• No results found

Historiek aankoop en beheer

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 101-111)

5 BEKENDMAKING CONSULTATIE

6.1.2 Historiek aankoop en beheer

Onderstaande tabellen schetsen de aankoophistoriek van het Vlaams Natuurreservaat Westhoekpolders.

Tabel 7. Historiek aankoop Komgronden van Lampernisse

Volgnummer Aard akte Datum akte opp eigenaar Opm 1 Ruilverkaveling 13 december

2002 32,1944 ANB

2 Aankoop 9 januari 2004 1,9251 ANB

3 Aankoop 13 juli 2005 4,1473 ANB

4 Aankoop 3 januari 2006 1,8616 ANB

5 Aankoop 26 januari 2006 2,1384 ANB

6 Opstalrecht 22 februari 2006 28 ca Gaselwest ANB grondeigenaar

7 Aankoop 30 juni 2009 1,8625 ANB

8 Aankoop 17 december

2010 3,5102 ANB

9 Aankoop 21 december

2010 9,4786 ANB

Volgnummer Aard akte Datum akte opp eigenaar Opm

10 Verkoop 18 september

2012 2,2448 ANB Aankoop door ANB

11 Grondafstand 28 juni 2013 2,1601 ANB Door RVKcomité aan ANB

12 Overdracht 22 januari 2013 3,3260 ANB Van VLM

13 Overdracht 22 januari 2013 2,2070 ANB Van VLM

14 Verkoop van 4 3 februari 2014 13,0989 ANB Aankoop van VLM

15 Overdracht 13 december

2016 1,4385 ANB Van VLM

16 Overdracht 25/01/2017 2,3470 ANB Van VlM

17 Oerdracht 25/01/2017 2,5583 ANB Van VLM

18 Overdracht 25/01/2017 1,6756 ANB Van VLM

19 Overdracht 31/01/2017 3,1840 ANB Van VLM

20 Overdracht 31/01/2017 1,6970 ANB Van VLM

21 Overdracht 31/01/2017 2,7120 ANB Van VLM

22 Overdracht in

behandeling 1,7120 VLM Beheer reeds bij

ANB

Tabel 8. Historiek aankoop Viconia-kleiputten

Volgnummer Aard akte Datum akte opp eigenaar opm

1 Aankoop 6 oktober 1980 21,1294 ANB

- verbeterde akte 5 juni 1981 21,1032 ANB

2 Aankoop 6 oktober 1980 1,0770 ANB

3 Aankoop 19 mei 1981 0,3610 ANB

4 Ruilverkaveling 15 december 2000 9,2743 ANB

5 Aankoop 17 januari 2014 3,2767 ANB

Tabel 9. Historiek aankoop Cardinaelshoeve

Volgnummer Aard akte Datum akte opp eigenaar opm

1 Ruilverkaveling 22 december 1999 23,3351 ANB

2 Verkoop 23 januari 2009 -0,5044 Privé

Tabel 10. Historiek aankoop Rode Poort

Volgnummer Aard akte Datum akte opp eigenaar opm 1 Ruilverkaveling 19 december 1997 9,0678 ANB

Tabel 11. Historiek aankoop Palinghoek

Volgnummer Aard akte Datum akte Opp eigenaar opm 1c overdracht 11 augustus

2005 1,2813 ALBON, nu

GOP

Eigendom wordt in 2017-2018 overge-dragen naar ANB

Tabel 12. THistoriek aankoop Paaiplaats Waesbrug

Volgnummer Aard akte Datum akte Opp eigenaar opm

1 overdracht 8 december

1998

Tabel 13. Historiek aankoop Paaiplaats Kalkoenhof

Volgnummer Aard akte Datum akte Opp eigenaar opm

1 overdracht 8 december

1998

De historiek van het beheer sinds de aankoop wordt hieronder per gebied summier weer-gegeven. De oudere beheershistoriek werd al in 2.1.1.1 weerweer-gegeven.

J Historiek beheer Lampernisse

Op de meeste percelen die in beheer komen van het ANB wordt het begrazingsbeheer bestendigd of hersteld. Op deze percelen mag er 2GVE/ha op jaarbasis ingeschaard worden vanaf 15 april/begin mei naargelang de weersomstandigheden. In de beginperiode werd op enkele percelen (o.a. Leenhof Ter Wissche) pas begrazing toegelaten vanaf 15 juni omwille van avifaunistische redenen maar dit resulteerde in te verruigde vegetaties.

Op aanraden van Leo Vanhecke werd de inscharingsdatum verschoven naar wat gangbaar was (en is) in de komgronden. Het blok dat bestaat uit de percelen C17-7-16-19 kende oorspronkelijk een begrazingsbeheer maar omwille van de vee distels werd het beheer omgeschakeld naar maaibeheer + nabegrazing. Bedoeling is om later terug begrazingsbe-heer in te voeren.

Op enkele percelen die van oudsher eerder een maaibeheer kenden mag er gemaaid worden vanaf 15 juni met nabegrazing. Eén perceel wordt 2 x gemaaid in afwachting dat het ANB de gebruiker in een ander gebied dichter bij zijn bedrijf een perceel in gebruik kan geven.

Enkele percelen werden tot nu toe zonder beperkingen gebruikt, d.w.z. bemest en geen beperkingen op maaidata totdat de gebruiker stopt met haar bedrijf. Ze worden uitsluitend gemaaid, dit volgens de afspraak die de VLM met de gebruiker had gemaakt. Vanaf 2018 zal het ANB een perceel buiten de komgronden kunnen aanbieden in ruil voor de omscha-keling naar natuurbeheer op perceel F29 en perceel G7.

Op de percelen langs de Grote IJzerbeek werd de beheervorm die werd toegepast vóór de ruilverkaveling overgenomen, natuurlijk met de beperking van aantal dieren, geen bemes-ting en verlate maaidata. Voor de hooilanden is de 1e maaidatum 15 juni. Vanaf 2017 wordt gevraagd om een strook bij de 1e maaibeurt niet mee te maaien. Interessant is de evolutie na te gaan van de percelen 5 (begrazing) en 3 (2 x maaien) die aan weerskanten van de Grote IJzerbeek zijn gelegen.

Bij de inrichting van het gebied tijdens de RVK Fortem werd door de VLM enkele nieuwe afsluitingen geplaatst. In tegenstelling tot wat gebruikelijk was werd de afsluiting op de

schouder van de oever geplaatst met verruiging van de oevervegetatie tot gevolg. Dit was nefast voor het bult-slenkpatroon in de oeverzone en het verlies van een belangrijk bio-toop. Nadien werd door het ANB waar nieuwe omheiningen moesten komen de afsluiting aan de voet van de oeverzone geplaatst, in eerste instantie met drie draden wat de begra-zing en onderhoud onder de afsluiting bemoeilijkt. De nieuwste afsluitingen krijgen maar 2 draden met ruimte genoeg voor de grazers onder de onderste draad.

In 2007, 2009 en 2015 werden enkele sloten geruimd. Dit gebeurde eerder ad hoc omdat er watertekort was voor het vee.

In 2012 werd een vlakvormige afgraving uitgevoerd op perceel C36, het zogenaamde slurf-perceel. Zo onstond er een oppervlakte met permanent water wat een groot aantrekkings-punt is voor steltlopers en eenden (overwinteraars en broedvogels).

In 2016 werd een vergelijkbare afgraving uitgevoerd op perceel H7.

Het perceel A2 werd omwille van de moeilijke toegankelijkheid beplant met meidoorn, slee-doorn en hondsroos.

J Historiek beheer Viconia-kleiputten

Sedert de instelling als natuurreservaat kende de Viconiakleiputten geen echt coherent beheer. Veel beheermaatregelen gebeurden eerder ad hoc. De voortdurende afwisseling van boswachter/natuurwachter en andere verantwoordelijken was niet erg bevordelijk voor de continuiteit. De meeste kennis van het gebied ligt bij groenarbieder Kris Bouquez die het overgrote deel van het beheer de laatste decennia heeft uitgevoerd. Het reservaat is niet gemakkelijk is te beheren wegens de grillige grenzen en de hydrologische verschillen tussen de vijvers. Bovendien is het zeer klein en is het omringd door intensieve landbouw.

Op 22 augustus 2001 bracht de toenmalige adviescommissie een bezoek aan het reser-vaat en werden volgende beheervoorstellen geformuleerd:

Waar mogelijk bedrading vervangen door meidoornhaag, maar bij mogelijks waterwild-schade bij aanpalende landbouwer toch bedrading laten staan.

Verlande kikkerpoel opnieuw uitgraven

Vijver B opnieuw laten uitpompen (pomp bij afd. Water of civiele bescherming)

Groenscherm, voornamelijk dicht bij vijver C, langs nieuw aangelegd wandelpad (over Reigersvliet) voorzien

Plaatsen van peillatten in vijvers A en B (via afdeling Water?)

Er worden ook verschillende aanbevelingen geformuleerd i.v.m. de uitbreidingszone in het kader van de ruilverkaveling. Leo Vanhecke (Nationale Plantentuin) reageerde schrif-telijk op één van de vragen over de herinrichting van pas verworven akker. Het advies hield in de akker in te zaaien met graslandplanten die bij voorkeur in de nabije omgeving zouden geoogst worden (Knopig doornzaad, Wilde peterselie, Margriet, klavers, boter-bloemen, hoornbloemsoorten, Kamgras, Veldgerst, …).

De belangrijkste beheermaatregelen worden hieronder vermeld.

Beheer van de vijvers: op de vijvers worden geen peilschommelingen toegepast en de laatste jaren wordt er ook geen riet meer gemaaid. Er is geen spcifiek flora-beheer. De vijvers fungeren vooral als avifaunistisch biotoop en de belangrijkste maatregel is de rust garanderen.

Beheer van de graslanden: het perceel V2 kende vanaf 1980 een begrazingsbe-heer. Dit werd ook toegepast op de graslanden van de percelen V11 en V12. Dit

gebeurde overwegend met schapen maar in 2016 werd beslist om hier over te schakelen naar het inscharen van runderen. De bermen werden oorspronkelijk gemaaid; later werd overgeschakeld naar schapenbegrazing. Dit begrazingsbeheer zal voortgezet worden. In de winter 1995-1996 werden 6 van de ongeveer tien afwa-teringsgrachtjes die sterk verland waren, terug uitgegraven tot maximum 80cm ter hoogte van de vijver. De verbinding met de vijver werd echter teniet gedaan omdat het grasland niet meer toegankelijk was voor tractors (nodig voor de distelbestrij-ding) waardoor de grachtjes terug sterk verland zijn.

Distelproblematiek: distels zijn al van in het begin een probleem geweest.

Aangezien het jaarlijkse maaibeheer van in het begin niets opleverde werd een aantal keren zelfs gebruik gemaakt van chemische bestrijdingsmiddelen. Hierdoor kon de distelpopulatie één of twee jaar onderdrukt worden maar het had zeer nefaste gevolgen op de natuurlijke vegetatie. In september 2001 bezocht Arnout Zwaenepoel het gebied en stelde zeer zwaar herbicidengebruik vast op het hele pas heringerichte perceel 12. De interessante pioniersvegetaties met onder meer Fraai duizendguldenkruid en vooral Zilverschoon-verbond-vegetaties, verdwenen volledig door het herbicidengebruik. Gebruik van chemische bestrijdingsmiddelen wordt nu niet meer toegepast. Jaarlijks worden de grootste distelhaarden 1 à 2 maal gemaaid.

Beheer ikv de aanwezige ganzenpopulatie. Er heeft zich in de loop der jaren een populatie Grauwe gans gevestigd op de Viconia-kleiputten. Ook Canadese gans en boerenganzen broedden er jaarlijks. Deze laatste twee zijn niet wenselijk in het re-servaat, de Grauwe ganzenpopulatie wordt het best beperkt. Daarom wordt jaarlijks een ronde gedaan om de nesten te vinden en de eieren geschud. Om de nesten gemakkelijker te kunnen bereiken werd er een ‘belly-boat’ aangekocht. Daarnaast gebeurt ieder jaar begin maart een afschot van een aantal ganzen.

Afsluitingen – Groenscherm: in de periode 1983-1990 werd een hoge groene afslui-ting geplaatst rond een groot deel van het reservaat. Deze afsluiafslui-ting is bedoeld om de invloed van meerkoeten en eenden op de omliggende akkers te verminderen.

Tijdens de ruilverkaveling werden er langs de noordkant en op de zuidellijke rand van het nieuwe deel groenschermen aangeplant. Deze bestaan vnl. uit meidoorn en sleedoorn.

Chronologisch overzicht beheermaatregelen vóór 1998 vermeld in Godderis (1998):

In de jaren 1980 werden een oude baggermolen en een bus uit het reservaat verwijderd.

In 1980 suggereerden Marc Becuwe, Leo Vanhecke en Marc Espeel enkele eenvoudige staketsels aan te brengen in vijvers C en E om de aanwezige Bryozoa verder groeimoge-lijkheden te geven en als rustplaats voor diverse vogelsoorten.

In 1980 suggereerden Marc Becuwe, Leo Vanhecke en Marc Espeel enkele eenvoudige staketsels aan te brengen in vijvers C en E om de aanwezige Bryozoa verder groeimoge-lijkheden te geven en als rustplaats voor diverse vogelsoorten.

In 1981 werden de hooiweiden nog door de landbouwers, die het reservaat voor de aan-koop van het gebied door de staat mochten gebruiken, naar eigen goeddunken gemaaid.

Vanaf 1982 werd het hooien door de beherende dienst in regie uitgevoerd. In 1984 werd door de adviescommissie beslist om de hooilandjes tegen einde mei-begin juni te laten maaien. Sindsdien worden de drie hooiweiden elk jaar gemaaid en gehooid. Dit maaibe-heer brengt goede resultaten met zich mee: door een toenemende verschraling neemt de

plantenrijkdom toe.

Om draadslachtoffers onder de vogels te vermijden, werd reeds in 1982 door de advies-commissie aangeraden om de elektriciteitsmaatschappij te verzoeken kleurige bollen aan de elektriciteitslijnen die boven het reservaat gespannen zijn te bevestigen.

In 1982 besliste de adviescommissie de muskusratbestrijding te laten plaatsgrijpen op voorwaarde dat er geen vergif maar fuiken met grote mazen gebruikt werden en de vang-plaatsen alsook de resultaten van de verdeling aan de beherende dienst meegedeeld werden.

In 1982 adviseerde Marc Becuwe het waterpeil van de verschillende vijvers te regelen aangezien de hoge waterstand er volgens hem de oorzaak van was dat bepaalde oevers verdronken waren en dat er zich steile oevers ontwikkeld hadden, wat biologisch weinig interessant was. Er werd toen door de adviescommissie beslist om de bressen tussen vijver E en F te dichten, de dijken tussen vijvers C en E langs de waterkant met lisdodde en langs de landkant met oeverzegge te beplanten. Toen werd er ook aangeraden takken en vlechtwerk aan te brengen om de nefaste werking van de golfslag te verminderen.

In 1982 werd een duiker tussen vijver C en het Reigersvliet geplaatst. Pas in 1989 werd een terugslagklep op deze duiker aangebracht.

In augustus 1982 werd de oostelijke oever van vijver C verstevigd om het inkalven van de aangrenzende landbouwgronden te beletten en om de hoogspanningspyloon op de aan-palende grond tegen de golfslag van het water te beschermen. De vijvers C en F werden door een dijk beter van elkaar afgesloten.

In 1982 werden twee hekkens aan de twee ingangen langs de Kasteelstraat aangebracht.

In 1982 werd beslist om de gracht langs de westkant van de toegangsweg te herdelven zodat hij ’s zomers terug onder water kon komen. De wanden kregen een zacht glooi-ende helling.

Voornamelijk met het doel meerkoeten en eenden zoveel mogelijk binnen het reservaat te houden en op die manier schade aan de omliggende akkers in te dijken werd in 1983, 1984, 1986, 1987 en 1990 telkens een deel van de groene afsluiting rond het reservaat geplaatst, al naargelang van de beschikbare kredieten. De afsluiting bleek, alhoewel het aantal meerkoeten binnen in het reservaat geleidelijk verminderde, heel afdoend om de begrazingsschade aan de omliggende landbouwgronden te verminderen.

In 1984 werd door de polder Noordwatering Veurne gevraagd om giftig lokaas gedurende 14 dagen in het voorjaar en 14 dagen in het najaar in het reservaat te mogen plaatsen.

De adviescommissie stemde positief op voorwaarde dat het giftig lokaas in de maanden maart en oktober door erkende muskusrattenvangers werd geplaatst.

In 1984 werd beslist om het waterpeil in de maanden april-mei en augustus-september te laten dalen, gezien het belang van slibranden onder meer voor doortrekkende watervo-gels.

In de periode 1984-1987 werden de distels bestreden zonder het gebruik van chemische middelen. Vooral in de graasweide ten noorden van vijver A vormden distels een serieus probleem. Het aantal dagen distelbestrijding bedroeg in die tijd 37 in 1984, 35 in 1985, 33 in 1986 en 40 in 1987. De resultaten bleken bedroevend want er was geen vermindering

qua distels waar te nemen.

Begin april 1985 werd vijver B leeggepompt in vijver C en een buis met terugslagklep tus-sen vijver C en vijver B aangebracht. Het overtollige water van vijver C werd via de be-staande duiker naar het Reigersvliet uitgevoerd. Volgens een mondelinge toelichting van boswachter Herman Van den Bosch (2016) gebeurde dat omdat er geen waterplanten in deze plas verschenen. Men achtte een of ander garnaaltje daarvoor verantwoordelijk. (Bij nazoeken blijkt het om een suggestie van Marc Espeel te gaan, in 1983 in een brief ver-woord; zie de uitleg bij de bespreking van de kreeftachtigen) Het experiment mislukte volgens Herman Van den Bosch, omdat er een toevoergreppel water bleef aanvoeren.

Het experiment werd later niet meer herhaald.

In 1986 werd door de adviescommissie beslist om het waterpeil in de vijvers zoveel mo-gelijk in functie van de verschillende watervogels te regelen. Vijver F werd voorbehouden voor waadvogels en vijver C als een soort ‘blikvanger’.

Alhoewel voor 1986 de bestrijding van de muskusratten uitgevoerd werd gedurende de maanden maart en oktober bleek dit onvoldoende.

In 1988 werden de muskusratten met fuiken gevangen.

In 1988 werd beslist om bij vorstweer het riet in vijver A en in de noordoostelijke hoek van vijver C door middel van een bak met zinken maaiplaat in stroken te maaien om verlan-ding tegen te gaan en de rietverjonging te stimuleren.

In 1988 werden de distel een eerste keer door een loonwerker gesproeid met MCPB, wat een duidelijk afname van het aantal distels in 1989 veroorzaakte.

In 1989 werd de dijk tussen vijvers C en F hersteld, zodat ze elk een eigen waterpeil kre-gen.

In 1989 werd de weide die gelegen was ten westen van vijver A en een oppervlakte had van ongeveer 2 500 m² uitgegraven om de dijkversterking ten zuiden van vijver C te kun-nen aanleggen. Er werd een eilandje met schuine talud in dit ondiepe vijvertje aangelegd.

In 1989 werd ongeveer 1 ha riet gemaaid rond vijver B. Daarvoor werd de vijver droogge-legd in het voorjaar. Aangezien het afvoeren van riet te arbeidsintensief was, werd het ter plaatse verbrand. Maar omdat de brand uit de hand liep, is er een grotere oppervlakte afgebrand. Het riet in vijver B verjongde heel snel, maar concrete resultaten werden niet genoteerd.

Ook in 1990 en de volgende jaren werd er telkens gesproeid met MCPB, maar het bleek dat alleen de bovengrondse delen van de distels afstierven en dat de distels zich het jaar nadien wél vegetatief vermeerderd hadden.

In 1990 werd de zuidelijke oever van vijver C niet alleen verbreed maar ook versterkt.

Tussen vijver C en vijver F werd eveneens een dijkversterking aangebracht. De grond voor de dijkversterking uit een stuk weide naast vijver A uitgegraven. Een rij schanskor-ven werden op een talud 4/4 tegen de bodem aangebracht om inkalving door het water te vermijden. Hoger op de dijk werd de oever met aarde en rietplanten bedekt. De gracht zonder naam ten zuiden van vijver C werd in overleg met het polderbestuur Noordwate-ring Veurne gedempt, om op die manier de dijk ten zuiden van vijver C 2,5 à 3 m breed te kunnen maken. Deze dijk werd zo hoog als de bovenkant van de kopmuur die geplaatst

is tussen vijver C en het Reigersvliet, opgetrokken. De dijk tussen vijver C en F werd op -0,85 m ten opzichte van de bovenkant van de kopmuur aangelegd.

In 1991 werd de kleine poel ten westen van vijver C in drie delen verdeeld om hem in drie fazen te reinigen zodat de aanwezige fauna en flora de kans kregen te overleven.

Voor de aarden ophoging waarop de betonnen sokkel en de vogelobservatiehut zou ge-plaatst worden, werd in 1991 geopteerd om een kleine poel in de aanpalende hooiweide tot op het peil van het grondwater uit te graven naast de plaats van de vogelobservatie-hut.

In 1992 werd er Gewone es langs de toegangsdreef en langs vijver B aangeplant. Langs de vijvers E en G en een gedeelte van vijver C werd Sleedoorn aangeplant.

In 1992 bleek een verdelgen van muskusratten met fuiken in de vijvers niet haalbaar en ook het plaatsen van een afrastering in gaasdraad, schuin geplaatst op de oever en met openingen voor de fuiken werd nadelig beoordeeld, omdat ook waterwild in de fuiken had kunnen terechtkomen. Het periodisch plaatsen van gif door erkende en bevoegde staats-muskusrattenverdelgers werd in overweging genomen. Daarbij werden wortelen met chlorofacion gedurende de maanden maart en oktober aangewend. Die werden telkens na twee dagen weer weggenomen. Alhoewel er in vijver B meerdere burchten waren, was het plaatsen van gif in de burchten in de praktijk uitvoerbaar.

In 1992 werden in vijver C aarden golfbrekers aangelegd, waarop zich vrij snel riet ont-wikkelde. Op de latere kaartjes staan die golfbrekers aangeduid als ‘kunstmatig eiland’.

In 1993 werd door de ornithologen en biologen geopteerd om geen methoden meer toe te laten die andere dieren kunnen schaden, dit is geen klemmen en enkel fuiken buiten het reservaat. Er werd beslist, wegens het broedseizoen van de talrijke watervogels, om de verdelging in elk geval niet na midden maart te laten plaatsvinden. Ook werd geopteerd om, zo mogelijk een bufferzone tussen het reservaat en de landbouwgronden te huren, om op die manier te vermijden dat de tractor van de landbouwers in de randzone van het reservaat zou wegzakken wegens de talrijke ondergravingen door muskusratten.

In 1993 werden de distels gemaaid en met herbisticks met 50% geconcentreerde round-up behandeld. Ondanks deze nieuwe aanpak, gecombineerd met begrazing leek de graasweide in 1995 op een vrij uniforme distelweide.

In 1993 werd een pvc-buis in de geul tussen vijvers c en F geplaatst. Het overtollige wa-ter van vijver F kon op die manier naar vijver C afgevoerd worden zodra het peil in C la-ger was dan in F. Daarnaast werd voorgesteld om, indien de natuurlijke afvoer niet had volstaan, het waterpeil in F met een benzinewaterpomp (30 kubiek/uur) tijdens de maand juli gevoelig te verlagen voor de waadvogels.

In 1993 werd een nieuwe plooifolder gemaakt voor de Viconia-kleiputten.

In de winterperiode tussen 1995 en 1996 werden zes van de ongeveer tien afwaterings-grachtjes in de graasweide, die nagenoeg volledig verland waren, over een lengte van 50 m uitgegraven. De uitgraving werd zo uitgevoerd dat ze nabij vijver A een diepte van 80 cm bereikten, maar in de richting van de Kasteelstraat geleidelijk ondieper werden.

In de strenge vorstperiode van het voorjaar 1996 werden vier proefpercelen met riet ge-maaid:

Riet met daartussen veel Zwarte (?) zegge (de organische laag afgestorven zegge was

Riet met daartussen veel Zwarte (?) zegge (de organische laag afgestorven zegge was

In document BEHEERPLAN VOOR 7 ANB-GEBIEDEN (pagina 101-111)