatie, spirituele waarden, opleiding enz. Naarmate het aandeel van de stedelijke bevolking toeneemt, is er een zeer duidelijke tendens waarbij steeds meer mensen de natuur gaan opzoeken om er te wandelen of tot rust te komen.

4) Ondersteunende diensten zijn dan weer belangrijke ecologische processen zoals bijvoorbeeld bodemvorming, de cyclering van nutriënten of voedingstoffen en de primaire productie zelf. Dit basisschema van de MA werd in de TEEB studie (Ten Economics of Ecosystems and Biodiversity) licht gewijzigd. Er wordt een beter on-derscheid gemaakt tussen de eigenschappen van een ecosysteem (de biofysische structuren, de processen en functies), de geleverde diensten, de daaruit voort-vloeiende baten en de daaraan gekoppelde waarde. De ondersteunende diensten worden als dusdanig niet meer opgenomen omdat die eigenlijk vervat zitten in de processen en functies in de ecosystemen.

Meire et al. (2015) verduidelijken de ecosysteemdiensten voor de poldergraslanden.

Op basis van dit artikel werden de ecosysteemdiensten welke relevant zijn voor de West-kustpolders opgelijst. Zowel de inventarisatie als de beoordeling van het relatieve belang van de ecosysteemdiensten is sterk afhankelijk van de actuele en lokale situatie: wijzigin-gen in politiek, economie, natuurbehoudsvisie, … kunnen een grote weerslag hebben op welke ecosysteemdiensten worden aangeduid als meer of minder belangrijk. Een aantal ecosysteemdiensten worden echter sowieso geleverd zolang het gebied niet volledig ge-degradeerd wordt.

Tabel 3 toont de ecosysteemdiensten van de Westkustpolders op basis van de typologie gebruikt in TEEB. De rechterkolom geeft het relatieve belang weer van de ecosysteem-diensten op schaal van de ANB-gebieden in de Westkustpolders en op schaal van het omliggende landschap.

Het hoeft geen betoog dat in een agrarisch gebied die de polders uiteindelijk zijn de voorzie-nende diensten sowieso erg belangrijk zijn. Het landbouwecosysteem levert plantaardige en dierlijke productie en een aantal culturele diensten zoals recreatie en belevingswaarde.

De productie is evenwel in belangrijke mate afhankelijk van processen als bodemvorming en biochemische cycli zoals de omzetting van organische stof en de cyclering van voe-dingszouten en mineralen zoals stikstof en fosfor. Maar ook de regulerende diensten zijn van cruciaal belang voor de landbouwproductie. De regulering van de hydrologische cyclus (infiltratie van regenwater, afkoeling door verdamping, opslag van water); de waterzuive-rende processen, de bescherming tegen erosie, bestuiving door insecten en biologische pestcontrole zijn maar enkele diensten die ook voor de productie van belang zijn.

Het beheer in de polder (maar ook elders) was gericht op de optimalisatie van de land-bouwproductie door het waterbeheer aan te passen, bodemstructuur te verbeteren en de nutriëntenstatus van de bodem aan te passen. Dit is inherent ten koste gegaan van de levering van heel wat ecosysteemdiensten zoals regulering van water en bodemkwaliteit, bescherming tegen overstromingen, erosiebescherming, regulering van de hydrologische cyclus, infiltratie en zuivering en klimaatregulatie. Ecosysteemdiensten die gratis door de omgeving geleverd werden, zijn vervangen door dure infrastructuur en permanente be-heerkosten (bijvoorbeeld wegpompen van water, onderhoud van grachtenstelsels door verlies van oeverzones, …). Daarbovenop overschrijdt de input van stoffen (voedingsstof-fen en pesticiden) de natuurlijke capaciteit van het systeem om die af te breken, met zware gevolgen voor de algehele milieukwaliteit.

De processen die de hydrologische cyclus sturen, werden grondig verstoord. Infiltratie van regenwater is zeer belangrijk. Hierdoor wordt het grondwater aangevuld en de afstroming vermeden. Dit proces is afhankelijk van de bodemstructuur en de aanwezigheid van vege-tatie. De infiltratie in braakliggende akkers is veel minder dan in graslanden en heel vaak zie je in de winter dan ook grote plassen staan op de akkers, meestal in de sporen van zware tractoren, waar de bodem ook nog eens fel verdicht is. Anderzijds is de bufferfunctie voor water zeer belangrijk. De vele grachten en sloten, plassen en depressies in de gras-landen vormen ideale plaatsen voor waterretentie. Tijdens perioden van hevige regenval kan hier veel water geborgen worden. Dit kan enerzijds bijdragen aan het verminderen van overstromingsrisico’s in hoger gelegen gebieden. De buffering van water is bovendien erg belangrijk voor de polder zelf. Het is een reserve voor periodes van droogte en het vormt ook een essentieel element tegen de verzilting.

Klimaatregulatie. De polders zijn niet alleen geschikt voor waterberging, ze vormen ook ideale gebieden om koolstof vast te leggen. Via de opslag van koolstof spelen bodems een cruciale rol in de klimaatregulatie. De opslagcapaciteit hangt enerzijds af van de input en de output van organisch materiaal, bijvoorbeeld afgestorven planten. De output is afhan-kelijk van de afbraakprocessen, van erosie en beheer. De afbraak wordt dan weer bepaald door bodemkarakteristieken, maar in zeer belangrijke mate ook door de grondwatertafel.

In een waterverzadigde bodem gaat de afbraak veel trager dan in niet verzadigde bodems.

Riviervalleien en de polders hebben in Vlaanderen dan ook de hoogste geschiktheid voor het stockeren van koolstof in de bodem. Graslanden zijn hiervoor beter geschikt dan ak-kers, natte gebieden beter dan gedraineerde.

Niet alleen koolstof wordt in de polderbodems vastgehouden. Ze spelen ook een zeer belangrijke rol in de cyclus van stikstof en fosfor. Overdadige bemesting en lozingen van afvalwater hebben geleid tot een sterke degradatie van de waterkwaliteit in Vlaanderen.

De sanering van het afvalwater, door grootschalige investering in collectie en zuivering van afvalwatering heeft reeds geleid tot een opmerkelijke verbetering van de waterkwaliteit in Vlaanderen. Diffuse verontreiniging, in belangrijke mate van de landbouw, blijft echter

een hypotheek leggen op de waterkwaliteit. Nochtans spelen juist vochtige graslanden, rietkragen, moerassen en sloten een grote rol in de verwijderingsprocessen van stikstof en fosfor. Bij een hoge grondwatertafel worden nitraten afgebroken tot stikstofgas dat naar de atmosfeer gaat en totaal onschadelijk is. Die zeer belangrijke rol als waterzuiveraar werkt echter alleen wanneer de grondwaterpeilen voldoende hoog zijn.

Waterberging, vastlegging van koolstof en waterzuivering zijn naast de voedselproduc-tie maar enkele van de vele ecosysteemdiensten die geleverd worden door onze polder-graslanden. Daarnaast is er natuurlijk de hoge biodiversiteitswaarde die op zich weer een aantal culturele diensten levert, zoals recreatie. Deze diensten leveren een belangrijke maatschappelijke en economische baat, een baat die in het huidige beleid en beslissingen niet meegenomen wordt. De levering van de ecosystemendiensten is evenwel volledig gekoppeld aan het landgebruik (grasland versus akker) en het waterbeheer (lage peilen versus hoge peilen). Graslanden met een aangepast water- en nutriëntenbeheer leveren het grootste aandeel aan ecosystemendiensten, veel meer dan de akkers.

J Polders tegen klimaatwijziging

Dit beheer moeten we ook zien in het licht van de toekomstige veranderingen zoals ge-schetst in het begin van deze bijdrage. De druk op de open ruimte zal nog toenemen en de klimaatwijziging zal de hydrologische cyclus en de beschikbaarheid van water sterk veran-deren. Poldergraslanden kunnen dan ook een cruciale rol spelen als buffer voor water in de winter zodat het in de zomer beschikbaar is. Deze beschikbaarheid is essentieel voor de levering van de voorzienende diensten, niet in het minste de landbouwproductie zelf, maar ook voor regulerende diensten zoals klimaatregulatie (de opslag van koolstof in de bodem, de afkoeling door verdamping, …), waterzuiverende functies en bescherming te-gen verzilting. De bufferfunctie voor water kan ook een bescherming tete-gen overstrominte-gen zijn in meer gevoelige gebieden.

Het behoud van de poldergraslanden staat evenwel niet op zich. Zoals in andere gebieden zijn de ontwikkelingen een gevolg van de globalisering en veranderende gewoonten en voorkeuren van de mens. De omzetting van grasland naar akkerland is mee gestuurd door de globalisering. Goedkoop veevoer (onder andere soja) wordt ingevoerd uit Brazilië en Ar-gentinië wat hier grootschalige veehouderij mogelijk maakt en in Europa leidt tot een sterke achteruitgang van de oppervlakte aan graslanden. Voor de productie van de soja wordt op grote schaal tropisch regenwoud gekapt. Dit leidt natuurlijk tot een enorm verlies aan ecosysteemdiensten die door deze bossen geleverd worden, denk maar aan de koolstof-opslag en de klimaatregulatie. Maar ook bij ons zorgt het verlies aan graslanden voor een verlies aan ecosysteemdiensten, bovenop de druk die ontstaat door het mestoverschot.

Het behoud van graslanden vereist dus een aanpassing die net het gebruik ervan econo-misch meer rendabel maakt dan ze om te zetten in akkers (die landbouw aanpassen aan de omgeving en niet omgekeerd). Het herwaarderen van poldergraslanden omvat een eer-ste stap naar het hereer-stel van een meer duurzaam landbouwsyeer-steem dat moet gericht zijn op een nichemarkt (natuurvlees, hoeveproducten) op een consumptiepatroon dat kwaliteit verkiest boven kwantiteit en gericht is op lokale ketens. Dit moet gekoppeld worden aan een herstel en het waarderen van ecosysteemdiensten, wat een stap in de richting is van een broodnodige transitie naar een meer duurzame maatschappij en productiesysteem.

Uiteraard zullen er de nodige beleidsinstrumenten moeten komen die een dergelijke transi-tie aantrekkelijk maken voor de verschillende steakholders, de landbouw niet in het minst.

J De kustpolders

Functies en processen Ecosysteemdiensten Functioneren hydrologische systemen Waterretentie en –berging (R)

Vermijden erosie, verzilting en droogte-schade (R)

Cyclering van nutriënten Vermeden eutrofiëring Noordzee (R ) Opslag van koolstof in ecosystemen Verminderen broeikasteffect (R )

Cyclering van stikstof en fosfor in ecosystemen Zuiveren grond- en oppervlaktewater (R)

Primaire productie Groei gewassen (V)

Groei hout (V)

Biodiversiteit Aanwezigheid groene ruimte (R)

Natuurlijke pestcontrole (R) Natuurlijke pollinatie (R ) Kraamkamerfunctie (R ) Energiedissipatie door natuurlijke structuren Vermijden overstroming (R )

Beïnvloeden geluid door natuurlijke structuren Aanwezigheid stilte- en natuurgeluiden (C) Absorptie door natuurlijke structuren Zuiveren lucht (R )

Tabel 2. Overzicht van enkele functies en processen en de daaraan gekoppelde ecosysteemdien-sten. De belangrijkste diensten zijn vet weergegeven. V = voorzienende dienst R = regulerende dienst C = culturele dienst

2.2.4.2 Potenties

Zoet grondwater. Het zoet water langer ophouden in de ANB-gebieden binnen de West-kustpolders door een loskoppeling van het omgevende polderpeil en opstuwing van de waterlopen die het studiegebied thans te sterk draineren, zou niet alleen de potenties voor de ontwikkeling van grondwaterafhankelijke habitats verbeteren, maar ook de zoet drink-watervoorraad ten goede komen.

CO2-sink. Het in het kader van de natuurdoelstellingen beoogde graslandbehoud kan de werking als koolstof-sink alleen maar versterken.

Verder is duidelijk dat nog meerdere ecosysteemdiensten door de voorstellen eerder zullen afnemen of toenemen in belang. De voedselvoorzienende functie zal bijvoorbeeld eerder in belang afnemen. De waterregulerende functie, de pollinatiefunctie, het handhaven van levenscycli, het beschermen van de genetische pool, de esthetische informatie, de recre-atie, het toerisme en de spirituele ervaring zullen eerder in belang toenemen.

Verder is duidelijk dat nog meerdere ecosysteemdiensten door de voorstellen eerder zullen afnemen of toenemen in belang. De voedselvoorzienende functie zal bijvoorbeeld eerder in belang afnemen. De waterregulerende functie, de pollinatiefunctie, het handhaven van levenscycli, het beschermen van de genetische pool, de esthetische informatie, de recre-atie, het toerisme en de spirituele ervaring zullen eerder in belang toenemen.

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 34-41)