• No results found

Vorderingen volgen

In document Schrijven binnen de kaders (pagina 90-95)

8. Kwaliteitszorg: Bij dit thema werd gevraagd op welke manier het schrijfonderwijs bij de leerkrachten op school werd geëvalueerd en of de evaluaties werden doorgevoerd om het

5.2.7. Vorderingen volgen

Ontwikkeling schrijfvaardigheid leerlingen

Tijdens de vragenlijst is er aan de leerkrachten gevraagd of ze de vorderingen van de leerlingen uit hun klas op het gebied van schrijfvaardigheid volgen. Ongeveer een kwart van de ondervraagde leerkrachten gaf aan dit te doen, namelijk 14,3%. 57,1% van de leerkrachten gaf aan dit enigszins te doen en 28,6% van de leerkrachten gaf aan dit niet te doen. Het volgen van de schrijfontwikkeling van de leerlingen blijkt nog geen gemeengoed te zijn binnen het schrijfonderwijs.

Op school A bij leerkracht 1 wordt de ontwikkelen van de schrijfvaardigheid van de leerlingen niet gevolgd. Leerkracht 1 geeft zelf de volgende toelichting hierop:

Interview school A, leerkracht 1:

I: (…) bekijk je weleens teksten van leerlingen achter

elkaar? Bijvoorbeeld teksten die ze eerder hebben geschreven en dan teksten die ze later hebben geschreven, zodat je hun

vorderingen kunt volgen? L1: Nee, eigenlijk niet.

I: En wordt er op school aandacht aan besteed?

L1: Nee, niet echt. Het staat op niet op het rapport: een cijfer voor stellen. Nee in die zin is het een ondergeschoven kindje. I: Telt stellen dan ook niet mee voor het taalcijfer?

L1: Nee niet echt nee, want het taalcijfer bestaat echt meer uit de het cijfer van de taaltoetsen, dat gaat meer over taalbegrip en woordenschat en ontleden, dat soort dingetjes.

Leerkracht 1 geeft zelf aan dat stellen het ondergeschoven kindje is bij hen op school. Er wordt geen aandacht aan schrijfonderwijs besteed, er wordt geen cijfer voor stellen gegeven en de kwaliteit van de schrijfvaardigheid speelt geen rol bij het vormen van het taalcijfer.

Op school B wordt er wel iets meer naar de vorderingen van de leerlingen gekeken op het gebied van schrijfvaardigheid. Toch geven allebei de leerkrachten aan dat het volgen van de vorderingen van de schrijfontwikkeling van leerlingen best lastig is. In de interviews leggen leerkracht 2 en 3 dit uit: Interview school B, leerkracht 2:

I: Oké, en worden hier op school de vorderingen van de leerlingen gevolgd op het gebied van schrijfvaardigheid? Of doet u dat alleen maar, voor deze klas in dit jaar?

L2: Ja, eigenlijk wel. Stellen staat wel op het rapport zeg maar, dus aan de hand van het rapport kun je het wel een beetje volgen, maar dat is natuurlijk wel heel subjectief. Wat de ander misschien een voldoende vindt, vind ik het misschien een goed.

91 I: Er zijn geen richtlijnen voor?

L2: Nee, die zijn er niet. Dus dat is wel lastig. Maar als een kind matig haalt, dan weet je gewoon die heeft er heel veel moeite mee, een ruimvoldoende is een beetje de middenmoot, maar dan is het maar net van wat jij een ruimvoldoende vindt.

(…)Ja, ik weet ook niet echt hoe andere leerkrachten

stelopdrachten geven. Ik weet dat ze in groep 4 en groep 5, maar dat komt omdat ik zelf ook in groep 4 en 5 les heb

gegeven, een verhalenschrift hebben en aan de ene kant zijn er lijntjes en aan de andere kant is er zeg maar een wit papier, dan kunnen ze een verhaal schrijven ben er een tekening bij maken. Dat is dan in de onderbouw, en ik weet van leerkracht 3 (groep 8) dat ze doet ook veel op de computer en ook veel in groepjes enzo en leerkracht X (groep 6) weet ik eigenlijk niet zo goed wat ze doet…

I: Zijn er in het team ook afspraken over gemaakt dan? L2: Geen idee, haha. Niet waar ik me bewust van ben.

De leerlingen op school B krijgen een rapportcijfer voor het stellen, maar hoe dit cijfer tot stand komt is erg verschillend per leerkracht. Leerkracht 2 concludeert dan ook dat het beoordelen van

schrijfvaardigheid heel subjectief is.

Leerkracht 3 vertelt ook in het interview hoe hij het ervaart om de vorderingen van de leerlingen te volgen:

Interview school B, leerkracht 3:

I: Want volg je ook de vorderingen van de leerlingen?

L3: Ja, maar dat is soms wel lastig, omdat je uhm… Weet je, als je een vrije stelopdracht geeft, dan zit daar toch wel soms een verschil in.(…) dan is het soms best wel lastig om te zien van: hé, zit er nou echt een vooruitgang in, terwijl je wel kunt zien dat kinderen die heel goed zijn, die er bovenuit springen, die springen met alles op papier erbovenuit.

Leerkracht 3 stelt dat het volgen van de vorderingen van leerlingen lastig is, omdat iedere

schrijfopdracht weer zo verschilt van de ander. Iedere leerling is ook weer beter in het schrijven van bepaalde teksten dan in andere teksten. Door dit verschilt vindt leerkracht 3 het moeilijk om te bepalen of leerlingen vorderen in hun schrijfontwikkeling of niet. Vooral de sterke schrijvers zijn lastig te volgen, omdat ze overal in alle schrijfopdrachten erboven uit springen.

Op school C worden de vorderingen van de leerlingen op het gebied van schrijfvaardigheid gevolgd door het portfolio-schrift en het ontwerpschrift. In de interviews geven de leerkrachten 4 en 5 hier een toelichting op:

Interview school C, leerkracht 4:

I: Want gebruiken jullie dat schrift (portfolio- schrift) ook dan om de vorderingen van de leerling te volgen op het gebied van schrijfvaardigheid?

L4: Ja dat doe je wel, maar het rode schrift (portfolio-schrift) is gecorrigeerd door mij, dus daar volg je niet hun vorderingen mee. Dus ik gebruik altijd wel hun ontwerpschrift daarvoor. Als ik hun ontwikkeling moet laten zien in het verslag, dan blader ik terug en dan denk ik: ‘hé aan het begin van het jaar schreef je een tekst van vijf regels en nu schrijf je al twee kantjes’.

92

Ja, dat zie je dan heel mooi en dat zie je ook aan de hoeveelheid die ik moet verbeteren en opmerkingen die ik daaronder schrijf.

(…)

I: En het rode schrift? Wat gebeurt daarmee?

G5: Dat zit als portofolio in hun verslag. Die wordt beoordeeld en gaat ook mee naar huis en komt weer terug. En die gaat ook mee, als het schrift nog niet uit is, mee naar volgend jaar.

Interview school C, leerkracht 5:

I: Bekijk je ook weleens de teksten van de kinderen die ze eerder in andere klassen hebben geschreven en vergelijk je die met de teksten die ze nu schrijven?

L5: Dat zou ik nu niet meer doen, maar dat doe je wel als je ze net in de klas hebt. Je kunt dat in ieder geval in het rode schrift kijken, want dat gaat gewoon met de leerling mee iedere groep, maar wat je dan eigenlijk zou willen zien is het

ontwerpschrift, want daar zie je het meeste aan. Dat gebeurt inderdaad niet altijd.

Door de leerkrachten op school C wordt er dus meestal in de ontwerpschriften gekeken hoe een leerling vordert in zijn of haar schrijfontwikkeling. Ook het portfolio-schrift gaat dus ook met de leerling mee per jaar, waardoor te zien is hoe een leerling vordert per jaar in het basisonderwijs. Volginstrument

Tijdens de vragenlijst is aan de ondervraagde leerkrachten gevraagd of ze een volginstrument gebruiken om aan af te leiden of leerlingen bepaalde kerndoelen of referentieniveaus van schrijven behalen. 26,7% van de leerkrachten gaf aan dit te doen. 20,0% van de leerkrachten gaf aan dit enigszins te doen en 53,3% van de leerkrachten gaf aan dit niet te doen. Het op de hoogte zijn van de schrijfvaardigheid van de leerlingen ten opzichte van de kerndoelen/referentieniveaus is nog niet echt een vanzelfsprekend in schrijfonderwijs.

Op school A wordt geen aandacht besteed aan het volgen van de schrijfontwikkeling van de leerlingen. Er is dan ook geen volginstrument hiervoor op school A.

Op school B is er, ondanks dat de vorderingen van de leerlingen op het gebied van schrijfvaardigheid enigszins worden gevolgd, geen volginstrument hiervoor. Leerkracht 2 geeft in het interview een kleine toelichting hierop:

Interview school B, leerkracht 2:

I: Dus er is ook niet echt een volginstrument voor hier op school? L2: Nee.

I: Het gaat gewoon per klas, per jaar…? L2: Ja.

Leerkracht 2 stelt dus eigenlijk dat er gewoon per klas, per jaar naar de leerlingen worden gekeken hoe ze het doen op het gebied van schrijfvaardigheid maar dat dit verder niet wordt vastgelegd. Op school C zijn de ontwerpschriften en de port-folio-schriften de volginstrumenten om de vorderingen van de leerlingen op het gebied van schrijfonderwijs te volgen. In het team zijn ook afspraken gemaakt over het vastleggen van deze vorderingen en hoe dat wordt gedaan, legt leerkracht 4 uit in het interview:

93 Interview school C, leerkracht 4:

I: Zijn daar ook afspraken over gemaakt in het team?

L4: Ja er is een hand-out, een format hoe je dat tussenverslag moet beoordelen.

Alle leerkrachten geven de leerlingen een beoordeling voor hun tussenverslag. Het tussenverslag is het portfolio-schrift tot de helft van het schooljaar. Alle leerkrachten beoordelen dit dan hetzelfde, door middel van een hand-out. Op deze manier wordt door dit instrument de vorderingen van de leerling op het gebied van schrijfvaardigheid vastgelegd.

Samenvatting: De ontwikkeling van leerlingen op het gebied van schrijfvaardigheid worden op basisscholen nog niet echt gevolgd. Veel van de ondervraagde leerkrachten geeft aan dit enigszins te doen of dit te proberen. Op school C worden de vorderingen van de leerlingen gevolgd door middel van een hand-out en beoordelingen van teksten uit het portofolio-schrift. Dit is het enige

volginstrument dat tijdens dit onderzoek is aangeven door leerkrachten als instrument waarbij de schrijfontwikkeling van leerlingen gevolgd kan worden.

5.2.8. Kwaliteitszorg

Evaluatie schrijfonderwijs

Tijdens de vragenlijst is er aan de ondervraagde leerkrachten gevraagd of ze het schrijfonderwijs bij hen op school evalueren. Een derde van de leerkrachten zegt dit te doen, namelijk 33,3,%. 40,0% van de leerkrachten zegt dit enigszins te doen en 26,7% van de leerkrachten zegt dit niet te doen. Het evalueren van het schrijfonderwijs lijkt dus enigszins te gebeuren in het basisonderwijs, maar op welke manier is niet duidelijk.

Op school A wordt het schrijfonderwijs niet geëvalueerd.

Op school B wordt het schrijfonderwijs ook niet geëvalueerd. Zowel leerkracht 2 als leerkracht 3 geven aan dat er geen afspraken over schrijfonderwijs zijn gemaakt in het team.

Op school C wordt het schrijfonderwijs wel geëvalueerd. Leerkracht 4 legt dit uit in het interview: Interview school C, leerkracht 4:

L4: We hebben een lijst waarbij je aankruist wat je aangeboden hebt en dat gaat mee naar het volgend jaar. En niet specifiek op leerling, maar je hebt natuurlijk het verslag dat doorgaat, dus je kan wel kijken naar de beoordeling, maar het is niet

portofolio-achtig hoe dat doorgaat. Het gaat dus niet per leerling, maar wel per klas.

I: Dus wel: dit heeft de klas gehad, maar niet hoe goed de leerling daarin was?

L4: Nee.

Op school C wordt dus bijgehouden wat er is aangeboden op het gebied van schrijfonderwijs. Dit wordt per klas gedaan, zodat iedere leerkracht kan zien wat de leerlingen al hebben behandeld tijdens de schrijflessen. Zo kan ook worden geëvalueerd hoe het is gesteld met het schrijfonderwijs op school C, door te kijken of alle leerlingen hetzelfde krijgen aangeboden, of dat ze wel alles krijgen aangeboden.

Deskundigheid leerkrachten

Tijdens de vragenlijst is de vraag gesteld of er op de school van de leerkrachten nascholing over schrijfonderwijs wordt geboden om de deskundigheid van de leerkrachten te onderhouden. 20% van

94

de leerkrachten zegt dat dit het geval is. 33,3% zegt dat dit enigszins het geval is en 46,7% van de leerkrachten zegt dat dit niet het geval is. De deskundigheid van leerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs is dus nog niet echt een thema waar veel aandacht aan wordt besteed.

Op school A wordt de deskundigheid van de leerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs niet onderhouden door middel van nascholing.

Op school B wordt ook geen aandacht besteed aan het onderhouden van de deskundigheid van de leerkrachten over schrijfonderwijs. Leerkracht 2 zegt hier het volgende over in het interview: Interview school B, leerkracht 2:

I: Volgen jullie ook scholing over schrijfonderwijs? Of kiezen jullie voor andere gebieden?

L2: Ik werk hier nu vier jaar en in die vier jaar dat ik hier werk heb ik nog geen scholing over schrijven meegemaakt.

I: Denk je dat het nog gaat komen?

L2: Ik denk dat de prioriteiten op het moment elders liggen. Want er zijn gewoon heel veel andere dingen, zoals handelingsgericht werken, coöperatief leren en dat krijgt dan voorrang. Je hebt een bepaald aantal studiedagen en dan wordt dat daarmee

ingevuld. Groepsplannen, trendanalyses, allemaal van dat soort dingen, dus ik verwacht het niet. Maar wie weet!

Op school C hebben de leerkrachten het nascholingstraject over schrijfonderwijs van

onderwijsadviesbureau CPS gevolgd. Dit nascholingstraject is gebaseerd op het vijffasenmodel van Hoogeveen (1993) en staat beschreven in de publicatie van CPS: ‘Teksten in de maak’ van Korstanje (2012). Op school C hebben ze nog het principe van de taalronde, afkomstig van Van Norden (2009), in de oriëntatiefase gevoegd.

Samenvatting: Het schrijfonderwijs op de basisschool wordt niet echt geëvalueerd. In de vragenlijst geeft iets minder dan de helft van de leerkrachten aan dit enigszins te doen. Op school A en B wordt dit helemaal niet gedaan. Op school C wel. De evaluatie betreft dan het schrijfonderwijs per klas, niet per leerling. Er wordt ook niet geïnvesteerd in de deskundigheid van de leerkrachten op het gebied van schrijfonderwijs. Iets minder dan helft van de leerkrachten die de vragenlijst hebben ingevuld geeft aan dit niet te hebben meegemaakt op school en op school A en B is dit ook niet gebeurd. Op school C hebben de leerkrachten wel een nascholingstraject gevolgd over schrijfonderwijs.

95

In document Schrijven binnen de kaders (pagina 90-95)